Brief regering : Voortgang op een viertal luchtvaartonderwerpen
31 936 Luchtvaartbeleid
Nr. 1116 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2023
Met deze brief wordt u geïnformeerd over de voortgang op een viertal luchtvaartonderwerpen.
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan drie toezeggingen en een motie van de Kamer.
Deze brief stuur ik u mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW) in verband met het onderwerp van de motie van het lid De Hoop c.s. over periodieke
controles op Schiphol1.
Het betreft de volgende onderwerpen:
1. Registratiekosten voor drone-exploitanten in andere EU-landen;
2. Periodieke controles door de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) en de Inspectie Leefomgeving
en Transport (ILT);
3. Tiende update zomerdrukte Schiphol;
4. Verbod korte vluchten Benelux.
1. Registratiekosten voor drone-exploitanten in andere EU-landen
Sinds 31 december 2020 gelden Europese regels voor het vliegen met drones. Deze regels
gelden in alle landen van de Europese Unie (EU). De eigenaar van de drone, de exploitant,
moet zich registreren ten behoeve van de veiligheid en handhaving. Op grond van de
Europese regels dienen lidstaten te zorgen voor de oprichting en instandhouding van
een nauwkeurig registratiesysteem voor drone-exploitanten. In Nederland beheert de
RDW het exploitantenregister (en ook het register voor het drone vliegbewijs). Bij
het Commissiedebat Vliegveiligheid van 6 september jl. is gevraagd naar de kosten
van de registratie. Daarbij is aan het lid Koerhuis (VVD) toegezegd de Kamer te informeren
over de registratiekosten voor drones in een aantal andere Europese lidstaten.
De RDW stelt jaarlijks de kostendekkende tarieven in Nederland vast. De hoogte van
de tarieven wordt bepaald door de kosten die de RDW maakt voor de verschillende diensten
zoals beheer, onderhoud en klantenbalie. In 2023 zijn de aanvraagkosten € 23 en de
verlengkosten € 13 per jaar. De inschrijving in het register is geldig voor de duur
van 1 jaar om zodoende het register actueel en nauwkeurig te houden.
De registratie in het exploitantenregister in België is gratis. In Duitsland zijn
de kosten voor een natuurlijk persoon € 20,– en voor een rechtspersoon € 50,–. Het
verschil tussen de tarieven is afhankelijk van meerdere factoren zoals de wijze waarop
de instandhouding is geregeld, de verhouding tussen de kosten van het exploitatieregister
en het register voor het vliegbewijs, en niveau van service.
Hiermee wordt de toezegging van 6 september jl. aan lid Koerhuis inzake de registratiekosten
voor drone-exploitanten in andere EU-landen2 als afgedaan beschouwd.
2. Controles door de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) en de Inspectie Leefomgeving
en Transport (ILT)
Motie van het lid De Hoop c.s.3 verzoekt de Ministers van IenW en SZW om samen in overleg te gaan met de Nederlandse
Arbeidsinspectie (NLA) en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) om te verkennen
hoe er tot een periodieke controle van de arbeidsomstandigheden op Schiphol kan worden
gekomen. Met deze brief wordt u geïnformeerd op welke wijze invulling is gegeven aan
de motie. Hiermee wordt de motie van het lid De Hoop c.s. als afgedaan beschouwd.
In 10 jaar tijd heeft de Nederlandse Arbeidsinspectie ruim 800 keer inspecties uitgevoerd
op Schiphol.4 In die zin is er dus sprake van periodieke controles. Indien met periodiek wordt
gedoeld op een vaste frequentie, dan geldt dat dit alleen van toepassing is in het
toezicht op de ruim 400 BRZO5 installaties in Nederland. Daarvan zijn er ook twee op Schiphol. Sinds de uitbreiding
van haar formatie heeft de inspectie als doel om aan 90% van de gezamenlijke BRZO
inspecties deel te nemen. Dat zijn inspecties samen met de veiligheidsregio en de
omgevingsdienst. Kortheidshalve wordt verwezen naar de website van BRZO+ en naar de
toelichting in het jaarplan.6
Het toezicht op BRZO installaties is een bijzondere vorm van toezicht op de arbeidsomstandigheden
bij een zeer specifieke groep werkgevers/bedrijven. Voor het «reguliere» toezicht
op de arbeidsomstandigheden geldt dat wet- en regelgeving er expliciet van uitgaan
dat er geen vaste frequentie is. Uitgangspunt in wet- en regelgeving en in de werkwijze
van de inspectie is dat er op grond van meldingen en risicogericht wordt gewerkt.7 De werkwijze van de Arbeidsinspectie is risicogericht, zowel actief (projectmatig
gericht op een risico) als reactief/responsief (op grond van meldingen en verzoeken).
Naar aanleiding van onderzoek van journalisten naar de arbeidsomstandigheden op Schiphol
hebben inspecteurs in september 2022 controles uitgevoerd. Daarbij constateerden ze
serieuze tekortkomingen en gevaar voor fysieke overbelasting. En werd duidelijk dat
de gehanteerde werkwijze op dit punt een blinde vlek opleverde. De Arbeidsinspectie
heeft laten weten dat ze graag eerder was gegaan. Zoals aan de Kamer ook gemeld was
tot september 2022 de fysieke belasting van bagageafhandelaren niet specifiek naar
voren gekomen uit risicoanalyse en meldingen.8 Blinde vlekken zijn nooit volledig uit te sluiten, maar het is zaak de kans er op
zo klein mogelijk te maken. Daartoe is de werkwijze tegen het licht gehouden en op
een aantal punten aangepast.
De geïdentificeerde en reeds toegepaste verbeteringen zijn tweeërlei. Ten eerste om
voor bedrijfsartsen, die uit hoofde van hun beroep zicht hebben op mogelijke beroepsziekten,
de drempel om te melden te verlagen. Dit geldt niet alleen voor Schiphol, de inspectie
verstevigt de contacten met de hele beroepsgroep via de Nederlandse Vereniging van
Bedrijfsartsen. Ten tweede en specifiek voor Schiphol (en andere luchthavens) geldt
dat meldingen betreffende de airside zwaarder gewogen worden. Het onderscheid tussen
landside en airside is onontkoombaar op een luchthaven. Tegelijk ligt in deze afscheiding
een risico van onzichtbaarheid en onvoldoende instructie en toezicht door de werkgever,
en toezicht door de toezichthouder, besloten. De Inspectie zal bij haar risicobeoordeling
dit aspect een zwaardere weging geven. In algemene zin geldt ook dat een melding die
gedaan wordt door een vakbond of vanuit de personeelsvertegenwoordiging altijd in
behandeling genomen wordt door de inspectie, ongeacht het onderwerp. Naast deze twee
verbeteringen is ook de vorming, in 2022, van de Directie Meldingen en Verzoeken een
verbetering. Dit versterkt in bredere zin de analyse over alle meldingen heen en draagt
ook verder bij aan het verder vergroten van de informatiewaarde uit alle meldingen.
Onlangs is de Kamer geïnformeerd over een volgende stap in de handhavingstrajecten
rond fysieke belasting en blootstelling aan gevaarlijke stoffen op Schiphol.9
In het kader van het handhavingstraject in de bagageafhandeling heeft de Nederlandse
Arbeidsinspectie aan ieder van de zes werkgevers een last onder dwangsom opgelegd.
Een last onder dwangsom wordt gebonden aan een termijn of termijnen. Onderdeel van
dat handhavingstraject is daarmee dat periodiek de voortgang wordt beoordeeld. In
het kader van het handhavingstraject in de bagageafhandeling heeft de Nederlandse
Arbeidsinspectie aan ieder van de zes werkgevers de eis opgelegd om te komen tot automatisering/mechanisering.
Ook daaraan is een termijn gekoppeld. Ook in dit handhavingstraject zal naar verwachting
vervolgens periodiek de voortgang worden beoordeeld.
Ten aanzien van blootstelling aan gevaarlijke stoffen is een tweetal deelbesluiten
aan de orde. Het eerste deelbesluit heeft tot eisen aan een aantal werkgevers op Schiphol
geleid. Die eisen zijn gericht op het vervangen van dieselaangedreven voertuigen en
arbeidsmiddelen ten behoeve van vliegtuigvoorzieningen en het minimaliseren van de
mate en duur waarin werknemers worden blootgesteld aan dieselmotoremissie (DME). Daarnaast
moet er voor werknemers die blootgesteld (kunnen) worden aan gevaarlijke stoffen een
(periodiek) arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) komen. In het kader van dit
handhavingstraject zal periodiek de voortgang worden beoordeeld.
Het tweede deelbesluit is nog in voorbereiding. Hierin zal van Schiphol Nederland
B.V. worden geëist dat maatregelen worden genomen die betrekking hebben op het gebruik
van vliegtuigmotoren rond platforms, en maatregelen die betrekking hebben op het gebruik
van Auxilliary Power Units (APU’s) en van diesel aangedreven vliegtuigvoorzieningen
rond platforms. Omdat bij dit tweede deelbesluit andere belanghebbenden betrokken
zijn, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure gevolgd, zodat alle mogelijke
belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld om op het ontwerpbesluit hun zienswijze
in te dienen bij de Arbeidsinspectie. Op het ontwerpbesluit heeft de Arbeidsinspectie
9 zienswijzen ontvangen van (groepen van) belanghebbenden. De zienswijzen geven aanleiding
tot nader onderzoek, waarna de inspectie tot een definitief besluit zal komen over
te stellen eisen. Ook in het kader van dit handhavingstraject zal naar verwachting
vervolgens periodiek de voortgang worden beoordeeld.
De ILT houdt toezicht op de veiligheid van de luchthaven en de naleving van de milieunormen
en -regels. In dit kader is de ILT wekelijks aanwezig op Schiphol voor verschillende
thema’s. Onderwerpen waar de ILT toezicht op houdt gerelateerd aan arbeidsomstandigheden
zijn onder meer veiligheid bij de grondafhandeling en vermindering van het gebruik
van de APU.10
3. Tiende update zomerdrukte Schiphol
Conform de toezegging in het Commissiedebat Luchtvaart van 1 juni 2022 (Kamerstukken
29 665 en 31 936, nr. 430) en het Vragenuur van 13 september 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 107, item 3) is de Kamer regelmatig geïnformeerd11 over de drukteproblematiek vorig jaar op Schiphol. Hierbij ontvangt u een korte terugblik
op het verloop van de zomerperiode dit jaar.
In de zomervakantie (7 juli t/m 3 september) vertrokken 3,7 miljoen passagiers vanaf
Schiphol. Gemiddeld waren er 1.339 vliegtuigbewegingen per dag. Ten opzichte van vorig
jaar betekent dat een stijging (+12%). Het pre-coronaniveau werd nog niet gehaald
(–8%).
De doorstroom bij de beveiliging verliep goed: 95% van de vertrekkende passagiers
ging binnen 8 minuten door de securitycontrole. Dit is terug te zien in de waardering
van passagiers die van en naar Schiphol reisden, zo blijkt uit onderstaande weergave
van de Net Promoter Score in de onderstaande figuur. Hierin is een duidelijke verbetering zichtbaar ten opzichte
van vorig jaar.
De maatregelen die Schiphol heeft genomen om de wachtrijen aan te pakken, hebben duidelijk
hun vruchten afgeworpen. Dat betekent niet dat alles vlekkeloos verliep. Op sommige
momenten hebben aankomende reizigers lang bij de paspoortcontrole of bij de bagageband
moeten wachten. Daarnaast blijft Schiphol werken aan de verbetering van de arbeidsomstandigheden.
Op 21 september jl. hebben Schiphol en de zes bagageafhandelaren een gezamenlijk plan
van aanpak ingediend bij de NLA. Dit moet er bijvoorbeeld toe leiden dat in april
2024 op iedere werkplek in de bagagekelder een tilhulp aanwezig is.
Gelet op de voortgang die door Schiphol is geboekt en het positieve verloop van de
luchthavenoperatie afgelopen zomervakantie, is dit wat IenW betreft de laatste periodieke
update over de zomerdrukte op Schiphol.
4. Verbod korte vluchten Benelux
In het Tweeminutendebat Verduurzaming luchtvaart op 25 mei jl. is toegezegd om een
juridische analyse uit te voeren. Dit was naar aanleiding van de vraag van lid Kröger
in hoeverre het binnen de Benelux-afspraken mogelijk is om korte afstandsvluchten
te verbieden, mede in het licht van het Franse verbod op korte afstandsvluchten. In
deze brief wordt het juridisch kader m.b.t. commerciële lijndiensten toegelicht. Over
de kaders die van toepassing zijn op privéjets bent u eerder geïnformeerd.12 Met onderstaand antwoord wordt de toezegging aan lid Kröger inzake het verbieden
van korte afstandsvluchten binnen de Benelux beschouwd als afgedaan.13
Benelux
Het huidige Benelux-verdrag is het Benelux Unie herzieningsverdrag van 17 juni 2008
dat op 1 januari 2012 in werking trad. In dit verdrag bevat artikel 3.2, onderdeel
a, een bepaling over samenwerking op het gebied van transport, met oog op vervolmaking
van de interne markt en verwezenlijking van de Benelux Economische Unie. Het gaat
hier dus om verdere integratie. Voor het verbieden van vluchten biedt het Verdrag
geen grondslag.
EU-recht
Voor een eventueel verbod is het EU-recht leidend. Daarbij geldt het beginsel van
Unietrouw: EU-lidstaten kunnen geen verplichtingen aangaan die tegen het EU-recht
in gaan. Het, al dan niet in Beneluxverband, verbieden van korte vluchten kan dus
alleen voor zover het in overeenstemming is met het geldende EU-recht.
EU-verordening 1008/2008
EU-verordening 1008/2008 regelt de verlening van commerciële intra-EU luchtvervoersdiensten
door EU-luchtvaartmaatschappijen. Op grond van deze verordening mogen Europese luchtvaartmaatschappijen
vrij opereren op alle routes binnen de Europese Unie. Artikel 20 biedt de mogelijkheid
om in geval van ernstige milieuproblemen tijdelijk de uitoefening van verkeersrechten
te beperken of te weigeren, met name wanneer andere takken van vervoer een passend
niveau van dienstverlening bieden. De toepassing van deze afwijkende voorziening vereist
een concrete nationale grondslag en is slechts mogelijk na goedkeuring van de Europese
Commissie. Het artikel schrijft verder voor dat de betrokken maatregel niet mag discrimineren,
niet mag leiden tot concurrentievervalsing tussen luchtvaartmaatschappijen en niet
restrictiever mag zijn dan nodig is om de problemen op te lossen.
Een concrete wettelijke grondslag voor het tijdelijk verbieden van dergelijke korte
vluchten wegens ernstige milieuproblemen ontbreekt in de Nederlandse wetgeving. Bovendien
kan het, gelet op het grensoverschrijdend karakter, niet eenzijdig door Nederland
vastgesteld worden. Ook wanneer de betrokken landen allen akkoord zijn en de Europese
Commissie hier toestemming voor geeft, zou een dergelijke voorziening slechts voor
ten hoogste drie jaar mogelijk zijn.
De Franse overheid heeft binnen de voorwaarden van artikel 20 van de verordening recent
tot een verbod van korte afstandsvluchten besloten.
Daarbij is relevant dat de Franse maatregel uitsluitend drie binnenlandse routes betreft,
tijdelijk van aard is en het verbod tot het uitvoeren van vluchten afhankelijk stelt
van strenge eisen voor de aanwezigheid van vervangend alternatief vervoer. Om die
drie redenen past het besluit van de Franse overheid binnen de restricties van EU-verordening
1008/2008.
Binnen de Benelux zou de toepassing van een artikel 20-verbod per definitie betrekking
hebben op grensoverschrijdende vluchten. Daarbij zou toepassing van het artikel voor
het instellen van een verbod dus de instemming van België en Luxemburg vereisen –
zij zullen dezelfde maatregel moeten toepassen. De toe te passen maatregel zou net
als in het Franse voorbeeld tijdelijk van aard moeten zijn, afstemming met de Europese
Commissie vereisen en het aanbod van alternatief vervangend vervoer noodzaken.
(Bilaterale en EU) luchtvervoerverdragen met derde landen
Voor een eventueel verbod van korte afstandsvluchten zijn niet alleen de randvoorwaarden
van artikel 20 van EU-verordening 1008/2008 relevant. De toestemming voor bepaalde
korte afstandsvluchten kan ook voortvloeien uit luchtvervoerovereenkomsten van één
van de Benelux-landen met derde landen of EU-luchtvervoerverdragen met derde landen.
In deze verdragen zijn bijvoorbeeld afspraken gemaakt over het toestaan van zogenaamde
vijfde vrijheidsrechten, waarbij luchtvaartmaatschappijen uit onder andere de VS,
Brazilië of Canada, na het aandoen van Nederland kunnen doorvliegen naar een ander
punt in de EU. Het kan daarbij zowel om grotere of relatief kleinere afstanden gaan.
In het algemeen gaat het daarbij overigens niet om bestemmingen binnen Nederland omdat
cabotage doorgaans is verboden in deze luchtvervoerverdragen. Cabotage houdt in dat
binnenlands vervoer van goederen of passagiers niet is toegestaan door een buitenlands
bedrijf.
Het niet langer toestaan van dergelijke vluchten kan slechts door het wijzigen van
de bestaande verdragen waarvoor ook de toestemming van die derde landen nodig is.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is de conclusie dat een algeheel verbod op korte afstandsvluchten
binnen de Benelux zeer moeilijk te realiseren zal zijn. Zelfs als de landen van de
Benelux akkoord gaan met een beperking of verbod, dan zal de Europese Commissie hiermee
ook akkoord moeten gaan en betreft het slechts een tijdelijke maatregel.
Samen met België zal wel verder worden verkend welke mogelijkheden er zijn op dit
gebied. Er blijft natuurlijk ook contact met andere Europese lidstaten over het al
dan niet beperken van korte vluchten.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat