Brief regering : Reactie op verzoek commissie over een update over de ondersteuning aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten bij de totstandkoming van verdragen
23 530 Verdragen in voorbereiding
Nr. 144
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 oktober 2023
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties
en Digitalisering, de reactie aan op het verzoek d.d. 15 juni jl. van de vaste commissie
voor Koninkrijksrelaties om tijdig voor de behandeling van de begroting voor Koninkrijksrelaties
en het BES-fonds 2023 een update te sturen over de ondersteuning aan Aruba, Curaçao
en Sint Maarten (hierna: de Landen) bij de totstandkoming van verdragen.
1. Stand van zaken BZ/BZK-samenwerking
Graag ga ik als eerste in op het punt van een mogelijke integratie van het traject
van de Staatssecretaris (het BZK-traject) en het project dat onder mijn verantwoordelijkheid
van start is gegaan (het BZ-project), zie de brief van 19 mei jl. (Kamerstuk 23 530, nr. 141). Na overleg met de Staatssecretaris en met de Landen is besloten om de twee initiatieven
te integreren. Alle zeven mensenrechtenverdragen van het BZK-traject zullen worden
overgeheveld naar het BZ-traject. Wel zal de subcommissie mensenrechtenverdragen,
die is ingesteld ter bevordering van de implementatie van mensenrechtenverdragen in
het Caribische deel van het Koninkrijk en die tot nu toe verantwoordelijk is geweest
voor de uitvoering van het BZK-traject,1 betrokken blijven. De Staatssecretaris en ik zullen nog met elkaar bespreken hoe
de exacte rolverdeling tussen BZK en BZ eruit zal zien. Daarbij is de voorlopige inzet
als volgt. BZ onderhoudt regulier contact met de Directies Buitenlandse Betrekkingen
(DBB’s) van de Landen, draagt bij aan het contact tussen de DBB’s en de inhoudelijk
verantwoordelijke beleidsdirecties in de Landen en faciliteert het contact tussen
de Landen en de vakdepartementen in Den Haag. BZK onderhoudt in het kader van de subcommissie
mensenrechtenverdragen de contacten met de landen over het opstellen van implementatieplannen,
het doen van wetgevingsanalyses en het opstellen van benodigde wetgeving ten aanzien
van de mensenrechtenverdragen. Voor de overige verdragen zullen de inhoudelijk verantwoordelijke
vakdepartementen in Den Haag betrokken worden om te bekijken of een vergelijkbaar
proces kan worden vormgegeven.
2. Stand van zaken geselecteerde verdragen
Ten tijde van de brief van 19 mei jl. was de selectie van de verdragen die met voorrang
zullen worden opgepakt nog gaande. Deze selectie is inmiddels afgerond. Een overzicht
van de geselecteerde verdragen is bijgesloten. Naast de zeven mensenrechtenverdragen
betreft het verdragen op het gebied van beveiliging van gerubriceerde gegevens, cybercrime,
milieu, arbeid en het tegengaan van corruptie. Bij het selecteren van deze verdragen
is rekening gehouden met de wensen van de Landen en ook de belangen van het Koninkrijk.
Ook is de haalbaarheid van het oppakken van een verdrag mede bepalend geweest (laaghangend
fruit eerst).
Het is de bedoeling om bij de geselecteerde verdragen in te zetten op twee sporen:
enerzijds het delen van kennis en expertise, en anderzijds het (helpen) realiseren
van ondersteuning.
Het tweede spoor heeft inmiddels vorm gekregen. Het meewerkprogramma, waarbij verdragsjuristen
van de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Directies Buitenlandse
Betrekkingen (DBB’s) van de Landen zouden ondersteunen (één verdragsjurist per DBB
voor de duur van een maand), is afgerond. Het programma is overwegend als zeer positief
ervaren en zal worden voortgezet.
Het betrekken van de vakdepartementen (als onderdeel van het tweede spoor) en het
eerste spoor (het delen van kennis en expertise) zullen de komende tijd meer vorm
krijgen. In samenspraak met de Landen zal per geselecteerd verdrag worden bekeken
hoe het betreffende verdrag het beste opgepakt kan worden. De strategie die per verdrag
zal worden ontwikkeld, wordt bepaald aan de hand van de vraag wie de analyse van beleid
en/of wet- en regelgeving het beste kan gaan doen, of daarbij ondersteuning nodig
is, en zo ja, wat voor ondersteuning (in de vorm van personen, bijvoorbeeld externen
in de Landen zelf of van Nederland, of in de vorm van middelen), wie benodigde beleid
en/of wet- en regelgeving kan gaan schrijven, en of daarbij wederom ondersteuning
(en in welke vorm) nodig is. Medebepalend is of een verdrag reeds voor Caribisch Nederland
(de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba) geldt.
In dit opzicht verdient het opmerking dat Curaçao de analyse van het Haags Kinderontvoeringsverdrag
recentelijk heeft afgerond (zie nr. 1 op de bijgevoegde lijst van geselecteerde verdragen).
Een analyse van het verdrag en de Curaçaose wetgeving heeft geresulteerd in de conclusie
dat naast het aanwijzen van een centrale autoriteit, te weten de Voogdijraad Curaçao,
geen uitvoeringswetgeving nodig is. Het is de bedoeling dat het verdrag nog dit jaar
wordt geratificeerd voor Curaçao. Daarmee wordt de medegelding voor Curaçao gerealiseerd.
De analyse gemaakt door Curaçao zal met Aruba en Sint Maarten worden gedeeld, zodat
Aruba en Sint Maarten die analyse kunnen gebruiken voor hun analyses van de nationale
wet- en regelgeving.
Ook zal op korte termijn het op 16 mei 2005 te Warschau tot stand gekomen Verdrag
van de Raad van Europa inzake de bestrijding van mensenhandel worden geratificeerd
voor Curaçao (zie nr. 4 op de lijst).
3. Opschoning medegeldingslijsten en conferentie
Een aanvullend actiepunt onder het project betreft de opschoning van de zogenaamde
medegeldingslijsten. Voor elk Land gaat het om vier lijsten: (1) een lijst met verdragen
waarvan de medegelding nog in beraad is, (2) een lijst met verdragen waarvan de medegelding
gewenst is maar waarbij uitvoeringswetgeving nog nodig is, (3) een lijst met verdragen
waarvan de medegelding is gewenst maar waarbij onduidelijk is of er uitvoeringswetgeving
nodig is, en (4) een lijst met verdragen waarvan de medegelding gewenst is en waarbij
er geen uitvoeringswetgeving nodig is. Waar nodig zal er worden afgestemd met de Landen.
Inmiddels is een start gemaakt met het opschonen van de lijsten. Het saneren van de
lijsten zal bijdragen aan het terugdringen van de caseload voor de Landen, waardoor
gemakkelijker het overzicht kan worden behouden en er gemakkelijker bepaald kan worden
welke verdragen het beste zouden kunnen worden opgepakt nadat de medegelding is gerealiseerd
voor de geselecteerde verdragen.
Tevens is een actiepunt onder het project het organiseren van een conferentie om met
andere (eiland)staten in de Caribische regio van gedachten te wisselen over uitdagingen
in de verdragspraktijk. In het bijzonder zal stilgestaan worden bij de institutionele
capaciteit en de vraag hoe met capaciteitsuitdagingen wordt omgegaan/ het beste kan
worden omgegaan. De voorbereidingen voor de conferentie zijn inmiddels van start gegaan.
De conferentie wordt georganiseerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken in samenspraak
met de Landen en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Inzet
is om de conferentie op 4 en 5 juni 2024 te laten plaatsvinden in Curaçao.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken