Brief regering : Cao-onderzoek faciliteiten voor vakbondswerk
29 544 Arbeidsmarktbeleid
29 861
Arbeidsmigratie en sociale zekerheid
Nr. 1218
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 september 2023
Vakbonden moeten in staat worden gesteld hun taken snel en efficiënt te kunnen uitvoeren,
zoals ILO-verdrag 135 en ILO-aanbeveling 143 voorschrijven. In Nederland is dit niet
wettelijk geregeld, maar bij cao. Ik vind het belangrijk dat sociale partners goede
afspraken maken over het faciliteren van vakbondswerk, waaronder toegang tot de onderneming.
Daarom heb ik geïnventariseerd in hoeverre hierover in cao’s afspraken worden gemaakt.
Hierbij zend ik u de resultaten van het onderzoek naar cao-afspraken over faciliteiten
voor vakbondswerk. Het gaat om een feitelijk onderzoek naar de afspraken die in cao’s
voorkomen op basis van de standaardsteekproef bestaande uit 98 cao’s. Met dit onderzoek
is in kaart gebracht in hoeverre in cao’s afspraken worden gemaakt over faciliteiten
voor vakbondswerk en waaruit deze afspraken bestaan. Het gaat om faciliteren in brede
zin, zoals het ter beschikking stellen van een vergaderruimte, het verlenen van verlof
voor vakbondsleden om scholing te volgen of toegang van externe vakbondsmedewerkers
tot bijvoorbeeld de kantine.
Met het toezenden van de rapportage kom ik tegemoet aan mijn toezegging in het Commissiedebat
Arbeidsmigratie d.d. 1 juni 2022 (Kamerstuk 29 861, nr. 80) en het eerste deel van de motie van het lid Maatoug c.s.1
Uit het rapport komt naar voren dat in 75 van de 98 cao's, van toepassing op 71% van
de werknemers, afspraken over het aanbieden van faciliteiten voor vakbondswerk staan, zoals het beschikbaar stellen van vergaderruimtes of de mogelijkheid gebruik
te maken van kopieermachines of publicatieborden. Uit deze afspraken blijkt niet altijd
of de faciliteiten beschikbaar worden gesteld aan alleen interne en/of (ook) aan externe
vakbondsvertegenwoordigers. Het beeld komt naar voren dat het faciliteren van vergaderruimtes
in de helft van de gevallen (ook) gericht is op externe vakbondsmensen; voor gebruik
van de communicatiekanalen is dit iets minder dan de helft. De meest voorkomende voorwaarden
die aan het gebruik van de faciliteiten worden gesteld, zijn dat er vooraf moet worden
afgestemd met de werkgever en dat activiteiten zoveel mogelijk buiten werktijd moeten
worden georganiseerd.
De rapportage zoomt verder in op de afspraken over faciliteiten en bekeken is in hoeverre
er bepalingen over fysieke toegang tot de onderneming voor externe vakbondsvertegenwoordigers in cao’s staan. Dan blijkt dat hierover in
54 van de 98 cao’s, van toepassing op 41% van de werknemers een afspraak staat. Dit
kan zijn het gebruik mogen maken van (vergader)ruimtes in het bedrijf of meer algemene
afspraken over toegang tot de onderneming.
Op twee na bevatten alle onderzochte cao’s afspraken over vakbondsverlof.
In 56 cao’s, van toepassing op 55% van de werknemers, staan afspraken over bescherming
van vakbondsleden tegen ontslag en/of overige benadeling.
Voor de volledige bevindingen van het onderzoek verwijs ik u naar de bijgevoegde rapportage.
Over de uitkomsten van het onderzoek ben ik, zoals de motie ook oproept, in gesprek
getreden met sociale partners in de Stichting van de Arbeid. Sociale partners vinden
het een interessant onderzoek dat de afspraken in cao’s over faciliteiten voor vakbondswerk
weergeeft. Ook vragen zij aandacht voor het feit dat de situatie in de praktijk anders
kan zijn. Dit is inherent aan de aard van het onderzoek, waarbij het gaat om bepalingen
in cao’s. Hoe deze afspraken in de praktijk toegepast of nageleefd worden kan heel
verschillend zijn. Sociale partners geven aan dat er werkgevers zijn die de gewenste
faciliteiten ter beschikking stellen, zonder dat daar cao-afspraken aan ten grondslag
liggen. Daarnaast zijn er werkgevers die geen opvolging geven aan de gemaakte cao-afspraken
over vakbondsfaciliteiten. Ook ik krijg signalen waaruit blijkt dat de praktijk soms
anders is. Daarom ga ik in gesprek met sociale partners om meer praktijkvoorbeelden
en knelpunten op te halen.
In hun reactie verwijzen sociale partners verder naar het advies van de commissie
Roemer om het toegang tot het recht voor arbeidsmigranten te versterken. Hiervoor
vinden zij het van belang dat vakbondsleden in contact kunnen treden met arbeidsmigranten.
Sociale partners geven aan dat daarvoor nodig is dat vakbondsfaciliteiten worden getroffen
voor werknemers en arbeidsmigranten in het bijzonder.
Ik zal daarom aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek en de gesprekken met
sociale partners mogelijkheden verkennen om de faciliteiten voor vakbondswerk, waaronder
toegang tot de werkvloer, beter en breder te waarborgen. Ik streef ernaar uw Kamer
hier na de zomer nader over te informeren.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid