Brief regering : WODC onderzoek ambtelijk-bestuurlijke integriteit in Caribisch Nederland
36 410 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024
29 279
Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 38
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE
ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2023
Hierbij bieden wij uw Kamer het onderzoeksrapport «Ambtelijk-bestuurlijke integriteit
in Caribisch Nederland» aan. Dit onderzoek is in opdracht van het Wetenschappelijk
Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) uitgevoerd door onderzoeksbureau DSP Groep.
In juni 2015 bracht de Raad voor de Rechtshandhaving (hierna: de Raad) het inspectierapport
«Infrastructuur corruptiebestrijding op de BES-eilanden» uit.1 In dit rapport deed de Raad onder andere de aanbeveling om de aard en omvang van
corruptie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Caribisch Nederland) in kaart
te brengen. In een vervolgonderzoek van de Raad in 2022 werd geconstateerd dat deze
aanbeveling niet was opgevolgd en deed de Raad de aanbeveling om alsnog een analyse
van de aard en omvang van ambtelijke corruptie in Caribisch Nederland uit te voeren.2 In oktober 2022 hebben wij in de beleidsreactie op het rapport uit 2022 uw Kamer
geïnformeerd over het voornemen van het kabinet om het WODC opdracht te geven de aard
en oorzaken van ambtelijke corruptie in Caribisch Nederland te onderzoeken om op die
wijze alsnog gevolg te geven aan de aanbeveling van de Raad.3 Dit voornemen heeft geresulteerd in het huidige onderzoeksrapport.
Het onderzoek geeft genuanceerd weer welke vormen van ambtelijk-bestuurlijke integriteitschendingen
in Caribisch Nederland voorkomen, weke factoren hiermee samenhangen en hoe beleid
ter bestrijding van deze integriteitsschendingen is vormgegeven. Ook worden enkele
mogelijkheden besproken om het beleidsinstrumentarium verder te ontwikkelen. De onderzoekers
hebben nauwelijks strafbare feiten en/of formele ambtsmisdrijven gesignaleerd en menen
dat er geen majeure belemmeringen zijn in de strafrechtelijke aanpak van integriteitsschendingen
in Caribisch Nederland. Tegelijkertijd concluderen onderzoekers dat het aantal niet-strafrechtelijke
integriteitsschendingen (oneigenlijk gebruik van bevoegdheden) veelvoorkomend is.
Onderzoekers wijzen naar een veelheid van hiermee samenhangende factoren, waaronder
de politieke cultuur in Caribisch Nederland, de economische situatie, relatieve armoede
op de eilanden en de rol en kwaliteit van personeel binnen overheidsorganisaties.
Voor wat betreft de preventieve, beleidsmatige aanpak van niet-strafrechtelijke integriteitsschendingen
geldt dat onderzoekers een grote kloof tussen beleid en praktijk vaststellen, waarbij
Europees-Nederlands beleid botst met de omgangsvormen in Caribisch Nederland. Voor
een volledige weergave van de onderzoekersbevindingen verwijzen wij uw Kamer naar
het integrale onderzoeksrapport.4
Het onderzoek doet belangrijke suggesties om corruptiebestrijding en het integriteitsbeleid
in Caribisch Nederland te verbeteren. Het gaat hierbij om complexe materie met normatieve
en juridische vraagstukken die nader uitzoekwerk en afstemming met de diverse betrokken
partijen, alsook politieke keuzes, vergen. Enkele voorbeelden ter illustratie zijn:
– Hoe dienen meldingsregelingen in Caribisch Nederland te worden vormgegeven, inclusief
de (arbeidsrechtelijke) bescherming van melders van integriteitsschendingen;
– Hoe gaan we om met risico’s omtrent verkiezingsfraude en wat zijn de implicaties voor
stemmen bij volmacht;
– Is ondersteuning van Caribisch Nederland bij het verlenen van vergunningen, toezicht
en handhaving vereist en in welke vorm?
Kortom, wij zien het onderzoek als belangrijk startpunt om allereerst in gesprek te
treden met de betrokken partijen – waaronder de openbare lichamen, het Openbaar Ministerie
BES, het Korps Politie Caribisch Nederland en de Rijksrecherche – over bovenstaande
en andere vraagstukken die uit het onderzoek naar voren komen. Ons streven is om de
beleidsreactie in de eerste helft van 2024 aan uw Kamer te sturen, maar we zijn daarbij
afhankelijk van veel partijen.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yesilgöz-Zegerius
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties