Brief regering : Diverse onderwerpen op het gebied van circulaire economie
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 289
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2023
Met deze brief stuur ik de Kamer informatie over twee onderwerpen waarvan ik heb toegezegd
                     deze voor het einde van het jaar met u te delen.
                  
Het gaat om een toezegging aan het lid Hagen (D66) inzake het toesnijden van de modellen
                     van PBL en CPB op circulaire economie (TZ202310–019), en een toezegging aan het lid
                     Van Esch (PvdD) over de overgangstermijn voor plastics in cosmetica (TZ202311–024).
                  
Modellen PBL en CPB toesnijden op circulaire economie
Met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Planbureau (CPB) is
                  een gesprek gevoerd over de wijze waarop de modellen die ze gebruiken beter kunnen
                  worden toegesneden op de circulaire economie; in deze brief informeer ik u over de
                  uitkomsten van dit gesprek.
               
Beide Planbureaus erkennen dat het van belang is om circulaire economie mee te nemen
                  in modellen om de impact van (voorgenomen) circulaire economie maatregelen inzichtelijk
                  te maken. Een macro-economisch model biedt een consistent raamwerk om gedetailleerde,
                  maar gefragmenteerde informatie in scenario’s of beleidsanalyses met elkaar in verband
                  te brengen. Specifieke modellen over ketens of materiaalstromen zijn nodig om de effecten
                  van specifieke circulaire economie maatregelen in te schatten. Om het modelinstrumentarium
                  toe te snijden op de circulaire economie moeten zowel economische factoren als fysieke
                  grondstofstromen een plek hebben. Het ontwikkelen hiervan is niet alleen wetenschappelijk
                  uitdagend, maar vergt nieuwe theoretische en empirische kennis en gegevens.
               
Vanuit PBL en CPB zijn in de afgelopen jaren stappen gezet om een modelinstrumentarium
                  voor circulaire economie te ontwikkelen. Zo zijn het PBL en het CPB op dit moment
                  gezamenlijk aan het onderzoeken of aan een zogeheten toegepast algemeen evenwichtsmodel,
                  fysieke materiaalstromen kunnen worden toegevoegd. Binnen het Werkprogramma Monitoring
                  en Sturing, dat PBL op verzoek van mijn departement coördineert, worden diverse onderzoeken
                  uitgevoerd om modellering verder te brengen. Onderzocht wordt bijvoorbeeld hoe voor
                  een aantal grondstoffen en ketens een koppeling gemaakt kan worden tussen informatie
                  uit materiaalstroomanalyse en economische modellering. Deze onderzoeken worden uitgevoerd
                  voor onder andere staal en kunststoffen. Ook in het kader van Horizon Europe worden
                  diverse projecten gefinancierd die hierover kennis ontwikkelen (zoals CIRCOMOD, waarin
                  diverse Nederlandse universiteiten en PBL participeren).
               
Naast de koppeling in het modelinstrumentarium van economische informatie over materiaalstromen,
                  is een grote uitdaging vooral het ontbreken van mondiale data van grondstofstromen.
                  Er bestaat momenteel geen geharmoniseerde internationale database die structureel
                  en op uniforme wijze de in- en uitstroom van grondstoffen tussen en binnen landen
                  in fysieke waarden bijhoudt. Dit is nodig om grondstoffengebruik en de milieudruk
                  die daarbij komt kijken door de voornamelijk internationale productketens inzichtelijk
                  te maken. Dergelijke gegevens zijn essentieel om een voor circulaire economie geschikt
                  modelinstrumentarium te voeden. Een dergelijke database zou de integratie van circulaire
                  economie in modellen een flinke boost geven. Daarvoor is samenwerking nodig met andere
                  landen. Ik wil me ervoor inzetten om dit met EU-lidstaten te gaan bespreken.
               
Een model waarin circulaire principes en data geïntegreerd zijn en waarmee circulaire
                  maatregelen op de economie en milieu kunnen worden doorgerekend, vraagt vele jaren
                  ontwikkelwerk. Investeringen in een dergelijke internationale database en in de modelontwikkeling
                  zelf zou de doorlooptijd kunnen bekorten. Het is aan het volgende kabinet om hierover
                  een besluit te nemen.
               
Het PBL is overigens al in staat om voor sommige ketens, waar al meer data over beschikbaar
                  zijn, zoals kunststof verpakkingen of hernieuwbare energietechnologieën, kwantitatief
                  te bepalen wat technische beleidsopties kunnen opleveren. Een technische beleidsoptie
                  is bijvoorbeeld «meer recycling» of «meer hergebruik». Deze bepaling geeft zicht op
                  het technisch potentieel van beleid. Of dit technisch potentieel daadwerkelijk wordt
                  gerealiseerd hangt van verschillende factoren af, waaronder de precieze vormgeving
                  van het beleid.
               
Overgangstermijn voor plastics in cosmetica
Het lid Van Esch (PvdD) heeft mij verzocht om in de EU te pleiten voor een kortere
                     overgangstermijn voor het verbod op microplastics in cosmetica. De Europese restrictie
                     is sinds oktober jl. van kracht en daarmee is het aanpassen van overgangstermijnen
                     niet meer aan de orde.
                  
Wel wil ik graag de Nederlandse inzet tijdens dit proces toelichten. Ik vind de overgangstermijn
                     van 12 jaar voor een verbod op microplastics in lip-, nagel- en make-up producten
                     ook te lang en heb tijdens de onderhandelingen over deze restrictie steeds gepleit
                     voor een zo ambitieus mogelijke restrictie zonder onnodige uitzonderingen of onnodig
                     lange overgangstermijnen.
                  
Bij de onderhandelingen over deze restrictie was er verdeeldheid tussen lidstaten
                  over de overgangstermijnen. Sommige lidstaten zijn van mening dat een kortere overgangstermijn
                  voor lip-, nagel- en make-up producten ertoe zal leiden dat veel kleine bedrijven
                  niet kunnen voldoen aan de nieuwe regels en dat die bedrijven zullen omvallen. Als
                  compromis schrijft de restrictie voor dat deze producten na acht jaar verplicht een
                  label moeten hanteren waarop staat dat het product microplastics bevat. Uiteindelijk
                  heeft Nederland voor dit compromis gestemd, omdat deze uitzondering maar een klein
                  deel van de met de restrictie aangepakte microplastics betreft en omdat het belang
                  heel groot was om de overige restricties op microplastics in dit besluit zo snel mogelijk
                  van kracht te laten worden, om zo meer milieuschade te voorkomen.
               
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
                  V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
