Brief regering : Herstel vertrouwen overheid en moslimgemeenschappen
36 200 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2023
Nr. 99
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 september 2023
Als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid span ik mij in voor een inclusieve
                  samenleving waar eenieder vrij is om zichzelf te zijn ongeacht religie, huidskleur
                  of afkomst en waarin racisme en discriminatie geen kans krijgen. Samen met diverse
                  gemeenschappen in Nederland werk ik aan een samenleving met gelijkwaardige kansen,
                  waarin iedereen zich thuis voelt.
               
Naar aanleiding van de reacties in de samenleving op berichtgeving in het NRC1 van 15 oktober 2021 over onderzoeken naar lokale islamitische organisaties en personen
                  door verschillende gemeenten heeft de Minister van Justitie en Veiligheid (hierna:
                  JenV) op 26 oktober 2021 uw Kamer een brief gestuurd.2 Het artikel berichtte dat een aantal gemeenten opdracht had gegeven tot onderzoek
                  binnen de islamitische gemeenschappen. Dit heeft onrust veroorzaakt in deze gemeenschappen
                  en breder in de samenleving. Om deze onrust te adresseren is in de brief aangekondigd
                  dat het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW), namens het
                  kabinet, met verschillende islamitische organisaties om tafel zal gaan en in samenwerking
                  met hen suggesties zal doen voor het herstellen van vertrouwen. Op 16 december 2021
                  heeft de toenmalig Staatssecretaris van SZW per brief aangekondigd namens het kabinet
                  een proces te starten waarin het trekken van lessen en reflectie op de relatie en
                  samenwerking tussen de overheid en moslimgemeenschappen centraal staat.3
Met deze brief informeer ik uw Kamer over het traject dat SZW heeft ingezet gericht
                  op het herstel van vertrouwen tussen de moslimgemeenschappen en de overheid. In het
                  kader van dit traject hebben vorig jaar negen reflectiesessies plaatsgevonden waaraan
                  moslimgemeenschappen, gemeenten, diverse ministeries en maatschappelijke organisaties
                  hebben deelgenomen. Deze sessies hebben geleid tot dieper inzicht in de beleving van
                  de relatie van deze gemeenschappen met de overheid. De bijeenkomsten waren nodig om
                  kritisch te reflecteren, recht te doen aan emoties die spelen en constructief vooruit
                  te kijken. De sessies herbevestigden dat aandacht voor moslimdiscriminatie noodzakelijk
                  is. Dit is ook een van de hoofdconclusies uit het rapport dat is opgesteld op basis
                  van de bevindingen uit deze sessies.
               
In de brief schets ik de ontwikkelingen die aanleiding waren voor de reflectiesessies,
                  waarna ik een weergave geef van de sessies zelf. Vervolgens ga ik in op de geleerde
                  lessen en sta ik stil bij de beleidsmatige inzet vanuit SZW op een aantal aanbevelingen.
                  De rapportage van Perron14 getiteld «Reflectiesessies herstellen vertrouwen tussen
                  overheid en moslimgemeenschappen» waarin verslag wordt gelegd van de reflectiesessies,
                  inclusief aanbevelingen, bied ik uw Kamer als bijlage bij deze brief aan.
               
AANLEIDING EN ACHTERGROND REFLECTIESESSIES
Zoals hierboven beschreven vormden onderzoeken, die in opdracht van zeker een tiental
                  gemeenten zijn uitgevoerd, in de meeste gevallen met financiering van het Rijk, de
                  aanleiding voor dit traject. In de kabinetsreactie, destijds verstuurd door de Minister
                  van Justitie en Veiligheid op 26 oktober 2021, is uitgebreid ingegaan op de context
                  waarin de opdrachten voor deze onderzoeken zijn uitgezet en wat de krachtenveldanalyses
                  inhielden. Er waren in die periode, zowel binnen overheden als binnen moslimgemeenschappen,
                  ernstige zorgen over de toenemende radicalisering onder jonge moslims. Zoals het rapport
                  van Perron14 ook aangeeft had de overheid hier soms onvoldoende beeld van en wist
                  niet altijd goed (genoeg) hoe om te gaan met deze zorgelijke ontwikkelingen. Om hier
                  lokaal beter zicht op te krijgen is destijds door een aantal gemeenten extern advies
                  ingewonnen en hebben er diverse onderzoeken plaatsgevonden. Het bureau Nuance door
                  Training en Advies (hierna NTA) werd hiervoor regelmatig ingehuurd vanwege hun expertise
                  op dit terrein. De analyses van NTA dienden voor gemeenten als vertrekpunt voor het
                  opbouwen van netwerken en duurzame samenwerkingsrelaties met de islamitische gemeenschap,
                  het identificeren van betrouwbare samenwerkingspartners en het herkennen van risico’s
                  en signalen van radicalisering in die gemeenschappen waar de problematiek speelde.
                  Deze onderzoeken vonden op verschillende manieren plaats, vaak in openbaarheid, maar
                  soms ook door onderzoek te doen binnen moslimgemeenschappen (waaronder in en rondom
                  moskeeën) en, in sommige gevallen, zonder dit en/of zichzelf vooraf kenbaar te maken.
               
Ook voor mij vormde dit traject aanleiding om stil te staan bij de rol van het Ministerie
                  van SZW richting de moslimgemeenschappen de afgelopen jaren. Vanwege de rol van SZW
                  bij de aanpak van maatschappelijke spanningen en de preventie van radicalisering draagt
                  mijn departement een verantwoordelijkheid om zicht te hebben op ontwikkelingen binnen
                  verschillende gemeenschappen waaronder ook de moslimgemeenschappen. Ik stel vast dat
                  ook SZW in het verleden onderzoek heeft gedaan naar personen, organisaties en netwerken
                  binnen de moslimgemeenschappen zonder daarbij de gemeenschappen te betrekken. Dit
                  betrof vooral onderzoek in het kader van het salafisme en aanverwante onderwerpen.
                  In een aantal gevallen zijn hiervoor externe experts ingeschakeld. Bij sommige van
                  deze onderzoeken zijn persoonsgegevens verwerkt, terwijl het Ministerie van SZW geen
                  juridische grondslag heeft voor de verwerking van persoonsgegevens voor deze taak.
                  Ook was de manier van onderzoek doen naar personen en organisaties door SZW niet in
                  alle gevallen transparant. Ondanks dat de zorgen in die tijd duidelijk valide waren,
                  was dit handelen niet juist. Ik betreur dit zeer en trek hier lessen uit voor de toekomst.
                  Ik wijs het doen van onderzoek naar mensen of organisaties door of in opdracht van
                  mijn ministerie zonder gegronde reden én juridische grondslag met kracht af.
               
In de Kamerbrief van 21 december 2021 heeft mijn ambtsvoorganger eerder aangegeven
                  onrechtmatig verkregen gegevens volgens de daarvoor geldende procedures te zullen
                  vernietigen.4 Het gaat voornamelijk over namen van personen gekoppeld aan een woonplaats en religieuze
                  overtuiging, gedragingen of uitingen en de context waarbinnen deze personen actief
                  waren.
               
Ik vind het belangrijk om dit wissen zorgvuldig te doen. Des te belangrijker vind
                  ik het om dit op een manier te doen waarbij recht wordt gedaan aan de betrokkenen.
                  Uit de sessies is gebleken dat veel mensen het noodzakelijk vinden om eerst transparantie
                  en openheid te verkrijgen over de verzamelde gegevens, alvorens verder te kunnen bouwen
                  aan een vertrouwensrelatie. Ik begrijp dit. Derhalve heb ik opdracht gegeven om het
                  daadwerkelijke wissen van persoonsgegevens pas te starten nadat mensen de ruimte hebben
                  gekregen om tekst en uitleg te krijgen over de verwerking van hun gegevens.
               
Het afgelopen jaar is bij zorgvuldige uitwerking van dit proces gebleken dat voor
                  het wissen van persoonsgegevens geen uitgekristalliseerd juridisch kader bestaat.
                  In de regelgeving wordt uitgegaan van het wissen van persoonsgegevens op verzoek van
                  een betrokkene en niet van het wissen van onrechtmatig verzamelde gegevens op initiatief
                  van een overheidsinstantie. Om dit proces zorgvuldig te doorlopen is advies ingewonnen
                  bij de landsadvocaat. Op basis van de kaders in dit advies en in nauw overleg met
                  onze privacy officer en de functionaris gegevensbescherming is een procedure ontwikkeld.
               
Mensen die willen weten of hun gegevens in het kader van het dossier salafisme en
                  aanverwante onderwerpen door SZW zijn verwerkt, kunnen tot 31 maart 2024 hiernaar
                  informeren bij het ministerie.5 Dit betreft tevens de persoonsgegevens die zijn verwerkt in de administratie van
                  SZW in het kader van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse
                  financiering. Een vraag om informatie zal met toestemming van de vragensteller in
                  eerste instantie leiden tot een nieuwe verwerking én raadpleging van de betreffende
                  persoonsgegevens. Ik wil benadrukken dat deze informatievragen van burgers uiterst
                  vertrouwelijk worden behandeld, waarbij slechts enkele gescreende medewerkers toegang
                  krijgen tot de gegevens. Nadat tekst en uitleg is gegeven over de verwerkte gegevens,
                  en er geen bezwaar is gemaakt door de betrokkene, zullen de persoonsgegevens, waaronder
                  de mail met het verzoek tot informatie, worden vernietigd. Vanaf 1 april 2024 start
                  het traject van daadwerkelijke vernietiging van de persoonsgegevens.
               
WEERGAVE REFLECTIESESSSIES
De reflectiesessies met verschillende vertegenwoordigers van moslimgemeenschappen
                  hebben plaatsgevonden van juli 2022 tot en met januari 2023. SZW heeft met zo’n 150
                  vertegenwoordigers gesproken om het diverse geluid uit de moslimgemeenschappen in
                  Nederland te laten weerklinken in de sessies. Zo is er onder andere gesproken met
                  vertegenwoordigers van moskeekoepels, maatschappelijke organisaties, imams en jongeren.
                  Bij deze sessies waren ook vertegenwoordigers van de NCTV, het Ministerie van Binnenlandse
                  Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna BZK) en het bureau van de Nationaal Coördinator
                  Discriminatie en Racisme (hierna NCDR) aanwezig.
               
Ook heeft er een aparte sessie met gemeenten, die de zogenaamde krachtenveldanalyses
                  hebben laten uitvoeren door NTA, plaatsgevonden.
               
De gesprekken zijn door de deelnemers aan de sessies (zowel door de participanten
                  uit de moslimgemeenschappen, als de ambtenaren van Rijk en gemeenten en ikzelf) als
                  intens ervaren. Uit het rapport blijkt dat de gebeurtenissen rondom de krachtenveldanalyses
                  voor veel deelnemers niet op zichzelf stonden. Zij plaatsten deze in een breder patroon
                  van incidenten en overheidshandelen. Zo is in het rapport te lezen dat deelnemers
                  moeilijkheden ervaren bij het zoeken naar een stageplek, het solliciteren naar een
                  baan of het oprichten van eigen organisaties, omdat ze geen bankrekening kunnen openen.
                  Sommigen deelnemers ervaren geen volwaardig onderdeel te zijn van de samenleving.
                  Ook gaven zij aan dat in hun ogen gedrag van individuele moslims leidt tot een negatieve
                  associatie en behandeling van de hele groep door de overheid en de samenleving. Gevolg
                  hiervan is volgens hen dat de gemeenschap voelt verantwoording af te moeten leggen
                  over het gedrag van individuen.
               
Het rapport beschrijft over de uitgevoerde onderzoeken specifiek dat deelnemers laten
                  weten dat het pijn doet dat sommige gemeenten ervoor kozen om onderzoek te doen zonder
                  hen te informeren. Velen verkeerden in de vooronderstelling dat sprake was van een
                  goede verstandhouding met deze gemeenten. Ze zijn teleurgesteld, maar willen desondanks
                  in gesprek blijven. Andere participanten trekken hierdoor de betrouwbaarheid van de
                  overheid in twijfel en keren zich steeds meer af van de overheid, waardoor een vicieuze
                  cirkel ontstaat. Met name de oudere deelnemers maken zich zorgen dat moslimjongeren
                  in een parallelle samenleving terechtkomen als gevolg van uitsluiting en discriminatie
                  door de overheid en de Nederlandse samenleving als geheel.
               
De onderzoekers van Perron14 beschrijven dat ook sommige ambtenaren aangaven dat zij
                  de verschillende gemeenschappen onvoldoende kenden en deze groepen te veel benaderden
                  vanuit een veiligheidsperspectief. Andere ambtenaren gaven aan zich niet te hebben
                  gerealiseerd dat de onderzoeken zoveel impact hebben gehad op de samenleving. Op sommige
                  plekken binnen het overheidsapparaat was en is nog steeds sprake van handelingsverlegenheid.
                  Dit geeft aanleiding om ook als overheid samen met de gemeenschappen hieraan te werken.
               
REACTIE OP VERSLAG REFLECTIESESSIES
Allereerst wil ik waardering en erkenning uitspreken voor de bijdrage en openheid
                  van alle deelnemers aan deze sessies. In de voorbereiding heeft mijn departement opgemerkt
                  dat een groot aantal genodigden vanuit de moslimgemeenschap zeer terughoudend was
                  om deel te nemen aan de sessies. Een aanzienlijk deel van hen heeft de uitnodiging
                  afgeslagen, omdat zij zich afvroegen of deze gesprekken wel zin zouden hebben.
               
Daarnaast herken ik veel van de punten in het rapport van Perron14. Uit verschillende
                     rapporten van het SCP blijkt dat discriminatie en racisme breed spelen in de samenleving,
                     ook binnen de moslimgemeenschappen.6 Het doet mij pijn dat een deel van de Nederlandse moslims gevoelens ervaart van discriminatie
                     en achterstelling, ook als gevolg van overheidsoptreden. Dit heeft impact op zowel
                     individuen als op de samenleving. Het is daarom belangrijk dat Rijk en gemeenten zich
                     beraden op het eigen handelen. Betrokken gemeenten hebben ook gereflecteerd op hun
                     handelen. Het heeft lokaal geleid tot diverse gesprekken met de gemeenschappen en
                     herdefiniëring van de lokale samenwerking. Ik zie een belangrijke rol voor het kabinet
                     en gemeenten om samen met de moslimorganisaties en de vertegenwoordigers binnen deze
                     gemeenschappen te werken aan dit vertrouwen. Voor de brede overheid zie ik de belangrijkste
                     lessen als volgt:
                  
1. Zowel de overheid als de moslimgemeenschappen zetten zich vanuit hun eigen rol en
                           verantwoordelijkheid in om de veerkracht en weerbaarheid van individuen en gemeenschappen
                           in de samenleving te versterken tegen fenomenen als ongewenste polarisatie, radicalisering
                           en ongewenste (buitenlandse) beïnvloeding. Hierin hebben we elkaar op bepaalde momenten
                           onvoldoende weten te vinden. Het structureel investeren in sterke netwerken binnen
                           de verschillende gemeenschappen maakt het mogelijk om ook in moeilijke tijden met
                           complexe vraagstukken in verbinding te blijven.
                        
2. Een overheid moet transparant handelen en communiceren. Voor een goede samenwerking
                           tussen overheid en gemeenschappen is actief werken aan wederzijds vertrouwen essentieel.
                           Uitgangspunt hierbij is dat de overheid verschillende bevolkingsgroepen hetzelfde
                           behandelt en dat gemeenschappen daarop kunnen vertrouwen. De basis van een hernieuwde
                           samenwerking is dan ook vertrouwen. Dit kan alleen als de uitgestoken hand aangenomen
                           wordt. Wederkerigheid is essentieel.
                        
3. Er heerst een gevoel bij een deel van de Nederlandse moslims dat de overheid slechts
                           oog heeft voor problemen (vaak gerelateerd aan veiligheidsvraagstukken) binnen hun
                           gemeenschappen, en niet voor positieve ontwikkelingen. Dit ervaren zij als stigmatiserend.
                           Positieve ontwikkelingen kunnen zowel door de overheid, als door en binnen gemeenschappen
                           zelf worden gestimuleerd.
                        
4. Problematiek die in de kern enkelen of specifieke groepen aan gaat, is het probleem
                           gemaakt van een hele gemeenschap. Dit geldt ook voor incidenten in het buitenland.
                           Veel moslims ervaren hierdoor verantwoording te moeten afleggen over gebeurtenissen
                           waar zij, als individu, buiten staan.
                        
5. Door moeilijk definieerbare begrippen als anti-integratief, problematisch gedrag en
                           salafisme uitsluitend te gebruiken om niet-strafbare gedragingen door een beperkte
                           groep moslims aan te kaarten, heeft de overheid onbedoeld bijgedragen aan stigmatisering
                           van grote groepen moslims die hier niets mee te maken hebben en vooral bij willen
                           dragen aan de Nederlandse samenleving.7
6. Rijk en gemeenten werden geconfronteerd met nieuwe complexe maatschappelijke ontwikkelingen
                           waar zij snel en doortastend op moesten reageren. Hierdoor was er te weinig aandacht
                           voor het inbouwen van waarborgen en juridisch verankerde procedures waar het de AVG
                           en gegevensverwerking betreft, waardoor een werkwijze is gehanteerd die op gespannen
                           voet stond met de regelgeving.
                        
7. Ook is het van belang dat kritische geluiden van ambtenaren, maatschappelijke organisaties
                           en burgers over het handelen van de overheid tijdig gehoord en serieus genomen worden.
                           Dit geldt zowel voor het Ministerie van SZW, de brede Rijksoverheid als voor gemeenten.
                        
8. SZW had als doel het sociaal-maatschappelijk perspectief, interdepartementaal, in
                           te brengen op veiligheidsonderwerpen. Vanuit dit perspectief werd duiding gegeven
                           op persoons- en organisatieniveau. Hier had en heeft SZW echter geen juridische grondslag
                           voor en dit had dus niet mogen gebeuren. SZW blijft in de toekomst een sociaal-maatschappelijk
                           perspectief inbrengen, maar zal hierbij geen persoonsgegevens meer verwerken.
                        
BELEIDSINZET
In het verslag van Perron14 staan een aantal beleidsmatige aanbevelingen. Op sommige
                  geïdentificeerde problemen en uitdagingen is al sprake van beleidsmatige inzet, maar
                  ik stel vast dat intensivering op een aantal onderwerpen noodzakelijk is. Ik cluster
                  hieronder deze inzet in drie onderwerpen: 1) tegengaan racisme en discriminatie, 2) bevorderen
                  gelijkwaardige kansen en 3) gezamenlijk werken aan sociaalmaatschappelijke vraagstukken.
               
1) Tegengaan racisme en discriminatie
Alle vormen van discriminatie zijn onacceptabel, zowel door burgers als door de overheid.
                  Het kabinet voelt de noodzaak om de huidige aanpak van discriminatie en racisme te
                  versterken. Op 19 september 2022 is daarom het eerste Nationaal Actieprogramma tegen
                  Discriminatie en Racisme gepresenteerd (hierna Nationaal Actieprogramma).8
Het Ministerie van SZW richt zich binnen de kabinetsbrede discriminatieaanpak, naast
                  arbeidsmarktdiscriminatie, specifiek ook op de preventie van discriminatie op grond
                  van herkomst, huidskleur en religie, waaronder moslimdiscriminatie. Dat is nodig,
                  want de ervaringen uit het rapport van Perron14 staan niet op zichzelf. Onderzoek
                  van het SCP naar ervaren discriminatie laat zien dat 55% van de Nederlandse moslims
                  op alledaagse basis discriminatie ervaart.9
Het verslag van Perron14 beschrijft dat er een verschil lijkt te zijn tussen de ervaringen
                  van jongere en oudere generaties Nederlanders met een migratieachtergrond: jongeren
                  lijken meer discriminatie en racisme te ervaren dan hun ouders. Tijdens de twee sessies
                  met jongeren, die ik heb bijgewoond, werd duidelijk hoe diep de pijn en frustratie
                  bij een groep jongeren, die hier geboren en getogen zijn, zit. Het SCP verklaart deze
                  zogenoemde integratie-paradox vanuit het perspectief dat meer integratie, emancipatie
                  en participatie meer blootstelling aan uitsluiting met zich meebrengt.10 Voor de oudere generatie is het land van herkomst het referentiekader en deze generatie
                  trekt daardoor de conclusie dat de positie verbeterd is.
               
De jongere generatie heeft echter het geboorteland als referentiekader, vergelijkt
                  daarom hun positie met die van hun leeftijdsgenoten zonder migratieachtergrond en
                  ervaart achterstand.11
In het Nationaal Actieprogramma is moslimdiscriminatie nadrukkelijk opgenomen en zijn
                  versterkingen aangekondigd. Deze versterkingen betreffen generieke maatregelen, zoals
                  de komst van een algoritme-toezichthouder, versterking van het lokale antidiscriminatiebeleid
                  en het stimuleren van de meldingsbereidheid. De versterkingen betreffen ook specifieke
                  maatregelen, zoals verbetering van registratie van moslimdiscriminatie en het vergroten
                  van handelingsperspectief bij discriminatie op basis van meerdere gronden, zoals bij
                  vrouwen met een hoofddoek.
               
Daarnaast start ik in uitvoering van het amendement Van Baarle12 een nationaal onderzoek naar waar en hoe moslims discriminatie ervaren, welke effectieve
                  aanvullende (beleids)interventies er zijn en waar de grootste impact te bereiken is
                  om deze specifieke vorm van discriminatie tegen te gaan. Dit moet inzicht geven in
                  of we in de aanpak van moslimdiscriminatie de juiste dingen doen of dat we nog mogelijkheden
                  onbenut laten. Vooruitlopend hierop is momenteel een verdiepend onderzoek gestart
                  om inzicht te krijgen naar ervaren discriminatie van vrouwen met een hoofddoek op
                  de arbeidsmarkt. Moslims die discriminatie ervaren worden betrokken bij de onderzoeken.
               
Een concreet voorbeeld dat deelnemers noemden, is dat moslims ervaren geen aangifte
                  of melding te kunnen doen van specifiek «moslimdiscriminatie» bij de daartoe bevoegde
                  meldingsinstanties. De politie zal altijd een melding of aangifte opnemen wanneer
                  sprake is van een strafbaar feit. Er is de afgelopen periode veel aandacht uitgegaan
                  naar het verbeteren van het herkennen van discriminatie en de registratie van discriminatie-incidenten
                  en -meldingen bij de verschillende meldingsinstanties, waaronder ook specifiek de
                  registratie van moslimdiscriminatie. Zo voegt het Expertisecentrum Aanpak Discriminatie
                  – Politie achteraf aan een zaak informatie en/of een indicatie toe als er sprake is
                  van moslimdiscriminatie. Zij screent alle (discriminatie) zaken uit de eenheden.13
Bij de antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s) kan al melding worden gemaakt van specifiek
                  moslimdiscriminatie. Onder regie van het Ministerie van BZK werken de Politie, de
                  ADV’s en de andere registratie-instanties ook de komende periode verder aan een verdere
                  verbetering van de jaarrapportage discriminatiecijfers over het onderwerp moslimdiscriminatie,
                  om een nog beter inzicht te krijgen in de aard en omvang ervan.
               
Daarnaast kwam in veel gesprekken naar voren dat een deel van de moslims structurele
                  discriminatie ervaart door banken en andere poortwachters van het financiële stelsel.14
De signalen dat moslims door het klantonderzoek van banken soms moeilijkheden ervaren
                  in de toegang tot betalingsverkeer zijn bij mij bekend. Dit is frustrerend voor de
                  betrokkenen. Mijn ministerie, het Ministerie van Financiën, de NCDR, De Nederlandsche
                  Bank en de Nederlandse Vereniging van Banken zijn in gesprek met vertegenwoordigers
                  van moskeeën en moslimorganisaties om de problematiek en oplossingsrichtingen te bespreken.
               
Om naar aanleiding van de signalen meer duidelijkheid te krijgen, wil de Minister
                  van Financiën de aanwezigheid van discriminerende elementen in de aanpak van witwassen,
                  financieren van terrorisme en fraude onderzoeken. Daarnaast heeft De Nederlandsche
                  Bank laten weten dat zij gaat onderzoeken of
               
banken voldoende beheersmaatregelen nemen om discriminatie zoveel mogelijk te voorkomen.
                  De Minister van Financiën zal uw Kamer op de hoogte stellen van de voortgang van deze
                  gesprekken en onderzoeken. Tevens verwijs ik naar de beantwoording van de Kamervragen
                  die op 21 juni 2023 naar uw Kamer zijn verzonden.15
2) Bevorderen van gelijkwaardige kansen
Het verslag van Perron14 schetst dat deelnemers aan de reflectiesessies ongelijkheid
                  ervaren in het meedoen met de samenleving. Men ervaart niet dezelfde kansen binnen
                  onder meer het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Deze kansenongelijkheid vind ik onacceptabel.
                  Ik hecht grote waarde aan het creëren van volwaardige deelname in het onderwijs en
                  op de arbeidsmarkt voor iedereen.
               
Zoals ik in mijn recente brief16 over het programma «Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt» (hierna VIA) heb aangegeven
                  is afkomst in Nederland helaas nog te vaak bepalend is voor iemands kansen op de arbeidsmarkt.
                  Het zou niet uit moeten maken waar je geboren bent of waar je ouders geboren zijn.
                  Om die reden werk ik met ongeveer twintig partners in het kader van de Werkagenda
                  VIA17 samen aan het gelijkwaardiger maken van kansen op de arbeidsmarkt voor mensen met
                  een migratieachtergrond. Met de Werkagenda VIA zet ik onder meer in op het stimuleren
                  van kansrijkere studiekeuzes, het verbeteren van kansen op een stage of eerste baan,
                  wegnemen van vooroordelen en discriminatie in de werving en selectie en bij doorstroom
                  naar hogere functies, en het beter begeleiden van de uitkeringsgerechtigden naar een
                  passende baan. Onlangs is deze Werkagenda verder uitgebreid met een gezamenlijk plan
                  van aanpak «statushouders aan het werk».18 Bij het opstellen en uitvoeren van de verschillende onderdelen van de Werkagenda
                  VIA zijn en worden ook personen en organisaties uit de doelgroep betrokken, waaronder
                  een klankbordgroep moslimgemeenschappen, een klankbordgroep van statushouders en een
                  jongerenpanel met jongeren vanuit diverse herkomstgroepen.
               
Naast de Werkagenda VIA is tevens het actieplan arbeidsmarktdiscriminatie 2022–2025
                  opgesteld om discriminatie tegen te gaan, gelijkwaardige kansen te bevorderen en meer
                  bewustwording over diversiteit en inclusie te creëren.
               
Dit plan moet onder andere werkgevers motiveren meer gelijkwaardige kansen op de arbeidsmarkt
                  voor mensen met een migratieachtergrond te bieden. Een belangrijk onderdeel van het
                  actieplan is het wetsvoorstel toezicht gelijke kansen bij werving en selectie. Het
                  wetsvoorstel verplicht werkgevers en intermediairs om een werkwijze te hebben gericht
                  op het voorkomen van discriminatie bij werving en selectie van werknemers. Het wetsvoorstel
                  is op 14 maart 2023 aangenomen door de Tweede Kamer.
               
Ook wordt hard gewerkt aan het tegengaan van stagediscriminatie. In het mbo is het
                  stagepact MBO 2023–2027 opgesteld met daarin afspraken over het tegengaan van stagediscriminatie.19 In het hoger onderwijs is een manifest ondertekend om stagediscriminatie tegen te
                  gaan en is in samenwerking met ECHO een meerjarig werkprogramma opgesteld.20 Verder geldt het eerdergenoemde wetsvoorstel toezicht gelijke kansen bij werving
                  en selectie ook voor de werving en selectie van stagiairs.
               
3) Gezamenlijk werken aan sociaalmaatschappelijke vraagstukken
De deelnemers, maar ook andere gemeenschappen waar SZW mee in contact staat, zien
                  graag een samenwerking op basis van een sociaalmaatschappelijke agenda. SZW onderschrijft
                  de behoefte aan een sociaalmaatschappelijke agenda en neemt dit mee in een breder
                  perspectief. SZW werkt momenteel aan de vormgeving van een breed netwerk met burgers
                  uit diverse gemeenschappen, (lokale) overheid, (jeugd)professionals, maatschappelijke
                  organisaties en experts. Dit netwerk biedt de mogelijkheid om vanuit verschillende
                  achtergronden en perspectieven mee te denken en in co-creatie samen te werken op diverse
                  samenlevings- en integratievraagstukken. Denk hierbij aan het toetsen van beleid en
                  ideeën, en het ophalen van perspectieven en ontwikkelingen. SZW spant zich in om deze
                  manier van werken ook op lokaal niveau bij gemeenten te realiseren.
               
Om de samenwerking te faciliteren wordt een platform ontwikkeld om elkaar te ontmoeten,
                  vraagstukken te agenderen en de netwerkleden te informeren over bijvoorbeeld de voortgang.
                  Via het huidige netwerk vraagt de Expertise-unit Sociale Stabiliteit van SZW (hierna
                  ESS) binnen de moslimgemeenschappen aandacht om deel te nemen aan het netwerk voor
                  zover dit nog niet het geval is. Ook de deelnemers van de reflectiesessies worden
                  uitgenodigd voor dit brede netwerk.
               
Hiernaast zet SZW ook in op structurele dialoog met een brede vertegenwoordiging van
                  moslimorganisaties om vanuit gemeenschappelijkheid periodiek thema’s te bespreken
                  en zorgen te delen. Hierover is het ministerie met diverse (reeds bekende en nieuwe)
                  organisaties in gesprek. De komende periode wordt in samenspraak met deze organisaties
                  bekeken hoe hieraan verder invulling wordt gegeven. Voor het zomerreces is hiermee
                  een start gemaakt.
               
Gemeenten en met name ambtenaren binnen het sociaal domein spelen een belangrijke
                  rol. SZW kan, indien daar behoefte aan is, gemeenten ondersteunen bij het opbouwen
                  en onderhouden van (hernieuwde) relaties met lokale organisaties om hiermee te werken
                  aan het versterken van veerkracht en weerbaarheid. Zo heeft de ESS in het afgelopen
                  jaar samen met zeven gemeenten en 17 moskeeën in co-creatie gewerkt aan een handelingsperspectief
                  «samenwerking gemeenten en moskeeën in tijden van spanningen & polarisatie» en een gezamenlijke strategie «van gesprek naar bondgenoot». Deze samenwerking vond plaats vanuit een sociaalmaatschappelijk perspectief en
                  op basis van wederzijds vertrouwen. Dit handelingsperspectief is positief ontvangen
                  door zowel moslimorganisaties als gemeenten. De ESS zal zich ervoor inspannen om de
                  hieruit geleerde lessen verder te verspreiden onder gemeenten.
               
TOT SLOT
Dit traject van reflectiesessies heeft de nodige impact gehad op de mensen die hebben
                  deelgenomen, waaronder ook op mijzelf. De deelnemers hebben ons deelgenoot gemaakt
                  van hun alledaagse ervaringen en wat dit heeft gedaan met hun vertrouwen in de overheid.
                  Dat reikt veel verder dan de krachtenveldanalyses uit het artikel van de NRC. Mijn
                  hier gepresenteerde beleidsinzet is dan ook veel breder dan het verwijderen van onrechtmatig
                  verwerkte persoonsgegevens. Het gaat om de behoefte van verschillende mensen om gezamenlijk
                  te werken aan diverse sociaalmaatschappelijke opgaven in onze samenleving, waaronder
                  en als eerste het tegengaan van discriminatie en onverdraagzaamheid.
               
De reflectiesessies waren een eerste stap, maar we zijn er nog niet. SZW zet namens
                  het kabinet de komende tijd in op verdere gesprekken met de moslimgemeenschappen over
                  hernieuwde samenwerking. In dit proces investeren we ook in het herstel van het vertrouwen
                  van mensen die dit zijn verloren. Het werken aan een nieuwe samenwerkingsrelatie,
                  waarbij uitgegaan wordt van vertrouwen en co-creatie, kost tijd en inzet van alle
                  betrokkenen. Ik streef naar een samenwerkingsrelatie waarin overheden en gemeenschappen
                  gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor het samenleven in verscheidenheid. Dit
                  is een grote verantwoordelijkheid voor zowel de overheid als de vertegenwoordigers
                  binnen deze gemeenschappen.
               
Het Ministerie van SZW deelt de bevindingen die zijn opgedaan tijdens dit traject
                  binnen de Rijksoverheid en bij gemeenten. We gaan, samen met de moslimgemeenschappen,
                  onze schouders eronder zetten om het vertrouwen weer op te bouwen.
               
Gezamenlijk met gemeenschappen, waaronder de moslimgemeenschappen, wil ik werken aan
                  een samenleving die inclusief is, waarin racisme en discriminatie geen kans krijgt
                  en waar eenieder vrij is om zichzelf te zijn, ongeacht religie, huidskleur of afkomst.
                  Een samenleving waarin iedereen zich thuis voelt.
               
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                  C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
