Brief regering : Voortgang actieplan missie-archieven Afghanistan: afronding zoekslag naar vermeende rapport en onderzoek naar melding
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 945
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 oktober 2023
Op 20 april1 jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van het «actieplan missie-archieven
Afghanistan». Daarbij heb ik toegezegd uw Kamer uiterlijk aan het einde van het derde
kwartaal van dit jaar het eindverslag van de zoekslag naar het vermeende rapport en
het auditrapport van de Auditdienst Rijk (ADR) te doen toekomen. Daarbij zou ik tevens
ingaan op de bevindingen van de zoekslag en de betekenis daarvan voor de afwikkeling
van de melding.
Deze toezegging doe ik hierbij gestand. Op aanbeveling van de ADR is nog een aanvullende
zoekslag uitgevoerd binnen aangetroffen zip-bestanden. Het commentaar van de ADR op
deze uitbreiding doe ik u tevens toekomen.
Achtereenvolgens gaat deze brief in op de aanleiding, de aanpak en het resultaat van
de zoekslag naar het vermeende rapport en het onderzoek naar de melding. Daarnaast
informeer ik uw Kamer over de uitkomst van de evaluatie van twee interne Defensierichtlijnen,
namelijk de richtlijn voor missie-archivering en de richtlijn voor de melding van
vermoedens van schendingen van het humanitair oorlogsrecht (HOR). Tenslotte beschrijf
ik de voortgang van de langetermijn-maatregelen die zijn genomen ter verbetering van
de ordening en de toegankelijkheid van het gehele missie-archief Afghanistan.
Aanleiding zoekslag naar vermeende rapport en onderzoek naar melding
Op 19 november 2020 is een Australisch onderzoeksrapport2 verschenen, waarin de uitkomsten van een onderzoek naar mogelijke schendingen van
het HOR door Australische Special Operations Forces (SOF), tussen 2005 en 2016 in
Uruzgan, Afghanistan beschreven staan. Kort voor publicatie van het onderzoeksrapport
hebben de Australische Minister van Defensie en Commandant der Strijdkrachten, per
brief, aan Nederland laten weten dat er in het onderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden
van Nederlandse betrokkenheid bij de onderzochte incidenten. Defensie heeft vervolgens
ook zelf een inventarisatie3 uitgevoerd om na te gaan of hiervoor naar Nederlands oordeel geen aanwijzingen bestonden.
Uit deze Nederlandse inventarisatie zijn hiervoor geen aanwijzingen naar voren gekomen.
Op 20 november 2020 ontving Defensie, naar aanleiding van het uitkomen van het Australische
onderzoeksrapport, een melding van een militair over het handelen van Australische
SOF in mei 2010 in Uruzgan, Afghanistan. De militair zou destijds, op basis van informatie
van een Afghaanse bron, in een Special Report (SR) melding hebben gemaakt van een
mogelijk oorlogsmisdrijf door Australische SOF. De melding betrof een Afghaanse man
die na Nederlandse ondervraging niet langer verdacht werd van (betrokkenheid bij)
de dood van twee Nederlandse mariniers. Deze man zou kort na zijn vrijlating zijn
gemarteld en vervolgens zijn geëxecuteerd door Australische SOF.
Voor Defensie was dit aanleiding om een onderzoek te starten naar deze melding om
duidelijkheid te verkrijgen over het vermoeden van een mogelijke schending van het
HOR door Australische SOF. Hiertoe zijn het papieren en digitaal missie-archief Afghanistan
van Defensie doorzocht op aanwezigheid van het vermeende rapport en is gesproken met
direct betrokkenen. Het vermeende rapport werd niet gevonden, maar het belang van
een goed geordend, duurzaam opgeslagen en toegankelijk missie-archief Afghanistan
werd opnieuw bevestigd. Daarom is eind 2021 overgegaan tot verwerving van gespecialiseerde
zoeksoftware om de ontsluiting van de missie-archieven van Defensie structureel te
verbeteren.
Op 26 september 2022 is in het NRC
4 een artikel verschenen over een Nederlands rapport, waarin melding zou zijn gemaakt
van een mogelijk oorlogsmisdrijf door Australische SOF in mei 2010. Daarbij is benoemd
dat het vermeende rapport nog niet was gevonden door Defensie.
Defensie heeft vervolgens besloten om de zoekslag naar het vermeende rapport per direct
te verbreden, verdiepen en versnellen. Als onderdeel van het actieplan missie-archieven
Afghanistan is daarnaast overgegaan tot evaluatie van de twee reeds genoemde interne
Defensierichtlijnen en het ordenen en beter toegankelijk maken van het gehele missie-archief
Afghanistan. In aanvulling hierop is nader onderzoek gedaan naar aanleiding van een
YouTube-video5, waarvan Defensie begin 2023 kennis heeft genomen. Deze video was mogelijk gerelateerd
aan de melding.
Aanpak zoekslag naar vermeende rapport en onderzoek naar melding
De zoekslag naar het vermeende rapport is uitgevoerd op basis van vier sporen, die
niet los van elkaar kunnen worden gezien. Zo leidde informatie uit het ene spoor tot
actie in een ander spoor en vice versa.
1. Het papieren archief bij het Defensie Semi-Statisch Informatiebeheer (SIB) is door
een team van informatiespecialisten doorzocht op aanwezigheid van documenten uit de
periode april 2010 tot en met februari 2011.
2. Het digitaal archief bij het SIB en de datadragers6 uit de kluis van de Directie Operaties zijn doorzocht met de speciale zoeksoftware,
nadat deze succesvol was geïmplementeerd en alle relevante missiedata van de verschillende
Defensieonderdelen was verzameld. Met behulp van deze software zijn 1.030.000 bestanden
doorzocht.
3. Er zijn 20 formele interviews afgenomen met zowel direct betrokkenen als personen
die toelichting konden geven op de gangbare werkwijzen uit de periode waarop de zoekslag
betrekking heeft. Daarnaast zijn nog diverse andere personen via e-mail of telefoon
bevraagd om inzicht te krijgen in de opslaglocatie van het volledige Field Humint
Team-archief uit Afghanistan uit die periode.
4. Er is via diplomatieke weg (defensieattachés) uitvraag gedaan bij Australië en de
Verenigde Staten. Naar aanleiding van de uitvraag bij Australië is door de Australische
autoriteiten (Australian Federal Police, Office of the Special Investigator7 (OSI)) een aanvullend feitenonderzoek naar de melding uitgevoerd.
Naar aanleiding van het verschijnen van de YouTube-video is nader onderzoek gedaan
ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Is, na de vrijlating van de betrokken Afghaan op 25 april 2010, met de Australische
eenheden gedeeld dat hij niet langer verdacht werd van (betrokkenheid bij) de aanslag
op de twee mariniers op 17 april 2010?
2. Was deze mededeling aan de Australiërs destijds een standaard procedure die het Field
Humint Team hanteerde?
3. Beschikten de Australische eenheden over eigen inlichtingeninformatie bij het oppakken
van de betrokken Afghaan op 10-11 mei 2010?
Onafhankelijk toezicht en advies
De ADR heeft de zoekslag van Defensie naar het vermeende rapport in het papieren en
digitaal missie-archief becommentarieerd en een auditrapport uitgebracht. De aanbevelingen
uit het rapport hebben betrekking op het plan van aanpak, de uitvoering en het eindverslag
van deze zoekslag. Deze aanbevelingen zijn door Defensie, tijdens de uitvoering van
de zoekslag, geadresseerd en ter harte genomen ten behoeve van toekomstig onderzoek.
Daarnaast is op aangeven van de ADR een aanvullende zoekslag in zip-bestanden uitgevoerd,
die vervolgens door de ADR is becommentarieerd.
Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) heeft toegezien op de uitvoering
van de interviews en is betrokken geweest bij de totstandkoming van het interviewprotocol.
Het NIMH heeft geen tekortkomingen geconstateerd ten aanzien van de uitvoering van
de interviews.
Resultaat zoekslag naar vermeende rapport en onderzoek naar de melding
Ten aanzien van de zoekslag naar het vermeende rapport stel ik, op grond van de bevindingen
uit de verschillende onderzoekssporen, vast dat:
– het vermeende rapport niet is teruggevonden in het bij Defensie beschikbare papieren-
en digitaal archief;
– hoewel aannemelijk wordt geacht dat het vermeende rapport daadwerkelijk is opgesteld,
dit niet met zekerheid kan worden vastgesteld;
– Australië is overgegaan tot een aanvullend feitenonderzoek naar de casus;
– de VS geen informatie heeft gevonden over de voorliggende casus.
– Defensie is door de Australische autoriteiten8 op 26 juli 2023, per brief, geïnformeerd over de uitkomsten van het Australische
feitenonderzoek naar de melding. Ten aanzien van de vraag of er mogelijk sprake is
geweest van een oorlogsmisdrijf door Australische SOF, stel ik op grond hiervan vast
dat:
– Australië door Defensie is geïnformeerd over het vermoeden van een mogelijke schending
van het HOR;
– het Afghaanse slachtoffer is gedood door Australische grondtroepen;
– de inhoud van de Nederlandse melding (de marteling en daaropvolgende executie) uit
het vermeende Special Report niet wordt gestaafd door de resultaten uit het Australische
feitenonderzoek;
– Australië, op basis van dit feitenonderzoek, geen aanleiding ziet om uit te gaan van
een mogelijk oorlogsmisdrijf en geen aanleiding ziet voor verder onderzoek ten aanzien
van dit incident.
– Uit het onderzoek naar aanleiding van de YouTube-video blijkt dat:
– het Australische FHT aan het einde van het ondervragingsproces door het Nederlandse
FHT op de hoogte is gebracht dat de betrokken Afghaan niet langer verdacht werd van
(betrokkenheid bij) de aanslag op de twee mariniers;
– het informeren van andere eenheden over de vrijlating van verdachten geen standaardprocedure
was, maar het resultaat van regelmatig contact tussen Nederlandse en Australische
eenheden. Dit contact was gericht op afstemming van inzetgebieden en deconflictie
van contacten/bronnen, onder meer ter voorkoming van circular reporting9;
– de Australische SOF over eigen inlichtingen beschikten, op grond waarvan de betrokken
Afghaan werd aangemerkt als IED-facilitator.
Afronding
Defensie heeft zich maximaal ingespannen om duidelijkheid te verkrijgen over de melding
van een vermoeden van een mogelijk oorlogsmisdrijf door Australische SOF. Hiertoe
is de zoekslag naar het vermeende rapport verbreed, verdiept en versneld. Dit heeft
niet geleid tot het vinden van het rapport. Er blijkt geen aanleiding om uit te gaan
van een mogelijk oorlogsmisdrijf door Australische SOF.
Met de uitkomsten van dit onderzoek wordt zowel de zoekslag naar het vermeende rapport
als het onderzoek naar de melding afgesloten. Defensie zal de aanbevelingen uit zowel
het onderzoek als de becommentariëring door de ADR implementeren.
Evaluatie interne Defensierichtlijnen
Het actieplan missie-archieven Afghanistan ziet naast maatregelen op korte termijn,
ook op de evaluatie van twee interne richtlijnen: de richtlijn voor missie-archivering
en de richtlijn die van toepassing is op het melden van vermoedens van schendingen
van het HOR. De evaluatie hiervan is inmiddels afgerond en heeft wat betreft de richtlijn
voor missie-archivering geresulteerd in herziening van «CDS Aanwijzing 158 en CDS
Instructie 158», die op 28 juni 2023 zijn vastgesteld. Uw Kamer wordt zo spoedig mogelijk
geïnformeerd over de uitkomsten van mijn reeds gegeven opdracht om te bezien of de
bestaande meldstructuren bij vermoedens van burgerslachtoffers inzichtelijker en toegankelijker
te maken zijn. Beide richtlijnen worden actief onder de aandacht gebracht van Defensiepersoneel
tijdens het opwerktraject voor een uitzending.
Ordening missie-archieven Afghanistan
De lange termijn-maatregelen10 uit het actieplan missie-archieven zien op het ordenen en beter toegankelijk maken
van het gehele missie-archief Afghanistan. Het volledig op orde brengen hiervan wordt
geaccommodeerd binnen de looptijd van het Programma Defensie Open op Orde (eind 2026).
Hieraan wordt gewerkt, hetgeen ondertussen heeft geresulteerd in afronding van het
pilotproject «missie-archief Afghanistan (2005–2010)».
Binnen dit project zijn van ongeveer 500 datadragers, 20 miljoen bestanden geanalyseerd
en gestructureerd samengebracht in een dossier van ongeveer 2 miljoen bestanden. Hierdoor
is het mogelijk om sneller en accurater antwoord te geven op onderzoeks- en verantwoordingsvragen.
Als vervolg hierop is formeel opdracht gegeven tot het op orde brengen van de overige
missie-archieven, waarbij prioriteit is gegeven aan een viertal missies, waaronder
de inzet in Afghanistan gedurende de gehele inzetperiode (2002–2021). Daarnaast zal
de werkwijze die is ontwikkeld in het kader van dit project worden ingebed in de Defensieorganisatie.
De nadere uitwerking hiervan is momenteel gaande.
Wat betreft het papieren missie-archief Afghanistan bij het SIB worden relevante documenten
uit de periode 2005–2010 gedigitaliseerd en toegevoegd aan het digitale dossier ten
behoeve van een duurzame en digitale toegankelijkheid in de toekomst. De uitvoering
hiervan neemt naar verwachting in totaal 4 tot 5 jaar in beslag. Momenteel wordt met
het SIB onderzocht hoe de resultaten van het pilotproject missie-archief Afghanistan
(2005–2010) duurzaam toegankelijk kunnen worden gemaakt.
Defensie zal de lange termijn-maatregelen uit het actieplan zo spoedig mogelijk realiseren.
Over de voortgang hiervan zal ik uw Kamer jaarlijks informeren middels de Stand van
Defensie.
De Minister van Defensie,
K.H. Ollongren
Indieners
-
Indiener
K.H. Ollongren, minister van Defensie