Brief regering : Visie op geneesmiddeleninformatie voor zorgverleners
29 477 Geneesmiddelenbeleid
Nr. 861
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2023
Voor een goed en afgewogen voorschrijfgedrag van geneesmiddelen is het van belang
dat zorgverleners die geneesmiddelen mogen voorschrijven en verstrekken over objectieve
en betrouwbare geneesmiddeleninformatie beschikken. Naast de informatie die zorgverleners
krijgen via hun eigen kwaliteitsstandaarden, richtlijnen, vakbladen, nascholing en
de reguliere media, worden zorgverleners ook actief benaderd via diverse marketingactiviteiten
van de farmaceutische industrie. Met het oog op het belang van objectieve betrouwbare
informatie heeft het Ministerie van VWS gedurende vele jaren zes verschillende onafhankelijke
geneesmiddeleninformatieplatforms, gericht op zorgverleners, gefinancierd.
In deze brief stuur ik u mijn herijkte visie op het gebied van deze geneesmiddeleninformatie.
1. Werken aan samenwerking
Over de inrichting van de geneesmiddeleninformatievoorziening bent u eerder geïnformeerd.1 Daarbij is ingegaan op de rol die het Farmacotherapeutisch Kompas (FK) inneemt, is
stil gestaan bij de effectiviteit en impact van enkele van de betrokken platforms
en bij de rol die het Ministerie van VWS voor zich zag.
Nadrukkelijk kwam de insteek naar voren dat de informatie ten dienste van zorgverleners
zoveel mogelijk op één plek te vinden zou moeten zijn. Daarmee wordt versnippering
voorkomen en de toegankelijkheid van de aangeboden informatie vergroot. Als meest
logische en gedragen voorziening kwam het FK naar voren. De betrokken informatieplatforms
kregen de opdracht om de samenwerking stevig te intensiveren om daarmee meer focus
aan te brengen en het maatschappelijk rendement van deze voorzieningen te vergroten.
Inmiddels zijn door het FK stappen gezet om invulling te geven aan de beoogde functie
van «centraal loket» en is de toegankelijkheid en de actualiteit van de aangeboden
informatie door het FK substantieel verbeterd. Tegelijkertijd is zowel het aantal
(door VWS bekostigde) organisaties die een plek hebben binnen de geneesmiddeleninformatievoorziening,
als de omvang van de daarmee gemoeide subsidies gegroeid. Het Ministerie van VWS hecht
aan verbetering van de samenwerking waarmee zowel de slagkracht als de doelmatigheid
is gediend. Het FK heeft recent een adviesgroep samengesteld (bestaande uit deelnemers
afkomstig uit de betrokken informatieplatforms) om dit verder vorm te geven. Deze
adviesgroep zal de mogelijkheden in kaart brengen om informatie uit verschillende
bronnen te integreren om daarmee te komen tot meer synergie.
Dit beschouw ik als een waardevolle stap. Tegelijkertijd constateer ik dat de druk
op de zorg hoog is. Er liggen grote uitdagingen voor de praktiserende zorgverleners
vanwege de toenemende vergrijzing, complexere patiënten en in te zetten farmacotherapie
en schaarste aan zorgpersoneel en daarmee grote druk op de praktijk. Ik wil daarom
de praktiserende zorgverleners zoveel mogelijk ontlasten in hun dagelijkse praktijkvoering
met betrekking tot in te zetten farmacotherapie. Met het oog daarop wil ik het proces
van nauwere samenwerking tussen de informatieplatforms ondersteunen en vooral versnellen
door onder andere zelf mijn prioriteiten en afwegingen scherper neer te zetten.
2. Visie op geneesmiddelinformatie
In het stelsel van de geneesmiddelenvoorziening is onderscheid te maken tussen die
informatie die een meer generiek karakter heeft en informatie die zich met name richt
op de direct toepasbare beslisinformatie in de praktijk van de zorgverlener.
Generieke geneesmiddeleninformatie kan zich richten op de beschrijving van de meer
algemene werking en kenmerken van (bepaalde) geneesmiddelen. Daarnaast is er generieke
geneesmiddeleninformatie te onderscheiden die zich richt op een breder doel, zoals
het bevorderen van rationeel voorschrijfgedrag en/of de bewustwording van bepaalde
maatschappelijke trends. In een enkel geval heeft de generieke informatie als doel
om hele praktische ondersteuning te bieden aan de individuele zorgverlener om standaarden/
richtlijnen van de beroepsgroep te implementeren.
Het andere type is die informatievoorziening die van direct nut en noodzaak is voor
praktiserende zorgverleners in hun praktijk, ten behoeve van een goede toepassing
van (individuele) farmacotherapie (direct toepasbare beslisinformatie). Ik zie voor
de Minister van VWS met name een rol in het bevorderen en ontsluiten van dit type
informatie. Ik wil dat direct toepasbare betrouwbare beslisinformatie voor zorgverleners
beschikbaar is, via platforms die reeds goed gebruikt worden, zonder dat zorgverleners
te veel tijd kwijt zijn met zoeken. Dat pleit voor een nog nauwere samenwerking en
mogelijke vervlechting met het FK, in lijn met de richting die al eerder is ingeslagen.
Generieke (objectieve) informatie over de algemene werking van geneesmiddelen beschouw
ik als waardevol. Dit is, ondersteund door een wettelijke grondslag in de Geneesmiddelenwet,
voldoende geborgd binnen het huidige stelsel van informatievoorziening.
Ook de inzet binnen dit stelsel van informatievoorziening om met generieke geneesmiddeleninformatie
het voorschrijfgedrag te beïnvloeden en/of bij te dragen aan de bewustwording van
de maatschappelijke ontwikkelingen op dit terrein, is waardevol. Deze activiteiten
stimuleren de inhoudelijke discussie binnen de beroepsgroep en bevorderen een kritische
houding. Maar deze activiteiten ondersteunen de zorgverleners in de praktijk niet
rechtstreeks (op een praktische manier) en ontlasten niet bij de inzet van farmacotherapie
ten behoeve van de individuele patiënt. Daarom ken ik dergelijke inzet een minder
hoge prioriteit toe dan het ontsluiten van directe toepasbare beslisinformatie.
3. Huidig geneesmiddeleninformatielandschap
Naast de kwaliteitstandaarden, richtlijnen, vakbladen en nascholing bieden ook verschillende
informatieplatforms zorgverleners informatie aan ten behoeve van in te zetten farmacotherapie.
Een deel van deze informatieplatforms is een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan.
Het gaat hierbij om het Farmacotherapeutisch Kompas (FK), organisatorisch ondergebracht
in het Zorginstituut Nederland (ZIN), en het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
(CBG).
Het ZIN heeft de wettelijke taak om de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid
van de verzekerde zorg te bevorderen. Dit vormt de basis voor het uitbrengen van het
FK waarmee zorgverleners in staat worden gesteld om over zo actueel mogelijke informatie
te beschikken ten behoeve van de afweging om specifieke farmacotherapie in te zetten.
De kosten die hiermee gemoeid zijn worden gefinancierd vanuit de begroting van het
ZIN. De informatie is deels generiek maar merendeels gericht op direct toepasbare
beslisinformatie.
De informatie wordt in de praktijk goed gevonden en vooral geraadpleegd door voorschrijvers.
Het CBG heeft de wettelijke taak om geneesmiddelen te beoordelen en toe te laten tot
de Nederlandse markt. De relevante informatie over geregistreerde geneesmiddelen is
te vinden op de Geneesmiddeleninformatiebank die wordt bekostigd uit de tarieven van
de registratiehouders. De geneesmiddeleninformatie heeft een brede, generieke invalshoek.
De beroepsgroep die van deze informatie het meest gebruik maakt zijn de praktiserende
apothekers. Daarnaast is het CBG onder andere belast met de (wettelijke) taak van
geneesmiddelenbewaking2. Een deel van deze taak, het ontvangen en analyseren van spontane meldingen van vermoedelijke
bijwerkingen, wordt in opdracht van het CBG, uitgevoerd door Lareb. Al deze informatie
betreft generieke geneesmiddeleninformatie die bijeen wordt gebracht en (ook) wordt
ontsloten via het FK.
Naast deze omvangrijke (toe)leveranciers van geneesmiddeleninformatie door organisaties
met een wettelijke taak financiert het ministerie privaatrechtelijke informatieplatforms.
Dat zijn het Geneesmiddelenbulletin (GeBu), het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik
(IVM), Het Nederlands Kenniscentrum Farmacotherapie voor Kinderen (NKFK), het Expertisecentrum
Pharmacotherapie voor Ouderen (Ephor) en Moeders van Morgen (MvM) als onderdeel van
Lareb.
Sommige van deze informatieplatforms zijn tot stand gekomen omdat de geneesmiddeleninformatie
voor zorgverleners destijds onvoldoende actueel was. Voor andere geldt dat de informatie
niet zelfstandig tot stand kwam.
Met de uitvoering van werkzaamheden zijn onderstaande financiële middelen gemoeid.
Organisaties
2020
2021
2022
2023
GeBu
€ 631.817
€ 698.000
€ 704.939
€ 762.500
IVM
€ 817.433
€ 828.933
€ 877.805
€ 921.548
NKFK
€ 341.534
€ 341.534
€ 299.435
€ 305.163
MvM (Lareb)
€ 739.194
€ 745.000
€ 760.000
€ 1.072.194
FK
€ 1.338.000
€ 1.656.000
€ 1.599.000
€ 1.772.000
Ephor
€ 117.353
€ 139.500
€ 144.000
€ 179.277
De informatieplatforms IVM en GeBu bieden generieke geneesmiddeleninformatie, gericht
op rationeel voorschrijfgedrag die met name bijdraagt aan een beter bewustzijn onder
zorgverleners van de effecten en waarde van de te onderscheiden geneesmiddelen. Het
IVM levert met de activiteit MedicijnBalans informatie over nieuwe geneesmiddelen
die als input wordt gehanteerd voor discussie in een vakgroep of Multidisciplinair
Overleg. Daarnaast ondersteunt het IVM met de activiteit Farmacotherapeutisch overleg
(FTO) de praktische implementatie van standaarden en/of richtlijnen van de beroepsgroep.
Het GeBu beoogt het rationeel voorschrijfgedrag en gebruik van medische hulpmiddelen
te bevorderen met het uitgeven van een maandelijkse digitale uitgave. MedicijnBalans
en GeBu genereren secundaire informatie en staan daarmee verder af van direct toepasbare
beslisinformatie ten behoeve van de dagelijkse praktijk van zorgverleners. Met de
activiteit die IVM uitvoert met betrekking tot de ondersteuning van het FTO zijn nauwe
raakvlakken met de directe praktijk door ondersteuning van implementatie van de standaarden/
richtlijnen.
Bij het onderzoek dat plaatsvindt om te worden toegelaten tot de markt, worden kinderen,
(kwetsbare) ouderen en zwangeren meestal niet meegenomen. Voor artsen, apothekers
en verpleegkundigen en andere zorgverleners is het in de praktijk noodzakelijk dat
zij toegang hebben tot informatie over de risico’s en
off-label doseeradviezen van geneesmiddelen bij dergelijke kwetsbare patiëntengroepen.
De informatieplatforms NKFK en Ephor beogen in deze leemte te voorzien met specifieke
direct toepasbare beslisinformatie waarmee onjuiste doseringen worden voorkomen en
risico’s op bijwerkingen worden teruggedrongen. Voor de doelgroep «zwangeren» krijgt
Lareb (MvM) specifieke middelen om kennis te verzamelen en te verspreiden onder zorgverleners
en patiënten ten behoeve van het optimaliseren van farmacotherapie tijdens zwangerschap
en borstvoeding. De werkzaamheden beslaan voor een groot deel onderzoek en daarnaast
vertaling van de kennis in direct toepasbare beslisinformatie ten behoeve van deze
specifieke doelgroep.
Het bovenstaande laat een informatielandschap zien waarin verschillende activiteiten
worden gefinancierd die niet allemaal even sterk en evenredig bijdragen aan het doel
om de zorgverleners te ontlasten en hen te voorzien van direct toepasbare beslisinformatie.
Ik vind het nodig de balans (en mogelijk de doelmatigheid) te verbeteren in dit geneesmiddeleninformatielandschap,
gelet op de maatschappelijke ontwikkelingen en de ontwikkelingen in het zorglandschap.
4. Tot slot
Ik ben gemotiveerd om verdere stappen te zetten en uitwerking te geven aan de visie
die ik in deze brief heb toegelicht. Het is helder dat, gelet op mijn prioritering
en visie, het geneesmiddeleninformatielandschap de komende jaren in beweging zal zijn,
met als focus het zoveel als mogelijk ontlasten van de praktijk van de zorgverlener.
De nadere uitwerking van deze visie vergt nog de nodige stappen en zal waarschijnlijk
niet zonder consequenties kunnen blijven voor de omvang en toedeling van de huidige
financiële middelen. Ik voorzie deze consequenties concreet met ingang van 2026. Gelet
op de demissionaire status van dit kabinet, zal dit proces door mijn opvolger verder
worden opgepakt en vormgegeven.
Ik ben verheugd dat de genoemde organisaties onder aanvoering van het FK inmiddels
in gesprek zijn over verdere stappen in de samenwerking. Deze visie beoogt in dat
proces verdere focus en versnelling aan te brengen. Ik ben reeds met de betrokken
organisaties in gesprek en zal deze gesprekken de komende tijd intensiveren met het
oog op de verdere uitwerking.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport