Brief regering : Invulling motie van het lid Westerveld c.s. over de bekostiging van samenwerkingsverbanden met te hoge reserves verlagen en uitgeven aan beter passend onderwijs (Kamerstuk 36200-VIII-103)
31 497 Passend onderwijs
Nr. 467
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2023
De reserves van samenwerkingsverbanden passend onderwijs zijn al lange tijd onderwerp
van gesprek met uw Kamer. Voor een gezonde bedrijfsvoering is het nodig om een bepaald
niveau van reserves aan te houden, maar als de reserves bovenmatig worden is dat zorgelijk.
Een gedeeld uitgangspunt is dat het geld voor passend onderwijs terecht moet komen
waarvoor het bedoeld is, namelijk leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.
Meer eigen vermogen dan noodzakelijk bij samenwerkingsverbanden is dan ook ongewenst.
Op 4 november 2020 heeft voormalig Minister Slob uw Kamer de brief Verbeteraanpak
passend onderwijs en route naar inclusief onderwijs1 gestuurd, met daarin 25 maatregelen om passend onderwijs te verbeteren.
Eén van deze maatregelen is het afbouwen van de (bovenmatige) reserves bij samenwerkingsverbanden.
Met de maatregel kregen de samenwerkingsverbanden de opdracht om een gezamenlijk plan
op te stellen om de bovenmatige eigen vermogens versneld af te bouwen. Als dit plan
er niet zou komen of als de voortgang op dit plan achter zou blijven, was de consequentie
altijd helder: een korting op het budget van de samenwerkingsverbanden. Dit plan is
in januari 2021 opgeleverd2. Na een goede start met een mooi gezamenlijk plan is gaandeweg het traject het doel
uit zicht geraakt, namelijk een volledige afbouw van de reserves in 2022, met een
beperkte uitloop naar 2023. In de brief aan de Tweede Kamer waarin de tweede monitor3 over de voortgang van het sectorplan werd aangeboden4 werd al aangegeven dat er verbetering van de samenwerkingsverbanden verwacht werd.
Het plan is er namelijk niet voor niets gekomen. Als de voortgang achter zou blijven
was het zeer waarschijnlijk dat alsnog een korting zou worden toegepast.
Op 8 december 2022 heeft uw Kamer de motie van het lid Westerveld c.s.5 aangenomen. Deze motie verzoekt de regering de bekostiging van samenwerkingsverbanden
met te hoge reserves te verlagen, zodat ze niet nog meer reserves opbouwen en verzoekt
dat het geld dat minder wordt overgemaakt uit te geven aan passend onderwijs en toekomstbestendige
afspraken te maken met de samenwerkingsverbanden. Op 13 februari 2023 heeft uw Kamer
de derde monitor over de voortgang van het sectorplan ontvangen en is uw Kamer geïnformeerd
over hoe invulling wordt gegeven aan deze motie6. Namelijk door een korting toe te passen op het budget van de samenwerkingsverbanden
voor 2023 op basis van stand van het eigen vermogen op 31 december 2022.
Hierover heeft uw Kamer met voormalig Minister Wiersma gesproken tijdens het debat
passend onderwijs op 5 april (Kamerstuk 31 497, nr. 463) en het navolgende tweeminutendebat (Handelingen II 2022/23, nr. 72, item 26). De motie van de leden Bisschop en Peters7 over het met twee jaar verlengen van het actieplan voor de afbouw van bovenmatige
reserves van samenwerkingsverbanden, die tijdens het tweeminutendebat is ingediend,
is verworpen. Ik zie dat als een aanmoediging van uw Kamer om door te zetten en de
generieke korting nu daadwerkelijk toe te passen.
De benodigde gegevens voor het kunnen toepassen van de generieke korting zijn in juli
van dit jaar beschikbaar gekomen. Met deze brief geef ik aan welk besluit ik heb genomen
ten aanzien van de hoogte van de generieke korting in 2023 en in de inzet van de middelen
die vrijvallen.
Hoogte van de korting
Zoals eerder aangegeven zou er bij voorkeur geen generieke korting maar een specifieke
korting worden toegepast, waarbij alleen samenwerkingsverbanden met een bovenmatig
eigen vermogen worden gekort. Hiervoor is momenteel geen rechtsgrond. Daarom ben ik
bezig met het voorbereiden van een wetsvoorstel voor het toepassen van een specifieke
korting.8 Voor nu moet ik voor het korten overgaan tot een generieke korting.
Voor het bepalen van de hoogte van de korting heb ik mij met name laten leiden door
twee uitgangspunten. Ten eerste, dat de generieke korting substantieel is, zodat de
reserves van samenwerkingsverbanden echt verlaagd worden en daarmee een duidelijk
signaal wordt afgegeven. Ten tweede, in lijn met het tweede gedeelte van de motie
van het lid Westerveld: het behouden van de middelen voor passend onderwijs. Immers:
middelen korten zonder dat deze worden behouden voor passend onderwijs betekent dat
deze middelen niet meer bij de leerlingen terecht komen die het nodig hebben, en dat
vind ik zeer onwenselijk. Het bedrag dat gekort zal worden bedraagt € 31,5 miljoen.
De generieke korting is voor elk samenwerkingsverband hetzelfde, ook wanneer er geen
of een laag bovenmatig eigen vermogen is. De korting wordt toegepast door het budget
van de samenwerkingsverbanden te verlagen door middel van het naar beneden bijstellen
van het bedrag per leerling voor zware ondersteuning. Zoals toegezegd tijdens het
debat passend onderwijs van 5 april 2023 zullen de samenwerkingsverbanden zonder bovenmatig
eigen vermogen volledig voor de korting worden gecompenseerd. De samenwerkingsverbanden
die door de korting onder de signaleringswaarde van het bovenmatige eigen vermogen
komen, worden gecompenseerd tot maximaal deze signaleringswaarde. De resterende middelen
a € 19,9 mln. kunnen ingezet worden voor andere doeleinden. De budgettaire verwerking
hiervan wordt gedaan bij de suppletoire begroting voor 2023 die op Prinsjesdag verschijnt.
Inzet van de resterende middelen
Naar aanleiding van de brief aan uw Kamer van 13 februari met daarin het voornemen
tot korten is de samenwerkingsverbanden gevraagd om voor het debat passend onderwijs
met ideeën te komen voor de besteding van de middelen. Zij hebben o.a. aangegeven
tegen deze generieke korting te zijn, omdat deze ingaat tegen de afspraken die in
het Sectorplan gemaakt zijn en omdat de reactietermijn te kort was. Zij zijn uiteindelijk
dan ook niet met bestedingsdoelen gekomen. Daarom heb ik zelf een keuze moeten maken
voor de bestedingsdoelen.
Daarbij heb ik rekening moeten houden met de geldende begrotingsregels, en heb daarom
moeten kiezen voor bestedingsdoelen waar de middelen nog dit jaar voor kunnen worden
toegekend. Ik heb de volgende doelen aangewezen:
• Residentieel Onderwijs
• Expertise- en garantiebekostiging
• Hoogbegaafdheid
Residentieel Onderwijs
Ten eerste wil ik de resterende middelen tegemoet laten komen aan de zeer kwetsbare
groep van jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar, die tijdelijk in een gesloten
of open jeugdhulpaccommodatieverblijven.
Tot 2 oktober 2023 kunnen samenwerkingsverbanden namens een coalitie van regionale
partijen extra geld aanvragen voor het onderwijs aan jeugdigen in de residentiele
jeugdhulp. Deze subsidieregeling is een belangrijke stap in het realiseren van goed
onderwijs en passende ondersteuning tijdens de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp,
waarin gestreefd wordt naar kleinschaligheid in 2025 en nul gesloten plaatsingen in
2030. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben u hier in juli 2023 nader over geïnformeerd.9 Ik wil het beschikbare bedrag voor deze subsidie in 2023 eenmalig verhogen met € 12
mln. om beter tegemoet te komen aan de grote uitdagingen die gepaard gaan met het
huidige tempo van de af- en ombouw. Ook heb ik gezien dat er grote animo bij de samenwerkingsverbanden,
scholen en zorgpartners is om met deze subsidie aan de slag te gaan. Door het verhogen
van het subsidieplafond met dit bedrag, hoeft het maximale bedrag per leerling dat
in de regeling is opgenomen, niet naar beneden te worden bijgesteld als meer aanvragen
worden ingediend dan eerder geschat.
Daarnaast wil ik waar nodig extra kunnen ondersteunen als scholen op het terrein van
gesloten jeugdhulpinstellingen niet uitkomen met de beschikbare middelen, en hiermee
de continuïteit van het onderwijs aan deze kwetsbare jongeren in gevaar komt. Bij
de beoordeling van de eventuele aanvragen hiervoor zal ik altijd goed kijken naar
het nut en de noodzaak van eventuele aanvullende bekostiging. Hiervoor is dit jaar
eenmalig € 3,5 mln. beschikbaar.
Expertise- en garantiebekostiging
Uw Kamer is in juli 2023 geïnformeerd over het beëindigen van de expertise- en garantiebekostiging
in het (voortgezet) speciaal onderwijs per 2024, omdat er geen overtuigende redenen
zijn om deze door te zetten.10 Zo worden de middelen veelal eigenlijk niet meer ingezet waarvoor ze oorspronkelijk
bedoeld waren en heeft de beëindiging voor de meeste besturen nauwelijks impact.
Op hetzelfde moment van het informeren van uw Kamer zijn ook de betrokken schoolbesturen
geïnformeerd over het besluit. Zowel de Sectorraad Gespecialiseerd Onderwijs als enkele
schoolbesturen hebben aangegeven veel moeite te hebben met de beëindiging van de overgangsregeling,
onder andere omdat die al zolang bestaat, maar ook het feit dat er geen sprake is
van een afbouw en zij zich hierdoor niet goed kunnen voorbereiden. Ik neem hun bezwaren
ter harte en heb daarom besloten om eenmalig alle besturen die het betreft aanvullende
bekostiging te verstrekken van 75% van het bedrag dat ze in 2023 ontvangen. Zo worden
de gevolgen hiervan verzacht. Dit kost in 2023 eenmalig € 1,9 mln. Voor kalenderjaar
2025 en verder ontvangen zij geen expertise- en garantiebekostiging meer.
Hoogbegaafdheid
Er is terecht aandacht voor de groep (zeer) hoogbegaafde leerlingen in het onderwijs
omdat zij nog niet altijd het onderwijs krijgen dat nodig is om zich goed te kunnen
ontwikkelen. Mede om die reden is bij de begrotingsbehandeling een amendement aangenomen
waarmee extra geld beschikbaar komt voor deze groep. Zoals voormalig Minister Wiersma
in de brief van 13 februari jl. over de korting al heeft aangegeven is de mogelijkheid
onderzocht om middelen toe te voegen aan het deel van de middelen dat beschikbaar
is gekomen via het amendement.11 Die mogelijkheid is er. Daarom zal ik het onderdeel «Begaafde leerlingen in po en
vo 2023–2025» van de subsidieregeling ophogen (met € 2,5 miljoen). Hiermee kunnen
samenwerkingsverbanden een eenmalige subsidie in 2023 aanvragen voor scholen die beschikken
over een voltijd hoogbegaafdheidsvoorziening.
Door deze verhoging wordt de kans vergroot dat als samenwerkingsverbanden het maximaal
aan te vragen bedrag van € 130.000 aanvragen, ze deze ook toegekend krijgen. Nu is
het namelijk nog zo dat, bij overtekening voor het amendementsdeel van de regeling,
het toe te kennen bedrag naar beneden wordt bijgesteld.
Tot slot
Zoals ik heb toegelicht is er een breed gedeelde wens om de reserves van samenwerkingsverbanden
te verlagen. Op de manier zoals beschreven in deze brief ga ik nu een korting toepassen
op de bovenmatige reserves. Ik ga de komende periode graag het gesprek aan met de
samenwerkingsverbanden over hoe gezorgd kan worden dat deze middelen worden besteed
aan goed onderwijs.
Eventuele besluitvorming over een toekomstige korting is aan een volgend kabinet.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
Indieners
-
Indiener
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs