Brief regering : Reactie op verzoek commissie over een burgerbrief over het ‘Manifest hbo-onderwijsvernieuwing’
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 1079
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 oktober 2023
Op 30 augustus 2023 heeft uw Kamer een burgerbrief ontvangen waarin het «Manifest
hbo-onderwijsvernieuwing» wordt aangeboden. Op 14 september 2023 heeft de vaste commissie
voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van uw Kamer besloten om het kabinet om een
reactie te vragen op deze brief. Het manifest is geschreven door een aantal hbo-docenten.
De schrijver van de brief meldt te hopen dat het manifest een bijdrage levert aan
de gedachtewisseling in uw Kamer over onderwijsvernieuwing binnen het hbo.
Onderwijsvernieuwing is belangrijk. Het zorgt ervoor dat het onderwijs blijft inspelen
op een steeds veranderende samenleving en arbeidsmarkt. Ik vind het daarbij van belang
dat binnen elke onderwijsinstelling een kwaliteitsdialoog wordt gevoerd met alle betrokkenen,
zodat in gezamenlijkheid en met draagvlak van de onderwijsgemeenschap wordt gewerkt
aan onderwijsvernieuwing. Goede betrokkenheid van studenten als lid van de onderwijsgemeenschap
is daarbij cruciaal. Ze denken mee over hoe het onderwijs beter kan maar ook over
hoe voorkomen wordt dat zij nadeel ondervinden van een ondoordacht uitgevoerde onderwijsvernieuwing.
Van belang is dat studenten niet alleen betrokken worden, maar zich ook betrokken voelen. Dit kan via de medezeggenschap maar ook via informele manieren. Zo kan ik mij voorstellen
dat via het actief vanuit de instelling organiseren van feedback op de onderwijspraktijk
(waar nodig) tijdig bijgestuurd kan worden bij onderwijsvernieuwingen.
Ik kan mij dan ook goed vinden in de aandacht in het manifest voor de schade die studenten
ondervinden van een ondoordachte onderwijsvernieuwing. Onderwijsvernieuwing kan vergaande
consequenties hebben voor studenten en het is goed dat het manifest dit ter sprake
brengt. Ik onderschrijf de boodschap van het manifest dat veranderingen doordacht
dienen te zijn en transparant qua werkdruk, inhoudelijke onderbouwing en financiering.
In lijn met de manier waarop onderwijsvernieuwing momenteel plaatsvindt, zie ik het
manifest als een waardevolle bijdrage aan de kwaliteitsdialoog die ik noodzakelijk
acht binnen de onderwijsgemeenschap. Een belangrijk onderdeel daarvan is dat instellingen
doordacht onderwijsvernieuwing vormgeven, implementeren en besturen. Daarom is het
goed dat deze hbo-docenten een manifest hebben opgesteld om zo de discussie binnen
de onderwijsgemeenschap verder te brengen.
Bij de totstandkoming van goede onderwijsvernieuwing dragen wij elk onze eigen verantwoordelijkheid.
Het is aan de instellingen om vorm te geven aan het onderwijs, vanuit een eigen onderwijsvisie,
passend bij de eigen instelling. Instellingen hebben de verantwoordelijkheid de kwaliteit
van hun onderwijs te borgen (via hun interne kwaliteitszorgsysteem) en te borgen dat
de onderwijsvernieuwing doordacht gebeurt. De wet verplicht hen daarnaast om de medezeggenschap
te betrekken bij de inhoud en vormgeving van het onderwijs. Het is belangrijk dat
de medezeggenschap in staat is om kritisch mee te denken over onderwijskwaliteit en
onderwijsvernieuwingen. In de periode 2022 tot en met 2025 investeer ik 11,5 miljoen
om de medezeggenschap een impuls te geven. Hoofddoel van deze investering is het verder
versterken van de medezeggenschap binnen instellingen met het oog op de kwaliteitsborging
van het onderwijs.
Vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke zorg ik via het stellen van kwaliteitskaders
voor de borging van de basiskwaliteit. Het aangeboden onderwijs dient aan de kwaliteitsstandaarden
te voldoen. Daartoe wordt elke opleiding als onderdeel van de opleidingsaccreditatie
beoordeeld op de vraag of de student wordt opgeleid tot de juiste beoogde leerresultaten
(kennis, inzicht en vaardigheden) en of de beoogde leerresultaten ook daadwerkelijk
worden gerealiseerd. Dit wordt gecontroleerd door onafhankelijke panels van vakdeskundigen,
onder hoede van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO).
Vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke ben ik verder betrokken bij stelselbrede
onderwijsvernieuwingen die (mogelijk) aanpassingen in het stelsel, zoals regelgeving,
vragen. Dit zijn bijvoorbeeld de experimenten met flexibilisering in het hoger onderwijs.
Daarnaast wil ik bijdragen aan doordachte onderwijsvernieuwingen; dit is immers in
het belang van de student. Daartoe zet ik in op het vergroten van het lerend vermogen
in het hoger onderwijs in Nederland. Via het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek
(NRO) wordt sinds 2018 geïnvesteerd in onderzoek- en vernieuwingsprojecten die «evidence-informed»
zijn en die onderzoeken wat wel en niet werkt. Andere voorbeelden die ik inzet om
het lerend vermogen te vergroten zijn het Comeniusprogramma, de Nederlandse onderwijspremie,
het Comenius Netwerk, diverse experimenten en groeifondsprojecten en subsidies om
ervaring op te doen met bepaalde onderwijsvernieuwingen.
Ik ben in eerdere correspondentie met uw Kamer ook ingegaan op de manier waarop onderwijsvernieuwing
plaatsvindt binnen het hoger onderwijs en wat de rol van accreditatie daarbij is.
Ik verwijs naar mijn brief (Kamerstuk 31 288, nr. 1035) en mijn beantwoording van de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen Ii 2022/23, nr.
2305) gesteld door het lid Beertema (PVV), beide van 17 april jl. en beide over het bericht
«hoe een nieuwe onderwijsmethode onrust naar Fontys bracht».
In het manifest wordt een aantal uitgangspunten voorgesteld. Een van de uitgangspunten
is dat onderwijsvernieuwing een experiment is en kan mislukken. Daarom zouden, aldus
het manifest, onderwijsinstellingen een zogenaamd protocol moeten opstellen waarin
duidelijk wordt gemaakt wat de onderwijsvernieuwing inhoudt en hoe er naar betrokkenen
gecommuniceerd wordt. Een onafhankelijke commissie beoordeelt in het voorstel of de
protocollen «doorleefd» zijn. De commissie beoordeelt ook of ingediende klachten aanleiding
geven om een en ander financieel te compenseren. Daarbij is het een voorwaarde dat
minimaal 75% van de betrokken studenten achter het initiatief staat om een klacht
in te dienen (zie bijlage bij het manifest).
Uiteindelijk is het aan de onderwijsgemeenschap, met goede betrokkenheid van de studenten,
om te bepalen hoe zij borgen dat onderwijsvernieuwing doordacht wordt vormgegeven
en geïmplementeerd, en of toetsing van de vernieuwing door onafhankelijke deskundigen
al dan niet passend is binnen hun eigen kwaliteitscultuur. Op stelselniveau acht ik
een dergelijke commissie niet wenselijk; juist omdat onderwijsvernieuwing plaatsvindt
vanuit de onderwijsgemeenschap. Wel zijn er op stelselniveau al procedures voor de
situatie waarin een onderwijsvernieuwing niet goed verloopt. Dit begint met de klachtenroute
binnen de instelling. Als een interne melding geen soelaas biedt, kan extern melding
worden gedaan bij de inspectie, waarna eventueel onderzoek volgt. Voor individuele
studenten staat, in een uiterst geval, de weg naar de rechter open indien zij er niet
uitkomen met hun instelling.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap