Brief regering : Stand van zaken beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg
29 247 Acute zorg
Nr. 432
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 december 2023
Op 3 oktober 2022 heeft u van mij de Beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg (hierna:
beleidsagenda) ontvangen.1 De kwaliteit en toegankelijkheid van acute zorg zijn niet vanzelfsprekend; de houdbaarheid
van de acute zorg staat onder druk. Personeelskrapte in de sector en de toenemende
zorgvraag door vergrijzing dwingen ons om na te denken over hoe de acute zorg effectiever
en efficiënter in de keten georganiseerd kan worden. Op aangeven van het Integraal
Zorgakkoord (IZA) en de beleidsagenda zijn partijen met deze opdracht aan het werk
gegaan. Zo hebben de Regionaal Overleggen Acute Zorgketen (hierna: ROAZ) allemaal
een beeld opgeleverd, aan de hand waarvan zij nu concrete plannen kunnen maken voor
de herinrichting van de acute zorgketen, om de kwaliteit en toegankelijkheid ook in
de toekomst te kunnen borgen. Daarnaast zijn ook de gesprekken over de governance
van het ROAZ en de positionering van de voorzitter van het ROAZ gestart.
Ik heb u in de beleidsagenda toegezegd u dit najaar te informeren over de uitvoering
van deze beleidsagenda. Ik heb u eerder dit jaar geïnformeerd over zaken uit de beleidsagenda
toekomstbestendige acute zorg. Zo heeft u een brief ontvangen over de voortgang omtrent
zorgcoördinatie2, over de ontwikkelingen in het proces rondom het vervangen van de 45-minutennorm
en tijdkritische aandoeningen3 en heb ik u een voortgangsbrief IZA gestuurd.4 In de stand van zakenbrief moties en toezeggingen voor het verkiezingsreces 20235 heb ik u geïnformeerd over de ontwikkelingen in de ambulancezorg, waaronder AI in
de ambulancezorg. Met deze brief informeer ik u aanvullend hierop over de voortgang
van de beleidsagenda, meer specifiek over de stand van zaken ten aanzien van moties
en toezeggingen op het gebied van de acute zorg.
In deze brief ga ik per onderwerp in op de voortgang van de moties en toezeggingen.
Moties en toezeggingen over toegankelijkheid van acute zorg en de 45-minutennorm
Uw Kamer heeft een aantal moties aangenomen over de toegankelijkheid van de acute
zorg en over de 45-minutennorm voor spoedeisende hulpposten (SEH) en afdelingen acute
verloskunde. Deze (spreidings)norm regelt dat een SEH of afdeling acute verloskunde
niet mag sluiten als hierdoor meer mensen niet binnen 45 minuten na de melding met
een ambulance bij een SEH of afdeling acute verloskunde kunnen zijn. Op 16 juni 2023
heb ik een brief aan uw Kamer gestuurd over mijn voornemens om te werken aan een alternatief
en het dan vervangen van de 45-minutennorm.6 Uw Kamer heeft deze brief controversieel verklaard, dus het demissionaire kabinet
neemt geen besluiten over deze norm. Er loopt wel een ambtelijk traject waarin verkennende
gesprekken worden gevoerd met onder andere burgers, gemeenten en veldpartijen. Ook
worden verschillende varianten van normen in kaart gebracht ter voorbereiding op een
nieuw kabinet. Bij dit ambtelijke traject worden de volgende moties betrokken:
− Motie van het lid Bushoff (PvdA) over waarborgen dat bij het uitwerken van alternatieven
voor de 45 minutennorm de toegankelijkheid van acute zorg in Nederland niet verslechtert
maar verbetert7;
− Motie van de leden Van den Berg (CDA) en Ellemeet (GL) over nabijheid en leefbaarheid
van een regio meenemen bij het opstellen van de normen voor acute zorg8;
− Motie van het lid Van den Berg over behoud van capaciteit van de zorg in de regio
door een bottom-upaanpak9;
− Motie van het lid Van den Berg over de Kamer voor de begrotingsbehandeling informeren
over de uitvoering van de motie van de leden Van den Berg en Ellemeet en de vormgeving
van het leefbaarheidscriterium10;
− Motie van het lid Pouw-Verweij (JA21) c.s. over samen met het zorgveld komen tot een
duidelijke definitie van termen als SEH, huisartsenpost+ en spoedpost11 en
− Motie van de leden Den Haan (Fractie Den Haan) en Paulusma (D66) over inzetten op
communicatie over de ontwikkeling van nieuwe normen voor toegankelijkheid en kwaliteit
van acute zorg.12
Daarnaast heb ik toegezegd om de rapportage van Zorginstituut Nederland over tijdkritische
aandoeningen aan de Kamer te zenden en te bepalen wat nodig is om tot normen voor
tijdkritische aandoeningen te komen. Op 25 september 2023 heb ik deze rapportage aan
de Tweede Kamer gestuurd.13 Het is aan een nieuw kabinet om inhoudelijk te reageren op dit rapport.
Toezegging over het advies van Zorginstituut Nederland over de multitraumanorm
Ik heb toegezegd dat ik uw Kamer zou informeren over de manier waarop de aanbevelingen
uit het advies van Zorginstituut Nederland over de 90%-norm voor multitraumapatiënten
zouden worden opgepakt en over hoe de norm zo snel mogelijk alsnog kan worden gehaald.14
In het IZA is opgenomen dat zorgaanbieders en zorgprofessionals concrete afspraken
maken om ervoor te zorgen dat alle multitraumapatiënten worden behandeld in een level
1 traumacentrum, met de gestelde regionale norm van 90% als absolute ondergrens. Het
Zorginstituut heeft in april 2023 het Advies bevordering implementatie multitraumanorm
opgeleverd.15 Op basis van dit advies zijn op de IZA-thematafel samenwerking in de acute zorg werkafspraken
gemaakt over welke partij(en) met welke aanbeveling aan de slag gaat. Periodiek wordt
door VWS in het kader van de IZA-thematafel een uitvraag gedaan naar de stand van
zaken en indien nodig kunnen afspraken op de thematafel worden geagendeerd.
Er zijn werkafspraken gemaakt over het verbeteren van de preklinische triage, bijvoorbeeld
de afspraak dat medisch managers ambulancezorg en traumachirurgen structureel gaan
samenwerken, onder andere aan het doorontwikkelen van het Landelijk Protocol Ambulancezorg.
Ook is een onderzoeksvoorstel ingediend voor het prehospitale lactaatbepaling en andere
innovatieve voorspellers. Ten behoeve van het leren en ontwikkelen en het vergroten
van draagvlak onderneemt het LNAZ, in samenwerking met de managers van de ROAZ’en
en de traumachirurgen actie. De IGJ houdt actief toezicht op de organisatie van de
multitraumazorg in regio’s. De IGJ bevraagt regio’s en individuele ziekenhuizen op
de acties die worden ingezet om aan de 90%-norm te voldoen. Wanneer een ziekenhuis
niet voldoet aan de volumenorm van minimaal 240 ernstig gewonde multitraumapatiënten
per jaar, onderneemt de IGJ gerichte actie richting het ziekenhuis en de betreffende
regio. Hiermee beschouw ik de toezegging als afgedaan.
Motie van het lid Den Haan over de trauma triage app
De motie van het lid Den Haan verzoekt de regering te onderzoeken hoe structurele
bekostiging geregeld kan worden voor de trauma triage app, zodat de ambulancezorg
geen belemmeringen heeft om de app te implementeren en te gebruiken.16 Het Ministerie van VWS heeft overleggen over de governance en financiering van de
trauma triage app en bijbehorende werkwijze gefaciliteerd. Afgesproken is dat een
projectteam met onder andere LNAZ, AZN en zorgaanbieders uit een aantal regio’s een
voorstel uitwerken voor een pilot met de app in een aantal regio’s en een aanvraag
voorbereiden voor IZA-transformatiemiddelen. Die doen ze in nauw overleg met de zorgverzekeraar, omdat zorgverzekeraars
de aanvragen voor transformatiemiddelen beoordelen. Gedurende de pilotfase kan een
voorstel voor structurele bekostiging verder worden uitgewerkt. Hiermee beschouw ik
de motie van het lid Den Haan als afgedaan.
Motie van het lid Hijink over onafhankelijk onderzoek bij mogelijke sluitingen
De motie van het lid Hijink (SP) verzoekt te bewerkstelligen dat bij een mogelijke
sluiting van een spoedeisende hulppost, acute zorg en/of ic-afdeling, altijd een onafhankelijk
onderzoek wordt gedaan naar de effecten op de toekomst van het ziekenhuis, het personeel,
omliggende ziekenhuizen en zorgaanbieders, zodat op basis van onafhankelijk onderzoek
een besluit kan worden genomen door betrokken partijen.17 In het debat met uw Kamer van 22 juni jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 97, items 6 en 12) zijn vervolgens diverse moties ingediend over de betrokkenheid van burgers, lokaal
bestuur en zorgprofessionals bij de besluitvorming over het aanbod van acute zorg.18
Hierbij informeer ik uw Kamer over de wijze van uitvoering van deze moties in samenhang.
Ze hebben immers alle betrekking op het proces van besluitvorming over de eventuele
sluiting van het aanbod van acute zorg op een bepaalde locatie.
Uitgangspunten voor de huidige praktijk van besluitvorming over het aanbod van zorg
Allereerst wil ik benadrukken dat de raad van bestuur van een zorgaanbieder verantwoordelijk
is voor goede zorg voor patiënten, een veilig werkklimaat voor werknemers en de eigen
bedrijfsvoering. Als overheid kunnen we normen stellen en stimuleren dat kwaliteitskaders
tot stand komen. De zorgverzekeraars baseren hun zorginkoop mede hierop. De Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de
zorg en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) houdt onder andere toezicht op de naleving
van de zorgplicht door zorgverzekeraars. De zorgaanbieder beslist binnen de wettelijke
en kwaliteitskaders zelf welke zorg zij aanbiedt, ervan uitgaande dat deze zorg ook
wordt ingekocht door zorgverzekeraars. Op die manier moet zij invulling geven aan
de verschillende verantwoordelijkheden. Verschillende redenen en belangen kunnen hierbij
een rol spelen, welke ook financieel van aard kunnen zijn. De zorgaanbieder moet dus
zelf afwegingen (kunnen) maken.
Wat er al geregeld is voor besluitvorming over het aanbod van acute zorg
Wanneer een zorgaanbieder het aanbod van acute zorg op een bepaalde locatie geheel
of gedeeltelijk gaat beëindigen of opschorten, bestaan in de huidige praktijk een
aantal waarborgen zodat besluiten zorgvuldig worden genomen. Deze houden in dat de
zorgaanbieder de IGJ over de voornemens informeert, een bereikbaarheidsanalyse vraagt
bij het RIVM, het traumacentrum informeert, een bijeenkomst organiseert voor gemeenten
en voor inwoners en een continuïteitsplan opstelt, waarvan het concept wordt gedeeld
met de IGJ, het traumacentrum, de belanghebbende zorgaanbieders en zorgverzekeraars.
Het traumacentrum organiseert een Regionaal overleg acute zorgketen (ROAZ). De IGJ
houdt hier onafhankelijk toezicht op.19 De grootste zorgverzekeraar in de regio moet de NZa vroegtijdig informeren als er
een gerede kans bestaat dat het aanbod van acute zorg (tijdelijk) geheel of gedeeltelijk
zal worden gesloten. Het traumacentrum moet de NZa zo snel mogelijk informeren als
knelpunten in de regio in het ROAZ niet worden opgelost. De zorgverzekeraar moet voldoen
aan zijn zorgplicht en de NZa houdt onafhankelijk toezicht op de naleving van die
zorgplicht.
Wat ik wil versterken
Er zijn dus al veel waarborgen gecreëerd voor een goed proces van besluitvorming over
het aanbod van acute zorg. Op een aantal punten wil ik nog beter borgen dat een zorgaanbieder
bij zijn keuzes maatschappelijke belangen meeweegt. Het gaat hierbij onder andere
om de aspecten die in de genoemde motie van het lid Hijink worden genoemd: de effecten
op het personeel en op de omliggende ziekenhuizen en zorgaanbieders. Ook gaat het
om het meewegen van het perspectief van professionals en burgers/patiënten en de inbreng
van lokaal bestuur, zoals genoemd in de moties die op 22 juni jl. zijn ingediend.
Ten eerste kan ik aan de bestaande context toevoegen dat de IGJ en de NZa, als zij
worden geïnformeerd over mogelijke sluitingen van het aanbod van acute zorg in ziekenhuizen,
altijd nagaan of de AMvB wordt gevolgd en of zorgverzekeraars voldoende betrokken
zijn. De zorg aan patiënten moet geborgd zijn, de bereikbaarheidsanalyse van het RIVM
en het continuïteitsplan worden bestudeerd en getoetst op samenwerkingsafspraken in
de regio. De IGJ en de NZa doen dit daar waar nodig in overleg met elkaar. IGJ en
NZa hebben dan ook in alle recente casuïstiek, dan heb ik het over het Zuyderland
ziekenhuis in Heerlen, het Gelre ziekenhuis in Zutphen en het HagaZiekenhuis Zoetermeer,
hun toezichthoudende taken uitgeoefend en de situatie beoordeeld op risico’s. In de
recente praktijk heeft toezicht door de IGJ en NZa bij sluiting van acute (ziekenhuis)zorg
dus altijd al plaatsgevonden.
Ten tweede vraag ik de ROAZ-en om in de afspraken die worden gemaakt bij een eventuele
sluiting van het aanbod van acute zorg expliciet aandacht te besteden aan de toegankelijkheid
van de acute zorg en het behoud van medewerkers in de betreffende regio. In het ROAZ
worden alle relevante aspecten bekeken en goed gewogen. Dat geldt zeker ook voor de
in de motie van het lid Hijink genoemde aspecten van de effecten op andere ziekenhuizen
en zorgaanbieders en het personeel. Ook in de motie van de leden Drost (CU) en Tielen
(VVD)20 waarop ik ook elders in deze brief inga, wordt aandacht gevraagd voor het behoud
van personeel voor de zorg bij het eventueel sluiten van het aanbod van acute zorg.
Mede gezien de krapte op de arbeidsmarkt ga ik ervan uit dat een zorgaanbieder die
overweegt het aanbod van acute zorg op een bepaalde locatie te sluiten, dit betrekt
in zijn afwegingen. Dat is ook een kwestie van goed werkgeverschap. Ik zal met het
LNAZ en de partijen van de IZA-thematafel Samenwerking in de acute zorg bespreken
of bij een volgende gelegenheid dit aspect wordt meegenomen in de criteria voor de
ROAZ-plannen. Zonder goede afspraken over de effecten op andere zorgaanbieders en
personeel kunnen de kwaliteit en de continuïteit van de zorg niet geborgd worden.
Ten derde ga ik mede in het licht van de verschillende moties die op 22 juni jl. zijn
ingediend, verder bevorderen dat in de regio het goede gesprek wordt gevoerd met belanghebbenden.
Ik kan mij goed voorstellen dat veranderingen in het (acute) zorglandschap voor patiënten,
inwoners en lokale bestuurders leiden tot vragen en zorgen. Deze zorgen begrijp ik
ook. De aanwezigheid en met name de nabijheid van voorzieningen zoals een ziekenhuis
is voor veel inwoners van invloed op de ervaren leefbaarheid van een regio. Daarom
moet in de regio ook het goede gesprek gevoerd worden over het aanbod van acute zorg.
Professionals, inwoners en lokale bestuurders moeten daarbij goed en tijdig betrokken
zijn in een transparant proces.
In het kader van de Beleidsagenda toekomstbestendige acute zorg en het IZA heb ik
onder IZA-partijen een uitvraag gedaan naar de governance van het ROAZ. In deze uitvraag
komt ook de inbreng van burgers, lokaal bestuur en professionals bij besluiten over
acute zorg aan de orde. De IZA-partijen hebben tot begin november de tijd gehad om
te reageren op deze uitvraag. Momenteel ben ik de input aan het analyseren. Daarnaast
vinden gesprekken plaats met onder andere het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ),
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, GGD GHOR Nederland, Zorgbelang, Mind, de
Nederlandse Patiëntenfederatie, gemeenten en een provincie. Uit deze gesprekken haal
ik dat er echt behoefte is aan niet vrijblijvende duiding van hoe partijen zo goed
mogelijk met elkaar omgaan bij besluitvorming over het aanbod van acute zorg. Ik ga
daarom bezien hoe voor het gesprek in de regio een handreiking kan worden gemaakt
met betrokken partijen. Een dergelijke handreiking kan praktische handvatten of voorbeelden
bieden voor het gesprek tussen zorgaanbieders en belanghebbenden, met behoud van ieders
verantwoordelijkheid. Ziekenhuizen kunnen bijvoorbeeld zelf externe onderzoeken laten
doen of procesbegeleiding inschakelen om besluitvorming over een eventuele sluiting
goed te laten verlopen. Met een handreiking kan beter dan in regelgeving rekening
worden gehouden met het feit dat de omstandigheden, de urgentie van eventuele wijzigingen
in het aanbod van acute zorg en de belanghebbenden telkens anders zijn. Ik zal u hier
in het eerste kwartaal van 2024 over informeren.
Een overzicht van alle mogelijkheden die ik heb onderzocht in het kader van de uitvoering
van de motie van het lid Hijink is te vinden in de bijlage bij deze brief. Hiermee
beschouw ik de motie van het lid Hijink als afgedaan.
Moties van de leden Van der Plas en Van den Berg en Bushoff over betrokkenheid van
professionals
Het lid Van der Plas (BBB) heeft een motie ingediend over betrokkenheid van professionals
bij een eventuele sluiting van een afdeling acute verloskunde. Mevrouw Van der Plas
vraagt de AMvB acute zorg te evalueren op het punt van inspraak van direct betrokkenen
zoals verloskundigen.21 In het debat van 22 juni heb ik aangegeven dit te willen betrekken bij een reguliere
evaluatie van de AMvB acute zorg. Deze AMvB is pas per 1 januari 2022 in werking getreden.
Voor een reguliere evaluatie is het nu te vroeg. De leden Van den Berg en Bushoff
hebben in een motie verzocht te borgen dat professionals, zoals verpleegkundigen en
verzorgenden, betrokken worden bij het ROAZ bijvoorbeeld in de werkgroepen.22 Zoals ik hierboven aangaf komt in het kader van de verkenning die ik doe naar de
governance van het ROAZ de betrokkenheid van professionals aan bod en zal ik u in
het eerste kwartaal van 2024 informeren over de uitkomsten van deze verkenning.
Moties van de leden Van der Plas en Van den Berg en Bushoff over betrokkenheid van
gemeenten en directeur publieke gezondheid
Het lid Van der Plas heeft tevens een motie ingediend waarin zij vraagt om in gesprek
te gaan met de VNG om te kijken hoe gemeenten beter betrokken kunnen worden bij het
ROAZ.23 De eerder genoemde motie van de leden Van den Berg en Bushoff verzoekt te verduidelijken
dat de directeur publieke gezondheid (DPG) informatie uit mag wisselen met het college
van B&W en het standpunt vanuit gemeenten mag inbrengen en verzoekt hierover helder
te communiceren richting de ROAZ’en, Tijdens het debat van 22 juni jl. heb ik gezegd
dat ik de DPG zie als de vertegenwoordiger van de gemeenten in de (veiligheids)regio.
De DPG kijkt naar het belang van de burger en van de publieke gezondheid. Ik heb aangegeven
te willen bezien of de verantwoordelijkheden van de DPG helderder omschreven kunnen
worden zodat ook voor gemeenten duidelijk is wat zij van de DPG kunnen verwachten.
De rol van gemeenten, de voorzitter van de veiligheidsregio en de DPG komt aan de
orde in de bovengenoemde verkenning naar de governance van het ROAZ. VNG en GGD GHOR
Nederland hebben langs deze weg gelegenheid gekregen om mee te denken over betrokkenheid
van gemeenten en DPG bij eventuele plannen om het aanbod van acute zorg op een bepaalde
locatie te sluiten. Ook langs andere wegen ben ik in gesprek met de VNG en GGD GHOR
Nederland.
Voorop staat dat ik van zorgaanbieders verwacht dat zij het gesprek met gemeenten
niet zien als een af te vinken actie, maar daadwerkelijk tijdig luisteren naar hun
zorgen en die in hun afwegingen betrekken. Gemeenten kunnen ook het initiatief nemen
om de voorzitter van het ROAZ of de directeur publieke gezondheid uit te nodigen voor
een overleg. In de eerder genoemde handreiking, waarover ik u in het eerste kwartaal
van 2024 zal informeren, kunnen dergelijke mogelijkheden nader worden geconcretiseerd
en ter inspiratie dienen.
Motie van de leden Van den Berg en Bushoff over een patiëntenvertegenwoordiger in
het ROAZ
De leden Van den Berg en Bushoff vragen in de genoemde motie tevens om te borgen dat
bij ieder ROAZ-overleg een regionale patiëntvertegenwoordiger kan deelnemen. Ook het
perspectief van burgers en patiënten komt aan de orde in de verkenning naar de governance
van het ROAZ. De Patiëntenfederatie Nederland heeft ook de gelegenheid gehad om op
deze uitvraag te reageren. Zoals hierboven aangegeven zal ik u over de uitkomst van
deze verkenning in het eerste kwartaal van 2024 informeren.
Om de inbreng van burgers bij wijzigingen en de inrichting van de zorg in de regio
te bevorderen en te ondersteunen, start het Ministerie van VWS in 2024 met proeftuinen
met «regionale participatiehubs» die proactief zorgen dat patiënten worden betrokken
bij regionale «tafels» waar besloten wordt over de regionale zorg. De wens van het
Ministerie van VWS is om deze regionale hubs in verbinding te laten staan met onder
meer de regionale domeinoverstijgende samenwerkingsverbanden (DSV’s) die worden opgezet
ten behoeve van integrale regionale samenwerking die vanuit het IZA wordt nagestreefd.
Momenteel wordt nog uitgewerkt wat de rol en taken van deze participatiehubs zullen
zijn. Het is goed mogelijk dat ook de ROAZ-en ondersteund kunnen worden bij hun vragen
over het betrekken van burgers.
Motie van de leden Westerveld en Tielen over inhoudelijke reactie op bezwaren en visies
van belanghebbenden
Op 22 juni jl. hebben de leden Westerveld (GL) en Tielen een motie ingediend waarin
wordt verzocht vast te leggen dat zorgaanbieders inhoudelijk gemotiveerd op aangedragen
bezwaren en naar voren gebrachte visies afzonderlijk moeten reageren.24 Daarnaast wordt verzocht, indien er een negatief advies komt, een vervolgoverleg
te verplichten en minimumvereisten te formuleren waar de reactie van zorgaanbieders
aan moet voldoen. Tijdens het debat gaf ik aan dat ik beluister dat de inspanningen
van zorgaanbieders om inwoners en lokaal bestuur te betrekken bij besluiten over het
aanbod van acute zorg en de beleving daarvan bij die partijen uiteenloopt. Daarom
ga ik ook bezien of in de genoemde handreiking waarover u in het eerste kwartaal van
2024 wordt geïnformeerd op dit punt een verduidelijking kan worden aangebracht.
Motie van de leden Dijk, Van den Berg en Bushoff over financiering van de spoedeisende
zorg meer op basis van beschikbaarheid
De leden Dijk (SP), Van den Berg en Bushoff hebben op 26 oktober jl. een motie ingediend
waarin het kabinet wordt verzocht om stappen te zetten om de spoedeisende zorg meer
te financieren op basis van beschikbaarheid.25 Ik heb de NZa om advies gevraagd over de bekostiging van de acute zorg. De bekostiging
van de spoedeisende hulp zal een belangrijk onderdeel vormen van dit advies. Het advies
ontvang ik een dezer dagen. Ik zal u het advies zo snel mogelijk na het Kerstreces
toezenden. De opvolging van het advies en de verdere uitvoering van de motie laat
ik aan een volgend kabinet.
Motie van het lid van Tielen over het stimuleren van regionale samenwerking tussen
ziekenhuizen
De motie van het lid van Tielen verzoekt de regering om met zorgverzekeraars te overleggen
op welke manier regionale samenwerking tussen ziekenhuizen sterker gestimuleerd kan
worden teneinde kwaliteit, toegankelijkheid en personele beschikbaarheid van acute
zorg te kunnen waarborgen. Naar aanleiding van deze motie heb ik gesproken met Zorgverzekeraars
Nederland over het stimuleren van deze samenwerking. De ROAZ-plannen, waar op dit
moment in elke regio aan wordt gewerkt, zijn hiervoor de belangrijkste route. In de
ROAZ-plannen bepalen partijen wat de belangrijkste transformatieopgaven in de regio
zijn om de toegankelijkheid, bereikbaarheid en kwaliteit van de acute zorg duurzaam
te borgen en maken de ROAZ-partijen niet vrijblijvende afspraken over hoe deze opgaven
worden aangepakt. Onderwerpen die in ieder geval terug moeten komen in deze plannen
zijn onder andere het verstevigen van de samenwerking in de gehele acute zorgketen,
differentiatie, spreiding en concentratie van acute zorg en gezamenlijke voorzieningen
in de keten. De marktleider zorgverzekeraars is samen met de voorzitter van het ROAZ
de initiatiefnemer van het opstellen van de ROAZ-plannen. Alle zorgverzekeraars zijn
nauw betrokken bij het opstellen van de ROAZ-plannen en stimuleren daarbij onder andere
de samenwerking tussen ziekenhuizen die nodig is om de knelpunten in een regio aan
te pakken. De deadline van de ROAZ-plannen is eind 2023. De NZa zal vervolgens in
de eerste helft van 2024 een rode-dradenanalyse maken van de ROAZ-plannen waarin zij
toetsen of met de plannen de knelpunten in de toegankelijkheid van de acute zorg worden
aangepakt. Hiermee beschouw ik de motie van het lid Tielen als afgedaan.
Motie van de leden Drost en Tielen over behoud van personeel bij sluiten van acute
zorg voorzieningen
Op 22 juni jl. hebben de leden Drost en Tielen een motie ingediend waarin zij verzoeken
aan de ROAZ-en te vragen om als acute zorg sluit ook aandacht te besteden aan het
behoud van personeel voor de zorg.26 Mede gezien de krapte op de arbeidsmarkt ga ik ervan uit dat ook een zorgaanbieder
die overweegt het aanbod van acute zorg op een bepaalde locatie te sluiten, dit betrekt
in zijn afwegingen. Dat is ook een kwestie van goed werkgeverschap. Ik zal met het
LNAZ en de partijen van de IZA-thematafel Samenwerking in de acute zorg bespreken
of bij een volgende gelegenheid dit aspect wordt meegenomen in de criteria voor de
ROAZ-plannen. Ik zal ook bezien of het wenselijk is op dit punt een eis te stellen
aan het continuïteitsplan. Ik zal u hierover in het eerste kwartaal van 2024 informeren
in het kader van de genoemde handreiking.
Motie van de leden Drost en Westerveld over het bepreken van het belang van praktische
bereikbaarheid van het ziekenhuis in Zutphen
De aangenomen motie van de leden Drost en Westerveld verzoekt de regering om met partijen
in de regio het belang van de praktische bereikbaarheid van het ziekenhuis in Zutphen
te bespreken, en te benadrukken dat bij een eventuele sluiting van de SEH in Zutphen
de uitwijklocatie goed bereikbaar moet zijn met het openbaar vervoer.27
In de zomer van 2023 zijn de plannen voor de locatieprofielen van Gelre Ziekenhuizen
verder uitgewerkt, inclusief de plannen voor de spoedzorg in Zutphen.28 De spoedeisende hulp (SEH) op de locatie Zutphen zal niet sluiten, deze wordt echter
wel anders ingericht. Voor laagcomplexe spoedeisende zorg kan men op dit moment nog
op alle momenten terecht op de SEH. Vanaf eind van dit jaar (2023) kunnen patiënten
voor spoedzorg 7 dagen per week, tussen 8.00 en 21.00 uur terecht op de SEH-voorziening
in Zutphen. In de avond en nacht, tussen 21.00 tot 8.00 uur, 7 dagen per week, wordt
er basis-spoedzorg verleend in samenwerking met de huisartsen op het nieuw ingerichte
spoedplein. Mocht (hoog)complexe spoedzorg noodzakelijk zijn, dan bestaat er de mogelijkheid
om de patiënt met een ambulance, na stabilisatie, over te plaatsen naar de locatie
van Gelre Ziekenhuizen in Apeldoorn. Om de capaciteit te waarborgen, gaat er een extra
ambulance rijden tussen de locaties Apeldoorn en Zutphen.
De locatie in Apeldoorn geldt als de voornaamste uitwijklocatie voor de locatie van
Gelre Ziekenziekenhuizen in Zutphen. Andere locaties waarnaar uitgeweken kan worden
zijn de ziekenhuizen in Deventer, Doetinchem en Arnhem. De bereikbaarheid van deze
locaties is vergelijkbaar met Apeldoorn, en ze kennen allemaal een adequate verbinding
met het openbaar vervoer. Daarnaast biedt de Provincie Gelderland de dienst van de
HaltetaxiRRReis. Deze dienst biedt reizigers woonachtig in gebieden met minder reguliere
toegang tot het openbaar vervoer een alternatief om toch naar ziekenhuislocaties te
reizen.
In algemene zin ben ik van harte bereid om samen met de relevante partijen in gesprek
te gaan over het belang van de bereikbaarheid van ziekenhuisvoorzieningen, in het
bijzonder de locatie van Gelre Ziekenhuizen in Zutphen, met het openbaar vervoer.
Daartoe is ook op ambtelijk niveau overleg geweest met het Ministerie van I&W, en
met de Provincie Gelderland, beide beleidsinhoudelijk verantwoordelijk voor regionale
bereikbaarheid en het openbaar vervoer. Vanuit de Ministeries van VWS en BZK zal op
(hoog)ambtelijk niveau met de Provinciale Staten van Gelderland het gesprek worden
aangegaan, in eerste instantie over het belang van de betrokkenheid van het lokaal
bestuur en hoe deze betrokkenheid beter geborgd zou kunnen worden, gegeven de verschillende
verantwoordelijkheden voor de zorg in de regio en het belang van zowel kwaliteit als
toegankelijkheid van de zorg. Tijdens dit gesprek zal ook het belang van goede bereikbaarheid
van ziekenhuisvoorzieningen met het openbaar vervoer onderwerp van gesprek zijn. Hiermee
beschouw ik de motie van de leden Drost en Westerveld als afgedaan.
Motie van het lid Dijk over behoud van een volwaardig ziekenhuis in Heerlen
De motie van het lid Dijk29 verzoekt de regering om zich er zo veel mogelijk voor in te zetten om ervoor te zorgen
dat Heerlen een volwaardig ziekenhuis behoudt. Ik heb eerder aangegeven dat het niet
aan mij is om een definitie te maken van wat een «volwaardig ziekenhuis» is en om
iets te doen aan welke zorg het betreffende ziekenhuis op welke locatie levert, los
van alle voorwaarden die daaraan gesteld zijn in de AMvB acute zorg. Daarom zal ik
er bij partijen op blijven aandringen om het proces bij wijzigingen in het acute zorgaanbod
zo zorgvuldig mogelijk te doorlopen via de procedure die is opgenomen in de AMvB acute
zorg zodat partijen elkaar goed en tijdig betrekken.
In dat kader juich ik toe dat het Zuyderland ziekenhuis met de preferente zorgverzekeraar
CZ een brede verkenning is gestart om duidelijk te krijgen wat nodig is om de kracht
van de regio en de gezondheid van de burgers te versterken. Daartoe is inmiddels ook
een regietafel ingericht waarin naast het ziekenhuis en de preferente zorgverzekeraar
(CZ) ook huisartsen, ambulancezorg en Burgerkracht Limburg zitting hebben. Mevrouw
Bouwmeester gaat als onafhankelijk voorzitter van deze regietafel de gesprekken tussen
de genoemde partijen begeleiden. Naast de deelnemers van de regietafel zullen ook
de gemeenten en de provincie deelnemen aan de gesprekken.
Deze verkenning kan niet los gezien worden van de stappen die er binnen het Integraal
Zorgakkoord (IZA) reeds gezet zijn en worden. Tegelijkertijd bieden de gesprekken
de mogelijkheid om oplossingen vanuit andere domeinen aan te reiken die een bijdrage
kunnen leveren aan een integrale oplossing en zo ook zorgen bij inwoners kunnen wegnemen
of kwetsbare scenario’s. Samen met de IGJ en NZa blijf ik de situatie rond Zuyderland
nauw volgen. Hiermee beschouw ik de motie van het lid Dijk als afgedaan.
Motie van het lid Den Haan over het behoud van zorgcoördinatiecentra in de overbruggingsfase
De motie van het lid Den Haan30 verzoekt de regering om de Kamer nader te informeren hoe geborgd wordt dat deze zorgcoördinatiecentra
in de overbruggingsfase kunnen blijven bestaan, zodat deze belangrijke infrastructuur
niet verloren gaat.
Op verzoek van het ministerie heeft de Nederlandse Zorgautoriteit in september het
rapport «Handvatten voor financiering van een zorgcoördinatiecentrum (zcc) per 2024»31 uitgebracht, waarin de mogelijkheden uiteengezet worden om zorgcoördinatie te financieren
binnen de huidige bekostigingsstructuur. Daarnaast heeft Zorgverzekeraars Nederland
toegezegd dat zorgverzekeraars borgen dat de bestaande pilots die passen bij de structurele
inrichting van zorgcoördinatie worden meegenomen in de contractering voor 2024. Hiermee
beschouw ik de motie van het lid Den Haan als afgedaan.
Grensoverstijgende ambulancezorg
Voor regio’s aan de grens bestaat de behoefte bij partijen in de acute zorg om over
de landsgrenzen heen samen te werken. In veel regio’s zijn bijvoorbeeld al operationele
afspraken gemaakt met betrekking tot grensoverstijgende ambulancezorg. Ik zie ook
nadrukkelijk de meerwaarde in van dergelijke samenwerkingen. Om partijen hierbij te
ondersteunen wordt onder andere een handboek opgesteld door Ambulancezorg Nederland
(AZN) voor het maken van afspraken over grensoverstijgend ambulancevervoer. Daarnaast
werkt AZN een aantal ervaren knelpunten verder uit, bijvoorbeeld op het gebied van
het voeren van optische en geluidssignalen en het vervoer van opiaten over de landsgrenzen.
Ik zet me in om met betrokken partners over de grens een bijeenkomst te organiseren
rondom deze thema’s en om ervaren knelpunten vervolgens zo goed in beeld te brengen.
Op 6 december jl. heeft er in Nijmegen een rondetafelbijeenkomst plaatsgevonden, waarbij
experts uit
Nederland en de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen bijeen kwamen om ervaren knelpunten
met elkaar te bespreken. Ik ga met AZN in overleg om de knelpunten verder uit te werken
en te bespreken hoe deze opgepakt gaan worden.
Motie van de leden Paulusma en Tielen over verkennen actuele medicatieoverzichten
onder Wogs
De motie van de leden Paulusma en Tielen verzoekt de regering «om samen met het veld te verkennen of actuele medicatieoverzichten van patiënten onder
de reikwijdte van het aankomende wetsvoorstel om een opt-out in de acute zorg te realiseren,
kunnen worden gebracht, zonder vertraging van de voorbereiding van het desbetreffende
wetsvoorstel, en de Kamer over de uitkomst te informeren».32
De motie is ingediend naar aanleiding van een brief die de NVZ en de Patiëntenfederatie
Nederland 21 juni 2023 mede namens de KNMP, NVZA, InEen, NHG, LHV, FMS, ZKN, NFU,
de Nederlandse ggz, FNT en RSO Nederland aan de Tweede Kamer hebben verstuurd.33 De inzet van de brief is om te komen tot een volledig, actueel medicatieoverzicht
voor zorgverleners die een patiënt behandelen.
Met uw Kamer en de inbrengers van de brief wordt gedeeld dat het belangrijk is om
te komen tot volledige en actuele medicatieoverzichten. Immers, de beschikbaarheid
van volledige en actuele medicatieoverzichten draagt bij aan het verbeteren van de
kwaliteit en efficiëntie van de zorg, doordat het medicatie-incidenten, onnodige ziekenhuisopnamen
en inefficiënte overdracht voorkomt. Om dit te realiseren moeten alle voorgeschreven,
verstrekte, toegediende en gebruikte medicatie van een patiënt, maar ook de laboratoriumwaarden
en gegevens over contra-indicaties en overgevoeligheden van de patiënt elektronisch
opvraagbaar zijn. Onder het huidige recht is veelal toestemming nodig voor het elektronisch
opvraagbaar maken van gegevens. Omdat mensen dit niet altijd voor al hun medicatiegegevens
geven, ontstaan geen volledige en actuele medicatieoverzichten. Het gebrek aan actuele
en volledige gegevens veroorzaakt risico’s voor met name kwetsbare patiënten. Het
hindert veilige zorg. Daarnaast kost het gebrek aan overzicht onnodig veel tijd en
energie om gegevens te achterhalen.
Het belang van de directe beschikbaarheid van volledige en actuele medicatieoverzichten
geldt voor geplande, maar uiteraard ook voor spoedeisende zorg. Er is echter een aantal
redenen om actuele medicatieoverzichten niet onder het Wetsvoorstel opvraagbaarheid
gegevens voor spoedeisende zorg (hierna: Wogs) te brengen, maar in plaats daarvan
in te zetten op een zorgbrede heroriëntatie van de grondslagen voor actuele medicatieoverzichten.
Hieronder wordt dit nader toegelicht. Overigens ben ik voornemens om de medicatiegegevens
die nu al in het medisch dossier van de huisarts aanwezig zijn en op grond van de
richtlijn Gegevensuitwisseling Acute zorg34 en Gegevensuitwisseling huisarts en huisartsenpost35 opgevraagd moeten kunnen worden voor goede zorg, wel binnen bereik van de Wogs te
brengen.
Verkenning
Op basis van uw motie is verkend of medicatieoverzichten onder de reikwijdte van de
Wogs kunnen worden gebracht. Ten behoeve van die verkenning heeft een gesprek plaatsgevonden
met de Patiëntenfederatie Nederland en is een uitgebreide analyse gemaakt. De conclusie
is, zoals gezegd, dat het de voorkeur heeft om actuele medicatieoverzichten niet onder
de Wogs te brengen, maar in plaats daarvan in te zetten op een zorgbrede heroriëntatie
van de grondslagen voor actuele medicatieoverzichten. De belangrijkste redenen hiervoor
zijn:
1. Zorgbrede aanpak nodig voor effecten
Het onderbrengen van actuele medicatieoverzichten onder de Wogs leidt ertoe dat een
onderscheid ontstaat tussen het wettelijke regime dat geldt voor het uitwisselen van
medicatieoverzichten in de spoedeisende zorg (namelijk: gegevensdeling, tenzij bezwaar)
en voor het uitwisselen van medicatieoverzichten in de geplande zorg (namelijk: toestemming).
Betrokken partijen geven echter aan dat om de effecten op kwaliteit en efficiëntie
van de zorg te kunnen realiseren de beschikbaarheid van een actueel medicatieoverzicht
in den brede – en dus niet enkel voor spoedeisende zorg – nodig is. Het onderscheid
dat ontstaat door actuele medicatieoverzichten onder de Wogs te brengen is niet opportuun,
omdat de zorgbrede keten nodig is om gezondheidswinst voor de patiënt op te leveren.
Want alleen als alle zorgverleners in het netwerk van de patiënt de beschikking hebben
over volledig actueel medicatieoverzicht, kan veilige farmaceutische zorg worden geleverd.
Dit betekent dat zij de medicatiegegevens, labwaarden en informatie over overgevoeligheden
van de patiënt moeten kunnen raadplegen uit de systemen van de andere zorgverleners
van de patiënt, bij zijn huisarts, apotheker, medisch specialist, specialist ouderengeneeskunde
of psychiater. Voor actuele medicatieoverzichten gaat mijn voorkeur daarom uit naar
een heroriëntatie van grondslagen voor zowel spoedeisende als geplande zorg.
2. Haalbaarheid en kosten
Een andere overweging om actuele medicatieoverzichten niet onder de Wogs te brengen,
is dat dit waarschijnlijk leidt tot (onnodige) kosten.
De oorzaak daarvan is, dat als gegevens onder de Wogs worden gebracht, in ICT-systemen
een onderscheid zal moeten worden gemaakt tussen uitwisseling van die gegevens in
het kader van spoedeisende zorg en uitwisseling van die gegevens in het kader van
geplande zorg.
Zo zal bijvoorbeeld technisch moeten worden geborgd dat gegevens die uitgewisseld
worden ten behoeve van spoedeisende zorg niet opgevraagd mogen worden door zorgverleners
die geen spoedeisende zorg verlenen. Het aanpassen van ICT-systemen brengt kosten
met zich mee. Voor medicatiegegevens is de kans evenwel reëel dat op een later moment
ook de grondslagen voor uitwisseling van deze gegevens ten behoeve van geplande zorg
aangepast zullen worden. Dit is een reële kans, omdat een deel van de medicatiegegevens
onder de concept EHDS-verordening valt (waarbij de EHDS-verordening geen onderscheid
maakt tussen spoedeisende als geplande zorg) en omdat dit een mogelijke uitkomst is
van de hierboven genoemde zorgbrede heroriëntatie.
Als nu eerst de grondslagen voor uitwisseling van actuele medicatieoverzichten ten
behoeve van spoedeisende zorg worden aangepast en op een later moment voor geplande
zorg, zijn de kosten voor het aanpassen van ICT-systemen ondoelmatig gemaakt. Dit
speelt nadrukkelijk bij actuele medicatieoverzichten, omdat daarbij veel verschillende
bronhouders en systemen betrokken zijn en dat dus technisch complex is.
3. Technische randvoorwaarden nog niet gereed
Een andere belangrijke reden om actuele medicatieoverzichten niet onder de Wogs te
brengen, is dat de technische randvoorwaarden voor uitwisseling ten behoeve van actuele
medicatieoverzichten nog niet op orde zijn. Om tot volledige, actuele medicatieoverzichten
te komen is het van belang dat alle medicatiegegevens van een patiënt direct beschikbaar
worden gemaakt. Voor veel patiënten staan de medicatiegegevens bij een aantal verschillende
bronhouders (zorgaanbieders). Die bronhouders gebruiken veelal verschillende uitwisselingssystemen,
die op dit moment nog niet interoperabel zijn. Dit betekent ten eerste dat enkel het
aanpassen van grondslagen (door actuele medicatieoverzichten onder de Wogs te brengen)
niet zal leiden tot volledige, actuele medicatieoverzichten. Immers, zelfs als juridisch
is geregeld dat er (zonder toestemming) uitgewisseld moet worden, zullen de gegevens
technisch niet altijd uitgewisseld kunnen worden. Dit betekent ook dat een verplichting
om gegevens uit te wisselen volgens het regime onder de Wogs, niet altijd goed uitvoerbaar
zal zijn. Wanneer er toch voor wordt gekozen om medicatieoverzichten onder de Wogs
te brengen, kan de volledigheid van de overzichten niet worden gegarandeerd. Hierdoor
ontstaat een reëel risico op vermijdbare fouten door zorgverleners door het ontbreken
van gegevens: zij weten niet welke gegevens missen. Bij medicatieoverzichten is de
volledigheid echter van essentieel belang, omdat anders het risico op zorgfouten ontstaat
(onvolledige medicatieoverzichten kunnen leiden tot medicatie-incidenten).
4. Uitvoerbaarheid zeggenschap patiënten
Verder spelen uitvoerbaarheidsvraagstukken rondom het uitoefenen van zeggenschap door
patiënten een rol. Hierboven is al aangegeven dat voor veel patiënten medicatiegegevens
bij verschillende bronhouders staan. Veelal weten patiënten niet waar deze gegevens
precies staan en waar ze al dan niet toestemming voor hebben gegeven. Het is voor
patiënten ondoenlijk om dit te achterhalen en aan alle betrokken zorgaanbieders door
te geven of ze wel of niet bezwaar willen maken tegen het opvraagbaar maken van gegevens.
Dit betekent dat een online toestemmingsvoorziening (hierna: OTV) essentieel is om
patiënten regie te laten nemen over hun eigen gegevens. Er wordt hard gewerkt aan
de realisering van online toestemmingsvoorzieningen. Zo is afgelopen najaar Mitz in
gebruik genomen. Mitz functioneert echter nog niet zorgbreed optimaal. Hierdoor kunnen
patiënten op dit moment – zelfs als medicatieoverzichten onder de Wogs worden gebracht
– praktisch gezien geen regie voeren over het al dan niet beschikbaar stellen van
hun medicatiegegevens.
Stappen om te komen tot volledige, actuele medicatieoverzichten
Hierboven is gewezen op het belang van de technische randvoorwaarden. Aan de realisering
van die randvoorwaarden wordt op dit moment hard gewerkt.
Het veld heeft in de kwaliteitsstandaard «Overdracht van medicatiegegevens in de keten»36 afspraken gemaakt over uitwisseling van medicatiegegevens en het actuele medicatieoverzicht.
Om deze afspraken te kunnen realiseren moeten de informatiestandaarden (waarin afspraken
zijn gemaakt over de techniek) die zijn vastgesteld voor de uitwisseling van medicatiegegevens
en het actuele medicatieoverzicht, worden geïmplementeerd. Het gaat daarbij om de
informatiestandaarden medicatieproces (MP9)37, lab2zorg38 en contra-indicatie en overgevoeligheden39. Deze informatiestandaarden zijn nog niet (volledig) geïmplementeerd. Sinds oktober
2022 loopt een «kickstart» als belangrijk stap richting de implementatie van de kwaliteitsstandaard
Medicatieoverdracht en de informatiestandaard MP9. In deze kickstart worden in een
netwerk van zorgverleners in de regio’s Friesland en Rotterdam-Rijnmond de technische
specificaties getest en wordt verdere opschaling en landelijke uitrol voorbereid.
In het verlengde van deze stappen is ook beoogd om medicatieoverdracht stapsgewijs
onder de Wegiz te brengen. Vanaf 2026 zullen medicatiegegevens in het actuele medicatieoverzicht
elektronisch interoperabel uitgewisseld kunnen worden in het netwerk van de patiënt,
te beginnen met de Kickstart regio’s. Later volgt uitbreiding naar meer zorgaanbieders
en landelijke opschaling.
Ook worden belangrijke stappen gezet in de verdere ontwikkeling van OTV’s. Zoals gezegd,
is Mitz afgelopen najaar in gebruik genomen. Zorgaanbieders kunnen en worden nu aangesloten
op Mitz en burgers kunnen via www.mijnmitz.nl toestemmingen registreren. Doelstelling is dat alle zorgaanbieders in het kader van
het behalen van de IZA-doelstellingen in 2025 aangesloten zijn op Mitz.
Deze inzet en voortgang op de realisering van de technische randvoorwaarden biedt
perspectief om te komen tot een zorgbrede heroriëntatie van de grondslagen ten behoeve
van de realisering van volledige, actuele medicatieoverzichten. Daarom wordt gestart
met het uitwerken van de mogelijkheden om te komen tot een opt-out regeling voor actuele
medicatieoverzichten voor zowel geplande als spoedeisende zorg. Hierbij zullen uiteraard
de uitkomsten van de genoemde kickstart, de ontwikkeling van de technische randvoorwaarden
en de uitvoerbaarheid (zie hierboven onder de punten 4 en 5) worden betrokken, alsook
de aspecten die eerder in de brief van april 2023 over de heroriëntatie grondslagen40 zijn benoemd: het maatschappelijk draagvlak en de ontwikkelingen rondom het landelijk
dekkend netwerk van infrastructuren voor gegevensuitwisseling in de zorg en de EHDS-verordening.
Conclusie verkenning actuele medicatieoverzichten
Het is belangrijk om te komen tot volledige en actuele medicatieoverzichten. Het heeft
echter de voorkeur om medicatieoverzichten niet onder de Wogs te brengen, maar in
plaats daarvan in te zetten op het realiseren van de technische randvoorwaarden en
te starten met het uitwerken van de mogelijkheden om te komen tot een opt-out regeling
voor actuele medicatieoverzichten voor zowel geplande als spoedeisende zorg. Hiermee
beschouw ik de motie van de leden Paulusma en Tielen als afgedaan.
Tot slot
Ondanks dat het kabinet een demissionaire status heeft, en er een nieuw kabinet geformeerd
moet worden, ligt de voortgang van de beleidsagenda niet stil. De druk op de acute
zorg is hoog en alle zorgmedewerkers in de acute zorg blijven dit ervaren. Daarom
zijn partijen in de zorg, zorgverzekeraars, patiëntenorganisaties, lokale overheden,
et cetera, voortdurend met elkaar in gesprek en aan de slag om de acute zorg toekomstbestendig
te maken.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport