Brief regering : Fiche: Verordening voor een platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3759
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 augustus 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 5 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC). Met BNC-fiche 1
geeft het kabinet tevens invulling aan het verzoek van de vaste commissie voor Europese
Zaken (Tweede Kamer), d.d. 9 maart 2023, om een kabinetsreactie te ontvangen over
de tussentijdse evaluatie van het MFK.
Fiche: Herziening verordening Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027. (Kamerstuk
22 112, nr. 3757)
Fiche: Voorstel verordening instelling Oekraïne-faciliteit (Kamerstuk 22 112, nr. 3758)
Fiche: Verordening voor een platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP)
Fiche: Mededeling, besluit en verordening – introductie nieuwe eigen middelen en terbeschikkingstelling
(Kamerstuk 22 112, nr. 3760)
Fiche: Mededeling Europese Economische Veiligheidsstrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 3761)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Verordening voor een platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP)
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van het Europese Parlement en de Raad tot de oprichting
van het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) en wijzigen van
Richtlijn 2003/87/EC, Richtlijn (EU) 2021/1058, (EU) 2021/1056, (EU) 2021/1057, (EU)
Nr. 1303/2013, (EU) Nr. 223/2014, (EU) 2021/1060, (EU) 2021/523, (EU) 2021/695, (EU)
2021/697 en (EU) 2021/241.
b) Datum ontvangst Commissiedocument
juni 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM(2023) 335
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=CELEX:52023PC0335
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad Algemene Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
h) Rechtsbasis
Artikel 164, Artikel 173, Artikel 175, derde lid, Artikel 176, Artikel 177, Artikel
178, Artikel 182, eerste lid, en Artikel 192, eerste lid, van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 20 juni jl. publiceerde de Europese Commissie (hierna: de Commissie) het voorstel
voor een verordening tot oprichting van het platform voor strategische technologieën
voor Europa (Strategic Technologies for Europe Platform, STEP). STEP is een onderdeel van de Commissiemededeling over de tussentijdse herziening
van het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 (MFK) en de door de Commissie voorgestelde
aanpassing van de MFK-verordening, waarover u via een apart BNC-fiche wordt geïnformeerd.
Volgens de Commissie draagt STEP bij aan een weerbare, groene en digitale toekomst
voor de Europese industrie en biedt het een oplossing voor de investeringsbehoeftes
van de Europese industrie. Het voorstel is een vervolg op verschillende andere Europese
voorstellen, zoals het Green Deal Industrial Plan (GDIP)1 en de daarin aangekondigde Net-Zero Industry Act (NZIA),Critical Raw Materials Act (CRMA), en het Temporary Crisis and Transition Framework (TCTF). STEP wordt daarnaast in de recent gepubliceerde mededeling over de Europese
economische veiligheidsstrategie2 genoemd als middel om de Europese positie op strategische technologieën te versterken
en daarmee risicovolle strategische afhankelijkheden te verminderen, waarover u via
een apart BNC-fiche wordt geïnformeerd.
STEP heeft twee doelen: (1) het waarborgen van de Europese leiderschapspositie op
kritieke en opkomende technologieën voor de groene en digitale transitie en; (2) het
mobiliseren van privaat kapitaal om Europese bedrijven op strategische technologieën
internationaal concurrerend te maken door op te schalen. Ook tracht STEP industriële
capaciteit op de interne markt op te bouwen en arbeidsmarkt- en vaardigheidstekorten
in strategische sectoren te verminderen. STEP moet volgens de Commissie voorwaarden
stellen voor een effectiever, efficiënter en gerichter gebruik van bestaande en nieuwe
Europese middelen ten behoeve van STEP-doelen. STEP past volgens de Commissie verder
binnen het streven van het GDIP om als Unie een wereldwijd leidende positie te behouden
in de realisatie van een klimaatneutrale industrie en economie. Tenslotte is STEP
ook bedoeld om ongelijke beschikbaarheid van staatssteun te adresseren door op Europees
niveau publieke financiering beschikbaar te stellen.
Het STEP-voorstel richt zich op de waardeketens van een aantal kritieke en opkomende
technologieën: kennis- en kapitaalintensieve technologie, digitale technologie, schone
technologie en biotechnologie. Hieronder vallen de eindproducten, sleutelelementen,
specifieke machines en kritieke grondstoffen van deze technologieën. Een technologie
is kritiek als deze (1) een innovatief en geavanceerd element met significant economisch
potentieel voor de interne markt bevat en/of (2) bijdraagt aan het verminderen of
tegengaan van de strategische afhankelijkheden van de EU.
Het STEP-voorstel bevat vier elementen die moeten bijdragen aan het financieren van
de doelstellingen: 1) flexibiliteit in bestaande Europese programma's ten behoeve
van STEP-doelen; 2) aanvullende middelen voor een aantal bestaande Europese programma’s
via het MFK; 3) een kwaliteitslabel dat toegang tot financiering voor STEP-doelen
faciliteert; en 4) een digitaal platform met informatie over financieringsmogelijkheden
voor STEP-projecten. De totale gevolgen voor het MFK bedragen volgens het voorstel
van de Commissie € 10 miljard.
Met het eerste element, flexibiliteit in bestaande Europese programma's ten behoeve
van STEP-doelen, beoogt de Commissie ongeveer € 30 miljard te mobiliseren. De Commissie
moedigt lidstaten aan om bestaande programma’s binnen de fondsen onder het cohesiebeleid3 te herprioriteren richting STEP-doelen. De Commissie stelt voor om voor deze doelen
het EU-cofinancieringpercentage te verhogen naar 100% (varieert nu van 40 tot 85%)
en het voorfinancieringspercentage in 2024 te verhogen naar 30% (dit is nu 0,5% per
jaar). Ook stelt de Commissie voor de cohesiemiddelen van alle onderontwikkelde en
transitieregio’s en in de ontwikkelde regio’s van lidstaten met een bruto binnenlands
product (bbp) per capita onder het EU-gemiddelde (periode 2015–2017) open te stellen
voor grote bedrijven. Verder verlengt de Commissie de deadline voor de administratieve
uitvoering van de cohesieprogramma’s 2014–2020 met twaalf maanden om lidstaten meer
flexibiliteit te bieden.
Daarnaast stelt de Commissie voor om lidstaten de mogelijkheid te geven binnen hun
nationale Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) een bijdrage aan het nationale compartiment
van het InvestEU-programma te verhogen van 4% naar 10% van het totale plan. Tevens
stelt de Commissie voor om de toepassing van het «do no significant harm» principe aan te passen om het te stroomlijnen met de verordening over het faciliteren
van duurzame investeringen en het beleid van uitvoerende partners. Bovendien stelt
de Commissie voor om een extra pijler voor projecten ten behoeve van STEP-doeleinden
toe te voegen aan het Innovatiefonds, het Europees Defensiefonds (EDF) en de Europese
Innovatieraad (European Innovation Council, EIC). Het voorstel geeft de EIC de mogelijkheid om kleine en middelgrote bedrijven
met kritieke en strategische technologieën te ondersteunen met kapitaalsteun van boven
de € 15 miljoen. Hiermee wil de Commissie financieringsmogelijkheden voor Europese
scale-ups vergroten, om zo te voorkomen dat deze bedrijven zich buiten Europa vestigen wegens
een gebrek aan toegang tot risicokapitaal op de Europese kapitaalmarkten.
Het tweede element is een ophoging van in totaal € 10 miljard aanvullende middelen
voor bestaande Europese programma’s ten behoeve van de STEP-doelen. Hiermee kan volgens
de Commissie € 110 miljard aan investeringen in kritieke en strategische technologieën
gemobiliseerd worden. Van deze middelen wil de Commissie € 3 miljard (met een 40%
provisiepercentage) aan het InvestEU-fonds toevoegen om de garantie hiervan met € 7,5
miljard te verhogen. Daarnaast wil de Commissie € 2,6 miljard toekennen aan de EIC,
waarvan € 2,13 miljard gefinancierd wordt via het opnieuw inzetten van decommitteringen
en herprogrammering van de bestaande middelen binnen Horizon Europe, en € 0,5 miljard
gefinancierd wordt met nieuwe middelen. Hiermee wordt kapitaalsteun gegeven aan kritieke
en opkomende startups en scale-ups. Verder wil de Commissie het Innovatiefonds met
€ 5 miljard verhogen voor lidstaten met een lager bbp dan het EU-gemiddelde. Tevens
wil de Commissie het EDF verhogen met € 1,5 miljard voor onderzoek en ontwikkeling
in het defensiedomein om aan de vraag naar defensiecapaciteiten te voldoen.
De Commissie stelt als derde element een kwaliteitslabel voor dat de toegang tot financiering
voor STEP-doelen faciliteert (Soevereiniteitszegel). De Commissie wil dit label toekennen
aan projecten die bijdragen aan STEP-doelen en voldoen aan de voorwaarden voor Horizon
Europe, Digital Europe Programme, EU4Health Programme, het EDF of het Innovatiefonds,
ongeacht of deze projecten financiering hebben ontvangen uit deze programma’s. Het
label bevestigt dat een project bijdraagt aan de STEP-doelen en aan strenge voorwaarden
voldoet en ondersteunt volgens de Commissie daarmee private en publieke financiers
in hun investeringsbeslissingen. Ook vereenvoudigt het label de toegang tot EU-financiering
door cumulatie of gecombineerde financiering uit EU-instrumenten mogelijk te maken.
Lidstaten worden aangemoedigd projecten met dit label voorrang te geven binnen het
Moderniseringsfonds, Faciliteit voor Herstel en Veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF), Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en Europees Sociaal Fonds
Plus (ESF+).
Tot slot introduceert de Commissie met STEP het Soevereiniteitsportaal. Dit is een
publiek digitaal platform met informatie over en begeleiding naar financieringsmogelijkheden
voor STEP-projecten.
De Commissie geeft aan na een evaluatie in 2025 te willen bezien of het nodig is om
investeringen verder op te schalen, om zo mogelijk alsnog vorm te geven aan een Europees
Soevereiniteitsfonds.
b) Impact assessment Commissie
Voor het voorstel is geen aparte impact assessment gedaan. De Commissie stelt dat het STEP-voorstel wordt uitgevoerd door de samenvoeging
en ophoging van bestaande instrumenten waarvoor ten tijde van publicatie al impact assessments zijn uitgevoerd. Het gaat bijvoorbeeld om de fondsen onder het cohesiebeleid, InvestEU
en Horizon Europe. Daarnaast bouwt het voorstel volgens de Commissie voort op andere
bestaande wetsvoorstellen waar al impact assessments voor zijn uitgevoerd, zoals de Critical Raw Materials Act,4 de Europese Innovatieagenda,5 het Fit-for-55-pakket,6 het staff working document voor de Digital Decade
7 en de Europese Chips Act.
8 Ook geeft het ten dele invulling aan het financieringsvraagstuk zoals uiteengezet
in de op 23 maart jl. gepubliceerde behoeftebeoordeling bij de Net Zero Industry Act.9
Het voorstel vraagt om € 10 miljard aan nieuwe middelen die naar verwachting leiden
tot ongeveer € 110 miljard aan extra investeringen in de kritieke technologieën die
onder het STEP vallen. Omdat deze bedragen niet direct herleidbaar zijn naar bovenstaande
impact
assessments en behoeftebeoordeling en de doelen van STEP niet identiek zijn aan die van de genoemde
fondsen, zal het kabinet de Commissie verzoeken om alsnog een impact
assessment voor het STEP-voorstel uit te voeren, alsmede fiches te publiceren met verdere uitwerking
van de behoeftebeoordeling. Daarnaast zal het kabinet aandringen op een toegankelijk
instrument, in de zin dat procedures voor bedrijven die aan STEP willen deelnemen
zo eenvoudig mogelijk worden vormgegeven.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De doelen van het STEP-voorstel passen binnen het reeds ingezette Nederlandse industriebeleid.
In de Kamerbrief Perspectief op de Economie van 30 juni 2023 benadrukt het kabinet
de urgentie en noodzaak van gerichte investeringen voor een innovatieve, weerbare
en duurzame economie.10 Dit omvat investeringen in strategische technologieën voor onder andere hoogwaardige
digitale diensten, de groene maakindustrie en de circulaire economie. Ook zet het
kabinet met de Nationale Grondstoffenstrategie in op het vergroten van de leveringszekerheid
van kritieke grondstoffen.11 Daarnaast wil het kabinet krachten bundelen, door meer aansluiting te zoeken bij
Europese initiatieven.
Met het Nationaal Groeifonds stimuleert het kabinet gerichte projecten die zorgen
voor economische groei op de lange termijn, zoals Biotech Booster (biotechnologie),
GroenvermogenNL (schone technologie), NXTGEN HIGHTECH (kennis-en kapitaalintensieve
technologie) en 6G Future Network Services (digitale technologie). Daarnaast is de
inzet van het kabinet om het ondernemingsklimaat voor startups en scale-ups uit te
bouwen tot het beste van Europa. Op het gebied van kennis- en kapitaalintensieve technologie
zet het kabinet met de Strategie Durfkapitaal in op meer transparantie in het aanbod
van durfkapitaal en het voortzetten en versterken van bestaande financiering voor
startups en scale-ups.12 Op het gebied van digitale technologie heeft het kabinet de Strategie Digitale Economie,
waarmee ze de digitalisering van het midden- en kleinbedrijf (mkb) versnelt, digitale
innovatie en vaardigheden stimuleert, randvoorwaarden voor digitale markten stelt,
de digitale infrastructuur versterkt en cybersecurity een impuls geeft.13 Met het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie zet het kabinet in op verdere
en versnelde verduurzaming van het bedrijfsleven in Nederland, onder andere door het
stimuleren van private investeringen in schone technologie.14
Het kabinet is voor wat betreft het cohesiebeleid van mening dat het zich met name
moet richten op de minst welvarende regio’s. Daarnaast zou het moeten passen binnen
de moderniseringsinzet van het kabinet ten aanzien van het MFK. De thematische focus
zou wat het kabinet betreft moeten liggen op de thema’s digitalisering, vergroening,
innovatie, menselijk kapitaal en sociale inclusie en er moeten stevige links tussen
het cohesiebeleid en het Europees Semester en de rule of law blijven.
Voor wat betreft Horizon Europe hecht het kabinet belang aan Europese investeringen
in onderzoek & innovatie vanwege de toegevoegde waarde voor zowel het Europese wetenschapsniveau
en de concurrentiekracht als het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Het kabinet
acht het van belang dat Horizon Europe de gehele kennisketen, van fundamenteel wetenschappelijk
onderzoek tot het opschalen van innovatie, faciliteert, en dat het programma gebaseerd
blijft op excellentie en impact. Nederlandse deelnemers doen zeer succesvol mee aan
Horizon Europe. Nederland heeft (per 12 april 2023) in totaal ruim € 2 miljard ontvangen
van de € 22,3 miljard die de Europese Commissie in het kader van Horizon Europe heeft
toegekend. Het retourpercentage voor Nederland komt daarmee op 9,3%15. Ook voor het Innovatiefonds geldt dat het kabinet van mening is dat het excellentie-criterium
leidend moet blijven bij het beoordelen van projectvoorstellen.
Het kabinet hecht belang aan de garantiefaciliteiten geboden door het InvestEU programma
om waar mogelijk in samenwerking met private financiële marktpartijen te investeren
in infrastructuur, onderzoek & innovatie, het vergroten van het aanbod van financiering
gericht op mkb, startups en scale-ups, het behalen van de klimaatdoelstellingen en
het oplossen van maatschappelijke uitdagingen.
Het voorstel is ook een reactie op recente staatssteunverruimingen. Het kabinet heeft
in haar standpunt over die verruimingen het belang van de groene en digitale transities
en het mitigeren van risicovolle strategische afhankelijkheden benadrukt, maar ook
gewezen op het belang van het gelijk speelveld op de interne markt en het voorkomen
van een subsidierace.16
Voor meer informatie over de essentie van het Nederlands beleid ten aanzien van het
huidige MFK verwijst het kabinet naar het fiche over de aanpassing van de MFK-verordening.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet onderschrijft het doel van de Commissie om de Europese positie in strategische
technologieën te versterken en vindt het van belang dat de EU in staat is om risicovolle
strategische afhankelijkheden te verminderen of mitigeren, de groene en digitale transities
te bewerkstelligen en het toekomstig verdienvermogen te vergroten. Daarnaast steunt
het kabinet de ambitie van de Commissie op het gebied van kennis en vaardigheden voor
strategische doeleinden. Het voorstel is complementair aan het reeds ingezette kabinetsbeleid
op een sterke, weerbare en innovatieve Nederlandse economie en geeft gehoor aan de
motie van het lid Van Strien die oproept de inzet ten aanzien van Europese gelden
aan te laten sluiten bij de ambities van het kabinetsbeleid zoals in eerdergenoemde
Kamerbrieven uiteengezet.17 Het kabinet erkent dat de uitdagingen voor het Europees concurrentievermogen groter
zijn geworden en dat een aantal relevante EU-programma’s overvraagd zijn.
Het kabinet is echter niet overtuigd van de voorgestelde verhogingen van de MFK-plafonds
van in totaal € 10 miljard. Het uitgangspunt van het kabinet is dat eerst gekeken
moet worden naar herprioritering binnen de MFK-plafonds en de bestaande speciale instrumenten.
Daarbij dient ook te worden opgemerkt dat de Europese Investeringsbank (EIB) recent
€ 15 miljard extra beschikbaar heeft gesteld vanuit haar eigen kapitaal voor vergelijkbare
bestedingsdoelen18.
Deze investeringsprogramma’s kunnen private investeringen aanjagen en versterken de
Europese innovatie- en concurrentiepositie. Onderstaande beoordeling apprecieert het
voorstel per element. Voor de budgettaire afweging wordt u verwezen naar het BNC-fiche
over de tussentijdse herziening van het MFK.
Het kabinet acht het van belang dat de Commissie naast op STEP ook inzet op aanvullend
beleid om kritieke en opkomende technologiebedrijven in Europa versneld door te laten
groeien. Verdere integratie en verdieping van de kapitaalmarktunie vormt voor de beschikbaarheid
van financiering hiervan een belangrijk onderdeel, evenals versterking van de interne
markt door het wegnemen van ongerechtvaardigde belemmeringen en meer doelgerichte
en uniforme toepassing van interne-marktregels. 19 Daarmee kunnen de randvoorwaarden worden gecreëerd voor verdere versterking van het
start- en scale-upklimaat in de EU.
De voorgestelde afbakening van STEP tot kennis- en kapitaalintensieve, digitale, schone,
en biotechnologie acht het kabinet passend en sluit aan bij staand kabinetsbeleid.
Wel is het kabinet voorstander van een verdere definiëring en afbakening van deze
technologieën om het instrument zo goed mogelijk te kunnen richten op de cruciale
en strategische technologieën. Verder is er in deze context ook aandacht nodig voor
het bij elkaar brengen van disciplines over de hele breedte van de wetenschap (inclusief
sociale en geesteswetenschappen) zoals genoemd staat in de Kabinetsstrategie Versterken
van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen van 27 november 202020. Bovendien acht het kabinet het van belang dat er voldoende focus in het voorstel
ligt op kennis- en kapitaalintensieve startups en scale-ups en dual-use technologie. Met betrekking tot schone technologieën vindt het kabinet het belangrijk
dat STEP bijdraagt aan toepassingen van duurzame Carbon Capture Utilisation (CCU),
chemische recycling en biogebaseerde grondstoffen, zoals beschreven in het BNC-fiche
voor de NZIA.21
Het kabinet staat positief tegenover de aanmoediging van de Commissie om de onder
de NZIA en CRMA als strategisch geoormerkte projecten binnen de Unie voor STEP-steun in aanmerking
te laten komen.
Ten aanzien van de flexibiliteit in bestaande Europese programma's ten behoeve van
STEP steunt het kabinet de inzet van het voorstel, omdat hiermee verdere versnippering
van EU-middelen wordt voorkomen. Ook staat het kabinet positief ten opzichte van de
voorgestelde mogelijkheid tot vrijwillige herprogrammering van bestaande middelen,
zolang deze de lange termijndoelen van deze fondsen niet ondermijnen. Gezien de vergevorderde
invulling van het budget is het echter wel onzeker in hoeverre gebruik zal worden
gemaakt van deze flexibilisering, zowel in Nederland als in andere lidstaten.
Omdat de STEP-doelen al deels in lijn zijn met de cohesiedoelen kan het kabinet zich
vinden in vrijwillige herprioritering van cohesiemiddelen. Dit sluit aan bij de inzet
van het kabinet om het MFK te moderniseren. Het kabinet is wel van mening dat de mogelijkheid
tot voorfinanciering van 30% bij cohesiemiddelen voor STEP-projecten te ruim is, in
het licht van fraudegevoeligheid en het ontbreken van mogelijkheden tot opschorting
bij het niet naleven van vereisten rondom rule of law. Het kabinet is daarnaast zeer kritisch over de mogelijkheid tot 100% EU-cofinanciering
bij cohesiemiddelen, in het bijzonder voor grote bedrijven in meer ontwikkelde regio’s.
Dit verkleint eigenaarschap bij lidstaten en vermindert het totale beschikbare budget.
Het kabinet is terughoudend over de openstelling van het budget voor grote bedrijven
in minder ontwikkelde, transitie-, en JTF-gebieden. Aan de ene kant biedt dit mogelijkheden
voor een beperkt aantal gebieden in Nederland (de JTF-gebieden en een deel van Noord-Nederland),
aan de andere kant is het nu al mogelijk om binnen het JTF grote bedrijven onder specifieke
voorwaarden te laten deelnemen. Daarnaast brengt openstelling van het budget voor
grote bedrijven in meer-ontwikkelde gebieden voor lidstaten met een bbp per capita
lager dan het EU-gemiddelde zorgen over het gelijke speelveld en relocatie van bedrijven
met zich mee.22 Deze zorgen heeft het kabinet ook ten aanzien van de aangekondigde verruiming van
de Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen.23
Het kabinet kan akkoord gaan met het voorstel tot verlenging van de deadline voor
het indienen van documentatie over het vorige MFK (2014–2020). Deze verlenging betekent
niet dat projecten een jaar langer krijgen om hun middelen uit te geven, maar richt
zich puur op de administratieve afronding van de projecten. Deze aanpassing is voor
een goede uitvoering en afronding van de cohesieprogramma’s wenselijk, gezien de hoge
druk op de regionale uitvoeringsautoriteiten. Het kabinet wil voor de huidige MFK-periode
wel graag vasthouden aan de afgesproken indieningsdeadlines. Het kabinet heeft geen
bezwaar tegen de voorgestelde verhoging van de maximale besteding binnen nationale
plannen in het kader van de RRF aan het InvestEU-programma van 4% naar 10%. In het
Nederlandse HVP wordt geen gebruik gemaakt van deze optie en dit wordt ook niet voorzien
voor de toekomst. Daarnaast steunt het kabinet het voorstel om de toepassing van het
«do no significant harm» principe te stroomlijnen met de verordening over het faciliteren van duurzame investeringen.
Dit draagt bij aan een meer consistente toepassing van dit principe en daarmee aan
de bescherming van de leefomgeving.
Het kabinet is in principe geen voorstander van het opnieuw inzetten van decommitteringen,
aangezien dit niet in lijn is met de gezamenlijke afspraken tussen de Commissie, de
Raad en het Europees Parlement bij het MFK-akkoord.24 Echter, gezien de beperkte ruimte in het MFK kan het kabinet een eenmalige aanpassing
van het maximaal afgesproken bedrag aan decommitteringen overwegen indien het kabinet
voldoende overtuigd is van de meerwaarde. De ophoging die de Commissie voorstelt is
ten behoeve van de EIC, een door het Nederlands mkb veel gebruikt instrument. Zoals
gesteld in de kabinetsreactie op het AWTI-advies «Strategisch Samenspel»25 blijft het voor het innovatieve mkb een uitdaging om toegang te krijgen tot Europese
onderzoeks- en innovatiefinanciering, mede gezien het beperkte budget voor bijvoorbeeld
de EIC. De voorgestelde herprioriteringen en decommitteringen kunnen bijdragen aan
de verdere ontwikkeling en versterking van het investeringslandschap rondom risicofinanciering
ten aanzien van kennis-en kapitaalintensieve startups. Voor wat betreft de verschuiving
van € 0,8 miljard van het budget van pijler II van Horizon Europe naar de EIC, zal
het kabinet de Commissie vragen oog te houden voor de budgettaire balans, om te voorkomen
dat kleinere thematische clusters door de kritieke ondergrens zakken die nodig is
voor een goede onderzoeksprogrammering. Hierdoor kan namelijk de keten van onderzoek
en ontwikkeling worden verstoord door verminderde opname, behoud en beschikbaarheid
van kennis die benodigd is voor het versterken van de thematische ecosystemen waar
de nieuwe hightech start ups ontstaan.
De keuze voor het InvestEU-programma en de EIC sluiten goed aan bij de Nederlandse
beleidsdoelen zoals beschreven in de Strategie Durfkapitaal26 die een tekort aan risicofinanciering vaststelt, specifiek voor startups en scale-ups. Het kabinet beoogt dat niet alleen mkb-ondernemers en kleine mid-capondernemingen met beperkte toegang tot bancaire financiering in aanmerking kunnen
komen voor InvestEU, maar ook innovatieve mid-capondernemingen zoals gedefinieerd in de richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering
van risicofinancieringsinvesteringen27 binnen de reikwijdte moeten vallen, omdat dit juist zeer kennis- en kapitaalintensieve
ondernemingen zijn. Daarnaast ziet het kabinet graag verduidelijking tegemoet over
de wisselwerking tussen extra bijdragen aan lidstaatcompartimenten, de inzet van door
InvestEU ontworpen financieringsproducten voor het EU-compartiment en het ogenschijnlijk
ontbreken van toetsing ten aanzien van het gelijk speelveld op de interne markt via
de staatssteunkaders. Ook kijkt het kabinet naar andere aanpassingen van het InvestEU-programma
om effectiviteit en snelheid van het programma te verbeteren.
Het kabinet onderstreept het strategisch belang van het Innovatiefonds voor de ondersteuning
van innovatieve industriële technologie en het aantrekken (en behouden) van groene
industrie in de EU. Het Innovatiefonds wordt door Nederlandse bedrijven veel gebruikt.
Het kabinet staat negatief tegenover het oormerken van eventuele additionele middelen
voor landen met een lager dan gemiddeld bbp per capita. Het excellentiecriterium moet
bij het beoordelen van projectvoorstellen leidend blijven omdat dit het meest effectief
is en ervoor zorgt dat de beste projectvoorstellen worden gefinancierd. Geografische
oormerking heeft negatieve gevolgen voor het gelijk Europees speelveld en maakt het
voor Nederlandse projectvoorstellen voor dit deel van de Innovatiefondsgelden onmogelijk
om in aanmerking te komen. Bij aanpassingen aan het Innovatiefonds is het van belang
dat er geen verwatering plaatsvindt van de oorspronkelijke inzet.
Het kabinet staat positief tegenover de opname van het EDF in het STEP-voorstel als
extra pijler met STEP-prioriteiten. Het EDF is specifiek voor Nederland van belang
omdat het bijdraagt aan het versterken van de Nederlandse Defensie Technologische
en Industriële Basis (NLDTIB) die goed gepositioneerd is binnen EDF-projecten.
Het kabinet steunt de Commissie in haar wens om complexiteit in toegang tot financiering
voor bedrijven zoveel mogelijk te reduceren door middel van een Soevereiniteitszegel.
Wel vraagt het kabinet zich af of de huidige opzet van dit kwaliteitslabel doelmatig
is en kijkt het naar mogelijkheden om aanvullende administratieve lasten zoveel mogelijk
te voorkomen en effectiviteit ervan te versterken. Ook ziet het kabinet het risico
dat een Soevereiniteitszegel vooral een indicatie is dat een project in aanmerking
komt voor (meer) publieke financiering, waardoor private investeerders wellicht juist
worden ontmoedigd. Het kabinet zal de Commissie daarom vragen naar de toegevoegde
waarde van een Soevereiniteitszegel bij het mobiliseren van private financiering,
en hoopt dit ook in een Impact Assessment terug te zien. Het kabinet hecht grote waarde aan het actief betrekken van de private
sector bij de uitwerking van de STEP-doelen en zal dit ook onder de aandacht brengen
van de Commissie. Voor het kabinet blijft voorop staan dat projecten binnen deze programma’s
alleen gefinancierd kunnen worden als ze aan de daarvoor geldende criteria voldoen
en de geëigende procedures hebben doorlopen, ongeacht of ze dit label hebben ontvangen.
Het kabinet acht het tevens van belang dat consistentie en synergie met andere initiatieven,
zoals de NZIA, CRMA en Important Projects of Common European Interest (IPCEIs), duidelijk
geborgd is. Ook acht het kabinet het momenteel niet mogelijk om binnen het HVP voorrang
te verlenen aan projecten met een Soevereiniteitszegel – waar de Commissie toe aanmoedigt
– omdat de maatregelen binnen het HVP al vastliggen.
Het kabinet steunt het voorgestelde Soevereiniteitsportaal omdat dit bijdraagt aan
het overzicht en de informatievoorziening voor aanvragers en beleidsmakers. Ook hierbij
kijkt het kabinet kritisch naar de doelmatigheid.
Het kabinet verwelkomt de aangekondigde evaluatie van STEP. Het kabinet vindt het
evaluatiemoment in 2025 wel vroeg om goed te kunnen beoordelen wat de effecten van
STEP zijn. Wat het kabinet betreft is de discussie over een eventueel Europees Soevereiniteitsfonds
in de context van de tussentijdse herziening van het MFK niet aan de orde.
Implicaties brede welvaart
Het kabinet acht de impact van het voorstel op de welvaart in brede zin overwegend
positief, daarmee voortbouwend op de motie van het lid Van Raan28. Het kabinet kijkt bij welvaart in brede zin naar vier aspecten: kwaliteit van leven
voor huidige generaties, kapitaalvoorraden voor latere generaties, grensoverschrijdende
effecten en de verdeling van kosten en baten. Het voorstel is gericht op het behalen
van de Europese doelen op weerbaarheid, innovatie en duurzaamheid en draagt daarmee
bij aan de kwaliteit van leven voor huidige en toekomstige generaties.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Veel lidstaten steunen de doelstellingen van STEP en de noodzaak om maatregelen te
nemen om risicovolle strategische afhankelijkheden te verminderen en de durfkapitaalmarkt
verder te versterken ter ondersteuning van Europese weerbaarheid en concurrentiekracht.
Ook wordt het door de meeste lidstaten als positief ervaren dat er wordt gekeken naar
de stroomlijning en versterking van bestaande fondsen. Veel lidstaten leggen hierbij
de link met de Inflation Reduction Act
29. De meeste lidstaten zijn echter kritisch op het voorstel € 10 miljard aan additionele
middelen vrij te maken voor het STEP-voorstel als onderdeel van de tussentijdse herziening
van het MFK. Daarnaast uiten meerdere lidstaten hun zorgen over de administratieve
gevolgen van dit voorstel. Lidstaten benoemen tevens dat het STEP-voorstel inbreuk
kan maken op het gelijk speelveld op de interne markt.
Het Europees Parlement heeft nog geen formeel standpunt ingenomen. Het voorstel wordt
behandeld in de Commissie van het Europees Parlement voor Budget (BUDG) en de Commissie
voor Industrie, Onderzoek en Energie (ITRE). Christian Ehler en Fernandes José Manuel
(beiden lid van de Europese Volkspartij) zijn aangesteld als rapporteurs vanuit BUDG.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op artikelen 164, 173, 175, derde lid, 176, 177, 178, 182, eerste lid,
en 192, eerste lid, VWEU. Artikel 164 VWEU geeft de EU de bevoegdheid om uitvoeringsverordeningen
met betrekking tot het Europees sociaal fonds vast te stellen. Artikel 173 VWEU biedt
een grondslag voor het vaststellen van specifieke maatregelen ter ondersteuning van
de activiteiten die in de lidstaten worden ondernomen om ervoor te zorgen dat de omstandigheden
aanwezig zijn die nodig zijn voor het concurrentievermogen van de industrie van de
Unie, met uitsluiting van enige harmonisering van de wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen van de lidstaten. Artikel 175, derde lid, VWEU omvat de bevoegdheid om
noodzakelijke specifieke maatregelen buiten de structuurfondsen om vast te stellen
en artikel 177 VWEU om nadere regels, waaronder de taken, prioritaire doelstellingen,
organisatie en eventuele samenvoeging van fondsen vast te stellen. Artikel 176 VWEU
is de rechtsgrondslag voor het Europees Fonds voor regionale Ontwikkeling (EFRO) en
178 VWEU biedt de bevoegdheid hieromtrent toepassingsverordeningen vast te stellen.
Artikel 182, eerste lid, VWEU geeft de EU de bevoegdheid om een meerjarenkaderprogramma
met betrekking tot de activiteiten van de Unie vast te stellen. Artikel 192, eerste
lid, VWEU biedt de bevoegdheid om de activiteiten vast te stellen die de EU moet ondernemen
om de in artikel 191, eerste lid, VWEU genoemde milieudoelstellingen te halen.
Het kabinet kan zich vinden in deze wettelijke basis. De voorgestelde rechtsgrondslagen
komen overeen met de rechtsgrondslagen die de EU-wetgever heeft gebruikt voor de vaststelling
van de relevante EU-fondsen en instrumenten en/of de daarvoor benodigde uitvoeringsbepalingen.
Gezien het feit dat het huidige voorstel synergie tussen de verschillende fondsen
en instrumenten beoogt te realiseren en ook specifieke wijzigingen in de relevante
wetgeving voor deze fondsen en instrumenten aanbrengt, is het samenstel van de verschillende
rechtsgrondslagen noodzakelijk en correct.
Op het terrein van de interne markt, sociaal beleid, economische, sociale en territoriale
samenhang, en milieu is krachtens artikel 4, tweede lid, onder a-c en e, VWEU sprake
van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten. Op grond van artikel 4,
lid 3, VWEU beschikt de EU over een parallelle bevoegdheid op het terrein van onderzoek
en technologische ontwikkeling.
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van het voorstel is
positief. De verordening heeft twee doelen: (1) het behouden en verkrijgen van de
Europese leiderschapspositie op kritieke en opkomende technologieën voor de groene
en digitale transitie en; (2) het mobiliseren van privaat kapitaal om Europese bedrijven
op strategische technologieën internationaal concurrerend te maken. Het voorstel beoogt
dit te bereiken door het aanpassen en verbeteren van de relevante EU-fondsen en financiële
instrumenten op het vlak van effectiviteit, doel en synergie in het licht van de voornoemde
doelstellingen. Dit streven kan niet of onvoldoende door de lidstaten op centraal,
regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt. Het voorstel beoogt bestaande instrumenten
te versterken die al op EU-niveau zijn opgezet. Behandeling op EU-niveau is daarmee
noodzakelijk. Voor zover het voorstel ook betrekking heeft op de inzet van nationale
financiële middelen en de nationale (her)prioritering van programma’s en projecten,
hangen dit soort besluiten ook onlosmakelijk samen met EU-middelen en instrumenten
omdat de middelen als cofinanciering (naast EU-gelden) worden ingezet. Daarmee is
ook voor dat deel behandeling op EU-niveau noodzakelijk. Om deze redenen is optreden
op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is deels positief,
deels negatief. De verordening heeft twee doelen: (1) het behouden en verkrijgen van
de Europese leiderschapspositie op kritieke en opkomende technologieën voor de groene
en digitale transitie en; (2) het mobiliseren van privaat kapitaal om Europese bedrijven
op strategische technologieën internationaal concurrerend te maken. Het kabinet ondersteunt
de doelen van het voorstel en is van mening dat aanpassingen aan de bestaande fondsverordeningen,
zoals wordt voorgesteld, een gedeeltelijke bijdrage kunnen leveren aan het bereiken
van deze doelen. De keuze voor een verordening sluit goed aan bij de wettelijke kaders
van de relevante EU-fondsen en instrumenten zoals het EFRO, het JTF maar ook Invest-EU.
Daarnaast gaat het voorstel niet verder dan noodzakelijk, omdat de (her)prioritering
van fondsgerelateerde middelen ter discretie van de lidstaten wordt gelaten.
De proportionaliteit ten aanzien van de door de Commissie voorgestelde verhogingen
van het MFK-plafonds wordt door het kabinet echter als negatief beoordeeld (zie BNC-fiche
MFK-verordening). Uitgaven die voorzienbaar waren tijdens de onderhandelingen over
het huidige MFK passen niet bij een tussentijdse herziening. Daarmee gaat het voorstel
van de Commissie voor budgetverhoging verder dan noodzakelijk. Enkel onvoorziene omstandigheden
die niet binnen het plafond kunnen worden opgevangen dienen in overweging te worden
genomen. Diverse onderdelen van STEP sluiten aan bij voor Nederland prioritaire beleidsterreinen,
die ook onderdeel waren van de Nederlandse onderhandelingsinzet bij het MFK 2021–2027.
De voorstellen die de Commissie toen niet in wilde passen onder de MFK-plafonds, zijn
dan ook niet als onvoorzien aan te merken, en kunnen nu niet extra bovenop de MFK-plafonds
worden toegevoegd.
Daarnaast oordeelt het kabinet dat zowel de mogelijkheid tot een eenmalige verhoogde
voorfinanciering van 30%, als de mogelijkheid tot 100% EU-cofinanciering van STEP-projecten
niet proportionele maatregelen zijn om het doel van STEP te bereiken. Het kabinet
begrijpt dat er stimulerende maatregelen nodig zijn om het investeren in de STEP-doelen
aantrekkelijk te maken, maar het kabinet is van mening dat een verhoging van de voorfinanciering
tot 30% en een verhoging van de cofinanciering tot 100% niet noodzakelijk zijn om
tot het gewenste resultaat te leiden. Het kabinet vindt dat de noodzaak in het voorstel
van de Commissie om de voorfinanciering te verhogen van 3,5% over 7 jaar naar 30%
eenmalig in 2024 onvoldoende onderbouwd is.
Ten slotte ondersteunt het kabinet de Commissie in haar wens om complexiteit in toegang
tot financiering voor bedrijven zoveel mogelijk te reduceren door middel van een Soevereiniteitszegel.
Het is echter op dit moment onduidelijk in hoeverre een Soevereiniteitszegel kan bijdragen
aan de voornoemde doelstellingen, omdat de oormerking van projecten als zijnde geschikt
voor (meer) publieke financiering, private investeerders juist kan ontmoedigen deze
projecten te financieren.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De Commissie geeft in het voorstel aan € 10 miljard aan nieuwe middelen voor STEP
beschikbaar te maken en de vastleggingen- en betalingsplafonds hiervoor te verhogen.
€ 5 miljard moet ten goede komen aan het Innovatiefonds, € 3 miljard aan het InvestEU-programma
(heading 1), € 1,5 miljard aan het EDF (heading 5), en € 0,5 miljard aan de EIC (onderdeel
van Horizon Europe, heading 1). Daarnaast stelt de Commissie voor om binnen Horizon
Europe € 2,1 miljard vrij te maken voor de EIC, dit bestaat uit € 0,8 miljard aan
herprogrammering vanuit pilaar II (mondiale uitdagingen en Europese industrieel concurrentievermogen),
€ 0,1 miljard aan terugbetalingen uit de Horizon 2020 pilot voor de EIC, en € 1,2
miljard uit gebruik van decommitteringen (budget beschikbaar doordat projecten van
Horizon Europe en haar voorgangers niet zijn geïmplementeerd).
De inzet van het kabinet is dat een eventuele MFK-herziening binnen de kaders van
het MFK wordt opgevangen door gebruik te maken van bestaande middelen en waar mogelijk
herprioritering binnen het MFK ten behoeve van voor NL prioritaire beleidsterreinen.
Voor gedetailleerdere informatie over de MFK-plafonds en de effecten van het STEP-voorstel
op de raming van de Nederlandse afdracht aan de EU verwijs ik u naar het fiche over
de aanpassing van de MFK-verordening dat u separaat ontvangt.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Indien de uitvoeringsorganisaties van EFRO, JTF en/of ESF+ gebruik gaan maken van
de mogelijkheden die het voorstel biedt, zal dit gevolgen hebben voor de uitvoeringskosten,
waar onder personele inzet van de (mede)overheden die deze uitvoeringsorganisaties
onder hun hoede hebben.
Het kabinet is van mening dat eventuele EU-afdrachten (generaal dossier) gevonden
dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting
2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
De precieze budgettaire gevolgen van het pakket zijn in deze fase nog niet bekend,
en afhankelijk van verdere Europese besluitvorming en nationale politieke keuzes bij
de uitwerking. Deze gevolgen zullen, indien aan de orde, conform de regels van budgetdiscipline
worden ingepast op de Rijksbegroting.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Omdat er geen impactanalyse is uitgevoerd voor dit voorstel is het niet goed mogelijk
een inschatting te maken van de mogelijke regeldrukeffecten voor het bedrijfsleven.
Het kabinet zal de Commissie vragen alsnog een impactanalyse uit te voeren, waarbij
de inzet zal zijn om de regeldruk zo veel mogelijk te beperken. Wel geeft de Commissie
aan dat STEP de voorwaarden moet stellen voor een effectiever, efficiënter en gerichter
gebruik van bestaande Europese middelen. Het is echter zonder impact assessment niet
mogelijk in te schatten of dit ook echt tot verminderde regeldruk zal leiden. Ook
het Soevereiniteitsportaal zou moeten bijdragen aan een gemakkelijkere informatievoorziening
voor burgers en bedrijven.
Het kabinet zet zich in voor het verminderen van administratieve lasten van de EU-programma’s
en zet zich er voor in dit in het STEP-voorstel te bewerkstelligen.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
In potentie draagt het STEP-voorstel bij aan het versterken van de positie van de
EU in strategische waardeketens van de toekomst en het langetermijnconcurrentievermogen
van de EU. Om dit te bereiken is het echter wel noodzakelijk dat de middelen ten behoeve
van de STEP-doelen toegankelijk zijn voor alle lidstaten binnen de EU en er zekerheid
kan worden ontleend aan deze financiering. In het huidige voorstel kunnen lidstaten
met een grote cohesie-enveloppe hun grote bedrijven substantieel meer gaan steunen,
terwijl meer welvarende lidstaten met een kleine cohesie-enveloppe dit niet kunnen
behalve in hun minder ontwikkelde regio’s. Dit kan leiden tot een verstoring van het
gelijk speelveld binnen de EU en daarmee schadelijk zijn voor het concurrentievermogen.
Het voorstel van de Commissie kent geopolitieke aspecten. De Commissie doet voorstellen
om de mondiale positie van de EU te versterken, zonder dat het samenwerking met andere
landen uitsluit.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel heeft op grond van een eerste voorlopige inschatting geen gevolgen voor
nationale en decentrale regelgeving. Wel kan het gevolgen hebben voor de uitvoering
van EU-programma’s en de daarvoor geldende beleidsregels en richtsnoeren, maar dit
zal niet tot moeilijkheden leiden. Het verlengen van de deadline met 12 maanden voor
het indienen van documentatie van de cohesieprogramma’s 2014–2020, zal juist verlichting
geven aan de uitvoeringsautoriteiten. Het voorstel bevat geen lex silencio positivo
en sluit aan bij de besluitvormingsprocessen zoals reeds voorzien in de reeds geldende
fondsverordeningen en andere EU-instrumenten. Het voorstel bevat geen bepalingen voor
handhaving of sanctionering.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
N.v.t.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Het voorstel voorziet in een inwerkingtreding de dag na publicatie in het Publicatieblad
van de Europese Unie. De voorgestelde datum van inwerkingtreding wordt haalbaar geacht
nu er geen gevolgen zijn voor de wet- en regelgeving en de voorgestelde aanpassingen
onderdeel moeten worden van de uitvoeringspraktijk. Daarvoor is wel van belang dat
gedurende het onderhandelingsproces voldoende duiding en uitleg wordt verkregen over
het beoogde effect van de voorgestelde wijzigingen en wat dit betekent voor de uitvoeringspraktijk
in de lidstaten. Dit met het oog op het effectief kunnen uitvoeren van het voorstel
en hierop tijdig voorlichting te kunnen geven aan ondernemers, programmamanagers etc.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel zal in 2025 worden herzien.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Het voorstel van de Commissie om een Soevereiniteitszegel en Soevereiniteitsportaal
te introduceren kan mogelijk implicaties hebben voor uitvoering en/of handhaving.
Het kabinet zet erop in om aanvullende administratieve lasten zoveel mogelijk te voorkomen.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
N.v.t.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken