Brief regering : Stand van zaken blauwtong
30 669 Dierziekte blauwtong
Nr. 21
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 september 2023
Op vrijdag 8 september jongstleden heb ik de Kamer geïnformeerd over de stand van
zaken van besmettingen met blauwtongvirus (BTV) in Nederland. Met deze brief informeer
ik de Kamer over de huidige situatie, de bevestiging van serotype 3, het tweede advies
van de deskundigengroep dierziekten, de aanpassingen in het beleid en het vervolg.
Actuele situatie
De afgelopen dagen zijn enkele tientallen nieuwe verdenkingen gemeld bij de NVWA.
De meeste meldingen betreffen houderijen in de nabijheid van het gebied waar de eerste
besmettingen vorige week werden vastgesteld. Maar ook uit andere delen van het land
worden verdenkingen gemeld. Het betreft zowel schapen als runderen met ziekteverschijnselen
die kunnen passen bij een blauwtongbesmetting. Deze meldingen zijn allemaal opgevolgd
door de NVWA. Er zijn monsters genomen en vervolgens onderzocht bij Wageningen Bioveterinary
Research (WBVR). De uitslagen worden dagelijks bijgewerkt op de website van de NVWA1. Op 14 september aan het einde van de dag waren er 44 bevestigde gevallen, waarvan
30 bedrijven met schapen en 14 bedrijven met rundvee. De meeste besmettingen blijven
gevonden worden in hetzelfde gebied als waar de eerste besmettingen werden vastgesteld.
Maar ook verder buiten dit gebied zijn besmettingen gevonden.
Vorige week berichtte ik de Kamer over het serotype dat nu circuleert in Nederland.
De formele bevestiging uit het Europees referentielaboratorium in Spanje is op 14 september
jongstleden ontvangen. Zij bevestigen zoals verwacht de uitslag van WBVR, we hebben
definitief te maken met blauwtong serotype 3 (BTV 3).
De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) heeft, op mijn verzoek, retrospectief onderzoek
uitgevoerd op melk- en bloedmonsters, genomen in de maand augustus. Doel van dit onderzoek
is beeld te krijgen bij de mate van verspreiding van het virus en daarnaast om te
bepalen hoe lang het virus al in Nederland aanwezig is. GD heeft deze week haar conceptrapport
met mij gedeeld. Dit heb ik ook besproken met de deskundigengroep dierziekten. Op
basis van de resultaten van dit onderzoek kunnen zeer beperkt conclusies worden getrokken.
Het beeld dat nu bestaat op basis van de bekende besmettingen wordt niet door het
rapport gewijzigd. Ik zal het rapport aan de Kamer sturen wanneer dit definitief is.
Hoofdconclusies deskundigengroep dierziekten
Donderdag 14 september is de deskundigengroep dierziekten opnieuw bijeen geweest om
over de situatie te spreken. Het verslag van dit advies is nog niet definitief, ik
verwacht dat dit in de loop van komende week het geval zal zijn. Ik zal het verslag
dan spoedig publiceren op de website van de deskundigengroep2. Wel is een drietal hoofdconclusies getrokken.
Hoofdconclusie 1:
De concentratie van uitbraken bevindt zich nu in het midden van Nederland.
Er zijn nu al meerdere regio’s buiten dat eerste detectie gebied, waar ook sprake
van blauwtong infecties is: Hillegom, Wapenveld, Hulshorst, Almere, Zeewolde. Dus
het lijkt erop dat we al te maken hebben met twee verspreidingssituaties: lokale verspreiding
als een olievlek rondom een initiële besmetting en verspreiding over een grote afstand
naar nieuwe gebieden waarna daar lokale verspreiding optreedt.
Hoofdconclusie 2:
De besmetting bevindt zich in het midden van Nederland. Als de huidige uitbraak hetzelfde
patroon vertoont als het Blauwtongvirus type 8 (BTV-8) in 2006–2008, dat zich met
een snelheid van ongeveer 10–15 km per week verspreidde ondanks vervoersbeperkingen,
dan verspreidt het zich, mede afhankelijk van de weersomstandigheden (wind en temperatuur)
in de komende weken, voor de winter over heel Nederland, ondanks vervoersbeperkingen.
Het verloop van de verspreiding van het huidige serotype 3 lijkt vergelijkbaar met
dat van BTV-8 (lokaal en verschillende lange-afstand-sprongen). Vervoersbeperkingen
zullen de verspreiding vertragen maar niet kunnen stoppen.
Hoofdconclusie 3:
Het meest waarschijnlijk scenario voor overwintering van BTV-3 is door een lage maar
niet volledig afwezige activiteit van knutten, zoals we dat ook bij de BTV-8 epidemie
in 2006–2008 hebben gezien. Het piekseizoen van de knutten is ergens in april begonnen
en loopt door tot eind oktober/begin november. De weersomstandigheden lijken nu gunstiger
voor de knut dan in 2006 door de doorgaans mildere winters, waardoor circulatie van
het virus via knutten grotere kans heeft om op een laag pitje de winterperiode te
overbruggen. De kans dat er na de winter besmettingen worden aangetoond door overleving
in de knutten is reëel.
De deskundigen geven hiermee aan dat verspreiding van BTV 3 langzaam maar zeker zal
zijn, en soms met grotere sprongen naar nog niet besmette regio’s. De kans is reëel
dat heel Nederland al voor de winter besmet is en anders zal na de winter opnieuw
verspreiding plaatsvinden. Dit is een harde realiteit.
Maatregelen
Het is dus duidelijk dat BTV 3 zich over een groter gebied in Nederland zal verspreiden.
Daarnaast krijgt de NVWA dagelijks meerdere verdenkingen binnen, met name ook in het
reeds bekend besmette gebied. Dit vraagt om behoorlijke inzet van capaciteit van dierenartsen
van de NVWA, die daardoor geen andere inspectie-werkzaamheden kunnen verrichten.
Deze ontwikkelingen maken dat ik op een tweetal punten de aanpak rondom de opvolging
en afhandeling van verdenkingen wijzig. Ten eerste heb ik besloten om per direct de
bestaande blokkades van besmette bedrijven op te heffen en nieuw besmette bedrijven
geen blokkade meer op te leggen. De NVWA zal de nu geblokkeerde bedrijven hierover
informeren. Deze blokkademaatregel is bedoeld om de verspreiding van het virus te
voorkomen, maar dit is enkel zinvol in de situatie waarin onduidelijk is in welke
mate verspreiding al is opgetreden en de maatregel aantoonbaar bijdraagt aan het voorkomen
van verspreiding. Nu duidelijk is dat BTV 3 zich langzaam maar zeker verspreidt, heeft
een aan- en afvoerverbod op besmette bedrijven onvoldoende toegevoegde waarde meer.
De EU-regelgeving geeft voor dat geval de ruimte om deze maatregel in te trekken.
Ten tweede zal de NVWA op korte termijn niet alle meldingen van verdenkingen meer
actief bezoeken om monsters te nemen. Bij meldingen uit het bekend besmette gebied
kan de NVWA ervoor kiezen om deze locaties niet te bezoeken en de private dierenarts
monsters in te laten sturen aan WBVR. Hierover zal de NVWA in de komende week communiceren
met betrokken sectoren en dierenartsen.
Het blijft belangrijk om zicht te houden op de aanwezigheid van het virus. Verdenkingen
moeten bij de NVWA gemeld blijven worden, NVWA houdt hiermee overzicht en kan monstername
door dierenartsen aansturen. Verdenkingen die buiten het bekend besmette gebied liggen
zal de NVWA nog wel zelf opvolgen. Deze meldingen zijn belangrijk, omdat ze informatie
geven over de mogelijke verspreiding van het virus naar andere delen van het land.
De NVWA verzamelt naast de monsters ook andere informatie op deze bedrijven zodat
de epidemiologie goed in kaart kan worden gebracht. Met deze aangepaste werkwijze
kan de NVWA haar capaciteit efficiënter inzetten kan toch goed zicht houden op het
verloop van de besmettingen.
In mijn brief van 8 september heb ik aangegeven met de resultaten van het retrospectief
onderzoek en de uitslagen van de verdenkingen opnieuw te beoordelen of aanvullende
vervoersbeperkende maatregelen effectief kunnen zijn om de verspreiding van BTV 3
te beperken. De huidige situatie geeft onvoldoende aanleiding om zulke maatregelen
te treffen. De verwachting van de deskundigen is dat het gebied met BTV 3 ook met
vervoersbeperkingen met een snelheid van 15 km per week zal groeien. Dat betekent
dat voor de winter nagenoeg heel Nederland besmet gebied zal zijn. Ik zie daarom geen
reden om vervoersbeperkende maatregelen te treffen.
Vervolg
De ontwikkelingen van de afgelopen week en de inschatting van de deskundigen geven
helaas het beeld dat we moeten verwachten dat BTV 3 langzaam over Nederland zal spreiden.
Dit is geen goed nieuws voor dierhouders, helemaal omdat een geschikt vaccin ontbreekt.
Ik heb de ontwikkelingen en deze verwachting ook met de sectoren besproken en daarbij
nogmaals benadrukt dat het belangrijk is om alert te blijven en elke nieuwe verdenking
te melden bij de NVWA.
Ik blijf, samen met de sector, de mogelijkheden voor vaccinatie verkennen. In gesprek
met farmaceuten wordt bezien of, en zoja, op welke termijn een geschikt vaccin beschikbaar
kan zijn. Daarnaast zal ik bezien of het mogelijk is een knuttenvrije periode af te
kondigen. Dit kan helpen om tijdelijk, in de winter, handel in levende dieren en levende
dierlijke producten mogelijk te maken, zonder de aanvullende voorwaarden voor verplaatsing
vanwege blauwtong die nu voor het bedrijfsleven tot hoge extra kosten leiden.
Ik zal de komende periode de situatie nauwgezet blijven volgen. Wanneer er belangrijke
ontwikkelingen zijn zal ik de Kamer opnieuw informeren.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit