Brief regering : Voortgang versterking toezicht in het funderend onderwijs
31 293 Primair Onderwijs
               31 289
                Voortgezet Onderwijs
         
Nr. 707
                   BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 november 2023
In de brief Samen voor beter onderwijs, duidelijk over kwaliteitis uiteengezet via welke voornemens het toezicht op scholen in het funderend onderwijs
                  verder versterkt wordt.1 Een duidelijke opdracht voor scholen – waar de Inspectie van het Onderwijs (hierna:
                  inspectie) op toeziet – helpt scholen om focus aan te brengen. Een beter zicht op
                  scholen helpt om de kwaliteit van het onderwijs voor leerlingen beter te waarborgen.
                  Scholen die hulp en verbetering nodig hebben, moeten sneller met raad en daad ondersteund
                  worden. Als leerlingen ondanks alle ondersteuning slecht onderwijs blijven krijgen,
                  moet sneller kunnen worden ingegrepen. In het afgelopen jaar zijn er op dit vlak al
                  belangrijke stappen gezet. In deze brief geef ik de voortgang weer van de voornemens
                  zoals geschetst in de vorige Kamerbrief van 21 november 2022.
               
Hierbij wil ik benadrukken dat leraren, schoolleiders, onderwijsondersteunend personeel,
                  schoolbesturen en alle andere betrokkenen hard werken aan goed onderwijs, zodat leerlingen
                  zich optimaal kunnen ontwikkelen. Ik ben onder de indruk van de kundigheid die ik
                  iedere keer weer zie. Het toezicht moet bijdragen aan beter onderwijs door in te grijpen
                  daar waar leerlingen niet het onderwijs krijgen dat ze verdienen.
               
De inspectie vervult een belangrijke rol in het waarborgen van de onderwijskwaliteit.
                  Het is goed dat de inspectie het toezicht heeft versterkt. Zo is er gerichte aandacht
                  voor basisvaardigheden door het aanpassen van de standaarden in de onderzoekskaders.
                  Daarnaast is er extra aandacht voor sociale veiligheid. Waar risico’s worden geconstateerd
                  heeft de inspectie vaker een onderzoek uitgevoerd. Er worden ook meer onderzoeken
                  gedaan om een representatief beeld te krijgen van de staat van het Nederlandse onderwijs
                  op schoolniveau. Deze onderzoeken stellen de inspectie in staat om bij te sturen en
                  in te grijpen waar dat nodig is en te stimuleren waar zaken beter kunnen. De inspectie
                  richt zich daarbij op: (1) inhoudelijke focus op basisvaardigheden en sociale veiligheid;
                  (2) meer zicht op de klas en een betere balans tussen toezicht op besturen, scholen
                  en het stelsel; en (3) sneller ingrijpen waar nodig. Verder versterkt de inspectie
                  haar eigen monitoring en evaluatie, en kijkt zij doorlopend naar de effecten van toezicht.
               
Het is goed dat de inspectie daar voortvarend mee aan de slag is gegaan. De ontwikkelingen
                  moeten tegelijkertijd blijven aansluiten bij het absorptievermogen van de organisatie.
                  Daar blijven we gezamenlijk alert op.
               
Dat de ontwikkelingen moeten blijven aansluiten bij het absorptievermogen geldt ook
                  voor het veld. Leraren, schoolleiders, en schoolbesturen staan onder andere door het
                  lerarentekort al onder druk. Ik heb respect en waardering voor de wijze waarop zij
                  hiermee omgaan. Het laat een enorme toewijding zien. Daarom is het belangrijk om oog
                  te hebben én te houden voor wat er van hen gevraagd wordt.
               
In deze brief wordt de voortgang van de in gang gezette verbeteringen in het toezicht
                  geschetst. Dat doe ik aan de hand van de volgende, in de vorige brief gedeelde, vier
                  lijnen:
               
1. Concrete eisen aan onderwijskwaliteit en een eenduidige opdracht
2. Meer contact en zicht op kwaliteit in de school
3. Toets op goed bestuur en het stellen van voorwaarden aan het vak van onderwijsbestuurder
4. Direct en daadkrachtig handelen bij onvoldoende kwaliteit.
1. Concrete eisen aan onderwijskwaliteit en een eenduidige opdracht
               
Het stellen van concrete eisen aan onderwijskwaliteit en het formuleren van een eenduidige
                  opdracht heeft als doel om meer houvast en richting te bieden aan onderwijsprofessionals
                  en tegelijkertijd scholen en besturen te ondersteunen bij het verzorgen van goed onderwijs.
                  Daarnaast bieden duidelijke eisen de inspectie meer en betere aangrijpingspunten om
                  toe te zien op de onderwijskwaliteit. Om deze doelen te bereiken, heb ik de volgende
                  maatregelen in gang gezet.
               
1.1 Concrete eisen aan onderwijskwaliteit
               
Zoals aangekondigd worden de wettelijke eisen aan de kwaliteit van het onderwijs onder
                  de loep genomen. De deugdelijkheidseisen beschrijven het minimum waaraan schoolbesturen
                  en hun scholen in het funderend onderwijs moeten voldoen. De deugdelijkheidseisen
                  vormen, samen met bekostiging en toezicht, hét instrument om de grondwettelijke zorgplicht
                  van de overheid voor het onderwijs en daarmee voor de leerlingen, waar te maken. In
                  de vorige brief aan uw Kamer is aangegeven dat het onze ambitie is dat binnen 5 jaar
                  de belangrijkste eisen aan onderwijskwaliteit duidelijk geformuleerd zijn. Het is
                  cruciaal dat eisen die een grote invloed hebben op het primaire proces duidelijk en
                  uitvoerbaar zijn voor leraren, schoolleiders en schoolbestuurders. Daarom wordt er
                  gekeken naar het verduidelijken van enkele belangrijke deugdelijkheidseisen ten aanzien
                  van kwaliteit. Ook zal een eis ten aanzien van evidence-informed werken toegevoegd
                  worden en wordt er gekeken naar hoe we focus kunnen aanbrengen in de eisen die we
                  stellen. Het moet voor leraren, schoolleiders en schoolbesturen helder zijn wat van
                  ze wordt verwacht, zodat zij onderwijs van goede kwaliteit kunnen geven. Omdat ik
                  uw Kamer goed wil meenemen in de afwegingen en keuzes die op dit moment gemaakt zijn
                  in het traject rond concrete eisen aan onderwijskwaliteit, treft u een uitgebreidere
                  stand van zaken aan in de brief Van heldere verwachtingen naar betere resultaten die tegelijkertijd wordt verstuurd met deze brief.
               
1.2 Aanpassing onderzoekskaders
               
De onderzoekskaders van de inspectie zijn een vertaling van de wettelijke eisen voor
                  de uitvoeringspraktijk van de inspectie en een belangrijk instrument in het toezicht.
                  De inspectie heeft op een aantal onderdelen haar onderzoekskaders verduidelijkt: de
                  standaard Basisvaardigheden (OP0, zie paragraaf 1.3) is toegevoegd aan de kaders voor het funderend onderwijs
                  en het mbo. Daarmee kan de inspectie in haar toezicht nog beter onderzoek doen naar
                  de basisvaardigheden en in de richting van scholen en besturen aangeven waar zaken
                  wel of niet goed gaan. Verder zijn in het funderend onderwijs de teksten van de standaarden
                  Zicht op ontwikkeling en begeleiding (OP2) en Pedagogisch-didactisch handelen (OP3) aangepast. Dit zijn belangrijke standaarden met het oog op het borgen van de
                  onderwijskwaliteit. Deze wijzigingen zijn al ingegaan op 1 augustus 2023.
               
Bij de standaard Zicht op ontwikkeling en begeleiding zijn de referentieniveaus taal en rekenen expliciet benoemd en is toegevoegd dat
                  er sprake moet zijn van hoge verwachtingen van leerlingen.
               
Bij de standaard Pedagogisch-didactisch handelen heeft de inspectie duidelijker aangegeven hoe ze deze standaard onderzoekt en beoordeelt.
                  Daarbij heeft de inspectie gebruikgemaakt van wetenschappelijke inzichten over effectief
                  lesgeven. Via de website van de inspectie is meer informatie beschikbaar over de meest
                  recente aanpassingen aan de onderzoekskaders.2 Ook heeft de inspectie dit najaar webinars georganiseerd om het onderwijsveld te
                  informeren over deze wijzigingen, waar ongeveer 1.500 onderwijsprofessionals bij aansloten.
                  Deze werden goed ontvangen en kunnen vanaf januari 2024 worden teruggekeken op de
                  website van de inspectie. Dit alles helpt om duidelijkheid te bieden aan het onderwijsveld
                  over eisen en toezicht.
               
1.3 Inhoudelijke focus op basisvaardigheden en sociale veiligheid in toezicht
               
Elke leerling moet gedurende de schoolcarrière de basisvaardigheden aanleren om later
                  mee te kunnen draaien in onze samenleving. Uit onderzoek blijkt al langer dat deze
                  vaardigheden achteruit gaan. Vandaar dat de inspectie haar focus op dit thema de afgelopen
                  periode heeft versterkt. Daarbij is overigens versmalling van het aanbod niet de bedoeling;
                  juist een vakoverstijgend, rijk aanbod is van belang, met daarbinnen de focus op het
                  aanleren van basisvaardigheden. Uit onderzoek blijkt dat deze integrale manier van
                  basisvaardigheden aanleren het meest effectief is.3 Dat is ook waar de inspectie naar kijkt en wat zij benadrukt in haar toezicht. Naast
                  de basisvaardigheden blijft de inspectie uiteraard ook onderzoek doen naar het bredere
                  aanbod en de kerndoelen.
               
Allereerst is in de onderzoekskaders voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs
                  en speciaal onderwijs explicieter aangegeven wat van schoolbesturen verwacht wordt
                  op het vlak van sturing op basisvaardigheden. De basisvaardigheden zijn vorig schooljaar
                  ook in elk vierjaarlijks onderzoek bij besturen aan de orde gesteld. Vanaf het schooljaar
                  2023/2024 onderzoekt de inspectie het curriculum in de basisvaardigheden vaker en
                  uitgebreider op scholen. Dat doet de inspectie aan de hand van een nieuwe standaard
                  voor basisvaardigheden in haar onderzoekskaders. Het gaat hier niet om nieuwe eisen:
                  de wet is immers niet aangepast. Het gaat wel om een steviger focus vanuit het toezicht
                  op taal, rekenen/wiskunde en burgerschap.4Ook een aantal andere standaarden is verder verduidelijkt. Met deze instrumenten in
                  handen verwacht de inspectie nog beter te kunnen toezien op het onderwijs in de basisvaardigheden
                  op alle niveaus: stelsel, besturen en scholen.
               
Om überhaupt tot leren te komen, is het essentieel dat leerlingen zich veilig voelen
                  op school. Op het vlak van toezicht op sociale veiligheid zijn ook stappen gezet.
                  Er wordt strenger toegezien op het nakomen van de monitoringsverplichting en het aanleveren
                  van de uitkomsten bij de inspectie. Dat betekent dat scholen meteen worden aangesproken
                  wanneer zij de monitoring niet tijdig aanleveren, en ook meteen een herstelopdracht
                  krijgen wanneer zij dat alsnog nalaten. Daarnaast doet de inspectie nog vaker zelf
                  onderzoek bij signalen over sociale veiligheid. Verder is sociale veiligheid een vast
                  thema bij reguliere onderzoeken; het thema komt daar altijd aan de orde.
               
Basisvaardigheden en sociale veiligheid zijn daarmee centrale thema’s in de onderzoeken
                  die de inspectie doet. De thema’s komen niet alleen aan bod bij onderzoeken op scholen,
                  maar ook bij bestuursonderzoeken en themaonderzoeken binnen het stelseltoezicht. Verderop
                  in deze brief ga ik in op de balans tussen deze onderzoeken.
               
1.4 Bijstelling onderwijsresultatenmodel voortgezet onderwijs
               
De inspectie kijkt breed naar het functioneren van besturen en de scholen. Het onderzoekskader
                  bevat een aantal standaarden die tezamen het beeld over de kwaliteit van het onderwijs
                  omvatten. Eén van de standaarden gaat over onderwijsresultaten (OR1). Vier aspecten
                  van onderwijsresultaten worden voor het voortgezet onderwijs in samenhang bekeken:
                  de doorstroom in de onder- en bovenbouw, de eindexamencijfers en of leerlingen in
                  het derde leerjaar minimaal op hetzelfde niveau zitten als dat van het schooladvies
                  van de basisschool. Het onderwijsresultatenmodel, is onderdeel van de prestatie- en
                  risicoanalyse die de inspectie jaarlijks uitvoert bij elk bestuur en elke school.
               
Zoals toegezegd is de inspectie in het voorjaar van 2023 gestart met een evaluatie
                  van het onderwijsresultatenmodel voor het voortgezet onderwijs. Daaraan hebben veel
                  partijen uit het onderwijs deelgenomen.
               
Uit de evaluatie komen belangrijke positieve kenmerken en effecten naar voren. Respondenten
                  vinden de indicatoren relevant en de data waarop de berekeningen zijn gebaseerd robuust.
                  Het model levert sturingsinformatie op, maakt vergelijking mogelijk en leidt tot kwaliteitsbewustzijn.
                  Een risico is dat het bestuur of de schoolleiding de uitkomst van het model als doel
                  op zich ziet en stuurt op het resultaat voor de afdeling als geheel, zonder oog te
                  houden voor belangen van individuele leerlingen. Dit kan ten koste gaan van gelijke
                  kansen voor leerlingen, bijvoorbeeld wanneer zij meer tijd nodig hebben voor het afronden
                  van hun schoolloopbaan.
               
Ten slotte bleek uit de gesprekken dat er – soms uit onbekendheid – misverstanden
                  zijn over de functie en werking van het model en de toepassing daarvan door de inspectie.
                  Een misverstand is bijvoorbeeld dat de inspectie altijd enkel op basis van harde cijfers
                  uit het model tot een oordeel zou komen en niet zou kijken naar de specifieke situatie
                  op een school en de keuzes die soms met goede redenen zijn gemaakt. Als dat zo zou
                  zijn, zou dat ertoe kunnen leiden dat de kansengelijkheid voor individuele leerlingen
                  in de knel komt. Dit is uitdrukkelijk niet het geval: de inspectie kijkt wel degelijk
                  naar het verhaal bij de cijfers. De inspectie zal dit meenemen in haar communicatie.
                  Daarbij betrekt de inspectie ook de relatie tussen het berekend oordeel en het beredeneerd
                  oordeel, waarmee van het berekend oordeel kan afgeweken, bijvoorbeeld als er andere
                  of nieuwe gegevens zijn.5 Bij de herziening van het model behoudt de inspectie de positieve kenmerken en effecten
                  en neemt zij de negatieve kenmerken en effecten zoveel mogelijk weg.
               
De komende periode gaat de inspectie mogelijk gewenste aanpassingen integraal analyseren
                  en doorrekenen. Het is daarom nog te vroeg om conclusies te trekken. De inspectie
                  zal de brede groep geconsulteerden blijven betrekken bij de te maken keuzes. Een herzien
                  model beproeft de inspectie met pilots in de eerste helft van 2024 bij 10 schoolbesturen.
                  Het model wordt dan ook doorgerekend om mogelijk onbedoelde neveneffecten in beeld
                  te krijgen. Vervolgens worden waar nodig aanpassingen gedaan.
               
In de tweede helft van 2024 is er meer duidelijk over de aanpassingen en de consequenties
                  voor het toezicht. Ik zal uw Kamer hierover in het najaar van 2024 informeren. Vervolgens
                  wordt het nieuwe model naar verwachting in schooljaar 2025–2026 ingevoerd.
               
2. Meer contact en zicht op kwaliteit in de school
               
Tot 2017 lag de focus van het toezicht vooral op de school. Vanaf 2017 heeft het toezicht
                  op bestuursniveau een prominente plek gekregen, vanuit het gegeven dat schoolbesturen
                  primair verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het onderwijs op hun scholen.
                  Het bestuursgericht toezicht in het funderend onderwijs kent positieve opbrengsten
                  in termen van toegenomen eigenaarschap bij bestuurders waar het de verantwoordelijkheid
                  voor de onderwijskwaliteit betreft. Tegelijkertijd waren er zorgen of er nog voldoende
                  toezicht was op schoolniveau. De inspectie signaleerde dat het zicht op de kwaliteit
                  op schoolniveau (en daarmee ook op stelselniveau) afnam. Er is daarom besloten tot
                  een bijstelling in het toezicht. Om te komen tot een betere balans tussen toezicht
                  op scholen, besturen en het stelsel, zet de inspectie een aantal instrumenten in om
                  het zicht op de kwaliteit van scholen te verbeteren en werkt zij daarnaast aan het
                  vergroten van de inspectieorganisatie. Het doel is dat de inspectie een goed beeld
                  blijft houden van de onderwijskwaliteit, aangeeft waar zij risico’s en tekortkomingen
                  ziet en scholen en besturen daarop aanspreekt. Dit helpt scholen en besturen om zichzelf
                  continu te verbeteren.
               
De noodzakelijke groei van de inspectie brengt ook de nodige uitdagingen met zich
                  mee, zoals werven en opleiden van nieuwe collega’s. Daarom heeft de inspectie voor
                  2024 tijdelijk keuzes moeten maken in de werkzaamheden voor dat jaar. Die keuzes zijn
                  mede ingegeven door de prioriteiten die ook uw Kamer heeft gesteld, namelijk meer
                  zicht op de kwaliteit van scholen. Daar zet de inspectie voor 2024 dan ook onverminderd
                  op in. Het aantal onderzoeken bij besturen waar geen directe aanleiding voor is, zal
                  in 2024 daardoor tijdelijk kleiner zijn.
               
Naast de instrumenten die de inspectie nu al inzet om het zicht op de kwaliteit van
                  scholen te verbeteren ben ik bezig met een herijking van de sturing in het funderend
                  onderwijs. In deze herijking kijk ik naar zeggenschap, bekostiging en arbeidsvoorwaardenvorming.
                  Met dit traject geef ik invulling aan de motie van het lid Beertema om het bestuursmodel
                  te evalueren.6 Dit traject kan leiden tot een verdere versterking van het toezicht. In het voorjaar
                  van 2024 zal ik uw Kamer hier nader over informeren.
               
2.1 Meer onderzoeken op scholen
               
De inspectie heeft in het schooljaar 2022/2023 meer kwaliteitsonderzoeken gedaan bij
                  risico’s op scholen dan in de jaren daarvoor. Met de jaarlijkse prestatie- en risicoanalyse
                  kijkt de inspectie aan de hand van een aantal indicatoren naar alle scholen in Nederland.7 Er wordt dan bijvoorbeeld gekeken naar leerresultaten, de voortgang in de cognitieve
                  ontwikkeling van leerlingen en de ontwikkeling van leerlingenaantallen. Ook kijkt
                  de inspectie naar aantallen signalen van bijvoorbeeld leraren, ouders of leerlingen
                  en studenten. Afgelopen schooljaar is een groter deel van de scholen die risico’s
                  vertoonden onderzocht. Er zijn circa 200 extra onderzoeken op scholen gedaan. Hierdoor
                  zijn meer scholen in beeld gekomen waar de kwaliteit niet op orde is. Deze aanscherping
                  heeft dus duidelijk effect gehad: de inspectie is sneller daar waar de risico’s zijn.
                  Deze werkwijze wordt de komende periode voortgezet.
               
Daarnaast is de inspectie dit schooljaar gestart met het doen van steekproefsgewijze
                  kwaliteitsonderzoeken op scholen. Dit zijn brede kwaliteitsonderzoeken waarmee uiteindelijk
                  in de Staat van het Onderwijs een representatief beeld kan worden gegeven van de onderwijskwaliteit op schoolniveau.
                  Dit zijn tevens onderzoeken waarin een (eind)oordeel wordt geveld over de onderwijskwaliteit
                  en waarin scholen dus horen wat ze goed doen en waar verbetering nodig is. Ook hier
                  gaat het om een paar honderd extra onderzoeken per jaar.
               
2.2 Onaangekondigde bezoeken
               
De inspectie heeft de wettelijke bevoegdheid om onaangekondigd onderzoeken te doen.
                  De inspectie maakt daar ook nu al gebruik van, vooral in situaties waar zij bepaalde
                  risico’s ziet. De inspectie onderzoekt op dit moment in welke gevallen een onaangekondigd
                  onderzoek effectief kan worden ingezet. Om zo – zoals is toegezegd – op de meest effectieve
                  wijze meer onaangekondigde bezoeken af te leggen.8 Dat doet zij aan de hand van pilots, een wetenschappelijke literatuurstudie, een
                  inventarisatie van ervaringen bij andere toezichthouders in binnen- en buitenland
                  en gesprekken met het veld. Het instrument kan op die manier evidence-informed ingezet worden. De inspectie is dit najaar gestart en verwacht in het voorjaar van
                  2024 de resultaten. Daarna zal ik uw Kamer informeren over de verdere uitwerking van
                  dit instrument door de inspectie.
               
2.3 Stimulerend toezicht
               
De inspectie werkt aan een versterking van het stimulerend toezicht. Ook voor scholen
                  die al voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen is het cruciaal dat zij zich blijven
                  ontwikkelen en de kwaliteit blijven verbeteren. Een lerende cultuur binnen een school,
                  gericht op continue verbetering, is inspirerend voor docenten en leerlingen. De inspectie
                  kan daarin vanuit haar wettelijke stimulerende taak een belangrijke rol spelen.
               
Afgelopen voorjaar is door uw Kamer besloten om de waardering Goed op schoolniveau en het predicaat excellent in het funderend onderwijs af te schaffen.9 Daarbij is uitvoering gegeven aan de motie van het lid Van Meenen (D66) die hiertoe
                  opriep.10Conform toezegging aan uw Kamer worden deze toezichtinstrumenten door de inspectie
                  geëvalueerd, waarbij ook extern onderzoek door onderzoeksbureau Regioplan plaatsvindt.
                  Ook houdt de inspectie het instrumentarium voor stimulerend toezicht tegen het licht.
               
De inzet is om het repertoire aan stimulerende interventies te vergroten. Ook nu stimuleert
                  de inspectie al dat scholen en opleidingen uitstijgen boven de wettelijke vereisten.
                  De inspectie monitort bijvoorbeeld de ontwikkelingen op stelselniveau en brengt mogelijkheden
                  voor verbetering in beeld. Webinars, nieuwsbrieven en brochures dragen hier ook aan
                  bij. De inspectie levert met bijvoorbeeld ronde tafels met bestuurders en scholen,
                  samenwerkingsverbanden en gemeenten een bijdrage aan de ontwikkeling van het onderwijs.
                  Stimulerend toezicht gaat ook over het stimulerend te werk gaan bij onderzoeken, over
                  waar het beter moet, waar het beter kan en wat er al goed gaat.
               
De inspectie onderzoekt ook hoe zij een grotere bijdrage kan leveren aan kennisuitwisseling,
                  in aanvulling op programma’s zoals de expertscholen van Ontwikkelkracht. De inspectie
                  kan bijvoorbeeld haar kennis vanuit de praktijk vaker delen, gecombineerd met wetenschappelijke
                  inzichten over kwalitatief goed onderwijs. Deze en andere opties om het instrumentarium
                  voor stimulerend toezicht te versterken, worden de komende maanden door de inspectie
                  verkend.
               
De inspectie kijkt in principe binnen de huidige mogelijkheden die de wet biedt naar
                  manieren om invulling te geven aan een versterking van het stimulerend toezicht. Ik
                  onderzoek echter ook wettelijke mogelijkheden zoals het toevoegen van het oordeel
                  Goed. De voorbereiding op de besluitvorming over een verrijkt instrumentarium wordt komend
                  voorjaar afgerond, waarna de Kamer zal worden geïnformeerd.
               
3. Toets op goed bestuur en het stellen van voorwaarden aan het vak van schoolbestuurder
               
Schoolbesturen in het funderend onderwijs vervullen een belangrijke rol en dragen
                  een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zij moeten niet alleen zorg dragen
                  voor de kwaliteit en continuïteit van het onderwijs, maar ze zijn ook verantwoordelijk
                  voor goed werkgeverschap. Daarnaast spelen ze een belangrijke rol in het oplossen
                  van maatschappelijke problemen, zoals het lerarentekort en kansenongelijkheid. Dit
                  moeten ze doen door lokaal of regionaal samen te werken. Een buitengewoon brede opdracht
                  en daarmee een complexe taak, die heel veel schoolbestuurders gelukkig met toewijding
                  en succes uitvoeren.
               
Schoolbestuurders hebben de wens geuit om zich vanuit die grote, brede maatschappelijke
                  opdracht te verantwoorden over hun professionaliteit. De Vereniging voor Onderwijsbestuurders,
                  de PO-Raad en de VO-raad hebben daartoe een beroepsprofiel voor bestuurders in het
                  funderend onderwijs opgesteld en een pilot uitgevoerd ten behoeve van de uitwerking
                  van een bijbehorende accreditatiesystematiek. Deze initiatieven zijn gericht op voortdurende
                  professionalisering en ontwikkeling. De eerste resultaten worden in december 2023
                  verwacht.
               
Om de op leren en ontwikkelen gerichte stappen die de raden zetten kracht bij te zetten
                  en de rol van schoolbestuurders te versterken, wordt er door mijn ministerie gewerkt
                  aan wettelijke minimumeisen waaraan een schoolbestuurder moet voldoen en aan de hand
                  waarvan de inspectie toezicht kan houden. Van een schoolbestuurder wordt bijvoorbeeld
                  integer handelen verwacht en de beschikking over voldoende kennis en vaardigheden
                  voor de uitvoering van bestuurderstaken. Deze aspecten neem ik mee in de voorbereiding
                  van een wetsvoorstel. Ik streef ernaar het wetsvoorstel rond de zomer van 2024 in
                  internetconsultatie te kunnen laten gaan.
               
4. Direct en daadkrachtig handelen bij onvoldoende kwaliteit
               
Waar de kwaliteit van het onderwijs tekortschiet, is het in het belang van leerlingen
                  dat het onderwijs zo snel mogelijk weer op niveau is. Daar werken talloze leraren,
                  schoolleiders en schoolbestuurders keihard aan. Ik ben hen daarvoor zeer dankbaar
                  en wil hen daarbij helpen. Daarom is de ondersteuning aan scholen en besturen verder
                  uitgebreid.
               
Er zijn helaas ook situaties waarin herstel te lang duurt omdat scholen door onvermogen
                  of onwil niet voortvarend aan herstel werken. Ook kan het proces van inspectieonderzoek
                  tot publicatie van een rapport veel tijd in beslag nemen. Wanneer er daadwerkelijk
                  tekortkomingen geconstateerd worden en niet snel hersteld worden, zijn uiteindelijk
                  de leerlingen hiervan de dupe en dat vind ik onacceptabel. Om deze processen te versnellen
                  en de inspectie meer mogelijkheden te bieden sneller in te grijpen, heb ik een aantal
                  acties in gang gezet. Ook de inspectie heeft stappen gezet op dit vlak. Dit alles
                  met het doel om scholen en besturen die onvoldoende presteren aan te sporen om hun
                  zaken sneller op orde te hebben en leerlingen sneller kwalitatief goed onderwijs te
                  bieden.
               
4.1 Uitbreiding ondersteuning aan scholen en schoolbesturen
               
Voor de ondersteuning van scholen en besturen die het oordeel «zeer zwak» of «onvoldoende»
                  hebben gekregen en voor scholen en besturen die zelf risico’s signaleren, zijn twee
                  sectorale programma’s beschikbaar: Goed Worden, Goed Blijven (hierna: GWGB(+), voor
                  het po) en Leren Verbeteren (hierna: LV, voor het vo). Vanaf het schooljaar 2023/2024
                  wordt de ondersteuning aan scholen en schoolbesturen in het po en vo uitgebreid. Beide
                  ondersteuningsprogramma’s zijn voor de komende twee schooljaren verlengd, en hebben
                  extra middelen toegekend gekregen om zoveel mogelijk scholen en besturen met een ondersteuningsvraag
                  te kunnen helpen. GWGB wordt met subsidie van OCW uitgevoerd door de PO-Raad en Leren
                  Verbeteren wordt in opdracht van OCW uitgevoerd door B&T Organisatieadvies. Beide
                  programma’s zijn effectief in het terugdringen van de kwaliteitstekorten en de deelnamepercentages
                  zijn hoog.11 Scholen en besturen die (net) voldoende scoren kunnen ook aanspraak maken op deze
                  beschikbare ondersteuning. Het is belangrijk dat scholen met het oordeel zeer zwak of onvoldoende hulp krijgen. Daarom wordt op dit moment gewerkt aan een wettelijke verplichting
                  voor de ondersteuning bij zeer zwak onderwijs. Deze scholen schieten op cruciale onderdelen
                  van het leerproces of schoolklimaat tekort en zij verbeteren zich zelden op eigen
                  kracht. Scholen met het oordeel onvoldoende worden aangemoedigd deel te nemen, maar
                  kunnen ook op eigen kracht of via andere interventies werken aan herstel. Uit de onderwijspraktijk
                  blijkt ook dat dit vaak succesvol gebeurt. Daarnaast is er een juridisch verschil
                  tussen het oordeel zeer zwak, wat kan leiden tot beëindiging van de bekostiging en het oordeel onvoldoende. Daarom wordt de wettelijke ondersteuning voor scholen met het oordeel onvoldoende niet verplicht.
               
Ten slotte wordt er ook gewerkt aan een bredere visie op de totale ondersteuningsstructuur
                  voor scholen, die ervoor moet zorgen dat de verschillende ondersteuningsprogramma’s,
                  zoals ook die van het Masterplan Basisvaardigheden, nog beter op elkaar aansluiten.
               
4.2 Sneller ingrijpen
               
Vorig schooljaar heeft de inspectie de reactietermijn van besturen op rapporten teruggebracht
                  van vier naar twee weken. Ook de eigen verwerkingstermijn van de inspectie is verkort.
                  Verder is met de inwerkingtreding van de Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium
                  onderwijs ook de publicatietermijn van rapporten verkort van vijf naar drie weken.
                  Bij elkaar opgeteld levert dat al ruim een maand tijdwinst op.
               
Op dit moment bekijkt de inspectie waar – binnen de grenzen van de wet – bepaalde
                  hersteltermijnen verkort kunnen worden en waar de inspectie meer kan differentiëren
                  bij hersteltermijnen, waarbij als uitgangspunt blijft gelden dat er altijd een redelijke
                  termijn geboden moet worden. Dat is uiteindelijk het doel: een school of bestuur moet
                  zich kunnen herstellen. Bij herstelopdrachten rondom sociale veiligheid zijn bepaalde
                  termijnen al verkort. De aanscherping betreft de monitoring van de sociale veiligheid.
                  De komende tijd wordt gewerkt aan het verscherpen van andere hersteltermijnen.
               
4.3 Doorpakken bij herstelopdrachten en bijdragen aan herstel
               
Ik vind het belangrijk dat ouders/verzorgers betrokken worden en zo – indien nodig
                  – kunnen bijdragen aan herstel. Bij inspectiebezoeken wordt vaak met ouders gesproken
                  en gedurende ieder vierjaarlijks onderzoek bij besturen wordt de oudergeleding van
                  de medezeggenschapsraad geraadpleegd. Als een school het oordeel zeer zwak krijgt, stelt de inspectie een ouderrapport op, waarmee ouders door het schoolbestuur
                  geïnformeerd moeten worden. Ook moet de school ouders betrekken bij het opstellen
                  van een herstelplan. De inspectie houdt hier toezicht op. Ik vind dit een goede zaak.
                  Als het onderwijs tekortschiet, zijn leerlingen hiervan de dupe. Hun ouders hebben
                  er recht op goed geïnformeerd te worden en betrokken te worden bij het herstel.
               
Op 1 januari 2023 is de Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen
                  2022 in werking getreden, waardoor sneller hogere sancties opgelegd kunnen worden
                  indien dat geboden is. Deze regel wordt nu al toegepast bij schoolbesturen die niet
                  op tijd hun jaarverslag hebben aangeleverd. Waar een bestuur bij niet tijdige aanlevering
                  eerst nog een opschorting van de bekostiging kon verwachten, wordt onder de nieuwe
                  beleidsregel meteen bekostiging ingehouden. Dit najaar zijn drie schoolbesturen gesanctioneerd:
                  één vo-bestuur en twee po-besturen. Dit is een forse daling ten opzichte van voorgaande
                  jaren. Ik hoop dat deze aantallen zo laag blijven en dat besturen tijdig hun jaarverslag
                  blijven aanleveren.
               
Voor al deze maatregelen geldt dat de leerlingen centraal staan. Zij hebben recht
                  op goed onderwijs. Om dat te garanderen biedt de wet verschillende mogelijkheden om
                  op te treden, in gevallen waarin scholen zich niet aan de deugdelijkheidseisen houden.
                  De inspectie kan herstelopdrachten geven, er kunnen bekostigingssancties worden opgelegd
                  en – bij wanbeheer – is er de optie tot het geven van een aanwijzing. De aanwijzingsbevoegdheid
                  is uitgebreid door middel van de Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs.
                  Daardoor is het onder meer mogelijk geworden om een aanwijzing te geven indien een
                  bevoegd gezag ernstig of langdurig tekortschiet bij het nemen van maatregelen die
                  noodzakelijk zijn ter waarborging van de kwaliteit en goede voortgang van het onderwijs.
               
Een bekostigingssanctie is soms niet het meest effectieve instrument om schoolbesturen
                  tot verbetering te bewegen. Het betreft dan scholen die ondermaats presteren en financieel
                  in zwaar weer verkeren. Het opleggen van een financiële sanctie is dan moeilijk omdat
                  daarmee het voortbestaan van de school in gevaar zou komen, terwijl de bedoeling van
                  zo’n sanctie is om verbetering te realiseren. De zojuist beschreven uitgebreide aanwijzingsbevoegdheid
                  zal in die gevallen, waarin sprake is van ernstige of langdurig ondermaatse onderwijskwaliteit,
                  uitkomst moeten bieden. De komende periode zal worden bezien of dat inderdaad het
                  geval is. Parallel daaraan verkennen we of er mogelijkheden zijn om tot verdere verbetering
                  van de handhavingsmogelijkheden te komen, mogelijkerwijs door middel van een aanpassing
                  van de wet.
               
Tot slot
Samen met de inspectie hebben we de nodige stappen gezet. Dat neemt niet weg dat we
                  ook nog steeds veel te doen hebben. Daar zal ik mij voor blijven inzetten. Uw Kamer
                  wordt in het najaar van 2024 weer geïnformeerd over de voortgang.
               
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
