Brief regering : Verzamelbrief post-COVID
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 2151
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2023
Voor een groot deel van de samenleving is de periode van corona voorbij, maar een
deel van de samenleving leeft, direct of indirect, nog steeds met de gevolgen van
corona. Patiënten met post-COVID hebben last van klachten zoals vermoeidheid, kortademigheid,
reuk- en smaakverlies en cognitieve disfunctie. Het gaat om zeer uiteenlopende klachten
die voor sommigen gelukkig relatief beperkt zijn en weer overgaan, maar voor een deel
van de patiënten gaat het om ernstige langdurige klachten met een heftige impact op
het dagelijks functioneren van henzelf en hun naasten. Ik vind het belangrijk om perspectief
te bieden aan mensen met post-COVID en zet daarom onder meer in op meer (inter)nationaal
onderzoek naar post-COVID en snelle doorvertaling van kennis en expertise naar de
zorgpraktijk.
Begin juni 2023 heb ik uw Kamer per brief1 geïnformeerd over de start van een meerjarig onderzoeksprogramma naar post-COVID
en de inrichting van een nationaal expertisenetwerk. Ook gaf ik u daarin een overzicht
van de reeds lopende inzet voor patiënten met post-COVID, waaronder de ondersteuning
van patiënten door C-support en de regeling paramedische herstelzorg. Over een groot
deel van deze onderwerpen heb ik met uw Kamer gesproken tijdens het plenaire debat
post-COVID 4 oktober jl.
Post-COVID is een belangrijk onderwerp waarover nog veel wordt onderzocht en ontwikkeld.
Daarom zal ik uw Kamer regelmatig informeren over de stand van zaken. In de voorliggende
verzamelbrief informeer ik u, mede namens de Minister voor Langdurige Zorg en Sport,
over diverse onderwerpen die betrekking hebben op post-COVID, waarbij ik tevens in
ga op verschillende moties en toezeggingen. Het betreft de volgende onderwerpen:
1. Kennisagenda en onderzoeksprogramma post-COVID
2. Definitie post-COVID en adviesaanvraag Gezondheidsraad
3. Organisatie van integrale organisatie voor post-COVID patiënten
4. Europese samenwerking post-COVID
5. C-support
6. Leerstoelen post-COVID
7. Communicatie post-COVID
8. Regeling voor zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten
1. Kennisagenda en onderzoeksprogramma post-COVID
Publicatie biomedische kennisagenda ZonMw
In februari 2023 heeft ZonMw van mij de opdracht gekregen om een overkoepelende kennisagenda
voor post-COVID te ontwikkelen.
De oplevering van de kennisagenda is opgesplitst in een aantal data in 2023 en 2024.
In juli 2023 is de bundeling van lopend onderzoek gepubliceerd en in oktober 2023
is het biomedische deel van de kennisagenda gepubliceerd. Deze biomedische kennisagenda
stuur ik u als bijlage bij deze brief, zoals toegezegd tijdens het commissiedebat
Ontwikkelingen rondom het coronavirus pandemische paraatheid van 10 mei jl. (Kamerstuk
25 295, nr. 2063).
Naar aanleiding van het biomedische deel van de kennisagenda wordt begin 2024 een
subsidieoproep geopend voor biomedisch onderzoek. Eind november 2023 is door ZonMw
een achterbanraadpleging gepubliceerd met daarin de voornaamste uitdagingen bij het
behandelen van klachten en de meest dringende en gewenste oplossingen hiervoor vanuit
het patiëntperspectief. Deze vragen vanuit post-COVID patiënten vormen de basis voor
een subsidieoproep op het gebied klinisch onderzoek die bij ZonMw gepland staat voor
begin 2024. De Federatie Medisch Specialisten en het Nederlands Huisartsen Genootschap
hebben bij ZonMw aangegeven in december 2023 een groslijst van klinisch- en zorggerelateerde
kennisvragen te kunnen opleveren. De klinisch- en zorggerelateerde kennisagenda met
daarin de hoogst geprioriteerde kennishiaten op het gebied van post-COVID-zorg wordt
in mei 2024 verwacht. Deze wordt afgestemd op het biomedische en patiëntendeel van
de klinische kennisagenda.
Onderzoeks- en expertisenetwerk
Het Ministerie van VWS heeft in de zomer van 2023 de opdracht aan ZonMw gegeven om
een onderzoeks- en expertisenetwerk post-COVID in te richten. De doelen van dit netwerk
zijn de coördinatie, organisatie en ondersteuning van onderzoek en het verbinden van
relevante partijen, onderzoek en expertise zodat nieuwe kennis sneller benut kan worden
in de zorgpraktijk. Het Ministerie van VWS financiert dit programma, ZonMw geeft uitvoering
aan de inhoud en het proces van het programma.
Om dit expertisenetwerk te realiseren heeft ZonMw een subsidieoproep open gezet en
twee workshops georganiseerd om het grote aantal belangstellende partijen te verbinden
om tot een gezamenlijk subsidievoorstel te komen. ZonMw verwacht begin januari 2024
een besluit te nemen over de toekenning van de subsidie. Op dat moment wordt door
ZonMw duidelijk gemaakt hoe het expertisenetwerk door de aanvragende partijen wordt
vormgegeven en wie daarin welke taak en verantwoordelijkheid op zich zal nemen.
Onderzoek post-COVID bij ZonMw
Op nationaal en internationaal niveau wordt gericht en multidisciplinair onderzoek
naar post-COVID gedaan. Eerder is er vanuit het kabinet ruim 14 miljoen euro in nationaal
onderzoek naar post-COVID geïnvesteerd. Binnen het ZonMw COVID-19 programma lopen
op dit moment 23 onderzoeken met betrekking tot post-COVID.
Hiervan zijn er 14 die biomedisch van aard zijn, of hebben een biomedische component.
De overige onderzoeken richten zich o.a. op gedragsaspecten om zicht te krijgen op
de omvang, samenstelling, geschiedenis van post-COVID patiënten. Informatie over deze
toegekende onderzoeksubsidies/lopende onderzoeken vindt u in de bijlage. In het post-COVID
debat van 4 oktober jl. heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de toegekende
onderzoeksubsidies. Met de bijlage doe ik deze toezegging gestand. De meest actuele
informatie over de toegekende onderzoeken wordt bijgehouden op de website van ZonMw
(zonmw.nl). Naast de onderzoeken binnen het COVID-19 onderzoeksprogramma, loopt er
via ZonMw een subsidietraject met een budget van 4,75 miljoen euro voor onderzoek
naar de diagnostiek en behandeling van post-COVID. In december 2023 wordt bekend welke
onderzoeken hiervoor subsidie krijgen toegekend.
In aanvulling op voornoemde onderzoeksprogramma’s bij ZonMw, heeft het kabinet 32,25
miljoen euro geïnvesteerd in het recent gestarte ZonMw «onderzoeksprogramma, kennisinfrastructuur
en expertisenetwerk post-COVID» voor de periode 2023 tot en met 2026. Ik heb in de
opdracht aan ZonMw aandacht gevraagd de noodzakelijke verbinding tussen de verschillende
onderzoeken te leggen, onder andere via het in te richten expertisenetwerk. De gewijzigde
motie van het lid Van den Berg verzoekt om aandacht te besteden aan integraliteit
van onderzoek en versnippering in de uitwerking tegen te gaan bij de opzet van het
onderzoeksprogramma.2 ZonMw heeft dit verzoek meegenomen in het programmavoorstel voor Onderzoek en kennisdeling
post-COVID, waarover de Kamer eerder in de brief van 1 juni jl. is geïnformeerd.3 Het onderzoeksprogramma richt zich op het ontwikkelen van de benodigde kennis over
de mechanismen die betrokken zijn bij post-COVID en de (verdere) ontwikkeling van
diagnostiek, behandeling en optimalisatie van zorg voor post-COVID patiënten. ZonMw
heeft bij de uitvoering van het programma post-COVID ook de opdracht gekregen om speciaal
aandacht te besteden aan kinderen met post-COVID. Hiermee geef ik uitvoering aan de
motie van het lid Drost.4 Deze moties zijn hiermee afgedaan. De eerste subsidieronde binnen dit programma is
gericht op de inrichting van het onderzoeks- en expertisenetwerk post-COVID. Eind
dit jaar worden de volgende subsidierondes aangekondigd die gericht zijn op biomedisch
en klinisch onderzoek.
2. Definitie post-COVID en adviesaanvraag Gezondheidsraad
Het lid Omtzigt c.s. heeft verzocht om in overleg met veldpartijen te komen tot een
heldere, operationele definitie van post-COVID5. Het ontbreekt op dit moment aan een uniform gehanteerde definitie van post-COVID,
zo stelt ook de Gezondheidsraad in het advies Langdurige klachten na COVID-19: Contouren van het post-COVID-syndroom6 van 14 februari 2022. De WHO hanteert als definitie van post-COVID de voortzetting
of ontwikkeling van symptomen vanaf drie maanden na de initiële besmetting met COVID-19,
waarbij de symptomen langer dan twee maanden aanhouden zonder dat daar een andere
verklaring voor is. Het gaat daarbij onder andere om aanhoudende symptomen als vermoeidheid,
hoofdpijn, spierpijn, benauwdheid, druk op de borst, hartkloppingen, vergeetachtigheid,
niet goed kunnen concentreren, slecht slapen, wazig zien, en smaak- en reukverlies.
In totaal zijn er ruim 200 symptomen beschreven bij post-COVID. Onderzoek naar de
definitie van post-COVID is geprioriteerd in het biomedische deel van de kennisagenda
post-COVID. Onderzoek hiernaar wordt daarom mogelijk gemaakt binnen de subsidieronde
gericht op biomedisch onderzoek die begin 2024 door ZonMw wordt geopend.
Om een bijdrage te leveren aan de totstandkoming van een heldere, operationele en
eenduidige definitie van post-COVID heb ik de Gezondheidsraad verzocht om in 2024
onder meer advies uit te brengen over de definitie van post-COVID7. Daarnaast heb ik de Gezondheidsraad verzocht om advies uit te brengen over de prevalentie,
diagnostiek en behandelmethoden bij post-COVID en de verhouding tussen post-COVID
en andere postinfectieuze aandoeningen. Daarbij heb ik de Gezondheidsraad verzocht
om het advies zo tijdig mogelijk in 2024 uit te brengen wegens de urgentie van de
problematiek waartegen mensen met post-COVID aan lopen. Hiermee heb ik uitvoering
gegeven aan de motie van het lid Omtzigt en beschouw ik deze als afgedaan.
3. Organisatie van integrale zorg voor post-COVID patiënten
Het lid Drost c.s. heeft de regering verzocht er samen met patiënten, zorgverzekeraars,
ziekenhuizen en zorgaanbieders, aan te werken dat er door het hele land integrale
ondersteuning beschikbaar is voor post-COVID patiënten, onder andere in poliklinieken
die goed aangehaakt zijn bij het onderzoeks- en expertisenetwerk post-COVID8. Bij de stemming over deze motie op 10 oktober jl. heeft het lid Drost verzocht om
spoedig een brief te ontvangen over de uitvoering van de motie. In deze brief kom
ik tegemoet aan dat verzoek. Eerder hebben ook de leden Dijk en Bushoff verzocht het
aanbod van interdisciplinaire zorg voor post-COVID patiënten te verbeteren9.
Ik gaf de motie van het lid Drost c.s. tijdens het debat op 4 oktober jl. «oordeel
Kamer», aangezien ik de oproep en inzet van de motie volledig begrijp. Het is belangrijk
dat post-COVID patiënten toegang hebben tot de zorg die op dit moment beschikbaar
is. Ik heb tijdens het debat daarbij nadrukkelijk aangegeven dat ik niet verantwoordelijk
ben voor de organisatie van zorg. Het organiseren van zorg en het maken van afspraken
over de hoogte van vergoedingen is de taak van de zorgaanbieders en zorgverzekeraars.
Ook heb ik aangegeven dat ik mij niet herken in de overweging dat de huidige financiering
van specialistische post-COVID zorg het organiseren van integrale behandeling lijkt
te bemoeilijken. Een groot deel van de post-COVID patiënten kan terecht in de eerstelijnszorg,
onder andere via de regeling voor paramedische herstelzorg zorg die kan bestaan uit
fysiotherapie, oefentherapie, ergotherapie en diëtiek. Een deel van de post-COVID
patiënten heeft echter een complexer en langduriger ziektebeeld. Met C-support en
patiëntenorganisaties ben ik in gesprek om meer zicht te krijgen op de problemen die
verschillende groepen post-COVID patiënten ondervinden bij de toegang tot de juiste
zorg. Het uitgangspunt daarbij is dat zorg moet worden verleend op de plek waar dat
het meest passend is. Dit vanuit het belang van de patiënt zelf, als ook vanuit de
efficiënte inzet van middelen.
Ook geldt dat zorg moet plaatsvinden naar de laatste stand van de wetenschap en richtlijnen.
Er is op dit moment nog geen wetenschappelijk bewezen behandeling van post-COVID.
Daarom zet ik in op het komen tot een effectieve behandeling door middel van wetenschappelijk
onderzoek en het inrichten van het expertisenetwerk waarin onderzoekers en zorgprofessionals
de opgedane kennis en ervaring over post-COVID met elkaar delen, zodat de zorg voor
post-COVID patiënten steeds beter wordt.
Ik ben, in lijn met voornoemde motie, actief op zoek gegaan naar koplopers en andere
zorgaanbieders die zich (willen) inzetten om deze zorg te organiseren. Ik faciliteer
het gesprek tussen betrokken partijen en stimuleer partijen om te bezien of de organisatie
van integrale ondersteuning voor post-COVID patiënten kan worden verbeterd. Dat begint
met het delen van goede voorbeelden en samen met koplopers onderzoeken welke mogelijkheden
en eventuele knelpunten worden ervaren. Het Ministerie van VWS organiseert, in samenwerking
met patiëntenorganisaties, begin 2024 een bijeenkomst om partijen (zoals patiëntenorganisaties,
zorgaanbieders, zorgverzekeraars, de NZa en partijen uit het expertisenetwerk) te
verbinden rond de organisatie van integrale zorg voor post-COVID patiënten. Ook wordt
er nadrukkelijk verbinding gelegd met de deelnemers van het expertisenetwerk post-COVID
zodat ontwikkelingen snel kunnen worden door vertaald naar de praktijk. In het voorjaar
2024 informeer ik u over de voortgang hiervan.
4. Europese samenwerking post-COVID
In het debat post-COVID van 4 oktober jl. heeft het lid Tielen gevraagd om een terugkoppeling
van de conferentie op Europees niveau over kennisontwikkeling rondom post-COVID. Internationaal
loopt er veel onderzoek bijvoorbeeld rondom multidisciplinaire zorgtrajecten voor
patiënten met post-COVID, revalidatieprogramma’s en nationale richtlijnen voor diagnose
en behandeling van post-COVID. De oprichting van het Europees expertisenetwerk op
het gebied van post-COVID is een belangrijke stap om te komen tot meer Europese samenwerking
rondom het uitwisselen en verbinden van opgedane kennis en uitgevoerd onderzoek naar
post-COVID.
Op 18 september 2023 vond het tweede overleg van het Europees expertisenetwerk post-COVID
plaats. Hier zijn onder andere de uitkomsten gedeeld uit een enquête die eerder dit
jaar onder de lidstaten is gehouden naar de lopende acties op post-COVID. Ook vond
er een terugkoppeling plaats van de werkgroep long-COVID die maandelijks bijeenkomt
met 27 vertegenwoordigers van Europese projecten. Het doel van deze werkgroep is om
de kwaliteit van gegevens te verbeteren, interoperabiliteit te bevorderen en te werken
aan de totstandkoming van gestandaardiseerde gegevensverzamelingsmethoden.
Post-COVID stond, mede door inspanningen van Nederland, als overig agendapunt op de
agenda van de Europese Gezondheidsraad op 30 november. Ik heb met de Ministers van
Volksgezondheid van alle EU–lidstaten over dit onderwerp gesproken en het belang benadrukt
van onderzoek naar post-COVID en het uitwisselen van kennis hierover via het Europese
expertisenetwerk post-COVID. Ook heb ik tijdens de Raad medegedeeld dat Nederland
een Engelse versie van de kennisagenda biomedisch onderzoek post-COVID van ZonMw met
de lidstaten zal delen via het expertisenetwerk, zodat het als basis kan dienen voor
discussie over het onderzoek dat op internationaal niveau plaatsvindt naar post-COVID.
Tevens onderzoek ik de mogelijkheden voor betere kennisuitwisseling met Duitsland
op het gebied van post-COVID.
5. C-support
Naar aanleiding van toezeggingen10 aan de leden Simons en Paulusma in het plenaire debat post-COVID op 4 oktober jl.
zijn in gesprek met C-support een aantal verschillende zaken aan de orde gesteld,
waarmee ik deze toezeggingen heb afgedaan. C-support kent een belangrijke rol in het
ondersteunen en adviseren van mensen met post-COVID en mensen met langdurige klachten
na vaccinatie. Zij bieden daarin herkenning en erkenning en helpen mensen op de verschillende
aspecten waar post-COVID op ingrijpt. C-support helpt patiënten hun weg te vinden
naar onder andere het zorgveld en het psychosociale domein, waaronder werk en inkomen.
Daarnaast verzorgen ze zowel educatieve webinars voor zorgprofessionals als webinars
voor patiënten en andere geïnteresseerden. C-support gaat daarbij uit van het brede
ziektebeeld dat post-COVID kan omvatten, in lijn met de hierboven reeds genoemde brede
definitie van de WHO. Dit is inclusief mogelijke orgaanschade en neurocognitieve klachten.
Inmiddels hebben ruim 27.000 patiënten zich aangemeld bij C-support. Vanwege het veel
hogere aantal aanmeldingen bij C-support dan bij de start van de organisatie was verwacht,
is de subsidie voor C-support meerdere malen verhoogd. De afgelopen maanden ligt het
aantal nieuwe aanmeldingen bij C-support rond de 450 per maand. De wachttijd voor
een eerste intakegesprek is ongeveer twee weken. De wachttijd voor een vervolggesprek
varieert van het onderwerp tussen de één en vier weken. Er is een gestructureerde
aanpak om de wachttijden te monitoren en waar mogelijk te reduceren. Het totaaloverzicht
van de wachttijden per discipline (nazorgadviseur, medisch adviseur, arbeidsdeskundige/arbeidsjurist) is geactualiseerd op de website van C-support om een duidelijker beeld te
geven aan de aanmelders11.
De doorvertaling van wetenschappelijke inzichten naar de praktijk en behandelrichtlijnen
is een continu proces. C-support speelt hierin een actieve rol, zowel nationaal als
internationaal via het Europese Netwerk post-COVID. De focus ligt op het delen van
praktijkervaringen en scholing voor zorgprofessionals. Binnen het expertisenetwerk
in oprichting is C-support voornemens zich in te zetten op kennisdisseminatie en het
stimuleren van een structureel onderwijsprogramma voor diverse zorgprofessionals betrokken
bij de zorg voor post-COVID patiënten.
6. Leerstoelen post-COVID
De motie van het lid Omtzigt c.s.12 omschrijft de vraag naar het verkennen van de mogelijkheden voor het opzetten van
bijzondere leerstoelen voor post acute infectieuze syndromen. De optie van een bijzondere
leerstoel is allereerst besproken met de organisatie Universiteiten van Nederland.
Zoals ook tijdens het post-COVID debat van 4 oktober reeds is aangegeven, is de invulling
van hoogleraarposities primair een verantwoordelijkheid van de universiteitsbesturen
en hangt nauw samen met onderwijs- en onderzoeksvrijheid. Het Ministerie van OCW voert
hier geen actief beleid op, anders dan dat er van universiteiten verwacht wordt dat
zij volledige transparantie en openbaarheid betrachten over (financiering van) bijzondere
leerstoelen. Wel kunnen externe organisaties vanuit een bepaald belang een extra leerstoel
financieren. Een organisatie stelt een bijzondere leerstoel in, maar kan dat alleen
doen met medewerking van, en onder verantwoordelijkheid van een Nederlandse universiteit.
Vanuit het Ministerie van VWS wordt de komende periode in gesprek met onder andere
de NFU en deelnemers in het expertisenetwerk post-COVID nader onderzocht wat de mogelijkheden
voor een bijzondere leerstoel zijn en hier kom ik in een volgende brief over post-COVID
op terug.
7. Voorlichting over post-COVID
In de motie van 4 oktober 2023 verzoeken de leden Simons, Bushoff en Van den Berg13 om de samenleving middels eerlijke voorlichting te informeren over langdurige klachten
na een coronabesmetting. Ik vind het van groot belang dat de overheid – ook bij een
relatief lager niveau van besmettingen – duidelijk blijft communiceren over de langetermijneffecten
van het virus. Dat doen we op verschillende manieren. Zo voorzien C-support en patiëntenorganisatie
Post-Covid NL, in opdracht van het Ministerie van VWS, het algemene publiek én professionals
van voorlichting en informatie over post-COVID. Daarnaast communiceren we via de bekende
overheidskanalen over de kans op langdurige gevolgen na een coronabesmetting. Onder
andere via rijksoverheid.nl en mijnvraagovercorona.nl. Mede naar aanleiding van deze
motie is deze informatie verder aangevuld en beter vindbaar gemaakt. Ook is het RIVM
gevraagd dit te doen. Daarnaast is de informatie in de publiekscommunicatie vanuit
de rijksoverheid over het belang van de algemene hygiëne adviezen ter voorkoming van
luchtweginfecties aangevuld en wordt nu ook het risico op langdurige krachten na het
doormaken van een coronabesmetting benoemd. Het uitdragen van deze adviezen doet het
Ministerie van VWS in samenwerking met het RIVM. Onder andere in de communicatie over
de najaarsronde van de coronaprik. Bijvoorbeeld via sociale media, in advertenties
in landelijke-, regionale en huis-aan-huisbladen en in informatiefolders in verschillende
talen die via huisartsen, apothekers, buurthuizen, bibliotheken en (zorg)intermediairs
wordt verspreid. Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.
8. Regeling voor zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten
Tot en met 23 oktober 2023 konden zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten
een aanvraag indienen voor de eenmalige financiële ondersteuning. In totaal hebben
circa 800 zorgmedewerkers een aanvraag ingediend. De Dienst Uitvoering Subsidies aan
Instellingen (DUS-I) is momenteel bezig met het beoordelen van deze aanvragen. Het
streven is en blijft om de financiële ondersteuning in 2023 uit te keren aan de zorgmedewerkers
die voldoen aan de voorwaarden.
De financiële ondersteuning is nadrukkelijk bedoeld als gebaar ter erkenning voor
zorgmedewerkers die in de eerste golf van de COVID-19 pandemie tijdens hun werk veelvuldig
en intensief zorg hebben verleend aan COVID-19 patiënten en/of tijdens hun werk bij
die zorgverlening nauw betrokken waren, in de eerste golf ziek zijn geworden, nu langer
dan twee jaar langdurige post-COVID klachten ondervinden en als gevolg hiervan hun
eigen werk als zorgmedewerker niet meer (volledig) kunnen uitoefenen. De regeling
bevat specifieke voorwaarden en vereist bepaalde documenten van aanvragers. Dit is
bedoeld om aanvragers de mogelijkheid te bieden om op een objectieve en verifieerbare
manier aan te tonen dat ze binnen de doelgroep van de regeling vallen. Bij het opstellen
van de regeling is zorgvuldig afgewogen om de uitvoerbaarheid te optimaliseren en
tegelijkertijd de administratieve lasten zo laag mogelijk te houden. Daarbij is rekening
gehouden met de financiële en juridische haalbaarheid van de regeling.
De aangenomen motie van het lid Bushoff14 c.s. verzoekt de regering om de beoogde doelgroep zo goed als mogelijk te bereiken,
passend binnen de grenzen van uitvoerbaarheid. Zoals de Minister voor Langdurige zorg
en Sport (LZS) ook meermaals heeft toegelicht, o.a. tijdens het Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid
in de zorg op 27 september 2023 (Kamerstuk 29 282, nr. 537), is het doel nadrukkelijk om de financiële ondersteuning te verstrekken aan zorgmedewerkers
die passen binnen de bovenstaand omschreven afbakening. Dat vraagt om maatwerk. Uitvoeringsorganisatie
DUS-I beoordeelt elke aanvraag afzonderlijk. Indien daartoe aanleiding is, zal contact
worden opgenomen met de betreffende zorgmedewerker om nader te bezien in hoeverre
kan worden voldaan aan de voorwaarden. Bijzondere omstandigheden kunnen ervoor zorgen
dat er in specifieke gevallen afwijking van de bepalingen van de regeling nodig is.
Dan gaat het om concrete individuele gevallen en met inachtneming van het evenredigheids-
en gelijkheidsbeginsel.
Maatwerk wordt onder andere toegepast in het geval uit het dossier blijkt dat de zorgmedewerker
ziek is geworden als gevolg van een COVID-19 besmetting in de eerste golf, terwijl
de eerste ziektedag bij het UWV staat geregistreerd ná de eerste golf. Ook deze zorgmedewerkers
behoren tot de beoogde doelgroep van de regeling. DUS-I neemt daarom contact op met
deze medewerkers om te bespreken welke aanvullende informatie kan helpen bij het verder
behandelen van de aanvraag. Die aanvullende informatie is nodig om objectief en verifieerbaar
te kunnen vaststellen dat de zorgmedewerker daadwerkelijk ziek is geworden als gevolg
van COVID-19 in de eerste golf en dat de langdurige post-COVID klachten te relateren
zijn aan die besmetting tijdens deze periode.
Overigens wordt in de eerdergenoemde motie gesteld dat de regeling zou knellen doordat
de diagnose post-COVID niet altijd goed landt in het UWV-dossier. Met deze situatie
is bij het opstellen van de regeling rekening gehouden. Een zorgmedewerker heeft altijd
de mogelijkheid om een verklaring van een arts aan te leveren om bevestigen dat langdurige
post-COVID klachten zijn geconstateerd. In de regeling wordt enkel de voorwaarde gesteld
dat dit moet worden verklaard door een BIG-geregistreerde arts. Dat hoeft dus niet
door de verzekeringsarts te gebeuren, maar mag bijvoorbeeld ook door de huisarts.
Tot slot
Ik begrijp dat het voor patiënten met post-COVID en hun naasten frustrerend is dat
er nog altijd weinig bekend is over de oorzaken en behandeling van post-COVID, en
daarmee ook geen duidelijk perspectief is. Gedegen wetenschappelijk onderzoek vraagt
tijd. Gelukkig wordt er, nationaal en internationaal, hard gewerkt om meer duidelijkheid
te krijgen over de aard, omvang en impact van langdurige klachten na een COVID-besmetting.
Ik hoop dat de onderzoeken aanknopingspunten bieden voor effectieve behandelingen
en de opgedane kennis snel vertaald wordt naar de zorgpraktijk.
Het Ministerie van VWS draagt bij aan het faciliteren van onderzoek, aan het verspreiden
van kennis over post-COVID en we zijn met partijen in gesprek over de manier waarop
de zorg voor mensen met post-COVID nu al verbeterd kan worden. Ik houd u hierover
graag op de hoogte en zal uw Kamer, zoals hierboven reeds toegezegd, in het voorjaar
2024 opnieuw informeren over ontwikkelingen rond post-COVID. Dan zal ik onder meer
ingaan op nog openstaande moties en toezeggingen, de invulling van de motie van het
lid Drost c.s. over de organisatie van integrale zorg voor mensen met post-COVID en
over de voortgang binnen het ZonMw onderzoeksprogramma post-COVID.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport