Brief regering : Voortgang versterking toezicht in het funderend onderwijs
31 293 Primair Onderwijs
31 289
Voortgezet Onderwijs
Nr. 707
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 november 2023
In de brief Samen voor beter onderwijs, duidelijk over kwaliteitis uiteengezet via welke voornemens het toezicht op scholen in het funderend onderwijs
verder versterkt wordt.1 Een duidelijke opdracht voor scholen – waar de Inspectie van het Onderwijs (hierna:
inspectie) op toeziet – helpt scholen om focus aan te brengen. Een beter zicht op
scholen helpt om de kwaliteit van het onderwijs voor leerlingen beter te waarborgen.
Scholen die hulp en verbetering nodig hebben, moeten sneller met raad en daad ondersteund
worden. Als leerlingen ondanks alle ondersteuning slecht onderwijs blijven krijgen,
moet sneller kunnen worden ingegrepen. In het afgelopen jaar zijn er op dit vlak al
belangrijke stappen gezet. In deze brief geef ik de voortgang weer van de voornemens
zoals geschetst in de vorige Kamerbrief van 21 november 2022.
Hierbij wil ik benadrukken dat leraren, schoolleiders, onderwijsondersteunend personeel,
schoolbesturen en alle andere betrokkenen hard werken aan goed onderwijs, zodat leerlingen
zich optimaal kunnen ontwikkelen. Ik ben onder de indruk van de kundigheid die ik
iedere keer weer zie. Het toezicht moet bijdragen aan beter onderwijs door in te grijpen
daar waar leerlingen niet het onderwijs krijgen dat ze verdienen.
De inspectie vervult een belangrijke rol in het waarborgen van de onderwijskwaliteit.
Het is goed dat de inspectie het toezicht heeft versterkt. Zo is er gerichte aandacht
voor basisvaardigheden door het aanpassen van de standaarden in de onderzoekskaders.
Daarnaast is er extra aandacht voor sociale veiligheid. Waar risico’s worden geconstateerd
heeft de inspectie vaker een onderzoek uitgevoerd. Er worden ook meer onderzoeken
gedaan om een representatief beeld te krijgen van de staat van het Nederlandse onderwijs
op schoolniveau. Deze onderzoeken stellen de inspectie in staat om bij te sturen en
in te grijpen waar dat nodig is en te stimuleren waar zaken beter kunnen. De inspectie
richt zich daarbij op: (1) inhoudelijke focus op basisvaardigheden en sociale veiligheid;
(2) meer zicht op de klas en een betere balans tussen toezicht op besturen, scholen
en het stelsel; en (3) sneller ingrijpen waar nodig. Verder versterkt de inspectie
haar eigen monitoring en evaluatie, en kijkt zij doorlopend naar de effecten van toezicht.
Het is goed dat de inspectie daar voortvarend mee aan de slag is gegaan. De ontwikkelingen
moeten tegelijkertijd blijven aansluiten bij het absorptievermogen van de organisatie.
Daar blijven we gezamenlijk alert op.
Dat de ontwikkelingen moeten blijven aansluiten bij het absorptievermogen geldt ook
voor het veld. Leraren, schoolleiders, en schoolbesturen staan onder andere door het
lerarentekort al onder druk. Ik heb respect en waardering voor de wijze waarop zij
hiermee omgaan. Het laat een enorme toewijding zien. Daarom is het belangrijk om oog
te hebben én te houden voor wat er van hen gevraagd wordt.
In deze brief wordt de voortgang van de in gang gezette verbeteringen in het toezicht
geschetst. Dat doe ik aan de hand van de volgende, in de vorige brief gedeelde, vier
lijnen:
1. Concrete eisen aan onderwijskwaliteit en een eenduidige opdracht
2. Meer contact en zicht op kwaliteit in de school
3. Toets op goed bestuur en het stellen van voorwaarden aan het vak van onderwijsbestuurder
4. Direct en daadkrachtig handelen bij onvoldoende kwaliteit.
1. Concrete eisen aan onderwijskwaliteit en een eenduidige opdracht
Het stellen van concrete eisen aan onderwijskwaliteit en het formuleren van een eenduidige
opdracht heeft als doel om meer houvast en richting te bieden aan onderwijsprofessionals
en tegelijkertijd scholen en besturen te ondersteunen bij het verzorgen van goed onderwijs.
Daarnaast bieden duidelijke eisen de inspectie meer en betere aangrijpingspunten om
toe te zien op de onderwijskwaliteit. Om deze doelen te bereiken, heb ik de volgende
maatregelen in gang gezet.
1.1 Concrete eisen aan onderwijskwaliteit
Zoals aangekondigd worden de wettelijke eisen aan de kwaliteit van het onderwijs onder
de loep genomen. De deugdelijkheidseisen beschrijven het minimum waaraan schoolbesturen
en hun scholen in het funderend onderwijs moeten voldoen. De deugdelijkheidseisen
vormen, samen met bekostiging en toezicht, hét instrument om de grondwettelijke zorgplicht
van de overheid voor het onderwijs en daarmee voor de leerlingen, waar te maken. In
de vorige brief aan uw Kamer is aangegeven dat het onze ambitie is dat binnen 5 jaar
de belangrijkste eisen aan onderwijskwaliteit duidelijk geformuleerd zijn. Het is
cruciaal dat eisen die een grote invloed hebben op het primaire proces duidelijk en
uitvoerbaar zijn voor leraren, schoolleiders en schoolbestuurders. Daarom wordt er
gekeken naar het verduidelijken van enkele belangrijke deugdelijkheidseisen ten aanzien
van kwaliteit. Ook zal een eis ten aanzien van evidence-informed werken toegevoegd
worden en wordt er gekeken naar hoe we focus kunnen aanbrengen in de eisen die we
stellen. Het moet voor leraren, schoolleiders en schoolbesturen helder zijn wat van
ze wordt verwacht, zodat zij onderwijs van goede kwaliteit kunnen geven. Omdat ik
uw Kamer goed wil meenemen in de afwegingen en keuzes die op dit moment gemaakt zijn
in het traject rond concrete eisen aan onderwijskwaliteit, treft u een uitgebreidere
stand van zaken aan in de brief Van heldere verwachtingen naar betere resultaten die tegelijkertijd wordt verstuurd met deze brief.
1.2 Aanpassing onderzoekskaders
De onderzoekskaders van de inspectie zijn een vertaling van de wettelijke eisen voor
de uitvoeringspraktijk van de inspectie en een belangrijk instrument in het toezicht.
De inspectie heeft op een aantal onderdelen haar onderzoekskaders verduidelijkt: de
standaard Basisvaardigheden (OP0, zie paragraaf 1.3) is toegevoegd aan de kaders voor het funderend onderwijs
en het mbo. Daarmee kan de inspectie in haar toezicht nog beter onderzoek doen naar
de basisvaardigheden en in de richting van scholen en besturen aangeven waar zaken
wel of niet goed gaan. Verder zijn in het funderend onderwijs de teksten van de standaarden
Zicht op ontwikkeling en begeleiding (OP2) en Pedagogisch-didactisch handelen (OP3) aangepast. Dit zijn belangrijke standaarden met het oog op het borgen van de
onderwijskwaliteit. Deze wijzigingen zijn al ingegaan op 1 augustus 2023.
Bij de standaard Zicht op ontwikkeling en begeleiding zijn de referentieniveaus taal en rekenen expliciet benoemd en is toegevoegd dat
er sprake moet zijn van hoge verwachtingen van leerlingen.
Bij de standaard Pedagogisch-didactisch handelen heeft de inspectie duidelijker aangegeven hoe ze deze standaard onderzoekt en beoordeelt.
Daarbij heeft de inspectie gebruikgemaakt van wetenschappelijke inzichten over effectief
lesgeven. Via de website van de inspectie is meer informatie beschikbaar over de meest
recente aanpassingen aan de onderzoekskaders.2 Ook heeft de inspectie dit najaar webinars georganiseerd om het onderwijsveld te
informeren over deze wijzigingen, waar ongeveer 1.500 onderwijsprofessionals bij aansloten.
Deze werden goed ontvangen en kunnen vanaf januari 2024 worden teruggekeken op de
website van de inspectie. Dit alles helpt om duidelijkheid te bieden aan het onderwijsveld
over eisen en toezicht.
1.3 Inhoudelijke focus op basisvaardigheden en sociale veiligheid in toezicht
Elke leerling moet gedurende de schoolcarrière de basisvaardigheden aanleren om later
mee te kunnen draaien in onze samenleving. Uit onderzoek blijkt al langer dat deze
vaardigheden achteruit gaan. Vandaar dat de inspectie haar focus op dit thema de afgelopen
periode heeft versterkt. Daarbij is overigens versmalling van het aanbod niet de bedoeling;
juist een vakoverstijgend, rijk aanbod is van belang, met daarbinnen de focus op het
aanleren van basisvaardigheden. Uit onderzoek blijkt dat deze integrale manier van
basisvaardigheden aanleren het meest effectief is.3 Dat is ook waar de inspectie naar kijkt en wat zij benadrukt in haar toezicht. Naast
de basisvaardigheden blijft de inspectie uiteraard ook onderzoek doen naar het bredere
aanbod en de kerndoelen.
Allereerst is in de onderzoekskaders voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs
en speciaal onderwijs explicieter aangegeven wat van schoolbesturen verwacht wordt
op het vlak van sturing op basisvaardigheden. De basisvaardigheden zijn vorig schooljaar
ook in elk vierjaarlijks onderzoek bij besturen aan de orde gesteld. Vanaf het schooljaar
2023/2024 onderzoekt de inspectie het curriculum in de basisvaardigheden vaker en
uitgebreider op scholen. Dat doet de inspectie aan de hand van een nieuwe standaard
voor basisvaardigheden in haar onderzoekskaders. Het gaat hier niet om nieuwe eisen:
de wet is immers niet aangepast. Het gaat wel om een steviger focus vanuit het toezicht
op taal, rekenen/wiskunde en burgerschap.4Ook een aantal andere standaarden is verder verduidelijkt. Met deze instrumenten in
handen verwacht de inspectie nog beter te kunnen toezien op het onderwijs in de basisvaardigheden
op alle niveaus: stelsel, besturen en scholen.
Om überhaupt tot leren te komen, is het essentieel dat leerlingen zich veilig voelen
op school. Op het vlak van toezicht op sociale veiligheid zijn ook stappen gezet.
Er wordt strenger toegezien op het nakomen van de monitoringsverplichting en het aanleveren
van de uitkomsten bij de inspectie. Dat betekent dat scholen meteen worden aangesproken
wanneer zij de monitoring niet tijdig aanleveren, en ook meteen een herstelopdracht
krijgen wanneer zij dat alsnog nalaten. Daarnaast doet de inspectie nog vaker zelf
onderzoek bij signalen over sociale veiligheid. Verder is sociale veiligheid een vast
thema bij reguliere onderzoeken; het thema komt daar altijd aan de orde.
Basisvaardigheden en sociale veiligheid zijn daarmee centrale thema’s in de onderzoeken
die de inspectie doet. De thema’s komen niet alleen aan bod bij onderzoeken op scholen,
maar ook bij bestuursonderzoeken en themaonderzoeken binnen het stelseltoezicht. Verderop
in deze brief ga ik in op de balans tussen deze onderzoeken.
1.4 Bijstelling onderwijsresultatenmodel voortgezet onderwijs
De inspectie kijkt breed naar het functioneren van besturen en de scholen. Het onderzoekskader
bevat een aantal standaarden die tezamen het beeld over de kwaliteit van het onderwijs
omvatten. Eén van de standaarden gaat over onderwijsresultaten (OR1). Vier aspecten
van onderwijsresultaten worden voor het voortgezet onderwijs in samenhang bekeken:
de doorstroom in de onder- en bovenbouw, de eindexamencijfers en of leerlingen in
het derde leerjaar minimaal op hetzelfde niveau zitten als dat van het schooladvies
van de basisschool. Het onderwijsresultatenmodel, is onderdeel van de prestatie- en
risicoanalyse die de inspectie jaarlijks uitvoert bij elk bestuur en elke school.
Zoals toegezegd is de inspectie in het voorjaar van 2023 gestart met een evaluatie
van het onderwijsresultatenmodel voor het voortgezet onderwijs. Daaraan hebben veel
partijen uit het onderwijs deelgenomen.
Uit de evaluatie komen belangrijke positieve kenmerken en effecten naar voren. Respondenten
vinden de indicatoren relevant en de data waarop de berekeningen zijn gebaseerd robuust.
Het model levert sturingsinformatie op, maakt vergelijking mogelijk en leidt tot kwaliteitsbewustzijn.
Een risico is dat het bestuur of de schoolleiding de uitkomst van het model als doel
op zich ziet en stuurt op het resultaat voor de afdeling als geheel, zonder oog te
houden voor belangen van individuele leerlingen. Dit kan ten koste gaan van gelijke
kansen voor leerlingen, bijvoorbeeld wanneer zij meer tijd nodig hebben voor het afronden
van hun schoolloopbaan.
Ten slotte bleek uit de gesprekken dat er – soms uit onbekendheid – misverstanden
zijn over de functie en werking van het model en de toepassing daarvan door de inspectie.
Een misverstand is bijvoorbeeld dat de inspectie altijd enkel op basis van harde cijfers
uit het model tot een oordeel zou komen en niet zou kijken naar de specifieke situatie
op een school en de keuzes die soms met goede redenen zijn gemaakt. Als dat zo zou
zijn, zou dat ertoe kunnen leiden dat de kansengelijkheid voor individuele leerlingen
in de knel komt. Dit is uitdrukkelijk niet het geval: de inspectie kijkt wel degelijk
naar het verhaal bij de cijfers. De inspectie zal dit meenemen in haar communicatie.
Daarbij betrekt de inspectie ook de relatie tussen het berekend oordeel en het beredeneerd
oordeel, waarmee van het berekend oordeel kan afgeweken, bijvoorbeeld als er andere
of nieuwe gegevens zijn.5 Bij de herziening van het model behoudt de inspectie de positieve kenmerken en effecten
en neemt zij de negatieve kenmerken en effecten zoveel mogelijk weg.
De komende periode gaat de inspectie mogelijk gewenste aanpassingen integraal analyseren
en doorrekenen. Het is daarom nog te vroeg om conclusies te trekken. De inspectie
zal de brede groep geconsulteerden blijven betrekken bij de te maken keuzes. Een herzien
model beproeft de inspectie met pilots in de eerste helft van 2024 bij 10 schoolbesturen.
Het model wordt dan ook doorgerekend om mogelijk onbedoelde neveneffecten in beeld
te krijgen. Vervolgens worden waar nodig aanpassingen gedaan.
In de tweede helft van 2024 is er meer duidelijk over de aanpassingen en de consequenties
voor het toezicht. Ik zal uw Kamer hierover in het najaar van 2024 informeren. Vervolgens
wordt het nieuwe model naar verwachting in schooljaar 2025–2026 ingevoerd.
2. Meer contact en zicht op kwaliteit in de school
Tot 2017 lag de focus van het toezicht vooral op de school. Vanaf 2017 heeft het toezicht
op bestuursniveau een prominente plek gekregen, vanuit het gegeven dat schoolbesturen
primair verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het onderwijs op hun scholen.
Het bestuursgericht toezicht in het funderend onderwijs kent positieve opbrengsten
in termen van toegenomen eigenaarschap bij bestuurders waar het de verantwoordelijkheid
voor de onderwijskwaliteit betreft. Tegelijkertijd waren er zorgen of er nog voldoende
toezicht was op schoolniveau. De inspectie signaleerde dat het zicht op de kwaliteit
op schoolniveau (en daarmee ook op stelselniveau) afnam. Er is daarom besloten tot
een bijstelling in het toezicht. Om te komen tot een betere balans tussen toezicht
op scholen, besturen en het stelsel, zet de inspectie een aantal instrumenten in om
het zicht op de kwaliteit van scholen te verbeteren en werkt zij daarnaast aan het
vergroten van de inspectieorganisatie. Het doel is dat de inspectie een goed beeld
blijft houden van de onderwijskwaliteit, aangeeft waar zij risico’s en tekortkomingen
ziet en scholen en besturen daarop aanspreekt. Dit helpt scholen en besturen om zichzelf
continu te verbeteren.
De noodzakelijke groei van de inspectie brengt ook de nodige uitdagingen met zich
mee, zoals werven en opleiden van nieuwe collega’s. Daarom heeft de inspectie voor
2024 tijdelijk keuzes moeten maken in de werkzaamheden voor dat jaar. Die keuzes zijn
mede ingegeven door de prioriteiten die ook uw Kamer heeft gesteld, namelijk meer
zicht op de kwaliteit van scholen. Daar zet de inspectie voor 2024 dan ook onverminderd
op in. Het aantal onderzoeken bij besturen waar geen directe aanleiding voor is, zal
in 2024 daardoor tijdelijk kleiner zijn.
Naast de instrumenten die de inspectie nu al inzet om het zicht op de kwaliteit van
scholen te verbeteren ben ik bezig met een herijking van de sturing in het funderend
onderwijs. In deze herijking kijk ik naar zeggenschap, bekostiging en arbeidsvoorwaardenvorming.
Met dit traject geef ik invulling aan de motie van het lid Beertema om het bestuursmodel
te evalueren.6 Dit traject kan leiden tot een verdere versterking van het toezicht. In het voorjaar
van 2024 zal ik uw Kamer hier nader over informeren.
2.1 Meer onderzoeken op scholen
De inspectie heeft in het schooljaar 2022/2023 meer kwaliteitsonderzoeken gedaan bij
risico’s op scholen dan in de jaren daarvoor. Met de jaarlijkse prestatie- en risicoanalyse
kijkt de inspectie aan de hand van een aantal indicatoren naar alle scholen in Nederland.7 Er wordt dan bijvoorbeeld gekeken naar leerresultaten, de voortgang in de cognitieve
ontwikkeling van leerlingen en de ontwikkeling van leerlingenaantallen. Ook kijkt
de inspectie naar aantallen signalen van bijvoorbeeld leraren, ouders of leerlingen
en studenten. Afgelopen schooljaar is een groter deel van de scholen die risico’s
vertoonden onderzocht. Er zijn circa 200 extra onderzoeken op scholen gedaan. Hierdoor
zijn meer scholen in beeld gekomen waar de kwaliteit niet op orde is. Deze aanscherping
heeft dus duidelijk effect gehad: de inspectie is sneller daar waar de risico’s zijn.
Deze werkwijze wordt de komende periode voortgezet.
Daarnaast is de inspectie dit schooljaar gestart met het doen van steekproefsgewijze
kwaliteitsonderzoeken op scholen. Dit zijn brede kwaliteitsonderzoeken waarmee uiteindelijk
in de Staat van het Onderwijs een representatief beeld kan worden gegeven van de onderwijskwaliteit op schoolniveau.
Dit zijn tevens onderzoeken waarin een (eind)oordeel wordt geveld over de onderwijskwaliteit
en waarin scholen dus horen wat ze goed doen en waar verbetering nodig is. Ook hier
gaat het om een paar honderd extra onderzoeken per jaar.
2.2 Onaangekondigde bezoeken
De inspectie heeft de wettelijke bevoegdheid om onaangekondigd onderzoeken te doen.
De inspectie maakt daar ook nu al gebruik van, vooral in situaties waar zij bepaalde
risico’s ziet. De inspectie onderzoekt op dit moment in welke gevallen een onaangekondigd
onderzoek effectief kan worden ingezet. Om zo – zoals is toegezegd – op de meest effectieve
wijze meer onaangekondigde bezoeken af te leggen.8 Dat doet zij aan de hand van pilots, een wetenschappelijke literatuurstudie, een
inventarisatie van ervaringen bij andere toezichthouders in binnen- en buitenland
en gesprekken met het veld. Het instrument kan op die manier evidence-informed ingezet worden. De inspectie is dit najaar gestart en verwacht in het voorjaar van
2024 de resultaten. Daarna zal ik uw Kamer informeren over de verdere uitwerking van
dit instrument door de inspectie.
2.3 Stimulerend toezicht
De inspectie werkt aan een versterking van het stimulerend toezicht. Ook voor scholen
die al voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen is het cruciaal dat zij zich blijven
ontwikkelen en de kwaliteit blijven verbeteren. Een lerende cultuur binnen een school,
gericht op continue verbetering, is inspirerend voor docenten en leerlingen. De inspectie
kan daarin vanuit haar wettelijke stimulerende taak een belangrijke rol spelen.
Afgelopen voorjaar is door uw Kamer besloten om de waardering Goed op schoolniveau en het predicaat excellent in het funderend onderwijs af te schaffen.9 Daarbij is uitvoering gegeven aan de motie van het lid Van Meenen (D66) die hiertoe
opriep.10Conform toezegging aan uw Kamer worden deze toezichtinstrumenten door de inspectie
geëvalueerd, waarbij ook extern onderzoek door onderzoeksbureau Regioplan plaatsvindt.
Ook houdt de inspectie het instrumentarium voor stimulerend toezicht tegen het licht.
De inzet is om het repertoire aan stimulerende interventies te vergroten. Ook nu stimuleert
de inspectie al dat scholen en opleidingen uitstijgen boven de wettelijke vereisten.
De inspectie monitort bijvoorbeeld de ontwikkelingen op stelselniveau en brengt mogelijkheden
voor verbetering in beeld. Webinars, nieuwsbrieven en brochures dragen hier ook aan
bij. De inspectie levert met bijvoorbeeld ronde tafels met bestuurders en scholen,
samenwerkingsverbanden en gemeenten een bijdrage aan de ontwikkeling van het onderwijs.
Stimulerend toezicht gaat ook over het stimulerend te werk gaan bij onderzoeken, over
waar het beter moet, waar het beter kan en wat er al goed gaat.
De inspectie onderzoekt ook hoe zij een grotere bijdrage kan leveren aan kennisuitwisseling,
in aanvulling op programma’s zoals de expertscholen van Ontwikkelkracht. De inspectie
kan bijvoorbeeld haar kennis vanuit de praktijk vaker delen, gecombineerd met wetenschappelijke
inzichten over kwalitatief goed onderwijs. Deze en andere opties om het instrumentarium
voor stimulerend toezicht te versterken, worden de komende maanden door de inspectie
verkend.
De inspectie kijkt in principe binnen de huidige mogelijkheden die de wet biedt naar
manieren om invulling te geven aan een versterking van het stimulerend toezicht. Ik
onderzoek echter ook wettelijke mogelijkheden zoals het toevoegen van het oordeel
Goed. De voorbereiding op de besluitvorming over een verrijkt instrumentarium wordt komend
voorjaar afgerond, waarna de Kamer zal worden geïnformeerd.
3. Toets op goed bestuur en het stellen van voorwaarden aan het vak van schoolbestuurder
Schoolbesturen in het funderend onderwijs vervullen een belangrijke rol en dragen
een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zij moeten niet alleen zorg dragen
voor de kwaliteit en continuïteit van het onderwijs, maar ze zijn ook verantwoordelijk
voor goed werkgeverschap. Daarnaast spelen ze een belangrijke rol in het oplossen
van maatschappelijke problemen, zoals het lerarentekort en kansenongelijkheid. Dit
moeten ze doen door lokaal of regionaal samen te werken. Een buitengewoon brede opdracht
en daarmee een complexe taak, die heel veel schoolbestuurders gelukkig met toewijding
en succes uitvoeren.
Schoolbestuurders hebben de wens geuit om zich vanuit die grote, brede maatschappelijke
opdracht te verantwoorden over hun professionaliteit. De Vereniging voor Onderwijsbestuurders,
de PO-Raad en de VO-raad hebben daartoe een beroepsprofiel voor bestuurders in het
funderend onderwijs opgesteld en een pilot uitgevoerd ten behoeve van de uitwerking
van een bijbehorende accreditatiesystematiek. Deze initiatieven zijn gericht op voortdurende
professionalisering en ontwikkeling. De eerste resultaten worden in december 2023
verwacht.
Om de op leren en ontwikkelen gerichte stappen die de raden zetten kracht bij te zetten
en de rol van schoolbestuurders te versterken, wordt er door mijn ministerie gewerkt
aan wettelijke minimumeisen waaraan een schoolbestuurder moet voldoen en aan de hand
waarvan de inspectie toezicht kan houden. Van een schoolbestuurder wordt bijvoorbeeld
integer handelen verwacht en de beschikking over voldoende kennis en vaardigheden
voor de uitvoering van bestuurderstaken. Deze aspecten neem ik mee in de voorbereiding
van een wetsvoorstel. Ik streef ernaar het wetsvoorstel rond de zomer van 2024 in
internetconsultatie te kunnen laten gaan.
4. Direct en daadkrachtig handelen bij onvoldoende kwaliteit
Waar de kwaliteit van het onderwijs tekortschiet, is het in het belang van leerlingen
dat het onderwijs zo snel mogelijk weer op niveau is. Daar werken talloze leraren,
schoolleiders en schoolbestuurders keihard aan. Ik ben hen daarvoor zeer dankbaar
en wil hen daarbij helpen. Daarom is de ondersteuning aan scholen en besturen verder
uitgebreid.
Er zijn helaas ook situaties waarin herstel te lang duurt omdat scholen door onvermogen
of onwil niet voortvarend aan herstel werken. Ook kan het proces van inspectieonderzoek
tot publicatie van een rapport veel tijd in beslag nemen. Wanneer er daadwerkelijk
tekortkomingen geconstateerd worden en niet snel hersteld worden, zijn uiteindelijk
de leerlingen hiervan de dupe en dat vind ik onacceptabel. Om deze processen te versnellen
en de inspectie meer mogelijkheden te bieden sneller in te grijpen, heb ik een aantal
acties in gang gezet. Ook de inspectie heeft stappen gezet op dit vlak. Dit alles
met het doel om scholen en besturen die onvoldoende presteren aan te sporen om hun
zaken sneller op orde te hebben en leerlingen sneller kwalitatief goed onderwijs te
bieden.
4.1 Uitbreiding ondersteuning aan scholen en schoolbesturen
Voor de ondersteuning van scholen en besturen die het oordeel «zeer zwak» of «onvoldoende»
hebben gekregen en voor scholen en besturen die zelf risico’s signaleren, zijn twee
sectorale programma’s beschikbaar: Goed Worden, Goed Blijven (hierna: GWGB(+), voor
het po) en Leren Verbeteren (hierna: LV, voor het vo). Vanaf het schooljaar 2023/2024
wordt de ondersteuning aan scholen en schoolbesturen in het po en vo uitgebreid. Beide
ondersteuningsprogramma’s zijn voor de komende twee schooljaren verlengd, en hebben
extra middelen toegekend gekregen om zoveel mogelijk scholen en besturen met een ondersteuningsvraag
te kunnen helpen. GWGB wordt met subsidie van OCW uitgevoerd door de PO-Raad en Leren
Verbeteren wordt in opdracht van OCW uitgevoerd door B&T Organisatieadvies. Beide
programma’s zijn effectief in het terugdringen van de kwaliteitstekorten en de deelnamepercentages
zijn hoog.11 Scholen en besturen die (net) voldoende scoren kunnen ook aanspraak maken op deze
beschikbare ondersteuning. Het is belangrijk dat scholen met het oordeel zeer zwak of onvoldoende hulp krijgen. Daarom wordt op dit moment gewerkt aan een wettelijke verplichting
voor de ondersteuning bij zeer zwak onderwijs. Deze scholen schieten op cruciale onderdelen
van het leerproces of schoolklimaat tekort en zij verbeteren zich zelden op eigen
kracht. Scholen met het oordeel onvoldoende worden aangemoedigd deel te nemen, maar
kunnen ook op eigen kracht of via andere interventies werken aan herstel. Uit de onderwijspraktijk
blijkt ook dat dit vaak succesvol gebeurt. Daarnaast is er een juridisch verschil
tussen het oordeel zeer zwak, wat kan leiden tot beëindiging van de bekostiging en het oordeel onvoldoende. Daarom wordt de wettelijke ondersteuning voor scholen met het oordeel onvoldoende niet verplicht.
Ten slotte wordt er ook gewerkt aan een bredere visie op de totale ondersteuningsstructuur
voor scholen, die ervoor moet zorgen dat de verschillende ondersteuningsprogramma’s,
zoals ook die van het Masterplan Basisvaardigheden, nog beter op elkaar aansluiten.
4.2 Sneller ingrijpen
Vorig schooljaar heeft de inspectie de reactietermijn van besturen op rapporten teruggebracht
van vier naar twee weken. Ook de eigen verwerkingstermijn van de inspectie is verkort.
Verder is met de inwerkingtreding van de Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium
onderwijs ook de publicatietermijn van rapporten verkort van vijf naar drie weken.
Bij elkaar opgeteld levert dat al ruim een maand tijdwinst op.
Op dit moment bekijkt de inspectie waar – binnen de grenzen van de wet – bepaalde
hersteltermijnen verkort kunnen worden en waar de inspectie meer kan differentiëren
bij hersteltermijnen, waarbij als uitgangspunt blijft gelden dat er altijd een redelijke
termijn geboden moet worden. Dat is uiteindelijk het doel: een school of bestuur moet
zich kunnen herstellen. Bij herstelopdrachten rondom sociale veiligheid zijn bepaalde
termijnen al verkort. De aanscherping betreft de monitoring van de sociale veiligheid.
De komende tijd wordt gewerkt aan het verscherpen van andere hersteltermijnen.
4.3 Doorpakken bij herstelopdrachten en bijdragen aan herstel
Ik vind het belangrijk dat ouders/verzorgers betrokken worden en zo – indien nodig
– kunnen bijdragen aan herstel. Bij inspectiebezoeken wordt vaak met ouders gesproken
en gedurende ieder vierjaarlijks onderzoek bij besturen wordt de oudergeleding van
de medezeggenschapsraad geraadpleegd. Als een school het oordeel zeer zwak krijgt, stelt de inspectie een ouderrapport op, waarmee ouders door het schoolbestuur
geïnformeerd moeten worden. Ook moet de school ouders betrekken bij het opstellen
van een herstelplan. De inspectie houdt hier toezicht op. Ik vind dit een goede zaak.
Als het onderwijs tekortschiet, zijn leerlingen hiervan de dupe. Hun ouders hebben
er recht op goed geïnformeerd te worden en betrokken te worden bij het herstel.
Op 1 januari 2023 is de Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen
2022 in werking getreden, waardoor sneller hogere sancties opgelegd kunnen worden
indien dat geboden is. Deze regel wordt nu al toegepast bij schoolbesturen die niet
op tijd hun jaarverslag hebben aangeleverd. Waar een bestuur bij niet tijdige aanlevering
eerst nog een opschorting van de bekostiging kon verwachten, wordt onder de nieuwe
beleidsregel meteen bekostiging ingehouden. Dit najaar zijn drie schoolbesturen gesanctioneerd:
één vo-bestuur en twee po-besturen. Dit is een forse daling ten opzichte van voorgaande
jaren. Ik hoop dat deze aantallen zo laag blijven en dat besturen tijdig hun jaarverslag
blijven aanleveren.
Voor al deze maatregelen geldt dat de leerlingen centraal staan. Zij hebben recht
op goed onderwijs. Om dat te garanderen biedt de wet verschillende mogelijkheden om
op te treden, in gevallen waarin scholen zich niet aan de deugdelijkheidseisen houden.
De inspectie kan herstelopdrachten geven, er kunnen bekostigingssancties worden opgelegd
en – bij wanbeheer – is er de optie tot het geven van een aanwijzing. De aanwijzingsbevoegdheid
is uitgebreid door middel van de Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs.
Daardoor is het onder meer mogelijk geworden om een aanwijzing te geven indien een
bevoegd gezag ernstig of langdurig tekortschiet bij het nemen van maatregelen die
noodzakelijk zijn ter waarborging van de kwaliteit en goede voortgang van het onderwijs.
Een bekostigingssanctie is soms niet het meest effectieve instrument om schoolbesturen
tot verbetering te bewegen. Het betreft dan scholen die ondermaats presteren en financieel
in zwaar weer verkeren. Het opleggen van een financiële sanctie is dan moeilijk omdat
daarmee het voortbestaan van de school in gevaar zou komen, terwijl de bedoeling van
zo’n sanctie is om verbetering te realiseren. De zojuist beschreven uitgebreide aanwijzingsbevoegdheid
zal in die gevallen, waarin sprake is van ernstige of langdurig ondermaatse onderwijskwaliteit,
uitkomst moeten bieden. De komende periode zal worden bezien of dat inderdaad het
geval is. Parallel daaraan verkennen we of er mogelijkheden zijn om tot verdere verbetering
van de handhavingsmogelijkheden te komen, mogelijkerwijs door middel van een aanpassing
van de wet.
Tot slot
Samen met de inspectie hebben we de nodige stappen gezet. Dat neemt niet weg dat we
ook nog steeds veel te doen hebben. Daar zal ik mij voor blijven inzetten. Uw Kamer
wordt in het najaar van 2024 weer geïnformeerd over de voortgang.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.