Brief regering : Stand van zaken herfinanciering covidleningen Aruba, Curaçao en Sint Maarten
36 410 IV Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Nr. 9
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2023
In mijn brief d.d. 25 augustus jl. heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken betreffende
de herfinanciering van de covidleningen aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten.1 Aangezien er sindsdien een aantal relevante ontwikkelingen hebben plaatsgevonden,
informeer ik u bij deze graag over de actuele stand van zaken. Hiermee voldoe ik tevens
aan uw verzoek d.d. 6 oktober jl. om geïnformeerd te worden over de stand van zaken
over ENNIA en daarbij ook de stand van zaken m.b.t. de herfinanciering van de covidleningen
te betrekken. Tevens bied ik u bijgevoegd bij deze brief twee nieuwe toetsingskaders
aan inzake de herfinanciering van de covidleningen aan Sint Maarten en Curaçao. Deze
toetsingskaders komen in de plaats van de op 25 augustus jl. aan uw Kamer verstuurde
toetsingskaders.
ENNIA
Op 25 augustus jl. liet ik u weten dat op ambtelijk niveau een concept-hoofdlijnenakkoord
was overeengekomen inzake een oplossing voor de financiële problemen bij pensioenverzekeraar
ENNIA. Nederland heeft zo’n akkoord als voorwaarde gesteld voor een gunstige rente
op de herfinanciering van de covidleningen. In het hoofdlijnenakkoord werd als oplossingsrichting
gekozen voor een solvabele doorstart van ENNIA, die gerealiseerd moest worden middels
een forse kapitaalinjectie door Curaçao en Sint Maarten, waarvoor zij in totaal circa
€ 660 miljoen zouden lenen bij Nederland. De regering van Curaçao heeft mij 5 oktober
jl. echter laten weten niet langer voor een doorstart als oplossing te kiezen, maar
nu de voorkeur te geven aan een gecontroleerde afwikkeling.
Voorgeschiedenis
Sinds juli 2018 zit ENNIA in de noodregeling van de Centrale Bank van Curaçao en Sint
Maarten (CBCS) vanwege een groot vermogenstekort. De Technische Commissie ENNIA (TCE)
van de CBCS is sinds die tijd belast met het vinden en uitwerken van een oplossing
voor de ontstane situatie. Het tekort is opgelopen tot zo’n 90% van de zogenoemde
technische voorziening en er dreigen acute liquiditeitsproblemen. Dit raakt zo’n 30.000
polishouders en niet ingrijpen door de overheden zou grote persoonlijke en maatschappelijke
gevolgen hebben. De rechter heeft inmiddels ook in hoger beroep vastgesteld dat de
grootaandeelhouder en een aantal voormalige bestuurders hiervoor aansprakelijk zijn.
Inning van de claim op de grootaandeelhouders en een aantal voormalige bestuurders
is echter complex en zal veel tijd kosten. Om de belangen van de polishouders te borgen
dient daarom op korte termijn een oplossing te worden gevonden voor de financiële
problemen. De overheden van de landen dragen hiervoor de verantwoordelijkheid.
Ik heb de regering van Curaçao in mei van dit jaar gevraagd op korte termijn een expertmeeting
te organiseren over de oplossing voor ENNIA. In juli en augustus van dit jaar hebben
vervolgens diverse expertmeetings plaatsgevonden, waarbij kosten en risico’s van de
opties voor ENNIA zo goed mogelijk in kaart zijn gebracht. Uiteindelijk werd een solvabele
doorstart met een kapitaalinjectie door de landen door experts als financieel voldoende
realistisch beoordeeld Uit de analyse bleek dat de totale kosten van een doorstart
lager zouden zijn dan die van een gecontroleerde afwikkeling, maar dat een doorstart
wel grotere risico’s kent. Ook was bekend dat de omvang van de lening voor met name
Curaçao een langdurig en groot beslag op de begroting zou leggen en een knelpunt zou
vormen m.b.t. de rentelastnorm van de Rijkswet financieel toezicht (Rft)2.
Met de landen is een gesprek gevoerd over de risico’s en gevolgen. Curaçao heeft ook
daarna expliciet de voorkeur gegeven aan een doorstart en Sint Maarten heeft zich
bij de keuze aangesloten, ook vanwege het relatief kleine aandeel van Sint Maarten
(7%) in het aantal getroffen polishouders. Het kabinet heeft deze keuze van de autonome
landen gerespecteerd en heeft in augustus 2023 ingestemd met het concept-hoofdlijnenakkoord
dat op ambtelijk niveau was overeengekomen. Een akkoord dat Nederland als financier
van de oplossing ook bestuurlijk zou ondertekenen. Daarbij is wel opgemerkt, dat in
een vergelijkbaar geval in Nederland waarschijnlijk gekozen zou worden voor een afwikkeling
van de verzekeraar. Dit op grond van regelgeving, waaronder de regels voor herstel
en afwikkeling van verzekeraars en de staatssteunregels. Deze kaders gelden in Curaçao
en Sint Maarten echter niet.
Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Cft) wees in correspondentie,
die ik op 11 september jl. met uw Kamer heb gedeeld3, op de rentelastnorm, de schuldhoudbaarheid en de beperking die vanuit de norm de
komende jaren zou gelden voor de mogelijkheden extra leningen voor investeringen aan
te trekken. Uit doorrekeningen van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten bleek
dat de rentelastnorm inderdaad zou worden overschreden, waardoor de investeringsplannen
van de regering van Curaçao inderdaad niet volledig zouden kunnen worden uitgevoerd.
Dit acht ik onwenselijk voor de economische ontwikkeling van het land.
Verkenning oplossing
De afgelopen weken zijn daarom met Curaçao verschillende opties verkend om een doorstart
van ENNIA mogelijk te maken zonder overschrijding van de rentelastnorm en met behoud
van investeringsruimte. Er is toen door Nederland en de CBCS gekeken of de rentestructuur
van de lening zodanig kon worden vormgegeven dat er voldoende ruimte zou blijven voor
investeringen. Ook is gekeken naar de mogelijkheid de omvang van de ENNIA-lening te
beperken door inzet van een deel van de financiële reserves van het land. De regering
van Curaçao op zijn beurt, heeft mij in gesprekken verzocht de doorstart te financieren
met een lening aan een andere partij zoals de centrale bank, het ambtenarenpensioenfonds
of een op te richten ENNIA-fonds. De lening zou in deze variant niet meetellen in
de totale overheidsschuld en dus geen gevolgen hebben voor de rentelastnorm. Dit heb
ik afgewezen, omdat de verantwoordelijkheid en daarmee het risico van de oplossing
voor ENNIA bij de overheden van de landen ligt. Het doet geen recht aan de autonomie
van de landen als Nederland direct partij zou worden in een interne aangelegenheid.
Ook vorstellen vanuit Curaçao die neerkwamen op het buiten werking stellen van de
Rft heb ik afgewezen. Dat zou immers het doel achter de Rft ondermijnen.
Ik heb dit in september jl. in diverse gesprekken met de regering van Curaçao toegelicht
en daarbij aangedrongen op een spoedig akkoord over ENNIA, omdat de datum 10 oktober
2023 voor de herfinanciering naderde. Op 5 oktober jl. vernam ik, in eerste instantie
via de media, dat Curaçao de keuze had gemaakt om af te zien van een lening van Nederland
voor de doorstart van ENNIA en in plaats daarvan zou kiezen voor een gecontroleerde
afwikkeling van ENNIA. Later op de dag heeft Minister-President Pisas mij schriftelijk
geïnformeerd over deze beslissing. Op 6 oktober jl. heeft de regering van Sint Maarten
mij per brief laten weten dat ook Sint Maarten bereid is mee te werken aan een gecontroleerde
afwikkeling. Ook de CBCS heeft hiertoe bereidheid uitgesproken.
Vervolg
Hoewel ik het betreur dat regering van Curaçao pas op zo’n laat moment heeft besloten
niet langer voor de doorstart als oplossing te kiezen, sta ik niet negatief tegenover
een gecontroleerde afwikkeling. Vermoedelijk zijn de kosten van deze optie weliswaar
iets hoger, maar de risico’s zijn veel kleiner. De aandacht van de TCE is daarna steeds
uitgegaan naar een doorstart van ENNIA. Nu de koers wordt verlegd, zal de afwikkeling
verder moeten worden uitgewerkt. Ook de CBCS is bereid hieraan mee te werken. Na de
uitwerking zullen Nederlands experts de aanpak beoordelen, om te bezien of de vormgeving
van de afwikkeling financieel voldoende realistisch en duurzaam is, zodat de belangen
van de polishouders ook op lange termijn geborgd zijn en maatschappelijke problemen
worden voorkomen. Ook zal tussen partijen een nieuw akkoord tot stand moeten komen.
Of Nederland hierin partij is, is afhankelijk van de behoefte van Curaçao en/of Sint
Maarten aan Nederlandse financiering voor de afwikkeling.
Herfinanciering Curaçao en Sint Maarten
Zoals ik al aangaf, betreur ik het dat Curaçao pas op het allerlaatste moment heeft
besloten af te wijken van het eerder overeengekomen akkoord. Niet in het minst is
dit erg vervelend voor Sint Maarten, aangezien dit besluit van Curaçao gevolgen heeft
voor de herfinanciering van de covidleningen van beide landen. Een akkoord over een
door Nederland als financieel voldoende duurzaam en solide beoordeeld akkoord voor
de oplossing voor de problemen bij ENNIA was immers de voorwaarde voor een langjarige
herfinanciering tegen lage rente. Aangezien er nu geen akkoord ligt, kan ik die langjarige
herfinanciering niet aanbieden. In plaats daarvan heb ik beide landen een leenovereenkomst
aangeboden waarin herfinanciering voor de duur van één jaar wordt geregeld. Voor Curaçao
is dit, conform het aanbod zoals ik hen dat al op 15 mei jl. had gedaan, tegen een
rente van 5,1%. Sint Maarten heb ik een rente van 3,4%4 geboden. Zij hebben namelijk expliciet verklaard dat zij bereid waren het hoofdlijnenakkoord
over de doorstart te ondertekenen, en zijn tevens bereid mee te werken aan de uitwerking
van een gecontroleerde afwikkeling. Het feit dat er nu geen akkoord ligt, is dan ook
op geen enkele manier aan hen te wijten en het Nederlandse kabinet heeft het daarom
niet redelijk geacht om hen te benadelen als gevolg van een besluit van Curaçao. In
de toetsingskaders, die ik als bijlage bij deze brief aan u toestuur, zijn deze kortlopende
leningen beschreven.
Voor zowel Sint Maarten als Curaçao geldt dat alsnog kan worden overgegaan tot langjarige
herfinanciering, zodra er een akkoord ligt over de gecontroleerde afwikkeling van
ENNIA, dat door Nederland is beoordeeld als financieel voldoende duurzaam. Voor Sint
Maarten zal die langjarige herfinanciering worden aangeboden conform mijn eerdere
voorstel, zoals ik dat heb beschreven in mijn brief van 25 augustus jl.
Herfinanciering Aruba
Met Aruba is nog geen akkoord tot stand is gekomen over een rijkswet waarin het financieel
toezicht duurzaam wordt verankerd en tevens is er nog geen gewijzigde Landsverordening
Aruba financieel toezicht (LAft) in werking is getreden. De situatie is dan ook niet
veranderd ten opzichte van 25 augustus jl., en dus heb ik Aruba een langjarige herfinanciering
geboden tegen een rente van 6,9%, zoals beschreven in mijn eerdere brief aan uw Kamer.
De leenovereenkomst is vorige week ambtelijk met Aruba besproken, waarna ik deze op
6 oktober jl. heb aangeboden aan de Minister-President. Het gesprek hierover loopt
nog.
Vervolg
Uiterlijk 10 oktober a.s. dienen de leenovereenkomsten voor de herfinanciering door
ieder land ondertekend te zijn. Ik heb de landen daarom gevraagd om de door mij aangeboden
overeenkomsten uiterlijk in de ochtend op 10 oktober a.s. ondertekend aan mij te retourneren.
Ik hoop van harte dat de Eerste Kamer morgen de incidentele suppletoire begroting
(ISB) die de herfinanciering mogelijk zal goedkeuren. Na deze goedkeuring zal ik zelf
de leenovereenkomsten ondertekenen. Uiteraard zal ik uw Kamer op 11 oktober a.s. informeren
over de uitkomst.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie, A.C. van Huffelen
Indieners
-
Indiener
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties