Brief regering : Versterking decentrale volksvertegenwoordigingen en besturen
36 200 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2023
Nr. 178
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 september 2023
De versterking van de overheid met oog voor de menselijke maat is een belangrijke
ambitie van dit kabinet. Inwoners verdienen een betrouwbare overheid die dienstbaar,
dichtbij en rechtvaardig is. Dat is van groot belang voor het vertrouwen van Nederlanders
in de politiek en de overheid. Het vertrouwen van inwoners in de overheid kan toenemen
als de overheid de regels volgt, belangen afweegt, helder is over de redenen voor
beslissingen en beloftes nakomt.1 Het werken aan de betrouwbaarheid van de overheid vraagt om een gelijktijdige inzet
op het beschermen én het vernieuwen van onze instituties en de relatie met de samenleving.
In mijn hoofdlijnenbrief en in de actieagenda sterk bestuur heb ik daar de hoofdlijnen
voor uiteengezet.2 Deze inzet is nodig want het vertrouwen van inwoners in de politiek en het bestuur
staat onder druk.
Als Minister van BZK ben ik verantwoordelijk voor de inrichting en het functioneren
van het decentraal bestuur. In deze brief beschrijf ik mijn beleidsinzet om het decentraal
bestuur van gemeenten en provincies en de essentiële rol van de volksvertegenwoordigingen
daarbinnen te versterken waarmee ik mede invulling geef aan de hiervoor genoemde actieagenda.
Deze brief bouwt voort op het door mijn ambtsvoorganger ingezette beleid ter versterking
van de decentrale volksvertegenwoordigingen.3
Een democratisch gelegitimeerd, goed functionerend en slagvaardig decentraal bestuur
dicht bij inwoners is noodzakelijk om de grote maatschappelijke en bestuurlijke opgaven
aan te kunnen waar Nederland zich voor gesteld ziet. Dat is ook een opgave op zichzelf.
Het decentraal bestuur heeft de afgelopen jaren aan belang gewonnen door de forse
toename van het aantal taken dat daar is belegd. Die taken en verantwoordelijkheden
worden op hoofdlijnen goed opgepakt en het decentraal bestuur presteert in internationaal
opzicht ook goed.4 Uit de trendrapportage «Staat van het Bestuur 2022» blijkt echter ook dat het decentraal
bestuur onder druk staat en kwetsbaarheden vertoont.5 Het aantal partijen neemt toe, het verloop van ambtsdragers is relatief groot, de
werkdruk neemt toe terwijl nog niet optimaal gebruik wordt gemaakt van mogelijkheden
en instrumenten voor ondersteuning en toerusting. Veel gemeenten, zeker ook de kleinere
gemeenten, worstelen met een capaciteitsgebrek, waardoor de slagkracht onder druk
kan komen te staan. Veel taken van gemeenten en provincies worden uitgevoerd via samenwerkingsverbanden
waarvan de effectiviteit en doelmatigheid nog moeilijk vast te stellen is. Versterking
van het decentraal bestuur is nodig en wenselijk.
Die versterking ziet onder meer op de verbetering en doorontwikkeling van het gedualiseerde
provincie- en gemeentebestel. Dualisering draaide in de kern om de versterking van
de positie van raden en staten, die als volksvertegenwoordigingen beter in positie
moesten worden gebracht om kaders te stellen en het bestuur in de uitvoering van zijn
taken te controleren. Binnen het decentraal bestuur leven zorgen of raden en staten
goed toegerust zijn en ondersteund worden om die verantwoordelijkheden waar te kunnen
maken. De decentrale volksvertegenwoordigingen kunnen hun werk alleen goed doen als
alle bestuursorganen en de ambtelijke organisatie goed functioneren, want een goed
samenspel is bepalend voor de kwaliteit van het bestuur en de besluitvorming.
Tijdens een aantal expertbijeenkomsten is met lokale en provinciale deskundigen en
vertegenwoordigers van de beroeps- en belangenverenigingen en de VNG gesproken over
wat er wenselijk en nodig is om het decentraal bestuur te versterken. De beroeps-
en belangenverenigingen werken aan de verbetering en de professionalisering van het
decentraal bestuur. Samen met hen is het mijn inzet om langs drie lijnen te werken
aan de kwaliteit en het functioneren van het decentraal bestuur en de volksvertegenwoordigingen:
1. Verbeteren van de wijze van taaktoedeling aan het decentraal bestuur.
2. Investeren in toereikende en adequate ondersteuning van raden en staten.
3. Bevorderen van samenspel, gezonde bestuurscultuur en aantrekkelijkheid van politieke
ambten binnen gemeente- en provinciebesturen.
Brede inzet op versterking van decentraal bestuur
De acties en maatregelen in deze brief raken aan een bredere inzet ter versterking
van het decentraal bestuur en zijn daar ook ondersteunend aan. Daarnaast is dit onderdeel
van een langjarige inzet, we zijn er hiermee nog niet. Om inwoners op zorgvuldige
wijze te betrekken bij de beleids- en besluitvorming op decentraal niveau, is duidelijkheid
over rollen en verantwoordelijkheden van belang. Met het Wetsvoorstel versterking
participatie op decentraal niveau wordt daarom beoogd dat de decentrale volksvertegenwoordigingen
in een verordening heldere kaders over hun participatiebeleid stellen. Dat kan eraan
bijdragen dat de decentrale volksvertegenwoordigingen beter in positie komen ten aanzien
van participatietrajecten. Samen met de VNG voorziet het Ministerie van BZK in informatie
over het goed opzetten en uitvoeren van verschillende vormen van participatie.
Daarnaast zet ik mij in voor een integer en weerbaar decentraal bestuur. Dat is van
groot belang voor het vertrouwen van inwoners in de overheid en voor het bestuur om
zijn taken uit te kunnen voeren. Op 1 januari 2023 is de Wet bevorderen integriteit
en functioneren decentraal bestuur in werking getreden. Ik heb uw Kamer per brief
geïnformeerd op welke wijze ik het integriteitsbeleid de aankomende periode wil versterken.6 Bestuurders en volksvertegenwoordigers ervaren daarnaast in toenemende mate intimidaties
en bedreigingen wat het functioneren van het bestuur aantast. Ik werk aan de weerbaarheid
van het bestuur door het tegengaan van ondermijning en intimidatie. Ik heb uw Kamer
onlangs over de voortgang van het programma weerbaar bestuur geïnformeerd.7
1. Verbeteren van de wijze van taaktoedeling aan het decentraal bestuur
Gemeenten en provincies zijn autonome bestuurslagen, waar de afgelopen eeuw steeds
meer medebewindstaken zijn belegd. De bedoeling was om gemeenten een grote mate van
beleidsvrijheid te laten, maar voorbeelden uit het sociaal domein laten zien dat het
niet is gelukt om gemeenten in de praktijk die ruimte te laten, danwel die ruimte
te laten ervaren. Voor een sterke positie van decentrale volksvertegenwoordigers is
het van groot belang dat gemeenten en provincies taken uitvoeren met voldoende beleidsvrijheid,
zodat er politieke keuzes gemaakt kunnen worden. Ook voor de bestuurlijke slagvaardigheid
is duidelijkheid nodig over een taak en waar die is belegd.
Uit het rapport «Naar nieuwe vormen van decentraal bestuur» blijkt dat het ontbreekt
aan duidelijke uitgangspunten en criteria voor taaktoedeling en dat heeft ertoe geleid
dat taken niet altijd zijn toebedeeld aan de meest passende bestuursvorm.8 Een groot deel van de taken van gemeenten en provincies is niet of beperkt beleidsvrij.
Dat heeft consequenties voor de positie van gemeenteraden en provinciale staten omdat
veel van die taken zich daardoor niet goed lenen voor controle en kaderstelling door
een decentrale volksvertegenwoordiging.
Het is van groot belang dat bij toekomstige taaktoedelingen in een vroegtijdig stadium
goed wordt nagedacht over welke taak bij welke bestuursvorm wordt belegd. Zoals ik
ook in mijn actieagenda sterk bestuur heb aangekondigd werk ik aan de totstandkoming
van een (organiek) beleidskader decentraal bestuur. Zo’n beleidskader kan criteria
bevatten voor het toedelen van taken aan decentrale bestuursvormen, op basis van de
organieke kenmerken van die bestuursvormen. Taken met veel beleidsvrijheid kunnen
bij decentrale overheden worden belegd en voor taken zonder – of met een beperkte
– beleidsvrijheid zou ook gekeken kunnen worden naar andere bestuursvormen, zoals
een uitvoeringsorganisatie op het niveau van het rijk. Een goede afweging aan de voorkant
van een taaktoedelingsdiscussie of een taak past bij een bestuursvorm draagt bij aan
een heldere bestuurlijke inrichting en een goede uitvoering van de desbetreffende
taak. Het beleidskader kan uiteindelijk in samenhang met de Uitvoerbaarheidstoets
Decentrale Overheden (UDO) worden toegepast bij het maken van nieuw beleid dat het
decentraal bestuur raakt. Een UDO wordt uitgevoerd zodra de keuze wordt gemaakt om
een taak bij medeoverheden te beleggen.
Bij de ontwikkeling van een beleidskader decentraal bestuur betrek ik ook de ontwikkeling
van een afwegingskader voor nieuwe burgemeestersbevoegdheden. Het afwegingskader is
bedoeld om het burgemeestersambt in balans te houden, zodat de burgemeester al zijn
taken en rollen goed kan invullen, waaronder zijn rol als raadsvoorzitter en burgervader/burgermoeder.
Ik doe u hierbij het adviesrapport toekomen dat de basis vormt voor de vormgeving
van het afwegingskader. Ik wil de VNG, het NGB en de Wethoudersvereniging om een consultatiereactie
vragen op dit rapport. In samenwerking met die partijen en met de Minister van Justitie
en Veiligheid zal ik vervolgens werken aan de implementatie van het afwegingskader
in onze wetgevingsprocessen.
Versterken positie decentrale volksvertegenwoordiging binnen regionaal bestuur
Regionale samenwerking heeft de afgelopen jaren een vlucht genomen met als doel taken
op doelmatige wijze te kunnen uitvoeren. Veel taken worden tegenwoordig in regionaal
verband uitgevoerd en de variatie aan samenwerkingsvormen is enorm. De Wet gemeenschappelijke
regelingen (Wgr) biedt een belangrijke basis voor publiekrechtelijke samenwerking
om regionale opgaven slagvaardig en met democratische waarborgen omgeven op te kunnen
pakken.
De toename van regionale samenwerkingsverbanden heeft een grote impact op het werk
van volksvertegenwoordigers en bestuurders. Volksvertegenwoordigers ervaren afstand
en weinig grip op deze samenwerkingsverbanden. Dat kan de democratische legitimatie
van het daar gevoerde bestuur onder druk zetten. Met de wijziging van de Wgr die in
2022 in werking is getreden zijn meer mogelijkheden gecreëerd voor decentrale volksvertegenwoordigingen
om op gemeenschappelijke regelingen te sturen en deze te kunnen controleren. Ik vertrouw
erop dat raden en staten de geboden mogelijkheden voor het innemen van een meer proactieve
rol op het beleid ten aanzien van samenwerkingsverbanden gaan benutten en ondersteun
die rol door middel van handreikingen.9 Ik zal de effecten van de wetswijziging monitoren in samenwerking met de beroeps-
en belangenverenigingen, bijvoorbeeld voor wat de invulling betreft van de actieve
informatieplicht.
Ter uitvoering van de motie van het lid Leijten (Kamerstuk 35 513, nr. 13) die bij de behandeling van de wijziging van de Wgr is aangenomen (Handelingen II
2020/21, nr. 82, item 11) heb ik onlangs een rapport over regionale samenwerking en gemeenteraden aan uw Kamer
gestuurd.10 In dat rapport worden een aantal witte vlekken blootgelegd over regionale samenwerking.
Ik werk aan een agenda voor vervolgonderzoek en eventuele maatregelen. Beter inzicht
in de effecten van regionale samenwerking kan bijdragen aan betere afwegingen of regionale
samenwerking wel of niet voor een bepaalde taakuitvoering is aangewezen. Hierdoor
kan tevens beter worden beoordeeld hoe in het licht van die taaktoedeling de positie
van raden en staten kan worden versterkt.
Daarnaast heb ik op 11 juli 2022 in overleg met de VNG, het IPO en de UvW de Afdeling
verzocht een voorlichting uit te brengen over de interbestuurlijke verhoudingen. Achtergrond
van dit verzoek is dat goede interbestuurlijke verhoudingen en vergroting van de slagkracht
van de overheden nodig zijn om tot de gewenste resultaten te komen, in het licht van
grote maatschappelijke opgaven waar de verschillende overheden voor staan. Op dit
moment werk ik aan een reactie op de voorlichting van de Raad van State, waarin onder
meer aandacht wordt besteed aan de toepassing van differentiatie, uitvoerbaarheid
van beleid en interbestuurlijk toezicht.
Sterkere positie door vermeerdering aantal volksvertegenwoordigers
De hoge werkdruk die volksvertegenwoordigers en bestuurders ervaren komt mede voort
uit de toename van het aantal taken. Er gaan stemmen op om een fulltime raadslidmaatschap
mogelijk te maken. Voor mij is echter het lekenbestuur nog steeds het uitgangspunt,
omdat het van groot belang is dat iedereen het ambt van volksvertegenwoordiger moet
kunnen vervullen en het van grote maatschappelijke waarde is dat decentrale volksvertegenwoordigers
door ervaringen vanuit een functie of andere activiteiten goed zijn aangesloten op
de samenleving.
Ik verken of het huidige aantal wettelijk vastgelegde volksvertegenwoordigers in gemeenten
en provincies nog past bij de huidige taken en opgaven. Het is zinvol om te onderzoeken
of een vermeerdering van het aantal volksvertegenwoordigers bijdraagt aan het verminderen
van de werkdruk, verbetering van het functioneren van raden en staten, en het vergroten
van de aantrekkelijkheid van het ambt. Ik betrek daarbij ook signalen die ik vanuit
het decentraal bestuur heb ontvangen met zorgen over de toegenomen werkdruk en voorstellen
om die te verminderen. Grotere volksvertegenwoordigingen zijn doorgaans actiever,
kunnen meer verbindingen leggen met de samenleving, het werk beter verdelen en daardoor
betere controle uitoefenen. Tegelijkertijd bestaat het risico dat in grotere volksvertegenwoordigingen
meer fracties ontstaan, waardoor debatten langer duren. Bij deze verkenning betrek
ik ook mijn toezegging aan het lid-Sneller (D66) tijdens het commissiedebat d.d. 18 januari
2023 voor een onderzoek naar het verband tussen het aantal raadsleden en de opkomst
bij verkiezingen.11 De verkenning beoogt de benodigde informatie voor besluitvorming over het verhogen
van het aantal raads- en statenleden op te halen, waaronder de financiële aspecten
en de consequenties voor bijvoorbeeld de ondersteuning van volksvertegenwoordigers.
Ook wil ik bezien of de wettelijke bepaling omtrent het maximumaantal wethouders en
gedeputeerden aanpassing behoeft. Het aantal wethouders dat voortijdig stopt is nog
steeds een aandachtspunt, onder meer door werkdruk of om politiek-bestuurlijke redenen.
De Wethoudersvereniging pleit er al langer voor om gemeenten meer ruimte te laten
in het bepalen van het aantal wethouders. Ik zal uw Kamer medio 2024 over de uitkomsten
van deze verkenning informeren.
2. Investeren in toereikende en adequate ondersteuning van raden en staten
De dualisering van het gemeente- en provinciebestuur had onder andere tot doel om
de lokale politiek herkenbaarder en aantrekkelijker te maken voor de inwoners en zo
beter in verbinding te staan met de samenleving. Daarvoor werd een scheiding aangebracht
tussen volksvertegenwoordiging en bestuur en werd de positie van de volksvertegenwoordiging
versterkt, onder andere door de introductie van ondersteuning door de rekenkamer en
griffier. De dualisering heeft op dit punt doorontwikkeling nodig. Raden en staten
hebben een belangrijke verantwoordelijkheid om de eigen ondersteuning goed vorm te
geven, maar dat komt niet in alle gevallen goed uit de verf. De ROB constateerde in
het advies «Goede ondersteuning, sterke democratie» dat gemeenteraden en provinciale
staten handelingsverlegenheid ervaren om te investeren in deze ondersteuningsvormen.
Dat is schadelijk voor het functioneren van de lokale democratie.
Meerdere onderzoeken tonen aan dat de controlerende en kaderstellende rollen van de
raden en staten versterkt kunnen worden. Daar zijn deze hulptroepen en andere instrumenten
bij nodig. Kennis over de beschikbare ondersteuningsvormen en het beschikbare instrumentarium
ontbreekt in veel gevallen bij volksvertegenwoordigers, en uit onderzoeken blijkt
dan ook dat de instrumenten voor controle en kaderstelling niet – of niet voldoende
– worden gebruikt.
Verduidelijken instrumentarium voor controle en kaderstelling
Adequate kennis over de toepassing van het beschikbare instrumentarium voor controle
en kaderstelling is van groot belang voor een goede uitoefening van het ambt van volksvertegenwoordiger.
De rechten en plichten van volksvertegenwoordigers dienen voor iedereen glashelder
te zijn. Zuiverheid in rollen en rolopvatting is van groot belang en bepaalt mede
de kracht van een volksvertegenwoordiging. Ik ben in overleg met de beroepsverenigingen
over de wijze waarop deze helderheid nog beter gestalte kan worden gegeven. De kwaliteit
van de controle en kaderstelling door volksvertegenwoordigers wordt daarnaast ook
bepaald door de (kwaliteit van de) informatie die door het college aan de raad wordt
verstrekt.
Hierin zijn al de nodige stappen gezet. Er is een handreiking ontwikkeld over de toepassing
van het decentrale enquêterecht en onder andere via de beroeps- en belangenverenigingen
onder de aandacht van de decentrale overheden gebracht.12 Hiermee wordt de kennis over het bestaan van dit instrument en de juiste toepassing
ervan vergroot. Daarnaast werk ik aan een wetswijziging om de bevoegdheden voor de
enquêtecommissie en waarborgen voor getuigen te verduidelijken en aan te vullen, zodat
wanneer het lokale enquêterecht – als ultimum remedium – wordt ingezet de kans op
het verkrijgen van relevante informatie wordt vergroot en het enquêterecht op een
meer proportionele wijze wordt toegepast. Het beter benutten van dit instrument versterkt
de controlerende rol van gemeenteraden en provinciale staten.
Ook is er een handreiking ontwikkeld, ter uitvoering van de motie van het lid Bromet
(Kamerstuk 35 513, nr. 11), om raden en staten te informeren over de mogelijkheden die hen ter beschikking
staan om controle uit te oefenen op privaatrechtelijke rechtspersonen waar de gemeente
of provincie een belang in heeft. Die handreiking heb ik uw Kamer reeds doen toekomen.13
Toereikende budgetten voor goede ondersteuning
Een terugkerende vraag is of bestaande budgetten voor ondersteuning in het gemeentefonds
en provinciefonds toereikend zijn. Nu de taken en daarbij horende middelen van gemeenten
en provincies toenemen is het van extra groot belang dat de ondersteuning toereikend
is voor raden en staten om hun controlerende, kaderstellende en volksvertegenwoordigende
rollen uit te oefenen. Er wordt, mede ter uitvoering van een motie van het lid Strolenberg
(Kamerstuk 35 298, nr. 19), onderzoek gedaan naar de besteding van de budgetten voor de rekenkamer, griffier,
fractieondersteuning en enquêterecht. Op basis van dat onderzoek zal samen met het
decentraal bestuur en de beroeps- en belangenverenigingen bekeken worden hoe die budgetten
zich verhouden tot een goede uitoefening van de verschillende ondersteuningsvormen.
Over de uitkomsten van het onderzoek informeer ik uw Kamer begin 2024.
Versterking van de ondersteuning door griffier en rekenkamer
Griffies en rekenkamers vormen belangrijke ondersteuningstroepen van raden en staten
om de slagkracht en het functioneren van het bestuur te vergroten. De griffier is
de eerste adviseur van raden en staten en heeft de wettelijke taak om deze volksvertegenwoordigingen
terzijde te staan. De positie van de griffier kan kwetsbaar zijn in de verhouding
tot de raad en de driehoek met de secretaris en burgemeester, zo bleek onder andere
uit het advies «Goede ondersteuning, sterke democratie» van de ROB. Ik heb onderzoek
laten doen naar mogelijk zinvolle manieren om de positie van de griffier te versterken,
zodat deze onafhankelijker en minder kwetsbaar zijn werk kan doen en een gelijkwaardigere
positie in de driehoek kan innemen. Het rapport doe ik u hierbij toekomen. In overleg
met de Vereniging van Griffiers en de andere beroeps- en belangenverenigingen zal
ik een reactie formuleren op de aanbevelingen. De Vereniging van Griffiers werkt,
met financiële steun van BZK, aan de professionalisering van het griffiersambt. Ik
bezie in overleg met deze vereniging ook of extra ondersteuning voor griffies van
met name kleinere gemeenten, waar capaciteit en slagkracht een belemmering kunnen
vormen, wenselijk of nodig is.
In veel gemeenten en provincies worden in de driehoek van secretaris, griffier en
burgemeester/ CdK belangrijke afspraken gemaakt over de samenwerking tussen college/
GS en raad/ PS, waaronder het borgen van de zelfstandige positie van de raad/ staten.
De lokale driehoek vervult op die manier een belangrijke rol in veel gemeenten en
provincies om de samenwerking tussen bestuursorganen goed vorm te geven. Een goede
onderlinge (werk)relatie in de driehoek kan helpen om het gezamenlijk belang van een
goed besluitvormingsproces in te zien. In opdracht van mijn ministerie worden workshops
aangeboden aan lokale driehoeken om deze rol verder te versterken. Voorts neem ik
in overweging de rol van lokale driehoeken verder te bevorderen, onder andere via
versterking van de positie van de griffier en via de mogelijkheid van een statuut.
Per 1 januari jl. is de Wet versterking decentrale rekenkamers in werking getreden
en per 1 januari 2024 dienen alle decentrale overheden over een onafhankelijke rekenkamer
te beschikken, of een gemeenschappelijke rekenkamer met een of meer andere decentrale
overheden. Eind 2023 informeer ik uw Kamer over de uitvoering van de toezeggingen
die tijdens de plenaire behandeling van de wet versterking decentrale rekenkamers
(Kamerstuk 35 298) zijn gedaan.14 Ik werk bovendien, in overleg met de Nederlandse vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies
(NVRR), de komende periode verder aan de positie van rekenkamers en het verder verbeteren
van de kwaliteit van rekenkameronderzoek en de benodigde doorwerking daarvan in het
beleid.
Eind 2021 is een projectgroep lokale rekenkamers ingesteld om gemeenten te ondersteunen
bij de inrichting en het functioneren van een lokale rekenkamer en het samenspel tussen
rekenkamer, raad en college. Ik bied u hierbij, conform toezegging, het eerste verslag
aan van de projectgroep lokale rekenkamers, die tot eind 2024 actief zal zijn om gemeenten
bij de benodigde transitie te ondersteunen. Ik nodig gemeenten actief uit om deze
projectgroep, bestaande uit deskundigen vanuit het lokaal bestuur, te benaderen indien
ondersteuning bij de inrichting, positionering of het functioneren van de rekenkamer
gewenst is. Daarnaast wordt er ook door de NVRR waardevolle ondersteuning geboden
aan rekenkamers.
3. Bevorderen samenspel, gezonde bestuurscultuur en aantrekkelijkheid politieke ambten
Een goede samenwerking binnen gemeente- en provinciebesturen is van groot belang voor
de kwaliteit van de besluitvorming. In de praktijk bestaan grote verschillen in de
wijze en de kwaliteit van de samenwerking. Bestuurlijke en maatschappelijke ontwikkelingen
kunnen daaraan ten grondslag liggen. Zo is in veel gemeenten en provincies sprake
van een toename van het aantal fracties, dit kan zorgen voor uitdagingen in de bestuurbaarheid
en meer vergaderdrukte. De informatievoorziening aan de volksvertegenwoordiging door
bestuurders kan worden verbeterd.
Bevorderen samenspel binnen decentrale besturen
Voor een goed samenspel is het van belang dat er binnen gemeente- en provinciebesturen
duidelijkheid bestaat over elkaars rollen, posities, taken en verantwoordelijkheden
en dat men elkaar respecteert. In sommige gemeenten en provincies kan een niet-effectieve
bestuurscultuur voor problemen zorgen in samenwerking en samenspel. Er is in opdracht
van mijn ministerie onderzoek gedaan om meer inzicht in het concept bestuurscultuur
te krijgen, zodat gemeente- en provinciebesturen hierover beter onderling het gesprek
aan kunnen gaan.15
Om een impuls te geven aan goed samenspel tussen raad, college en ambtelijke organisaties
heeft in een aantal gemeenten een pilot plaatsgevonden met het opstellen van een zogenaamd
statuut. In een statuut kunnen afspraken worden gemaakt over thema’s als omgangsvormen,
informatievoorziening, burgerparticipatie, controle en verantwoording. Heldere vastgelegde
afspraken over deze onderwerpen, waar men elkaar op kan aanspreken, kunnen bijdragen
aan een versterking van de positie van de raad.
Het rapport met bevindingen over deze pilots bied ik u hierbij aan. Hoewel er nog
nader onderzoek nodig is om de doorwerking van de statuten te kunnen vaststellen blijkt
uit het rapport dat het opstellen van een statuut meerwaarde biedt omdat het een middel
is om het goede gesprek te voeren over de wijze van onderlinge samenwerking, waarmee
de raad beter in positie kan komen. Het proces om te komen tot een statuut leidde
volgens de onderzoekers tot een groter zelfbewustzijn van de raad. Ik ga de komende
periode de werking van de pilots monitoren om te bezien of de positieve effecten ook
beklijven en ik ontwikkel een handreiking om gemeenten en provincies te ondersteunen
om zelfstandig een statuut op te kunnen stellen. Daarbij betrek ik ook de conclusies
van het onderzoek naar bestuurscultuur.
Bevorderen samenspel door stimuleren gebruik scholingsmogelijkheden
Voor een goede uitoefening van hun taken en verantwoordelijkheden is het van groot
belang dat alle spelers binnen het decentraal bestuur de mogelijkheden hebben om zich
te blijven ontwikkelen via scholing en opleiding. Daarmee investeren ze niet alleen
in zichzelf, maar in de kwaliteit van de democratie als geheel.
Scholing en opleiding wordt in veel gevallen aangeboden via de eigen politieke partij,
maar er zijn ook andere mogelijkheden. Zo kunnen via de eigen gemeente of provincie
– op grond van het rechtspositiebesluit decentrale ambtsdragers- volksvertegenwoordigers
en bestuurders een vergoeding krijgen voor niet – partijpolitieke scholing. Het is
belangrijk dat van dit recht gebruik wordt gemaakt. Voorts bieden ook de beroeps-
en belangenverenigingen van het decentraal bestuur scholing aan.16 De beroeps- en belangenverenigingen kunnen op grond van een regeling subsidie aanvragen
bij BZK om deze activiteiten te organiseren. De leden van deze verenigingen kunnen
daar dan gebruik van maken.
Er zijn veel mogelijkheden, maar we zien dat politieke ambtsdragers door werkdruk
of handelingsverlegenheid geen of te weinig gebruik maken van scholing -en opleiding.
Dat is onwenselijk. De ROB heeft in het rapport over «Goede ondersteuning, sterke
democratie» hier ook aandacht voor gevraagd.
Ik acht het daarom van belang om te blijven benadrukken dat politieke ambtsdragers
gebruik maken van de bestaande mogelijkheden voor scholing en opleiding en ga in gesprek
met alle betrokken organisaties om te bevorderen dat dit ook gebeurt. Op die manier
draag ik bij aan meer kennis en inzicht over de rechten en plichten van bestuurders
en volksvertegenwoordigers, die glashelder moeten zijn.
Versterking raadsvoorzittersrol burgemeester
Burgemeesters vervullen een belangrijke rol als raadsvoorzitter bij het functioneren
van gemeenteraden. Burgemeesters hebben daarnaast een rol als hoeder van de lokale
democratie. Eerder informeerde ik uw Kamer al over mijn inzet om het burgemeestersambt
zelf toekomstbestendig te houden.17 In overleg met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB), de Nederlandse
Vereniging voor Raadsleden en de Vereniging van Griffiers wil ik dit jaar werken aan
de versterking van deze rollen van de burgemeester. In dat licht besprak ik met die
laatste twee verenigingen ook het onderzoeksrapport «Teveel van het goede?» naar de
staat van het burgemeestersambt, zoals toegezegd aan uw Kamer.18 Zoals ik eerder al schreef bestaat er bij raden en staten soms handelingsverlegenheid
om te investeren in de ondersteuning. Ik onderzoek, mede naar aanleiding van de gevoerde
gesprekken, hoe de burgemeester als voorzitter van de raad hierin een stevigere rol
kan spelen. Ook ga ik na wat burgemeesters zelf nodig hebben om in hun rol als raadsvoorzitter
de gemeenteraad beter in positie te brengen. Ik streef ernaar u voor het eind van
dit jaar te informeren over de manier waarop ik in samenwerking met het NGB en de
NVvR het raadsvoorzitterschap van burgemeesters ga versterken.
Bevorderen divers en inclusief bestuur
Sterke volksvertegenwoordigingen en besturen zijn divers en inclusief. Een divers
en inclusief samengesteld bestuur komt ten goede aan de kwaliteit van de besluitvorming.
Het moet voor iedereen mogelijk zijn om volksvertegenwoordiger te worden en ik zet
me ervoor in dat iedereen in de samenleving gelijke kansen heeft om deel te nemen
aan het decentraal bestuur. Meer mensen zullen zich zo vertegenwoordigd voelen en
weten. Het huidige beeld laat zien dat dit nog niet voor iedereen opgaat. Zo zijn
vrouwen, Nederlanders met een migratieachtergrond, jongeren en praktisch opgeleiden
nog te vaak ondervertegenwoordigd in volksvertegenwoordigingen. De politieke partijen
zijn hiervoor uiteraard als eerste verantwoordelijk. Daarnaast kunnen ook de beroeps-
en belangenverenigingen hierbij een rol spelen. Zo ben ik in gesprek met de Wethoudersvereniging
over de aantrekkelijkheid van het ambt voor ondervertegenwoordigde groepen om zo de
instroom van die groepen in het ambt te verhogen.
Onderzocht wordt of de (online) haat en intimidatie waar ondervertegenwoordigde groepen
mee te maken krijgen de participatie van die groepen tegenhouden. Ik streef ernaar
uw Kamer hier aan het eind van dit jaar over te informeren. Met Statenlidnu en partijen
uit het maatschappelijk middenveld die betrokken zijn bij diversiteits- en inclusievraagstukken
in de samenleving organiseer ik een aantal verdiepende expertsessies om de verdere
inzet op dit thema te verkennen op provinciaal niveau. Tot slot financier ik samen
met het Ministerie van OCW meerjarige activiteiten die gericht zijn op het verbeteren
van een divers en inclusief bestuur.
Ook zet ik me in voor (potentiële) politieke ambtsdragers met een beperking, zodat
zij ongehinderd deel kunnen nemen aan de democratie en bestuur. Een openbaar bestuur
waaraan iedereen kan deelnemen draagt bij aan de aantrekkelijkheid van de politieke
ambten. In vervolg op het Actieplan waarover uw Kamer op 9 december 2020 is geïnformeerd
(Kamerstuk 24 170, nr. 240), is er nu voor deze doelgroep een digitale ontmoetingsplaats beschikbaar en een
website met antwoorden op veel gestelde vragen over samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen
en raadsvergoedingen.19
4. Tot slot
Het decentraal bestuur vergt continue aandacht en is nooit af. De in deze brief genoemde
acties worden uitgevoerd met het oog op groeiende zorgen in het bestuur en de samenleving
over toenemende capaciteitsgebrek bij de decentrale overheden, zeker bij kleinere
gemeenten. Er wordt momenteel een beleidsdoorlichting uitgevoerd van het onderdeel
democratie en bestuur van de begroting van het Ministerie van BZK. De uitkomsten van
de doorlichting zullen ook inzichten opleveren over de effecten van het BZK-beleid
die ook voor dit maatschappelijk belangrijke onderwerp van belang zullen zijn. De
uitkomsten worden begin volgend jaar verwacht en zal ik betrekken bij de verdere beleidsontwikkeling
en uitvoering. Ik zal uw Kamer medio volgend jaar informeren over de voortgang van
de in de brief genoemde acties.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties