Brief regering : Ontwerpconcessie Hoofdrailnet 2025-2033
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
Nr. 1126
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
            
Ontvangen ter Griffie op 14 augustus 2023.
Het ontwerp voor de concessie voor het hoofdrailnet is aan de Kamer overgelegd tot
                  en met 9 oktober 2023.
               
De concessie kan niet eerder door Onze Minister worden verleend dan op 10 oktober
                  2023.
               
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 augustus 2023
Conform artikel 64, vierde lid, van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) bied ik uw
                  Kamer hierbij de ontwerpconcessie voor het Hoofdrailnet (HRN) voor de jaren 2025 tot
                  en met 2033 aan. Vorig najaar heb ik met uw Kamer gesproken over het Programma van
                  Eisen (PvE) van de nieuwe HRN-concessie. In de periode daarna ben ik intensief aan
                  de slag gegaan met de aangenomen moties en heb ik samen met de Nederlandse Spoorwegen
                  (NS) als beoogd concessiehouder in een intensief proces de vertaalslag gemaakt naar
                  een ontwerpconcessie. Gedurende die periode heb ik een ruime groep stakeholders uitgenodigd
                  om in themabijeenkomsten inzichten te delen. De ontwerpconcessie in wording kon zodoende
                  met deze inzichten worden verrijkt. De ontwerpconcessie is afgelopen voorjaar geconsulteerd
                  onder deze stakeholders. Hierover is uw Kamer op 24 april 2023 geïnformeerd.1
Met de bijgevoegde ontwerpconcessie wil ik een contract aan NS gunnen dat, ondanks
                  de huidige moeilijke omstandigheden, meerwaarde aan de reiziger biedt. Het openbaar
                  vervoer (OV) krabbelt weer op na een moeilijke tijd. De coronapandemie wierp nog lange
                  tijd een schaduw over het OV en nog steeds zijn de reizigersaantallen nog niet op
                  het niveau van voor 2019. Dat zal naar verwachting nog jaren duren. Bovendien hebben
                  de omstandigheden met hoge inflatie en gestegen kosten grote invloed op de bedrijfsvoering
                  van NS.
               
Het is zaak die uitdagende omstandigheden zo goed mogelijk het hoofd te bieden. Het
                  OV is van vitaal belang voor miljoenen Nederlanders. Om op hun werk te komen, familie
                  te bezoeken, of bijvoorbeeld naar school te gaan. Goede bereikbaarheid is van belang
                  voor het welzijn en de welvaart van Nederland, en zorgt ervoor dat iedereen mee kan
                  doen. Daarom vind ik het als eerste belangrijk om te zorgen dat de trein betrouwbaar
                  is en aantrekkelijk is voor reizigers. Met deze ontwerpconcessie doen we wat nodig
                  is en maken we keuzes om daar langjarig voor te zorgen. De ontwerpconcessie is tot
                  stand gekomen op basis van gesprekken met NS, de inbreng van de stakeholders, een
                  externe validatie van de businesscase, een externe review van besparingsmogelijkheden
                  en een externe toets of de gemaakte afspraken in lijn zijn met de PSO-Verordening.2
In de bijgevoegde Nota van Antwoord zijn de opmerkingen en vragen van de stakeholders
                  van een reactie voorzien.3 Vanuit de consultatie zijn enerzijds positieve reacties binnengekomen: meerdere stakeholders
                  zien de nieuwe HRN-concessie als een solide basis en een sterke ruggengraat voor het
                  Nederlandse OV, met een ambitieus eindbeeld. De nieuwe concessie bevat afspraken om
                  in samenwerking met andere vervoerders en concessieverleners verdere verbeteringen
                  te realiseren ten aanzien van een goed functionerend en samenhangend OV-stelsel. Aan
                  de andere kant hebben stakeholders ook zorgen geuit, bijvoorbeeld over de rechtmatigheid
                  en reikwijdte van de concessie, over de betaalbaarheid voor reizigers en de aansturing
                  van NS als beoogd concessiehouder.
               
Na deze consultatieronde was er ruimte voor aanvullende adviezen van de beide wettelijk
                  verplichte stakeholders: de consumentenorganisaties en ProRail. Deze aanvullende adviezen
                  hebben betrekking op de tariefbepalingen en de nadere uitwerking van de bodem- en
                  streefwaarden. De reactie op deze aanvullende adviezen is ook bijgevoegd.
               
In deze brief licht ik een aantal thema’s in relatie tot de ontwerpconcessie nader
                  toe. Allereerst ga ik in op de doelen van de nieuwe HRN-concessie en geef ik een nadere
                  duiding bij de context waarbinnen de concessieverlening plaatsvindt. Vervolgens ga
                  ik in op enkele specifieke keuzes die, gegeven deze doelen en de geschetste context,
                  in de ontwerpconcessie zijn gemaakt. Tot slot sta ik stil bij de bezwaren van de Europese
                  Commissie en ga ik kort in op het vervolgproces om tot de uiteindelijke concessieverlening
                  te komen.4 Uiterlijk op 24 december 2023 moet de nieuwe HRN-concessie aan NS worden gegund.
                  Onderhands gunnen blijft na die datum mogelijk, maar daarvoor gelden dan nieuwe, strikte
                  voorwaarden van de PSO-verordening waarbij de keuze voor onderhandse gunning onderbouwd
                  moet worden. Uit onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het marktordeningsbesluit
                  blijkt dat aanbesteden van de integrale HRN-vervoerconcessie zeer complex en risicovol
                  is vanwege de omvang van het HRN en daardoor risico’s oplevert voor zowel opdrachtgever
                  als opdrachtnemer. Hierover is de Kamer in juni 2020 geïnformeerd in de brief over
                  de hoofdlijnen van het integrale besluit marktordening op het spoor na 2024.5
Doelen van de nieuwe HRN-concessie
De ontwerpconcessie voor het HRN is uitgewerkt vanuit de doelen van het Beleidsvoornemen.6 Daarbij zijn de geschetste nationale en internationale groeiambities in de Lange
                  Termijn Spoor Agenda en het Toekomstbeeld OV leidend. Het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer
                  is een essentieel onderdeel daarvan. Het spoor is een van de dragers van de verstedelijkings-
                  en woningbouwopgave waar we voor staan. Met een betrouwbaar spoornetwerk worden regio’s
                  ontsloten en worden kansen gecreëerd voor het verwezenlijken van duurzaamheidambities.
                  Gegeven de huidige situatie met onder meer verminderde reizigersvraag, hogere kosten,
                  de kwetsbaarheid van ons spoorsysteem en de komende grootschalige werkzaamheden, wil
                  ik mij allereerst richten op het behouden van het huidige kwaliteitsniveau en het
                  optimaliseren van het treinaanbod. Betrouwbaarheid en voorspelbaarheid zijn daarbij
                  cruciaal. Vanuit die nieuwe basis kunnen de frequenties verder groeien en kan het
                  spoorvervoer stap voor stap worden verbeterd binnen de context van de nieuwe concessie
                  (zie volgende paragraaf).
               
Naast het belang van een voor reizigers kwalitatief goed binnenlands treinproduct
                  zijn ook goede internationale treinverbindingen belangrijk. Dan gaat het om zowel
                  kort grensoverschrijdend vervoer als vervoer over langere afstanden. Voor de economische
                  concurrentiekracht van stedelijke agglomeraties in Nederlandse grensregio’s is het
                  belangrijk dat zij ook per trein goed bereikbaar zijn. Op langere afstand zijn goede
                  treinverbindingen met onder andere Brussel, Parijs, Londen en Berlijn van groot belang
                  voor Nederland. In het kader van duurzame mobiliteit is het nodig dat mensen op relatief
                  korte afstanden minder gaan vliegen en meer en betere mogelijkheden krijgen om de
                  trein te nemen naar bestemmingen binnen Europa. Daarom is een aantrekkelijk aanbod
                  van internationale treinverbindingen essentieel.
               
Context van de concessieverlening
De verlening van de nieuwe HRN-concessie vindt plaats in turbulente tijden die worden
                  gekenmerkt door de langjarige gevolgen van de coronapandemie en de huidige, geopolitieke
                  spanningen.
               
Op sommige dagen van de week zitten de treinen in de ochtend- en avondspits weer vol.
                  In het weekend mag de trein weer veel sociaal-recreatieve reizigers verwelkomen. Toch
                  ligt het totaal aantal reizigers dat gebruikmaakt van het OV nog aanzienlijk lager
                  dan voor de coronapandemie. Daarbij reizen forenzen meer geconcentreerd in de spits,
                  met name op dinsdag en donderdag. Ook lijkt er sprake van een structurele gedragsverandering.
                  Mensen die dat kunnen, werken nog steeds deels thuis. Dit heeft impact op de opbrengsten
                  van NS en de andere OV-bedrijven. Naast lagere opbrengsten hebben NS en andere vervoerders,
                  mede als gevolg van de oorlog in Oekraïne, te maken met stijgende kosten voor energie
                  en materieel. Ook zijn de kosten van personeel toegenomen.
               
Het veranderde reisgedrag na de coronapandemie, de daling van het aantal reizigers
                  en de gestegen kosten beperken de mogelijkheden om, binnen het huidige budget, onze
                  groeiambities voor het treinaanbod nu te realiseren. Wat ook meespeelt is dat in de
                  komende jaren een veelheid aan werkzaamheden aan het spoor wordt verwacht. Deze werkzaamheden
                  zijn noodzakelijk om op de langere termijn weer groei mogelijk te maken. Dit alles
                  samen vormt een complexe en uitdagende context waarbinnen de concessieverlening plaatsvindt.
                  Tegelijkertijd is het van belang dat een voorspelbare dienstregeling voor de reiziger
                  in stand wordt gehouden.
               
Een concessie met meerwaarde voor de reiziger
In de nieuwe concessieperiode wil ik de reiziger een stabiel en kwalitatief zo goed
                  mogelijk vervoersproduct op het HRN bieden. Ik zorg ervoor dat de belangrijke functie
                  van het spoor deze moeilijke periode doorkomt. Ik zet daarom in op een betrouwbaar
                  treinaanbod, een betrouwbare dienstregeling en een betrouwbare railinfrastructuur
                  die past bij de veranderde omstandigheden. In de komende jaren wil ik de reiziger
                  zekerheid bieden met een robuuste en stabiele basis. Vanuit die nieuwe basis kunnen
                  de frequenties in de komende jaren verder worden uitgebouwd, zodat de eerder geformuleerde
                  groeiambities en doelen kunnen worden gerealiseerd.
               
Om dit te bereiken is een bijdrage van alle betrokken partijen nodig. Ik heb uw Kamer
                  meerderde keren geïnformeerd over het financiële kader van de nieuwe concessie, dat
                  mede door de eerder genoemde ontwikkelingen onder spanning staat.7 Waar de HRN-concessie voor de coronapandemie een rendabel contract was, is daar nu
                  geen sprake meer van. Als we geen maatregelen zouden nemen, zou het niet mogelijk
                  zijn om de nieuwe concessie binnen de huidige budgettaire kaders uit te voeren. Voor
                  een goede besluitvorming over het financiële kader heb ik de businesscase van de nieuwe
                  HRN-concessie extern laten valideren. Daarnaast is in mijn opdracht een extern onderzoek
                  uitgevoerd naar besparingsmogelijkheden in de bedrijfsvoering van NS. Aan de hand
                  van deze twee onderzoeken heb ik vervolgens met NS en het Ministerie van Financiën
                  indringende gesprekken gevoerd om tot een sluitend financieel kader te komen. Daarbij
                  is onder andere gesproken over maatregelen die NS kan nemen ter verdere optimalisatie
                  van de kostenstructuur en over manieren om tot een optimale inzet van materieel te
                  komen.
               
De gevonden oplossing is een pakket aan diverse maatregelen, die van iedere betrokken
                  partij iets vraagt. Daarbij is het uitgangspunt geweest om de reiziger zoveel mogelijk
                  te ontzien. Met NS is afgesproken dat zij maatregelen neemt om de kostenstructuur
                  verder te optimaliseren. Het Ministerie van Financiën neemt als aandeelhouder genoegen
                  met een lager rendement dan in de huidige concessie. Om een lager rendement mogelijk
                  te maken, heb ik met NS afspraken gemaakt over het verdelen van risico’s, onder meer
                  op het gebied van overdracht van materieel en onzekere reizigersaantallen. In de afspraken
                  over onzekere reizigersaantallen is geregeld dat, onder voorwaarden, IenW NS een vergoeding
                  betaalt als de reizigerskilometers aanzienlijk lager zijn dan wordt verwacht en andersom
                  dat NS aan IenW een vergoeding betaalt als de reizigerskilometers aanzienlijk hoger
                  zijn. Als concessieverlener zie ik verder af van het vragen van een concessievergoeding
                  en bied ik in plaats daarvan een (beperkte) concessiesubsidie van € 13 miljoen per
                  jaar om het basisaanbod te garanderen. Hiermee doe ik wat binnen mijn begroting mogelijk
                  is om een stabiele dienstregeling voor de reiziger te behouden.
               
Over het totaalpakket aan (financiële) afspraken heb ik door een externe partij laten
                  onderzoeken of de gemaakte afspraken in lijn zijn met de Europese staatssteunregels,
                  zoals opgenomen in de PSO-Verordening en het Verdrag betreffende de werking van de
                  Europese Unie (VWEU). Deze toets geeft aan dat de ontwerpconcessie en de onderliggende
                  businesscase aan de staatssteunregels in de PSO-Verordening en het VWEU voldoen.
               
De bomen in het OV groeien helaas niet tot de hemel. Om een betrouwbare dienstregeling
                  voor het HRN te garanderen zijn verdere keuzes nodig. De reiziger gaat de gevolgen
                  daarvan merken. Hieronder licht ik deze keuzes toe en geef ik aan op welke manier
                  dit een plek heeft gekregen in de ontwerpconcessie.
               
Een goed vervoerproduct gaat uiteraard niet alleen over een betrouwbare dienstregeling,
                  maar ook over onderwerpen als sociale veiligheid en toegankelijkheid. Het bieden van
                  een veilige reis is voor reizigers van groot belang. In de ontwerpconcessie is opgenomen
                  dat de NS doorlopend aandacht moet besteden aan de verbetering van sociale veiligheid.
                  Ik vind het belangrijk om mogelijk te maken dat iedereen zich in principe zelfstandig
                  kan verplaatsen met de trein en daarmee in de gelegenheid wordt gesteld aan het openbare
                  leven deel te nemen, ongeacht beperkingen in lopen, zien, horen, uithoudingsvermogen
                  of begripsvermogen. Daarom heb ik in de ontwerpconcessie opgenomen dat NS de landelijke
                  afspraken over toegankelijkheid implementeert die zijn vastgelegd in het Bestuursakkoord
                  Toegankelijk Openbaar Vervoer 2022–2032.
               
Reikwijdte van de concessie en opentoeganginitiatieven
Vorig najaar heb ik uitgebreid met uw Kamer gesproken over wat wel en niet in de concessie
                  geregeld moet worden. De keuze voor de onderhandse gunning van de nieuwe HRN-concessie
                  is van belang om een samenhangend netwerk te behouden waarmee de reiziger de zekerheid
                  krijgt van een frequent, kwalitatief en betrouwbaar treinproduct qua lijnvoering,
                  dienstregeling en overstaptijden. Dat is voor mij het leidende principe, ook richting
                  de toekomst. Tegelijkertijd zie ik ook dat een aantal vervoerders in open toegang
                  (aanvullende) treindiensten wil gaan aanbieden zonder dat sprake is van een overheidsconcessie.
                  Dat kan de reiziger mogelijk meerwaarde bieden. Ik vind het belangrijk dat de initiatieven
                  voor vervoer in open toegang passen binnen de voorziene (toekomstige) netwerkontwikkeling
                  om zo de relatief beperkte spoorweginfrastructuur optimaal te kunnen benutten. Daar
                  waar de risico’s van initiatieven voor treindiensten in open toegang voor de binnenlandse
                  dienstverlening beperkt zijn en lijnen niet bepalend zijn voor de robuustheid van
                  het integrale netwerk in Nederland, kies ik ervoor om de initiatieven in open toegang
                  de ruimte te geven door treindiensten niet op te nemen in de HRN-concessie. Het is
                  aan capaciteitsverdeler ProRail om binnen de geldende capaciteitsregels onafhankelijk
                  te beoordelen in hoeverre er ruimte op het spoor is om initiatieven toe te voegen.
               
Internationale verbindingen
Uw Kamer heeft twee moties8 aangenomen die de regering verzoeken om de (bestaande) internationale verbindingen
                  op te nemen in de nieuwe HRN-concessie, om een goede kwaliteit van dienstverlening
                  voor de reiziger te borgen. In mijn reactie van februari jl. over opvolging van de
                  moties9 heb ik gezegd de moties uit te voeren als zou blijken dat er per 14 juni 2023 geen
                  of geen geschikte opentoegangmeldingen bij de ACM zijn ingediend. Dat laatste blijkt
                  niet het geval.
               
Verschillende vervoerders hebben via een melding bij de ACM te kennen gegeven vanaf
                  2025 en latere jaren internationale treinverbindingen te willen aanbieden van Nederland
                  naar Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland en Oostenrijk. Daarin
                  zie ik de bevestiging dat de reiziger voor de internationale treinverbindingen een
                  groter en beter aanbod kan worden geboden dan nu het geval is, zonder mogelijke, negatieve
                  effecten op de robuustheid van de binnenlandse dienstregeling. Ook NS is samen met
                  haar partners (Eurostar en Deutsche Bahn) van plan om de huidige internationale treinverbindingen
                  vanaf 2025 in open toegang te gaan aanbieden. Op basis van Europese spoorwetgeving
                  is het juridisch niet te rechtvaardigen om deze verbindingen in de HRN-concessie op
                  te nemen, zeker gezien de beperkte vervoerskundige samenhang met de binnenlandse verbindingen
                  in de HRN-concessie. Net als uw Kamer wil ik dat de reiziger een goede kwaliteit van
                  dienstverlening wordt aangeboden. Ik ben er niet van overtuigd dat het opnemen van
                  deze verbindingen in de HRN-concessie hiervoor meerwaarde biedt. Bij de realisatie
                  van internationale verbindingen blijf ik ook onder een concessie afhankelijk van de
                  mogelijkheden en medewerking in de buurlanden en de buitenlandse vervoerders, die
                  bovendien in deze landen veelal in open toegang rijden. Dit maakt ook dat de ruimte
                  om inhoudelijke eisen aan het internationale vervoer te stellen in een concessie beperkt
                  is. Ik kies er dan ook voor de internationale langeafstandsverbindingen van Amsterdam
                  naar Parijs, Londen, Berlijn, Frankfurt/Bazel en Wenen/Innsbruck niet op te nemen
                  in de nieuwe HRN-concessie.10
Naar aanleiding van de meldingen voor treindiensten in open toegang die de ACM in
                  de afgelopen periode heeft ontvangen (van Flix, Qbuzz, Arriva en NS), heb ik ProRail
                  gevraagd om een impactanalyse te maken over de mogelijke effecten van de gemelde treindiensten
                  op de ambities van het Toekomstbeeld OV (op basis van het zogeheten 6Basis-netwerkmodel),
                  en de bestaande en daarvoor geplande infrastructuur.11 Ik wil immers weten in hoeverre de gemelde treindiensten binnen of buiten de, in
                  het Toekomstbeeld OV voorziene, capaciteit vallen, en wat de mogelijke gevolgen van
                  de gemelde treindienst zijn op het netwerk, zonder aanleg van aanvullende infrastructuur.
                  De analyse van ProRail onderschrijft het beeld dat de internationale opentoegangverbindingen
                  die gebruikmaken van afzonderlijke, internationale paden naar verwachting geen negatief
                  effect op het binnenlandse netwerk zullen hebben. Dat is anders waar de gemelde (internationale)
                  opentoegangdiensten gebruik willen maken van binnenlandse paden, in het bijzonder
                  als die treindiensten willen rijden over de drukste delen van het netwerk, zoals rondom
                  Amsterdam. Zo wil Flixtrain in de spits een treindienst aanbieden van Oberhausen via
                  Amsterdam naar Rotterdam. Uit de impactanalyse van ProRail blijkt dat de betreffende
                  (internationale) opentoegangdiensten op het eerste gezicht niet kunnen worden ingepast
                  zonder dat één of meerdere binnenlandse diensten worden opgeheven. Dat levert negatieve
                  effecten op voor de binnenlandse reiziger.
               
Ik wil voorkomen dat de kwaliteit van de binnenlandse dienstverlening aan de reiziger
                  erop achteruitgaat doordat – als gevolg van (internationale) opentoegangdiensten die
                  binnenlandse paden benutten – er een lappendeken van treindiensten ontstaat die niet
                  goed op elkaar aansluiten, onnodige overstappen creëren of waardoor vervoers- of logistieke
                  knelpunten ontstaan12. Ik wil daarom vasthouden aan de ambitie van de nieuwe concessie voor een samenhangend
                  netwerk met voldoende zekerheid en continuïteit voor de reiziger en een frequente
                  en kwalitatief hoogstaande dienstverlening. In een binnenlandse context biedt de concessie
                  mij de mogelijkheid om inhoudelijk te sturen op een betrouwbaar vervoersproduct in
                  een samenhangend netwerk met voldoende positieve netwerkeffecten. Die sturing is nodig
                  om de beleidsdoelen te kunnen behalen die ik in onder andere het Beleidsvoornemen13 heb omschreven, ook gegeven de opgave waar we nu voor staan.
               
Ik kies er om die reden niet voor om voorgenomen binnenlandse diensten uit de HRN-concessie
                  te halen om ruimte te maken voor de (internationale) opentoegangdiensten die gebruikmaken
                  van binnenlandse treinpaden. Ik zie de (internationale) treindiensten die vervoerders
                  in open toegang willen aanbieden op binnenlandse trajecten als aanvulling op het concessievervoer.
                  Zo is het initiatief van Qbuzz om nachttreinen tussen Dordrecht en Utrecht in het
                  weekend eens per twee uur te gaan rijden een goede aanvulling op de nachttreinen die
                  NS rijdt.
               
Uiteindelijk moet in het capaciteitsverdelingsproces blijken of de (internationale)
                  opentoegangdiensten die gebruik willen maken van de binnenlandse paden inpasbaar zijn
                  naast het concessievervoer. In het jaarlijkse capaciteitsverdelingsproces van ProRail
                  komen de capaciteitsaanvragen van vervoerders samen en wordt de beschikbare spoorcapaciteit
                  in een coördinatieproces en op basis van de verdelingsregels verdeeld. Vervoerders
                  kunnen in het coördinatieproces hun voorstellen nog aanpassen, al dan niet op advies
                  van ProRail, om de capaciteit inpasbaar te maken.
               
Voor de internationale concessietreinen heb ik in lijn met de motie van de leden Van
                  der Graaf en Van Ginneken14 in de gesprekken met NS ernaar gestreefd om zoveel mogelijk dezelfde kwaliteitseisen
                  te laten gelden als voor binnenlands vervoer. NS is afhankelijk van afspraken daarover
                  met buitenlandse partijen en partners, en de mogelijkheden in de buurlanden. Het is
                  daarom slechts beperkt mogelijk om aan internationale concessietreinen dezelfde eisen
                  te stellen als aan het binnenlands vervoer onder de concessie. Voor internationale
                  concessietreinen zijn, waar mogelijk, de prestatie-indicatoren van de nieuwe concessie
                  van toepassing. Waar dit niet mogelijk is, zal NS in de halfjaar- en jaarverantwoording
                  op een kwalitatieve manier inzicht geven in de prestaties. Voor de toegankelijkheid
                  van internationale concessietreinen voor mensen met een beperking geldt dezelfde inspanningsverplichting
                  als voor binnenlandse verbindingen. Internationale reizigers kunnen op basis van Europese
                  regels15 geld terugkrijgen bij vertraging. Voor de tarieven van internationale concessietreinen
                  geldt de tariefstructuur voor Non-Integrated Reservation Tickets, zoals vastgesteld in de Internationale Spoorwegunie. Afwijken van deze tariefstructuur
                  vraagt afstemming met buitenlandse partijen. Voor binnenlandse reizen in internationale
                  concessietreinen gelden dezelfde tariefafspraken als voor binnenlands vervoer.
               
Om opvolging te geven aan de motie van de leden Van der Graaf en Van der Molen16 heb ik in de nieuwe concessie met NS afspraken gemaakt over twee intercity’s per
                  uur naar België: een snellere treindienst vanuit Amsterdam naar Brussel dan de huidige
                  treindienst en een verbinding met een meer regionaal karakter vanaf Rotterdam richting
                  Brussel, vergelijkbaar met de huidige treindienst. Voor het doortrekken van een verbinding
                  vanuit België naar Eindhoven zijn significante infrastructurele aanpassingen vereist
                  die op dit moment niet voorzien en financieel inpasbaar zijn. De lijnvoering van de
                  intercity’s naar België is afhankelijk van afspraken die kunnen worden gemaakt met
                  buitenlandse partijen. In de concessie is de verplichting opgenomen dat NS zich inspant
                  om de daarin opgenomen treindiensten naar Brussel per 2025 te realiseren en daarover
                  afspraken maakt met haar Belgische counterpart. Ik ga zelf na de zomer verder in gesprek
                  met mijn counterpart in België over de internationale verbindingen naar België, waaronder
                  de IC Brussel. Ook andere vervoerders willen aan de reiziger treindiensten aanbieden
                  naar Brussel (en verder), veelal met hogesnelheidsmaterieel. Op de corridor Amsterdam
                  – Brussel komt de ambitie van drie treinen per uur naar Brussel daarmee snel dichterbij.
               
Opentoegangmelding Arriva voor Zwolle – Leeuwarden/ Groningen
Bijzondere aandacht heb ik de afgelopen maanden gehad voor de melding van Arriva om
                  verschillende stoptreinen en spitstreinen in open toegang te rijden op de trajecten
                  Zwolle-Leeuwarden en Zwolle-Groningen.17 Om de komende jaren een continu en betrouwbaar aanbod voor de regionale reiziger
                  te kunnen garanderen, kies ik ervoor om zowel de intercity- als de stoptreindiensten
                  op deze trajecten onderdeel te laten zijn van de nieuwe HRN-concessie. Deze treindiensten
                  zijn van groot belang voor de regionale reiziger, terwijl de aantallen reizigers voor
                  de stoptreindiensten op deze trajecten niet per se aanzienlijk zijn. Juist bij dit
                  type treindienst is een risico dat een vervoerder in open toegang haar bediening of
                  klantvoorwaarden versobert, of zelfs de gehele dienstverlening stopzet, als de opbrengsten
                  tegenvallen. Dat wil ik voorkomen, temeer omdat het niet eenvoudig en zonder kosten
                  is om een noodregeling of een risicoreservering te treffen. Tegelijkertijd zie ik
                  dat Arriva met haar initiatief ambities voor het regionale reisproduct heeft, hetgeen
                  de samenhang van het regionale netwerk verbetert. Ik heb ProRail om advies gevraagd
                  naar de maakbaarheid en de toegevoegde waarde voor de reiziger van verdere productstappen
                  op deze trajecten.18 Uit deze quickscan analyse blijkt dat reistijdwinst te behalen valt door een andere
                  materieel- en personeelsinzet. Ook zijn er stapsgewijs mogelijkheden om nieuwe haltes
                  te bedienen en meer treindiensten te laten rijden. Dergelijke ambities zijn echter
                  niet allemaal op korte termijn te realiseren, en vragen ook infrastructuurinvesteringen
                  die nu niet zijn voorzien. Tegelijkertijd is er door verdere productstappen wel reizigersgroei
                  te verwachten. Deze conclusies sterken mij in de overtuiging dat deze treindiensten
                  gebaat kunnen zijn bij decentralisatie. Ik wil in gesprek blijven met de betrokken
                  provincies, waarbij ik ook de mogelijkheid openhoud om bij de midterm review van de nieuwe HRN-concessie te besluiten deze diensten te decentraliseren.
               
Dienstregeling
De frequentie waarmee NS vanaf 2025 moet rijden, is in vergelijking met de vorige
                  concessie duidelijker gespecificeerd. Er gaan vanaf 2025 meer treinen rijden dan nu
                  het geval is. De opgenomen treinaantallen moeten een goede bereikbaarheid bieden voor
                  de reiziger. Daarmee bied ik de reiziger meer zekerheid over een voldoende frequentie
                  dan nu het geval is.
               
In het eerste jaar van de concessie gaat de Airport Sprinter rijden, in combinatie
                  met de instroom van de ICNG in de landelijke dienstregeling en het doorrijden van
                  de ICNG-treinen van de HSL-Zuid richting het noorden en oosten van het land. Na 2025
                  ontwikkelt de dienstregeling zich verder. Doel van de specifieke sturing op de dienstregeling
                  is om NS tenminste toe te laten groeien naar het 6Basis-netwerkmodel, exclusief de
                  verbindingen die nog niet gereden kunnen worden als gevolg van de werkzaamheden aan
                  Zuidasdok. NS zet de productstappen voor de toegroei bij voldoende reizigersvraag
                  en de oplevering van de benodigde infrastructuur. Voor zover de reizigersvraag hogere
                  frequenties vereist dan in het 6Basis-netwerkmodel zijn opgenomen, wil ik daarvoor
                  ruimte bieden. Daartoe actualiseer ik de treinaantallen voor de laatste jaren van
                  de concessieperiode in 2027.
               
De eerder benoemde financiële spanning maakt dat ik niet direct uitvoering kan geven
                  aan de aangenomen moties op het gebied van de dienstregeling.19 In de moties wordt verzocht de minimumfrequentie op stations te verhogen, het nachtnet
                  in het weekend uit te breiden en om de dienstregeling buiten de Randstad te verbeteren.
                  Uitvoering van de moties is gezien de prognoses van de verwachte reizigersvraag niet
                  nodig om aan de reizigersvraag te kunnen voldoen. De gevraagde uitbreiding van het
                  volume leidt tot kosten die niet kunnen worden terugverdiend door hogere opbrengsten.
                  Die extra kosten zouden alleen gedekt kunnen worden door de tarieven verder te verhogen.
                  Wel worden binnenlandse treinen die nu nog onder contract rijden een vast onderdeel
                  van de concessie. Daarnaast wordt de minimale bediening van veel stations op zaterdag
                  verhoogd naar twee keer per uur. Het eventueel verder uitbreiden van nachtverbindingen
                  en het verder ophogen en het verder uitbreiden van de minimale stationsbediening heroverweeg
                  ik bij de actualisatie in 2027.
               
Tarieven en tariefdifferentiatie
Op het gebied van tarieven creëer ik ruimte voor een tariefverhoging van 3,5% per
                  1 januari 2024. Per 1 januari 2026 komt daar een verhoging van 3,5% bij. Beide tariefverhogingen
                  komen bovenop de reguliere tariefverhogingen op dat moment. Ik kan me voorstellen
                  dat deze maatregel zorgen oproept. Dit bleek ook uit de inbreng van enkele stakeholders.
                  Ik begrijp deze zorgen, maar tegelijkertijd is dit een noodzakelijke maatregel om
                  de tariefontwikkeling weer meer in lijn met de kostenontwikkeling te brengen. Daarnaast
                  is het op peil brengen van de opbrengsten van NS nodig om een stabiele dienstregeling
                  voor de reiziger te kunnen garanderen. In de afgelopen jaren zijn de kosten van NS
                  en andere vervoerders (zoals energiekosten en personeelskosten) sterk toegenomen.
                  De NS-tarieven zijn in de jaren 2021, 2022 en 2023 echter slechts beperkt meegestegen.
                  NS mag in de huidige concessie alleen de geprognosticeerde inflatie doorrekenen in
                  de tarieven, en achteraf geen correctie doorvoeren als de gerealiseerde inflatie hoger
                  of lager uitviel. In de afgelopen jaren is de werkelijke inflatie hoger geweest dan
                  de geprognosticeerde inflatie.
               
De extra verhoging per 1 januari 2024 valt samen met de tariefstijging van meer dan
                  10% die op dat moment bij het stads- en streekvervoer wordt verwacht. Voor de extra
                  verhoging per 1 januari 2024 zal ik de huidige HRN-concessie (2015–2024) wijzigen.
                  Hiervoor doorloop ik de gebruikelijke wettelijke procedure, waarbij ik de consumentenorganisaties
                  om advies vraag.
               
Daarnaast wil ik in de nieuwe concessie ruimte bieden voor het verdere gesprek over
                  tariefdifferentiatie. Ik vind het gesprek hierover belangrijk, omdat tariefdifferentiatie
                  kan bijdragen aan het verminderen van de drukte in de trein, de vergroting van het
                  reiscomfort voor de reiziger en een betere benutting van de beschikbare capaciteit
                  op het spoor. NS mag daarom werken aan de invoering van een nieuw tariefstelsel, waarin
                  tariefdifferentiatie een belangrijke rol speelt. Met tariefdifferentiatie wordt bedoeld
                  dat het reizen op drukke momenten en op drukke trajecten duurder wordt en het reizen
                  in rustige treinen juist goedkoper. Zonder een nieuw tariefstelsel zal de drukte in
                  de spits toenemen en wordt de kans op een zitplaats in de spits kleiner.
               
Over tariefdifferentiatie heb ik uw Kamer vlak voor de zomer al geïnformeerd naar
                  aanleiding van het tariefonderzoek dat in het voorjaar van 2023 is uitgevoerd.20 Zoals aangegeven in mijn brief van 6 juli jl.21 liggen op het gebied van tariefdifferentiatie nog meerdere opties open. Op dit moment
                  ligt er dus nog geen definitieve uitwerking van een nieuw, gedifferentieerd tariefstelsel.
                  In mijn brief van 6 juli jl. heb ik aangegeven dat ik bij het aanbieden van de ontwerpconcessie
                  de Kamer zou informeren over de financiële consequenties voor reizigers van de verschillende
                  opties op het gebied van tarieven. In de nieuwe concessie krijgt NS ruimte om hiervoor
                  een uitwerking te maken. Meer duidelijkheid over de financiële consequenties kan ik
                  pas geven als het voorstel verder is uitgewerkt.
               
Ik leg in de concessie eisen vast waar een nieuw tariefstelsel aan moet voldoen. Zo
                  moet het nieuwe stelsel leiden tot een gemiddelde tariefverlaging voor de reiziger
                  en tot een daadwerkelijke spreiding van reizigers. De informatie over de tarieven
                  moet transparant en navolgbaar zijn. Invoering van een nieuw tariefstelsel mag niet
                  leiden tot aanpassing van de concessiesubsidie. En tot slot moet er in een nieuw tariefstelsel
                  aandacht zijn voor kwetsbare beroepsgroepen. Niet iedereen heeft immers de keuze om
                  op een ander tijdstip te reizen en niet iedereen krijgt de reiskosten door de werkgever
                  vergoed. Een nieuw tariefstelsel wordt daarnaast opbrengstneutraal ingevoerd.
               
Veel stakeholders hebben aangegeven benieuwd te zijn naar een nieuw tariefstelsel
                  en vinden het belangrijk dat daar breed over wordt gesproken voordat het wordt ingevoerd.
                  Ik deel het belang van een goede dialoog over en draagvlak voor een nieuw tariefstelsel.
                  Daarom heb ik in de ontwerpconcessie vastgelegd dat NS het voorgenomen tariefstelsel
                  moet bespreken met regionale vervoerders en decentrale overheden, en dat NS de consumentenorganisaties
                  om advies moet vragen. Daarna bespreekt NS het voorgenomen tariefstelsel met mij,
                  zodat kan worden getoetst of het voorstel voldoet aan de eisen zoals in de concessie
                  zijn vastgelegd. Ik zal deze eisen samen met NS nader uitwerken in een kader dat bij
                  deze toetsing kan worden gehanteerd. Na het doorlopen van dit proces streeft NS ernaar
                  om per 1 januari 2026 een nieuw tariefstelsel in te voeren.
               
Tot slot heb ik in reactie op de motie van de leden Van der Molen en Minhas22 expliciet in de ontwerpconcessie vastgelegd dat NS de structuur van haar tarieven
                  jaarlijks op haar website inzichtelijk maakt.
               
Prestatie-indicatoren
Ook deze concessieperiode wil ik dat de prestaties van NS kwantitatief meetbaar zijn
                  om te zorgen dat de kwaliteit van de treinreis voor de reiziger goed is. Het gebruik
                  van prestatie-indicatoren is ook in de huidige concessie een goede stimulans voor
                  NS geweest. Daarom wordt gebruikgemaakt van prestatie-indicatoren die onder andere
                  meten hoe goed NS presteert op punctualiteit, zitplaatskans en algemeen klantoordeel.
                  Daarnaast wordt er een nieuwe prestatie-indicator op het gebied van duurzaamheid geïntroduceerd.
               
Per prestatie-indicator blijven de bodem- en streefwaarden ten minste gelijk of vragen
                  om een verbetering van de prestaties ten opzichte van het niveau in de huidige concessie.
                  Gelet op de eerder benoemde uitdagingen in de komende jaren zijn er een paar uitzonderingen:
                  de prestatie-indicatoren punctualiteit (3 en 10 minuten) en kwaliteit van aansluitingen
                  staan in de komende jaren onder druk, als gevolg van de vele werkzaamheden zoals de
                  verbouwingen van Amsterdam Centraal en Amsterdam Zuidasdok, de uitrol van ERTMS en
                  de introductie van de Airport Sprinter. Dit maakt het voor NS niet mogelijk om de
                  huidige streefwaarden voor die prestatie-indicatoren te halen.
               
Ik zal NS scherp aansturen op het behalen van de bodemwaarden, zodat de basiskwaliteit
                  voor de reiziger wordt gehandhaafd. Bij de streefwaarden van alle prestatie-indicatoren
                  wil ik, gegeven de bovenstaande omstandigheden, realistisch zijn, maar wel ambitie
                  tonen. Zo wil ik dat NS het algemeen klantoordeel en de reizigersinformatie verbetert
                  ten opzichte van de huidige streefwaarden.
               
Europese Commissie
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld23, heeft de Europese Commissie bezwaren tegen de voorgenomen gunning van de nieuwe
                  HRN-concessie. Deze bezwaren richten zich op het ontbreken van een marktanalyse voorafgaand
                  aan het vaststellen van de omvang van de nieuwe HRN-concessie en de lange overgangstermijn
                  tussen de formele gunning van de nieuwe HRN-concessie (eind december 2023) en de daadwerkelijke
                  start van de nieuwe HRN-concessie (1 januari 2025). Inmiddels is de Commissie op 14 juli
                  jl. een ingebrekestellings-procedure tegen Nederland gestart over de nieuwe HRN-concessie.
                  Ik ben hierover met de Commissie in gesprek en zal uw Kamer hierover blijven informeren.
               
Tot slot
Met de ontwerpconcessie wil ik een realistisch, maar tegelijkertijd ambitieus contract
                  aan NS gunnen voor de periode tot en met 2033. Het pakket doet recht aan de huidige
                  onzekere omstandigheden, maar borgt dat de reiziger kan rekenen op betrouwbare en
                  voldoende frequenties en een goede kwaliteit van het spoorproduct. De ontwerpconcessie
                  biedt een perspectief dat recht doet aan de ontwikkeling van reizigersaantallen en
                  biedt gelijktijdig een aantrekkelijk product met het oog op de woningbouwambities,
                  verstedelijking en mobiliteitsgroei. Ik zal als concessieverlener NS scherp aansturen
                  en daarmee toezien op de uitvoering van deze concessie. Dit doe ik onder andere door
                  meer inzicht in prestaties te vragen en door het inzetten van verschillende sturingsinstrumenten.
                  Hiermee heb ik meer mogelijkheden om NS bij te sturen als NS niet aan de eisen uit
                  de concessie voldoet. Zo wil ik borgen dat de nieuwe concessie tot daadwerkelijke
                  meerwaarde voor de reiziger leidt.
               
Conform artikel 64, vierde lid, van de Wp2000 wordt gelijktijdig met deze brief de
                  ontwerpconcessie ook aan de Eerste Kamer aangeboden. Ik hoop op 26 september met uw
                  Kamer over de ontwerpconcessie te spreken. Daarna rond ik de concessie af. Uiterlijk
                  op 24 december 2023 moet de nieuwe HRN-concessie aan NS worden gegund. Deze gaat vervolgens
                  in per 1 januari 2025 en kent een looptijd van negen jaar.
               
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
                  V.L.W.A. Heijnen
Indieners
- 
              
                  Indiener
 V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
