Brief regering : Toezegging Afweegkader voor middellange termijn Woningbouw en Mobiliteit
34 682 Nationale Omgevingsvisie
Nr. 177
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 oktober 2023
Tijdens het Commissiedebat MIRT van 5 juli jl. heb ik toegezegd om de scores op de
elementen «woningbouwwaarde» en «bereikbaarheidswaarde» uit het afweegkader voor middellange
termijn Woningbouw en Mobiliteit (hierna: het afweegkader) met de Kamer te delen.
Daarbij heb ik ook toegezegd om de Kamer te informeren over de toepassing van de kwalitatieve
criteria uit het afweegkader.1 Dit in reactie op de inbreng van het lid Minhas, rapporteur Mobiliteitsfonds en MIRT
(woningbouwgelden), namens de vaste Kamercommissie voor Infrastructuur en Waterstaat.
Met deze Kamerbrief geef ik, mede namens de Minister van BZK en de Staatssecretaris
van IenW, invulling aan deze toezegging. Deze brief gaat achtereenvolgens in op de
achtergrond van de investeringen in woningbouw en mobiliteit, het brede afweegproces
om te komen tot de verdeling van de middelen en tot slot op de toepassing van de kwantitatieve
en kwalitatieve criteria uit het afweegkader. Als bijlage bij deze brief ontvangt
de Kamer de «Toelichting uitkomsten en scoring afweegkader middellange termijn Woningbouw
en Mobiliteit», waarin onder andere de scores staan op de elementen «woningbouwwaarde»
en «bereikbaarheidswaarde».
Achtergrond woningbouw en mobiliteit
In 2020 zijn in de Nationale Omgevingsvisie veertien grootschalige ontwikkellocaties
aangewezen.2 Deze locaties lagen in de meest gespannen woningmarktregio’s van dat moment. In opdracht
van het Ministerie van BZK heeft het bureau Rebel (in samenwerking met de bureaus
Fakton, Decisio en Stadkwadraat) in samenspraak met de betrokken regio’s vervolgens
in 2021 aan de hand van veertien businesscases de totale investeringsopgave in beeld
gebracht van deze locaties. Daarbij is zowel gekeken naar de benodigde grootschalige
OV-/infra-investeringen, als de realisatie van hoogwaardige kwaliteit in een mix van
betaalbaar wonen, werken en voorzieningen, duurzame energievoorzieningen en een goed,
groen en klimaatbestendig openbaar gebied. Aan de veertien bestaande grootschalige
ontwikkellocaties zijn in 2022 nog drie grootschalige locaties toegevoegd.3
In het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) van december 2021 is ingezet op versnelling van de woningbouw en is voor de periode
tot en met 2030 € 7,5 miljard beschikbaar gesteld in het Mobiliteitsfonds voor de
goede bereikbaarheid en ontsluiting van nieuwe (betaalbare) woningen in de inmiddels
17 grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties en daarbuiten. Tijdens de Bestuurlijke Overleggen
MIRT van november 20224 en de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving van juni 20225 en 20236 hebben Rijk en regio bestuurlijke afspraken gemaakt over de verdeling van deze middelen.
Met dit investeringspakket uit het Mobiliteitsfonds wordt via investering in mobiliteitsmaatregelen
bijgedragen aan de realisatie van ongeveer 400.000 woningen tot en met 2030. Dit draagt
bij aan de kabinetsdoelstelling van 900.000 nieuwe woningen in de periode tot en met
2030, waarvan tenminste twee derde betaalbaar.
Breed afweegproces
Van de € 7,5 miljard is € 1,5 miljard gereserveerd voor bovenplanse infrastructuur
bij 105 woningbouwlocaties in heel Nederland waardoor op korte termijn (binnen drie
tot vijf jaar) kan worden gestart met de bouw van nieuwe woningen. De criteria voor
verdeling van deze € 1,5 miljard zijn opgenomen in de Ontwerpregeling specifieke uitkering
woningbouw op korte termijn door bovenplanse infrastructuur.7
Daarnaast wordt € 6 miljard ingezet voor een goede bereikbaarheid en ontsluiting van
de 17 grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties. Bij de verdeling en prioritering van
deze middelen is gebruik gemaakt van het afweegkader. Het afweegkader is in het voorjaar
van 2022 tot stand gekomen in overleg met diverse partijen8 en is op 15 september 2022 vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening (VRO)9. Doel van het afweegkader was om gezamenlijk (Rijk en regio) te komen tot een integrale,
doelmatige en maatschappelijk kosteneffectieve afweging van samenhangende investeringen
in OV-schaalsprongen en mobiliteitspakketten met stedelijke bereikbaarheids-maatregelen,
om woningbouw te realiseren in de 17 grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties. Daarbij
is ook vastgesteld dat de mobiliteitsmaatregelen niet alleen moeten bijdragen aan
het bereikbaar maken van de woningbouwlocaties, maar ook een positieve bijdrage moeten
leveren aan de IMA10-opgaven op het hoofdspoornet en het hoofdwegennet en aan de lokale en regionale bereikbaarheid.
Parallel aan en in samenhang met de toepassing van het afweegkader is een netwerkanalyse
uitgevoerd om de effecten van het woningbouwprogramma van de grootschalige woningbouwlocaties
en bijbehorende mobiliteitsmaatregelen op de belasting van de hoofdnetwerken (spoor
en weg) inzichtelijk te maken. Daaruit blijkt dat geconcentreerd bouwen voordelen
oplevert ten opzichte van gespreid wonen in dezelfde woningmarktregio. Het leidt tot
minder congestie op het onderliggend wegennet (met voordelen voor veiligheid en leefbaarheid),
en in totaal ook minder congestie op het hoofdwegennet en minder drukke stoptreinen
en sprinters richting de grote steden. Geconcentreerd bouwen op nu al drukke stedelijke
plekken levert ten opzichte van het heden wel extra drukte op tussen de grote steden op zowel het hoofdwegennet als op de intercityverbindingen.11
12
Tot slot heeft regionale afstemming en integratie met afspraken en conclusies uit
lopende MIRT-processen plaatsgevonden en heeft de evenwichtigheid van de verdeling
van de middelen over het land een rol gespeeld.
Bij elkaar heeft dit ertoe geleid dat, aanvullend op de OV-schaalsprongen en de mobiliteitspakketten
die zijn beoordeeld op basis van het afweegkader, ook is geïnvesteerd in de versterking
van het hoofdspoornet en het hoofdwegennet tussen de 17 grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties.
Bij de verschillende investeringen, uitgezonderd de bovenplanse infrastructuur voor
woningbouw op korte termijn en de mobiliteitspakketten, worden de MIRT-spelregels
en MIRT-fasering gevolgd. Voor alle maatregelen uit de € 7,5 miljard geldt dat toekenning
van de middelen gebonden is aan de regels van het Mobiliteitsfonds.13
Het afweegkader
Aan de hand van het afweegkader is tijdens gebiedssessies met de regio de gebiedsafbakening
en samenstelling van de door de regio aangedragen initiële voorstellen14 voor de mobiliteitspakketten en OV-schaalsprongen besproken. De initiële voorstellen
zijn op basis daarvan aangescherpt. Deze aangescherpte voorstellen zijn vervolgens
beoordeeld op de randvoorwaardelijkheid voor de woningbouw.15 Dit is een belangrijk selectiecriterium gezien de woningbouw-doelstelling van het
kabinet. De uitkomst van dit selectieproces is door de regio opgenomen in de definitieve
voorstellen die zijn ingediend voor de mobiliteits-pakketten en OV-schaalsprongen.
Deze definitieve voorstellen zijn beoordeeld met het afweegkader.16
Het afweegkader bestaat uit kwantitatieve (woningbouwwaarde, bereikbaarheidswaarde
en kosteneffectiviteit) en kwalitatieve (randvoorwaarden en ruimtelijke integrale
afwegingen) elementen. Deze elementen zijn ieder onderverdeeld in verschillende criteria
en indicatoren die gescoord of kwalitatief getoetst zijn.
Kwantitatieve beoordeling
De scoring op de kwantitatieve elementen «woningbouwwaarde», «bereikbaarheidswaarde»
en «kosteneffectiviteit» is per criterium uitgevoerd met scores tussen 1 (lage score)
en 5 (hoge score). Dit heeft geleid tot een ongewogen totaalscore voor deze elementen.
De scoring is toegepast op pakketniveau van 17 grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties
en bijbehorende mobiliteitsmaatregelen. Dit is gedaan omdat de maatregelen uit de
pakketten invloed op elkaar hebben en afhankelijk van elkaar zijn. Er heeft geen scoring
op het niveau van individuele maatregelen plaatsgevonden omdat woningen niet toe te
rekenen zijn aan specifieke mobiliteitsmaatregelen; voor een woningbouwlocatie is
altijd een pakket maatregelen nodig. In de bijlage is een overzicht van de totaalscores
weergegeven en wordt per criterium de scoringssystematiek toegelicht.
Kwalitatieve beoordeling
Naast de kwantitatieve scoring is een kwalitatieve toets gedaan op de criteria «randvoorwaarden»
en «ruimtelijke integrale afwegingen» bij alle 17 grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties.
De kwalitatieve toets heeft plaatsgevonden op grond van gesprekken met de regio en
expert judgement17 van ingediende plannen vanuit de regio. Dit heeft met name betrekking gehad op de
ontwikkeling van woningbouwlocaties. Deze kwalitatieve toets aan de hand van het afweegkader
was geen brede ruimtelijke afweging over de wenselijkheid van een woningbouwlocatie.
Alle grootschalige woningbouwgebieden hebben in het kader van de NOVI en de Verstedelijkingstrategieën18 namelijk al een uitgebreid ruimtelijk voortraject gehad waarin die afweging heeft
plaatsgevonden.
Onder het element «randvoorwaarden» wordt verstaan of de woningbouw bij de realisatie
kan voldoen aan de (wettelijke) kaders zoals die op het moment van afweging vigerend
waren. De «ruimtelijke integrale afweging» betreft aspecten die raken aan bedrijvigheid,
balans wonen-werken, ruimtelijke kwaliteit, energie en circulariteit, klimaatbestendig
en natuur-inclusief bouwen, water en bodem, een veilig leefmilieu en verkeersveiligheid.
De «randvoorwaarden» en «ruimtelijke integrale afwegingen» worden bij de ontwikkeling
van de 17 grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties door de gemeenten nader uitgewerkt
als onderdeel van reguliere planologische procedures. Het gebiedsbudget van BZK waarover
in het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving 2023 afspraken zijn gemaakt19, draagt hieraan bij.
Tot slot
Voor de afspraken over mobiliteitspakketten in de 17 grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties
wordt nu de «Tijdelijke regeling specifieke uitkering mobiliteitspakketten ten behoeve
van woningbouw» opgesteld. Deze zal naar verwachting begin november worden aangeboden.
De Kamer wordt daarna jaarlijks met de MIRT-najaarsbrief geïnformeerd over de voortgang
van het programma Woningbouw en Mobiliteit.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat