Brief regering : Verslag Raad voor Concurrentievermogen 7-8 december 2023
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 1050
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2023
Op 7 en 8 december 2023 vond de Raad voor Concurrentievermogen plaats in Brussel.
Deze Raad stond in het teken van interne markt en industrie, onderzoek, en ruimtevaart.
Met deze brief stuur ik u het verslag van de Raad, mede namens de Minister van Onderwijs,
Cultuur, en Wetenschap, en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Tevens willig ik in dit verslag de motie van het lid Van Strien c.s.1 en de toezegging aan de Kamer om u nader te informeren over de Duitse staalindustrie.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Raad voor Concurrentievermogen 7 december 2023 – interne markt en industrie onderdeel
De Raad voor Concurrentievermogen (hierna: Raad) van 7 december 2023 stond in het
teken van de interne markt en industrie. De algemene oriëntatie op de Net Zero Industry
Act2 (NZIA) is aangenomen. De Raad besprak ook de voortang van de onderhandelingen omtrent
het voorstel voor de Verordening verbod producten gemaakt met dwangarbeid3. Er kwam ook een aantal diversenpunten aan bod.
Net Zero Industry Act
Algemene Oriëntatie
Tijdens de Raad was er brede steun door de lidstaten voor de Algemene Oriëntatie op
de Net Zero Industry Act. Het Spaanse Voorzitterschap benadrukte dat er snelheid nodig
is om de groene transitie te realiseren, de Europese industrie toekomstbestendig te
maken en het investeringsklimaat te verbeteren. Het Spaanse Voorzitterschap noemde
de NZIA, de Critical Raw Materials Act4, en de Chips Act5 het antwoord van de Unie op de in potentie oneerlijke concurrentie van grote geopolitieke
spelers. De Europese Commissie (hierna: Commissie) noemde tevens het belang van een
proactief Europees industriebeleid om strategische risicovolle afhankelijkheden af
te bouwen. De NZIA is hierin een belangrijke stap doordat het productie, vergunningverlening,
vaardigheden, en publieke aanbestedingen ten aanzien van netto-nul technologieën adresseert.
Nederland was positief over de gemaakte veranderingen in het artikel over Carbon Capture
Storage (CCS) die Nederland met een gelijkgestemde lidstaat had ingebracht tijdens
de Raadsonderhandelingen en bedankte het Voorzitterschap en de Commissie voor hun
steun voor Net Zero Accelaration Areas. De discussie ging verder voornamelijk over
de lijst van strategische technologieën en het artikel over veilingen. Met betrekking
tot de lijst strategische technologieën was er tijdens de Raadsonderhandelingen een
groep lidstaten die kernenergie onderdeel wilde maken van deze lijst. Hiermee zou
kernenergie gebruik kunnen maken van alle voordelen die de NZIA biedt zoals de kortste
doorlooptijd van vergunningen. Veel lidstaten – waaronder Nederland – konden de opname
van kernenergie in de lijst van strategische technologieën steunen. Echter konden
enkele andere lidstaten dit niet steunen n omdat zij de angst hadden dat hiermee de
deur open werd gezet voor Europese financiering. Om hen te ontzorgen gaf de Raad hen
een waarborging in het artikel dat de status van strategische technologie voor kernenergie
geen veranderingen aanbrengt voor EU-fondsen. Uiteindelijk was dit voldoende voor
deze lidstaten om in te kunnen stemmen met dit onderdeel van NZIA.
Het andere gevoelige punt was het artikel over veilingen en de vraag in welke mate
de non-price criteria (weerbaarheid en duurzaamheid) die in het artikel worden geïntroduceerd
mee zouden moeten wegen in de veilingvoorwaarden. Meerdere cruciale percentages stonden
tot kort voor de Raad ter discussie waarbij een grote lidstaat pleitte voor meer ambitie
en een andere grote lidstaat voor meer flexibiliteit. De Nederlandse positie bevond
zich ergens tussen de twee lidstaten. De ambitie is ten opzichte van het Commissie
voorstel uiteindelijk iets verhoogd. Het Spaanse voorzitterschap heeft op verzoek
van de lidstaat die meer flexibiliteit wilde nog een nieuwe overweging toegevoegd
waarin een link wordt gelegd tussen het artikel over veilingen en het productiedoel
van 40% voor Europese productie van netto-nul technologieën. Komende tijd zullen de
trilogen beginnen. Het Spaande Voorzitterschap heeft als voornemen om in het eerste
kwartaal van 2024 een akkoord te bereiken.
Verordening verbod producten gemaakt met dwangarbeid
Voortgangsrapportage
De Raad besprak de voortgang van de voorgestelde verordening voor een verbod op producten
gemaakt met dwangarbeid. Het Spaanse voorzitterschap en de Commissie benadrukten dat
dit voorstel een concreet instrument is om dwangarbeid tegen te gaan en zo een concrete
omzetting is van de EU mensenrechten agenda. Vrijwel alle lidstaten uitten politieke
steun voor het doel van het voorstel. Er was ook consensus dat verder technisch werk
nodig is over de details van het instrument om tot een Raadspositie te komen.
De Raad was verdeeld over de rol van de Commissie in het toezicht op de verordening.
Een groep lidstaten, waaronder Nederland, is voorstander van het voorstel van het
Spaanse voorzitterschap om de Commissie een meer centrale rol toe te bedelen, maar
de verantwoordelijkheid voor het toezicht in handen van nationale toezichthouders
te houden. Een grote groep lidstaten sprak zich uit voor een grotere rol van de Commissie
in situaties waarin een derde land bij dwangarbeid betrokken is. Andere lidstaten
wilden een sterkere verantwoordelijkheid voor de Commissie in alle fases van het toezicht.
De Commissie bleef bij de positie waarin haar rol voornamelijk faciliterend zou zijn,
namelijk het opzetten van digitale tools, een database en guidelines en het coördineren
van een netwerk van nationale toezichthouders. Volgens de Commissie zijn nationale
toezichthouders beter in staat om de verordening te handhaven.
Een ander belangrijk aandachtspunt van lidstaten, waaronder Nederland, is de coherentie
met andere EU-wetgeving inzake Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
(IMVO). Nederland en enkele andere lidstaten vroegen ook aandacht voor de uitvoerbaarheid
van het voorstel voor bedrijven en toezichthouders. Het Spaanse en inkomende Belgische
voorzitterschap concludeerden dat er voldoende steun is om in te zetten op een triloogakkoord
voor de EP-verkiezingen.
Diversenpunten
Er is ook een aantal diversenpunten behandeld waaronder een AOB-punt over de verlichting
van administratieve lasten geagendeerd door een aantal lidstaten en de zetel van het
Unified Patent Court. Tevens gaf de Commissie een korte update over huidige wetgevende voorstellen, waaronder
de Critical Raw Materials Act, de Verordening dataverzameling en -deling korte termijnverhuur
accommodatie6, de Ecodesign verordening7, de CLP verordening8 en EU-wetgeving inzake ontwerpbescherming9. Ook sprak de Commissie over de mededeling over de verbetering van de Europese administratieve
omgeving, de implementatie van de Single Digital Gateway, het toezicht op de Digital
Services Act en het 2023 SME Envoy rapport. Tenslotte heeft het inkomend Belgisch
voorzitterschap haar prioriteiten toegelicht. België wil het Europees concurrentievermogen
versterken met een focus op de digitale en groene transitie, stimuleren duurzaam toerisme,
intellectueel eigendom verder moderniseren, en consumentenbescherming verbeteren.
Raad voor Concurrentievermogen 8 december 2023 – ruimtevaartdeel
Ruimteverkeersbeheer stand van zaken
Raadsconclusies
De Raad heeft Raadsconclusies aangenomen over ruimteverkeersbeheer. Met de wereldwijde
groei van de ruimtevaart en de steeds voller wordende ruimte nemen ook de zorgen over
een veilige en duurzame ruimtevaart toe. De Raadsconclusies richten zich op een Europese
benadering van ruimteverkeersbeheer die dient bij te dragen aan ruimteveiligheid,
-beveiliging en duurzaamheid van de Unie. Vanwege de exponentiële groei van satellieten
en met het oog op een duurzame en concurrerende Europese ruimtevaartsector gaf de
Commissie aan, een EU-wetgevingskader voor ruimteactiviteiten voor te bereiden. Bij
de totstandkoming hiervan zal de Commissie het MKB en startups goed betrekken.
Het toekomstige ruimtevaartbeleid van de EU in een veranderende wereld
Beleidsdebat
Het debat richtte zicht op de impact van de EU Space Strategy for Security and Defence
(EUSSSD), op het toekomstige EU-ruimtevaartbeleid en inbedding van veiligheids- en
defensieaspecten in het volgende EU-ruimtevaartprogramma. Daarnaast ging het over
de rol die de EU kan spelen om Europese autonome toegang tot de ruimte te waarborgen.
Het Spaanse voorzitterschap benadrukte dat ruimtetechnologie, gegevens en diensten
als aanjagers voor technologische ontwikkeling en innovatie en economische groei de
Europese concurrentiekracht vergroten en de groene en digitale transitie ondersteunen.
Volgens de Commissie is de ruimte een gemeenschappelijk goed dat door de huidige geopolitieke
context wordt bedreigd. De veiligheidsrisico’s en dreigingen voor de Europese ruimte-infrastructuur
nemen toe. Dit noopt tot betere bescherming en weerbaarheid met aandacht voor veiligheids-
en defensieaspecten in EU-ruimtesystemen. Autonome toegang tot de ruimte is essentieel
voor Europese veiligheid, om dit te waarborgen zet de Commissie onder meer in op meer
concurrentie in de sector. Bovendien overweegt de Commissie een mechanisme om de Europese
vraag voor lanceringen te bundelen samen met Europees Ruimteagentschap (ESA) en lidstaten.
Dit kan een nieuwe dynamiek generen die de hele lanceerindustrie kan ondersteunen.
Veel lidstaten verwelkomden synergiën tussen het civiele en militaire domein en het
opnemen van zowel civiele als militaire vereisten in het ontwerp van EU-ruimtesystemen
(zoals in de nieuwe Europese infrastructuur voor veilige satellietcommunicatie IRIS2)
met behoud van het civiele karakter van het EU Ruimtevaartprogramma.
Europa beschikt momenteel niet over eigen lanceercapaciteit, waardoor voor de lancering
van satellieten voor vitale Europese infrastructuur in de ruimte (zoals het Galileo
satellietnavigatiesysteem) een beroep op aanbieders elders in de wereld moet worden
gedaan. Daarom pleitten veel lidstaten voor kosten-efficiënte autonome toegang tot
de ruimte gericht op meer concurrentie op de Europese lanceerdersmarkt. Hierbij geldt
samenwerking met ESA als essentieel. De meeste lidstaten hebben een Europese voorkeur
voor lanceerders zolang dit gepaard gaat met een innovatievere, competitievere aanpak.
Daarnaast vroegen een aantal lidstaten aandacht voor meer lanceerplatformen in Europa,
waar andere lidstaten inzetten op herbruikbare lanceercapaciteiten.
Nederland pleitte voor kruisbestuiving tussen EU-ruimtevaart-, defensie- en veiligheidsinitiatieven
en inbedding van militaire vereisten in EU-ruimtevaartsystemen. Daarnaast gaf Nederland
aan dat de EU moet blijven investeren in onderzoek en innovatie en samenwerking met
ESA voor behoud van technologisch leiderschap, in het bijzonder voor optische communicatie.
Voor waarborging van autonome toegang tot de ruimte, benadrukte Nederland het belang
van Europese onderzoek en innovatie en het stimuleren van competitie. Tot slot ging
Nederland in op het belang van open strategische autonomie van de Unie met oog voor
financiële en veiligheidsbelangen.
Diversenpunten
Er is ook een aantal diversenpunten behandeld. Het Spaans Voorzitterschap heeft informatie
gedeeld over ruimtevaart-gerelateerde evenementen en activiteiten. Het inkomend Belgisch
voorzitterschap heeft haar prioriteiten op het gebied van ruimtevaart toegelicht.
Raad voor Concurrentievermogen op 8 december 2023 – onderzoeks- en innovatiedeel
Dit deel van het verslag is mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en gaat enkel over het onderzoeks- en innovatiedeel van de Raad.
Versterking van rol en impact van onderzoek en innovatie in het beleidsproces van
de EU
Aanname Raadsconclusies
De Raad heeft ingestemd met de Raadsconclusies over het benutten van onderzoek en
innovatie in het beleidsproces. Met deze Raadsconclusies onderstreept het Spaanse
Voorzitterschap het belang en de waarde van onderzoek en innovatie bij het vormgeven
van Europees en nationaal beleid. Juist de expertise van wetenschappers kan ervoor
zorgen dat beleid meer coherent, meer solide en met meer draagvlak en maatschappelijke
impact kan worden vormgegeven. Met verschillende instrumenten kunnen de lidstaten
de benodigde Europese onderzoeks- en innovatie-ecosystemen versterken, aangezien de
onderlinge verschillen tussen lidstaten nog groot kunnen zijn. De Commissie vulde
aan dat het ontwikkelen van een wetenschapsecosysteem nauwe samenwerking vereist.
Veel lidstaten spraken hun steun uit voor dit initiatief en benoemden de nationale
initiatieven die zij op dit vlak al ondernemen.
Europees kader voor het aantrekken en behouden van onderzoeks-, innovatie en ondernemerstalent
in Europa
Aanname Raadsaanbeveling
De Raad heeft ook de intentie uitgesproken om een Raadsaanbeveling aan te nemen die
toeziet op het aantrekken en behouden van onderzoeks- en innovatietalent in Europa.
Dit is in het huidige geopolitieke krachtenveld nog belangrijker geworden. De aanbeveling
roept lidstaten op om de aantrekkelijkheid van onderzoek en innovatie in Europa te
bevorderen en daarop samen te werken. Daarvoor is het belangrijk dat nationale en
Europese initiatieven voor talent goed gestroomlijnd worden en dat best practices worden gedeeld.
De Commissie ondersteunt de Raadsaanbeveling en roept lidstaten op deze ter harte
te nemen. De Raad is voorwaardelijk akkoord met de Raadsaanbeveling, aangezien het
document momenteel nog wordt afgerond. Op 18 december wordt de Raadsaanbeveling officieel
aangenomen.
Valorisatie van onderzoek als een instrument voor economisch en industrieel herstel
en veerkracht
Beleidsdebat
Het Spaanse Voorzitterschap opende het debat over valorisatie door te stellen dat
vele innovaties en wetenschappelijke inzichten de markt niet bereiken door de zogenoemde
Valley of Death. In die fase hebben onderzoekers vaak niet de middelen om hun innovaties op te schalen,
waardoor er veel wetenschappelijke potentie verloren gaat. Dat maakt het van groot
belang gezamenlijk te inventariseren hoe de valorisatie van onderzoek en innovatie
kan worden verbeterd en hoe EU-lidstaten elkaar daarin kunnen ondersteunen.
De Commissie benadrukte het belang van dit debat en onderstreepte dat de wetenschappelijke
excellentie in de EU echt uniek is. Daarbij mag de ambitie niet stoppen bij de wetenschap
zelf; de kennis moet ook naar de markt worden gebracht. Daarvoor moeten de EU-lidstaten
intensief samenwerken en kennisvalorisatie is dan ook een van de prioriteiten van
de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Met guiding principles wordt onder andere gewerkt aan het beheer van intellectueel eigendom, het strategisch
gebruik van kennis door de industrie en het inzetten van kennis en technologie voor
urgente transities, zoals klimaat en digitalisering. Deze inspanningen worden extra
kracht bijgezet door een rondgang langs de EU-hoofdsteden, die allen valorisatie op
hun eigen, unieke manier tot een prioriteit hebben gemaakt. Ook het volgende Europese
Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie biedt kansen om de valorisatie verder te
versterken.
In het debat ging Nederland in op de eigen uitdagingen op het gebied van valorisatie.
Zo kunnen de kennisinstellingen een grotere rol spelen bij de valorisatie van kennis
naar innovatie, kan valorisatie nog beter worden geïntegreerd in de werkwijze van
kennisinstellingen en moet de verbinding tussen de wetenschap en bedrijven worden
verbeterd. Dat kan bijvoorbeeld door startups en scaleups beter te ondersteunen in
het vermijden van de Valley of Death. In Nederland hebben we zowel top-down als bottom-up initiatieven om de valorisatie
van kennis te verbeteren, waarvan het Nationaal Groeifonds en de Nationale Wetenschapsagenda
twee belangrijke voorbeelden zijn. Daarnaast is er veel aandacht in Nederland voor
het waarderen van álle soorten vervolgonderwijs (van mbo tot wo) en onderzoek, omdat
ze allen unieke kennis leveren voor het oplossen van de uitdagingen van ons land.
Tenslotte heeft Nederland het Faculty of Impact-initiatief benoemd, een programma waarin talentvolle wetenschappers financiering
en ondernemerschapstrainingen ontvangen om hun wetenschappelijke ideeën naar de markt
te brengen.
De lidstaten waren eensgezind dat valorisatie van kennis cruciaal is om de concurrentiekracht
van de Europese Unie te verbeteren en de lidstaten benoemden de nationale initiatieven
die zij op dit moment al ontplooien. Er werd benadrukt dat er veel enthousiasme en
noodzaak wordt gevoeld om van elkaars best practices te leren en nationale en Europese financieringslijnen beter op elkaar af te stemmen.
Meerdere lidstaten hebben hiervoor een Tour de Capital georganiseerd, waarin inzicht in de nationale programma’s voor publiek-private samenwerking
wordt gegeven.
Diversenpunten
Er is ook een aantal diversenpunten behandeld. Zo heeft de Raad heeft besloten dat
het Partnerschap for Research and Innovation in the Mediterranean Area (PRIMA) met
drie jaar verlengd zal worden. Verder heeft het uittredende Spaanse voorzitterschap
kort teruggeblikt op een aantal evenementen die tijdens het voorzitterschap heeft
plaatsgevonden. In totaal zijn er meer dan 40 evenementen georganiseerd en is onder
andere de Verklaring van Tenerife op onderzoeksinfrastructuren aangenomen. Voorts
heeft de Commissie de Raad geïnformeerd over de nieuwe ERA-Monitoringsrapportage die
momenteel wordt samengesteld. Het zogenoemde ERA-scorebord en -dashboard zullen binnenkort
worden gepubliceerd, zodat de voortgang op alle actielijnen inzichtelijk wordt gemaakt.
Ook werd ingegaan op de voortgang van de hervormingen en acties op het gebied van
(meer divers) onderszoeksassesment. Uiteindelijk moet er meer oog zijn voor de diversiteit
in wetenschappelijke output, waarbij onderzoekers bijvoorbeeld ook gewaardeerd worden
voor de maatschappelijke impact die zij hebben met hun onderzoek. De implementatie
van deze hervormingen zal meerdere jaren in beslag nemen. Begin 2024 zal hierover
een studie worden gepubliceerd. Daarna is er kort ingegaan op het programma voor geavanceerde
materialen voor industrieel leiderschap. Dit draagt bij aan de strategische autonomie,
de weerbaarheid en de circulaire doelen van de EU. Eind 2024 worden voor dit programma
actielijnen gedefinieerd. Tenslotte heeft het inkomend Belgisch Voorzitterschap haar
prioriteiten gepresenteerd. België wil onder andere inzetten op het versterken van
het Europees concurrentievermogen, met als specifieke O&I-prioriteiten: open strategische
autonomie, de valorisatie van onderzoeksresultaten en het versterken van onderzoek
en innovatie in de maatschappij.
Overige zaken – Motie Van Strien c.s. over Nederlandse rol in IPCEI-Solar
In motie Van Strien c.s.10 werd de regering vorig jaar juni verzocht te onderzoeken op welke wijze Nederland
mee kan doen en voortrekker kan worden van de nog in ontwikkeling zijnde IPCEI-Solar.
Sindsdien is er veel gebeurd. Nederland heeft in 2022 diverse verkennende gesprekken
gevoerd over deze IPCEI-Solar, zoals met de Kamer gedeeld tijdens het Commissiedebat
Innovatie op 1 november 202211 en in antwoord op vragen van de Kamer medio november 202212. Op 6 februari van dit jaar heb ik uw Kamer een update gegeven naar aanleiding van
vragen uit uw Kamer over de geannoteerde agenda Raad van Concurrentievermogen13. Op 5 juni jl. gaf ik opnieuw een actualisatie naar aanleiding van vragen van de
leden Erkens en Van Strien14. Tijdens het Commissiedebat Innovatie van 21 juni jl. berichtte ik uw Kamer andermaal
over de geringe voortgang op gebied van de IPCEI-Solar in Europa.
Sinds juni jl. is er weinig veranderd. De IPCEI-Solar is feitelijk niet van de grond
gekomen. Tegelijkertijd zijn er wel alternatieve Europese initiatieven genomen volgend
op de lancering van het Clean Tech Platform op 30 november vorig jaar. Zo is op 1 februari
dit jaar de Green Deal Industrial Plan gelanceerd.15 Onderdeel van dit plan is de NZIA, Dit instrument biedt mijns inziens een goed alternatief
voor de IPCEI; gesprekken over de nadere invulling van deze NZIA zijn inmiddels in
een ver gevorderd stadium. Ook het Tijdelijk Crisis en Transitie Steunkader vormt
onderdeel van het Green Deal Industrial Plan en biedt mogelijkheden voor strategische
ondersteuning door lidstaten aan schone technologie vergelijkbaar met het IPCEI-instrument.
Tot slot heeft de Commissie op 9 maart jl. een wijziging van de Algemene Vrijstellingsverordening
goedgekeurd, waarmee ruimere staatssteun voor industrieel onderzoek en experimentele
ontwikkeling, ook voor zonnetechnologie, mogelijk wordt.
Samenvattend zit er inmiddels meer beweging in andere EC-initiatieven dan de IPCEI
ter bevordering van schone technologie zoals zon-PV in Europa. Ik sluit daarom liever
aan bij deze initiatieven, en specifiek de NZIA en het Tijdelijk Crisis en Transitie
Steunkader, om de Nederlandse zonnetechnologie te stimuleren en te laten aansluiten
bij Europese partnerinitiatieven. Ook biedt het eind juni dit jaar gehonoreerde Nationaal
Groeifondsvoorstel SolarNL mijns inziens een prachtige springplank voor verdere uitrol
van Nederlandse zonnetechnologie in Europa en daarbuiten. Ik beschouw motie Van Strien
c.s. (Kamerstuk 33 009, nr. 114) hiermee als afgedaan
Overige Zaken – BMWK industriestrategie en Duitse staalindustrie
Tijdens het Commissiedebat Energieraad d.d. 19 juni 2023 van 15 juni jl. (Kamerstuk
21 501–33, nr. 1027) heeft de Minister voor Klimaat en Energie aan uw Kamer toegezegd om in de volgende
informatieverschaffing over de Net Zero Industry Act aan uw Kamer ook nader in te
gaan op de plannen voor de industrie van het Duitse Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat (BMWK) voor de industrie en de Duitse staalindustrievergoedingen16. Met onderstaande informatie ga ik in op deze toezegging.
BMWK Industriestrategie
Het BMWK heeft op 24 oktober jl. een industriestrategie gepresenteerd. De strategie
is een visiestuk van BMWK en geen kabinetsbeleid. Het stuk van BMWK geeft een heldere
analyse van de stand van de Duitse industrie en de uitdagingen waar deze voor staat.
De strategie onderstreept het existentiële belang van de Duitse industrie voor het
behoud van welvaart, culturele identiteit, sociale cohesie en democratische stabiliteit
in Duitsland en de EU. De strategie benoemt dat Duitsland zonder Europese oplossingen
zelf zal moeten handelen en bereid moet zijn staatssteun in te zetten voor de industrie.
Op dit moment mist een financiële onderbouwing van de plannen en bestaat sinds de
uitspraak van constitutioneel hof onzekerheid over een deel van de budgetten waarmee
verschillende plannen gefinancierd zouden worden. Ik onderschrijf het belang van de
industrie in de EU voor onze welvaart. Ook steun ik de ambitie die er in de strategie
wordt uitgesproken voor Europese samenwerking en oplossingsrichtingen. Daarnaast sluit
de positie ten aanzien van economische veiligheid en het opnemen van duurzaamheids-
en weerbaarheidscriteria bij aanbestedingen aan bij mijn opvattingen.
Hieronder volgt een samenvatting van het visiestuk van het BMWK.
De uitdagingen van de Duitse industrie bestaan volgens BMWK uit:
i) De Zeitenwende: geopolitieke en geo-economische uitdagingen inclusief door de impact van industriebeleid
in derde landen;
ii) Achterstallig onderhoud, o.a. verwaarlozing van uitbreiding hernieuwbare energiebronnen,
tekort geschoolde arbeidskrachten, digitalisering, bureaucratie, vergunningverlening,
belasting/regeldruk, verouderde infrastructuur;
iii) Transformatie naar klimaatneutrale productiewijze in tijden van hoge rentestanden
en energieprijzen. Men vreest vertrek van de industrie uit Duitsland.
BMWK ziet volgende strategische industrieprioriteiten:
i) Welvaartsbescherming door behoud van alle industrie (zonder sectorale prioritering)
langs de gehele waardeketens. Belang sterke industrie voor beïnvloeding van standaarden
wordt daarbij genoemd.
ii) Aandacht voor een Europese aanpak en impliciet volgt men de drietrap promote, protect en partnerships – in lijn met de Europese economische veiligheidsstrategie (EEV). Binnen de EU hoeft
productie niet te worden gedupliceerd.
iii) BMWK heeft voorkeur voor industriebeleid op EU-niveau, maar zo lang de Europese regels
het niet toestaan en er geen financiering is, moet het nationaal geregeld worden (ingebed
in de EU industriestrategie en volgens de EU-regels). Volgens de strategie draagt
het Duitse industriebeleid nadrukkelijk bij aan Europese doelstellingen: zo leidt
het Duitse industriebeleid tot Duitse, maar ook Europese economische veiligheid.
De meest opvallende nieuwe voorstellen bestaan uit:
i) «Harde» industriepolitieke instrumenten noodzakelijk: verruiming EU-staatssteunkader
om concurrentiekracht EU ten opzichte van andere machtsblokken te versterken.
ii) Toestaan van kwalitatieve en weerbaarheidscriteria in openbare aanbestedingen: criteria
voor waardecreatie in Europa.
iii) Prikkels om vrijwillig het pensioen uit te stellen (via directe uitkering van werkgeversdeel
van werkloosheids- en pensioenverzekering);
iv) Pleidooi om Carbon Capture, Utilisation and Storage (CCUS) voor hard
to
abate emissies voor specifieke industrie toe te staan – NL wordt in dit licht als voorbeeld
genoemd;
v) Naast hernieuwbare energie en waterstof wordt ook duurzame koolwaterstof genoemd als
belangrijk voor verzorging van industrie.
Verder zijn er veel bekende acties: het BMWK erkent dat structurele problemen moeten
worden aangepakt en prioritair zijn: i) versnelde uitbouw van hernieuwbare energie,
meer energiebesparing en flexibiliteit in het elektriciteitssysteem, en verbetering
van infrastructuur (o.a. digitaal, elektriciteit en waterstof). De strategie spreekt
de verwachting uit van langdurig hoge energieprijzen en dat maatregelen nodig zijn
voor de zware energie die «zeer stroomafhankelijk is»; ii) afbouw van bureaucratie
(inclusief oproep aan nieuwe CIE dit prioriteit te maken); iii) aanpakken van de Fachkräftemangel (o.a. door het verhogen van de arbeidsparticipatie door vrouwen, migranten en jongeren);
iv) diversificatie van de grondstoffeninkoop via handelsakkoorden; en v) ondersteuning
van innovatie (m.n. sleuteltechnologieën).
Duitse plannen staalindustrie
In Duitsland wordt jaarlijks in totaal 40 Mton staal geproduceerd door 21 bedrijven.
70% hiervan is primair staal. De CO2-uitstoot is 55 Mton. De voornaamste verduurzamingsroute is DRI (eerst op aardgas,
later waterstof) met een EAF (Electric Arc Furnance). Duitsland is met ruim 40 Mton
ruw staal de grootste producent van de EU (26% van de EU-productie – 2021). Nederland
is #8 met 6,6 Mton. De productie in Duitsland is in 2022 met ruim 8% afgenomen ten
opzichte van 2011. De concurrentiepositie van de Duitse energie-intensieve industrie,
waaronder staal, is structureel verslechterd en kampt met cyclische tegenwind zoals
hoge energieprijzen. Niettemin bedroeg de omzet circa € 55 mld in 2022, € 13,8 mld
meer dan in 201117. Circa 70% van het staal wordt gemaakt via de hoogovenroute (primair staal) bij 6
staalbedrijven. De overige 30% wordt gemaakt in via de EAF-route bij circa 15 bedrijven18. Alle grote staalbedrijven hebben plannen om te verduurzamen.
Het Duitse beleid en de regelingen t.a.v. staal en vergroening zijn in het algemeen
vergelijkbaar met het Nederlandse beleid. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat het
moeilijk is om de fabrieken zelf goed met elkaar te vergelijken. De steunbehoefte
van fabrieken is afhankelijk van onrendabele toppen en individuele businesscases.
In tegenstelling tot de maatwerkafspraken in Nederland lijken er geen additionele
bovenwettelijke milieuvereisten gesteld te worden aan de ondersteuning vanuit de overheid.
Ook investeert Duitsland via de IPCEI waterstof in het gebruik van waterstof bij verschillende
staalbedrijven. Nederland doet ook mee met de IPCEI waterstof maar richt zich met
haar investeringen op de opschaling van hernieuwbare waterstof.
Overzicht Duitse Staalindustrie en de geboden financiële steun
• Het Duitse beleid voor staatssteun is complex, onder meer doordat steun deels federaal
gefinancierd wordt en deels vanuit de deelstaten en niet alle IPCEIs onder hetzelfde
ministerie vallen.
• De Commissie heeft tot nu toe voor ruim € 3 miljard aan steun goedgekeurd aan drie
staalbedrijven in Duitsland (zie tabel), waarvan een groot deel voor capex ondersteuning
en ongeveer de helft in de vorm van conditional payment om de inkoop van groene waterstof
te dekken voor maximaal 10 jaar.
• Steun aan de staalbedrijven Salzgitter, ThyssenKrupp en ArcelorMittal zijn goedgekeurd
door de Europese Commissie onder het CEEAG.
• Alle projecten betreffen DRI op aardgas en daarna waterstof, gevolgd door een elektrische
smeltoven19. Bij alle projecten is ook waterstofproductie voorzien op termijn.
• De projecten van Salzgitter en ThyssenKrupp waren door Duitsland eerst voorgedragen
als IPCEI-project in de hydrogen value chain. De Commissie heeft besloten dat deze projecten beter konden worden beoordeeld onder
het CEEAG. De steun komt overigens wel uit het IPCEI-programma.
• De steun aan ThyssenKrupp bestaat uit twee gedeelten: een direct grant van € 550 miljoen en een conditionial payment mechanism die kan oplopen tot € 1,45 miljard, bedoeld om de infasering van groene waterstof
te versnellen. Dit mechanisme dekt gedurende de eerste 10 jaar van bedrijfsvoering
de additionele kosten voor de inkoop van groene waterstof in plaats van low-carbon
waterstof. Het volume en prijs worden elk jaar onafhankelijk geverifieerd en ThyssenKrupp
moet een tender uitschrijven voor de selectie van de waterstofleverancier, gemonitord
door de Duitse overheid. Voor de direct grant geldt de voorwaarde dat de steun gedeeltelijk terugbetaald moet worden als het project
extra netto opbrengsten genereert (claw-back).
• De steun aan Salzgitter is een direct grant van € 1 miljard voor investeringen in een direct reduction plant en een vlamboogoven
(EAF) die één van de hoogovens gaan vervangen. Het project is bekend onder de naam
Salcos. De totale investering bedraagt € 1,7 miljard. De federale regering draag € 700
miljoen bij en de staat Nedersaksen € 300 miljoen. Net als bij de steun aan ThyssenKrupp
is een claw-back mechanism onderdeel van de steun.
• ArcelorMittal in Hamburg krijgt € 55 miljoen steun op een investering van € 110 miljoen
voor een DRI op waterstof van 100 kt ijzer per jaar. Deze installatie is vooral voor
het testen van het proces en zal de bestaande DRI in Hamburg (de enige in Europa)
vervangen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat