Brief regering : Stand van zaken bij de herfinanciering van de covid-leningen
36 200 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023
Nr. 91
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 juli 2023
Toezegging informeren over stand van zaken herfinanciering
Zoals toegezegd tijdens het wetgevingsoverleg op 27 juni jl. informeer ik met deze
                  brief uw Kamer over de stand van zaken bij de herfinanciering van de covidleningen,
                  naar aanleiding van overleggen met de landen op 30 juni (Sint Maarten) en 3 juli (Curaçao)
                  en 4 juli (Aruba).
               
Ik heb in ieder land met de Minister-President en één of meerdere andere kabinetsleden
                     gesproken over de herfinanciering. In die gesprekken heb ik vooropgesteld dat Nederland
                     elk land volledige herfinanciering aanbiedt. De Rijksministerraad heeft vorig jaar
                     besloten dat het, gezien de omvang van de leningen en het benodigde herstel van overheidsfinanciën,
                     niet realistisch zou zijn te verwachten dat volledige aflossing bij het einde van
                     de looptijd (10 oktober 2023) mogelijk zou zijn. Daarbij is in elk gesprek stilgestaan
                     bij de voorwaarden die Nederland stelt om te kunnen herfinancieren tegen een lage
                     rente gebaseerd op de rente die de Nederlandse staat betaalt. Naast de landspecifieke
                     voorwaarde is ook een onafhankelijke doorrekening van de lening vereist om tot financieringsafspraken
                     te komen, passend bij de draagkracht van het land.
                  
De gesprekken met de regeringen van de landen over de herfinanciering zijn nog niet
                     afgerond. Hieronder informeer ik uw Kamer over de stand van zaken.
                  
Aruba
Voor Aruba is de voorwaarde voor een lage rente het tot stand komen van een rijkswet
                  waarin het financieel toezicht wordt verankerd. Ik heb tijdens het gesprek aangegeven
                  dat alleen een rijkswet voor Nederland volstaat, omdat dit het enige instrument is
                  dat niet eenzijdig kan worden gewijzigd. De Arubaanse regering gaf aan dat er voor
                  een rijkswet (nog) geen consensus bestaat en beraadt zich nog.
               
Curaçao en Sint Maarten
Voor Curaçao en Sint Maarten is de voorwaarde voor een lage rente een door Nederland
                  als financieel solide en duurzaam beoordeelde afspraak over de oplossing voor de financiële
                  problemen bij pensioenverzekeraar Ennia, die sinds juli 2018 in een noodregeling zit
                  bij de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten.
               
Beide regeringen hebben aangegeven verantwoordelijkheid te voelen en te nemen voor
                  een oplossing. Niet ingrijpen door de overheden zou grote maatschappelijke gevolgen
                  hebben. Er wordt tussen de betrokken partijen Curaçao, Sint Maarten en de Centrale
                  Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) als toezichthouder en huidige bestuurder van
                  Ennia samengewerkt. Inmiddels hebben ook diverse expertmeetings plaatsgevonden. Het
                  doel van dit traject is om op korte termijn te komen tot een hoofdlijnenakkoord tussen
                  Curaçao, Sint Maarten, de CBCS en Nederland.
               
Indien met de drie landen geen akkoord wordt bereikt over de voorwaarde voor het betreffende
                  land, dan raken de lage rente en langjarige herfinanciering buiten beeld. Het ontbreken
                  van een rijkswet of een akkoord over Ennia betekent immers dat voor Nederland het
                  risico op deze leningen toeneemt. Naast deze voorwaarden heb ik in de gesprekken ook
                  stilgestaan bij het zogenoemde Meerjarig Economisch Kader. Het is mijn intentie dat
                  we de afspraken over herfinanciering zo vorm te geven dat ook deze bijdragen aan het
                  weerbaarder maken van de economieën van de landen. Dat kan door in de herfinanciering
                  ruimte te bieden voor hervorming en investeringen, die broodnodig zijn. Ik heb de
                  regeringen van de landen dan ook aangemoedigd zo spoedig mogelijk met concrete plannen
                  te komen, zodat ook deze in de gesprekken kunnen worden betrokken. Een doorrekening
                  van het kader kan worden vertaald in de modaliteiten van de financiering, zodat het
                  land op korte termijn ruimte heeft om te investeren.
               
Ik heb in de gesprekken verder benadrukt dat er spoedig uitsluitsel moet komen over
                  de voorwaarden, omdat de leningen op 10 oktober 2023 aflopen en, na een akkoord met
                  de landen over de herfinanciering, de Staten-Generaal nog zal moeten instemmen met
                  de bijbehorende begrotingswijziging, zoals hieronder toegelicht.
               
Aankondiging incidentele suppletoire begroting (ISB) herfinanciering
De eerste kortlopende herfinanciering van de covidleningen loopt op 10 oktober 2023
                  af. De begrotingsregels schrijven voor dat bij aflopende leenovereenkomsten en het
                  nog niet tot stand zijn gekomen van afspraken over de herfinanciering daarvan, de
                  aflossingen van deze leningen als ontvangsten in de begroting wordt opgenomen. Dit
                  geldt ook als die herfinanciering vooraf is voorzien. Als gevolg van dit voorschrift
                  omvat de actuele begroting van hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties ontvangsten op de
                  covidleningen van € 1,11 mld. In verband met het budgetrecht van de Staten-Generaal
                  is derhalve voor herfinanciering een tijdige begrotingswijziging vereist. Gezien de
                  precieze modaliteiten van herfinanciering nog niet bekend zijn en gegeven de harde
                  tijdlijn voor herfinanciering van 10 oktober a.s. hoop ik op uw medewerking om deze
                  ISB tijdig te behandelen in september. Dit in aanvulling op mijn eerdere bericht in
                  de verzamelbrief van 23 juni jl. (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 83).
               
Ik beoog de ISB zo spoedig mogelijk bij uw Kamer te kunnen aanbieden voor behandeling.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
                  A.C. van Huffelen
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties