Brief regering : Zonnebrief
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
31 239
Stimulering duurzame energieproductie
Nr. 1281
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2023
In deze tweede zonnebrief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening (VRO), over de ontwikkeling van zonne-energie. Hierbij schets
ik met name de uitdagingen die liggen op het vlak van realisatie en wat ik wil doen
om een duurzame groei te bereiken. De volgende moties doe ik in deze brief af: de
motie van de leden Bontenbal en Van der Plas (Kamerstuk 35 594, nr. 47) en de motie van het lid Erkens (Kamerstuk 35 594, nr. 37). De volgende toezeggingen aan uw Kamer doe ik af: Kamerstukken 31 239 en 30 196, nr. 372) (m.b.t. normering, IMVO), Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 122) (m.b.t. zonneparkeren), Kamerstukken 31 239 en 30 196, nr. 372 (m.b.t. kwaliteitsbudget), Kamerstukken 24 446 en 33 009, nr. 82)(m.b.t. beleid zonnepanelen). De volgende toezegging doet de Minister van EZK af:
TZ202211–075 (m.b.t. solar mobility).
De ontwikkelingen voor zonnepanelen (zon-PV) zien er zonnig uit. Nederland is Europees
koploper als het gaat om de opwek van zonnestroom per hoofd van de bevolking. De groei
van zon-PV was nog nooit zo hoog als in het afgelopen jaar. Burgers, bedrijven en
maatschappelijke organisaties hebben in 2022 gezamenlijk ruim 4,2 GW laten installeren.1 De groei in opwek van zonnestroom is daarmee succesvoller geweest dan scenario’s
voorspelden. Zon-PV haalt bovendien de innovatieve en creatieve kracht van Nederland
naar boven. In mei dit jaar heb ik de eerste Nederlandse zonnepanelenfabriek geopend
waar lichtgewicht en volledig circulaire zonnepanelen worden geproduceerd.
In het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) schetst het kabinet welke rol zon-PV in
een CO2-vrij elektriciteitssysteem kan spelen (Kamerstuk 32 813, nr. 1280). De integrale infrastructuurverkenning van de netbeheerders2 laat voor 2050 een mogelijke doorgroei van zon-PV zien tot 173 GW.
De snelle groei van zon-PV kent echter ook uitdagingen. Daarom scherp ik beleid aan
langs de volgende lijnen om de randvoorwaarden voor een duurzame en verantwoorde groei
van zon-PV op orde te brengen:
1. Ruimtelijke aspecten;
2. Verantwoorde en kwalitatieve ontwikkeling van zon-PV;
3. Netcapaciteit en systeeminpassing;
4. Rechtvaardige verdeling van de baten van opwek met zon-PV;
5. Vergroting productiecapaciteit van zon-PV in Nederland en Europa;
6. Veilig werken en veilige installatie van zon-PV.
1. Ruimtelijke aspecten
Het kabinet wil de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk benutten met behoud van de
kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Ook willen we landbouw- en natuurgronden waar
mogelijk ontzien. Daarom wordt voor de hernieuwbare opwek met zon-PV de Voorkeursvolgorde
Zon gevolgd. In de afweging voor hernieuwbare opwek met zon-PV wordt daarbij door
inititiatiefnemers samen met bevoegd gezag in volgorde gezocht naar, hernieuwbare
opwek met zon-PV op:
1. daken en gevels;
2. terreinen en objecten binnen bebouwd gebied;
3. terreinen en objecten in het landelijk gebied (m.u.v. landbouw- en natuurgronden);
4. landbouw- en natuurgronden.
Pas als trede 1, 2 en 3 onvoldoende mogelijkheden bieden komen locaties op trede 4
in beeld. Daarmee ontzien we landbouw en natuur (trede 4).
Ten aanzien van zon-PV heeft Generation Energy3 in opdracht van BZK een zeer grove inschatting gemaakt van de theoretische potentie
van zon-PV op trede 1 (145 GW), en trede 2 en 3 (9,5 GW). Samen met de Minister voor
VRO wil ik deze potentie zoveel mogelijk realiseren en benutten. Dit najaar ga ik
met Nationaal Programma Regionale Energiestrategieën (NP RES), medeoverheden, netbeheerders,
de sector en maatschappelijke organisaties en burgers4 in gesprek over de mogelijkheden om 20 TWh te verzilveren, bovenop de 35 TWh, uit
het RES-bod voor 20305. Hierbij wil ik ook in gesprek over nieuwe afspraken voor hernieuwbare opwek op land
voor na 2030.
Niet alle potentie kan worden benut wegens financiële of technische beperkingen. Daarom
kijk ik ook naar innovatieve gamechangers zoals de ontwikkeling van zon-PV op water
en innovaties op het gebied van slimme functiecombinaties. Denk daarbij aan zon-PV
geïntegreerd in gevels, balkons, ramen en objecten, maar ook aan agri-PV, waarbij
zon-PV boven de teelt van zacht fruit wordt geplaatst, of verticale zonnepanelen (met
opwek aan beide kanten) als hekwerk rond een wei. Zon-PV kan daarbij dienen als verdienmodel
voor boeren of lokale energiegemeenschappen. Hieronder beschrijf ik mede namens de
Minister voor VRO hoe ik de de opschaling van zon-PV volgens de Voorkeursvolgorde
Zon wil realiseren, namelijk door te inspireren, stimuleren, faciliteren en normeren.
1. Inspireren
Ruimtelijke kwaliteit
Naast locatiekeuze is de vormgeving en inpassing van zon-PV van belang. Niet alleen
voor draagvlak bij omwonenden, maar ook voor de effecten op cultuurhistorische, landschappelijke
en ecologische waarden. Vormgeving en ruimtelijk ontwerp kunnen hiertoe al in een
vroeg stadium innovatieve ideeën en/of creatieve oplossingen bieden. Om ruimtelijke
kwaliteit onder de aandacht te brengen heeft de Minister voor VRO het programma Mooi
Nederland opgericht. Gemeenten, provincies en waterschappen krijgen in dat kader bijvoorbeeld
handvatten mee voor de vormgeving en inpassing van zon-PV.
Zon op water
In navolging van de routekaart zon op water (Kamerstuk 32 813, nr. 665) is in 2022 ongeveer 230 MWp aan zon op water gerealiseerd, zoals bijvoorbeeld op zandwinplassen en (drink)waterbassins.
Gebrek aan kennis van ecologische effecten van de uitrol van zonneparken op binnenwateren
remt verdere uitrol. Daarom worden momenteel diverse onderzoeksprogramma’s opgezet
om effecten van drijvende zonnepanelen op de waterkwaliteit en biodiversiteit te onderzoeken,
en daarbij te bepalen welke randvoorwaarden voor ontwerp een minimale of positieve
impact hebben op het watersysteem en de omgeving. Voor zon op zee heeft het kabinet
in het aanvullend klimaatpakket de ambitie aangekondigd om rond 2030 3 GWp gerealiseerd te hebben binnen windparken op zee. Daartoe heeft het kabinet € 44,5 mln.
vrijgemaakt uit het Klimaatfonds programma 2024 tot en met 2030. Ik wil opties verkennen
om zon-PV in de tenders voor wind op zee mee te nemen. Ook wordt een ecologisch onderzoekprogramma
gestart naar de impact van zon op zee.
Zon op monumenten
Ook monumenten en beschermde dorps- en stadsgezichten kunnen bijdragen aan het vergroten
van opwek met zon-PV. Hoewel niet breed bekend, is plaatsing van zon-PV op monumenten
vaak mogelijk, onder de voorwaarde dat rekening wordt gehouden met cultuurhistorische
waarden. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) heeft voor zon-PV op monumenten
een handreiking gepubliceerd die al door verschillende gemeentes opgenomen is in gemeentelijk
beleid6. Ik roep gemeenten die dat nog niet hebben gedaan op om dit voorbeeld te volgen.
Met het Actieplan zon-PV op monumenten werk ik met de Staatssecretaris van Cultuur
en Media (CM) aan de verduurzaming van monumenten, ook via zon-PV. Hierbij wordt ingezet
op actieve communicatie over verduurzamingsopties en het monitoren van zon-PV. De
Staatssecretaris voor CM onderzoekt met de Minister voor VRO en mijzelf aanpassing
van wet- en regelgeving om zon-PV op monumenten te versnellen. Ook zal ik na de zomer
de Erfgoed Deal medeondertekenen, een samenwerking tussen Rijk, medeoverheden en maatschappelijke
organisaties. Hiermee worden projecten ondersteund, gericht op ruimtelijke kwaliteit
en verduurzaming van het erfgoed.
2. Stimuleren
In onderzoek: natuurinclusiviteit, Vereniging van Eigenaren (VvE’s), extra stimulering
zon op dak
Er is € 222,5 mln. in het Klimaatfonds gereserveerd om meer zon-PV op daken en objecten
te realiseren. Dit wordt verder uitgewerkt in het meerjarenprogramma 2025. Uw Kamer
wordt hierover eind dit jaar geïnformeerd. Verder bekijkt PBL of en hoe zon-PV in
combinatie met dakversterking of lichtgewicht zon-PV in de SDE++ 2024 kan landen.
In de openstellingsbrief zal ik hierop ingaan.
Met de Minister voor Natuur en Stikstof (N&S) verken ik actievere samenwerking in
het kader van de Agenda Natuurinclusief. Ook werk ik met de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) aan eisen rond natuurinclusiviteit
in de lokale vergunningen voor zonprojecten. Het NP RES onderzoekt hoe ruimtelijke
en financiële instrumenten kunnen worden ingericht voor een bredere borging van ruimtelijke
kwaliteit en natuurinclusiviteit en of additionele middelen of instrumenten nodig
zijn.
Verder wordt onderzocht of de subsidieregeling voor verduurzaming voor verenigingen
van eigenaars (SVVE)7 kan worden doorontwikkeld door projectondersteuning voor zonprojecten hierin onder
te brengen. Ook wordt onderzocht welke knelpunten er in de VvE-besluitvormingsregels
zijn bij het nemen van verduurzamingsmaatregelen. Een uitwerking van de versnellingsagenda
verduurzaming, zoals eerder aangekondigd (Kamerstukken 30 196 en 32 847, nr. 806) voor VvE’s zal voor de zomer aan uw Kamer worden gezonden door de Minister voor
VRO.
Inzet Rijksvastgoed
De inzet van eigen vastgoed voor hernieuwbare opwek past in de bredere duurzaamheidsopgave
voor het Rijksvastgoed. De inzet van Rijksvastgoed gebeurt in samenwerking met andere
overheden en de andere Rijksorganisaties die vastgoed en grond beheren8. Verder zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt om in 2030 80% van de geschikte overheidsdaken
te benutten voor een tweede functie, zoals hernieuwbare opwek. Voor het Rijksvastgoed
geldt daarbij het «ja, tenzij» principe. Naar verwachting kan eind dit jaar worden
vastgesteld hoeveel panden geschikt zijn en hoeveel Rijksdaken eind 2025 worden belegd
met zon-PV. Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) is bezig met een monitor hoe overheidsdaken
met zon-PV bijdragen aan de verduurzamingsopgave. In het najaar informeert de Minister
voor VRO uw kamer over het inzetten van overheidsdaken voor een tweede functie.
Met het programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER) wil het kabinet een substantiële
bijdrage leveren aan de RES-doelstelling door de inzet van Rijksgronden en -wateren.
OER neemt op verzoek van de RES-regio’s locaties op. Door deze locaties voor te bereiden
en te tenderen voor opwek met zon-PV van Rijksgronden draagt dit programma bij aan
multifunctioneel ruimtegebruik (bijvoorbeeld in snelwegbermen, langs spoorlijnen,
op baggerdepots, sluizen en Defensieterreinen). Daarbij geldt als voorwaarde dat opwek
kan worden gecombineerd met de primaire functie vanuit de gebruikende Rijksvastgoedhoudende
organisatie. In samenspraak met de RES-regio’s, provincies en gemeenten zijn 24 OER-projecten
in gang gezet en zijn er 12 projecten geprogrammeerd. Recent heeft EZK vanuit 18 verschillende
RES-regio’s aanvragen gekregen voor meerdere Rijkslocaties. Hoewel de aanvragen nog
inhoudelijk beoordeeld moeten worden, is de verwachting dat hier onvoldoende uitvoeringscapaciteit
beschikbaar is. Dit kan aanleiding zijn om OER komend najaar verder uit te breiden.
Ook onderzoek ik met uitvoeringsorganisaties en medeoverheden opties om onderwerpen als circulariteit, ecologie en
Internationaal Maatschappelijk verantwoord Ondernemen (IMVO) structureler mee te nemen
in overheidsprojecten.
3. Faciliteren
Versnellen van vergunningsprocedures
De Europese Commissie (EC) heeft diverse initiatieven genomen om doorlooptijden van
vergunningsprocedures te versnellen. Eind 2022 is de «EU Verordening tot vaststelling
van een kader om de inzet van hernieuwbare energie te versnellen»9 van kracht geworden. Deze noodverordening bevat termijnen voor vergunningsprocedures
voor zon-PV en geldt voor 18 maanden. Voor medeoverheden is er een handreiking10 hierover opgesteld. Daarnaast ligt er een Commissievoorstel voor herziening van de
richtlijn hernieuwbare energie (RED III). Dit bevat maatregelen om vergunningprocedures
voor hernieuwbare energieprojecten te versoepelen en te versnellen, en maximumtermijnen
voor vergunningsprocedures voor zon-PV. Eén van de maatregelen is dat lidstaten gebieden
aanwijzen voor versnelling van hernieuwbare energieprojecten, waarbij vrijstelling
geldt van de verplichting tot een milieueffectrapportage op projectniveau (o.g.v.
de MER-richtlijn). Daarnaast introduceert RED III afwijkingen van gebieds- en soortenbescherming
o.g.v. de Vogel- en Habitatrichtlijn. De onderhandelingen over RED III zijn afgerond.
Ondersteunen realisatie zon-PV door NP RES
NP RES biedt ondersteuning aan de RES-regio’s om de uitrol van zon-PV op gebouwen
en objecten te versnellen. In januari is de Helpdesk Zonopwek11 online gegaan. Deze biedt instrumenten die regio’s en overheden ondersteunen bij
de verdere beleidsvorming. In februari is een handreiking12 gepubliceerd die de regio’s en de gemeenten helpt een Uitvoeringsstrategie Zon op
daken en objecten op te stellen. Ook heeft NP RES sprintsessies georganiseerd om regio’s
en gemeenten op gang te helpen hiermee.
4. Normeren
Inmiddels zijn er stappen gezet in de verdere uitwerking van normering en zijn er
relevante ontwikkelingen ten aanzien van nieuwe EU-regelgeving. Dat licht ik hieronder
toe.
Zon op daken en gevels – nieuwbouw (trede 1)
Voor nieuwbouw zet het kabinet in op het zoveel mogelijk benutten van de zonpotentie
van daken waar dat technisch, functioneel en economisch haalbaar is. De Minister voor
VRO werkt daartoe een nieuwe standaard uit mede ter voorbereiding van de implementatie
van de herziene richtlijn voor de energieprestatie van gebouwen (EPBD). Deze richtlijn
bevat namelijk waarschijnlijk nieuwe bepalingen ten aanzien van zonne-energie en nieuwe
gebouwen.13 Ter voorbereiding verkent de Minister voor VRO hoe een dergelijke standaard juridisch
kan worden verankerd. Er is ook aandacht voor de samenhang met de bijna energie-neutrale
gebouw (BENG)-eisen en de milieuprestatie van gebouwen (MPG)-eisen. De Minister voor
VRO is namelijk voornemens om deze eisen aan te scherpen. Hierbij dient rekening gehouden
te worden met minimumeisen die nu en in de toekomst worden gesteld ten aanzien van
zon op dak. Meer installaties op of in gebouwen betekent immers een hogere milieubelasting.
Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd in het kader van de implementatie van de herziening
van de EPBD.
Zon op daken en gevels – bestaande bouw (trede 1)
Voor bestaande bouw is een aantal voorstellen aangekondigd in de vorige zonnebrief.
Allereerst wordt per 1 juli 2023 de Erkende Maatregelenlijst van de energiebesparingsplicht
uitgebreid met het plaatsen van zon-PV op daken van bedrijfs- en utiliteitsgebouwen.
Op deze lijst staan de verplichte maatregelen die zich binnen vijf jaar terugverdienen
en gelden voor bedrijven en instellingen die jaarlijks vanaf 50.000 kWh en 25.000 m3 aardgasequivalenten gebruiken. Deze maatregel verdient zich met de gehanteerde energieprijzen
alleen binnen vijf jaar terug als er een zeer grote installatie van ten minste 300 kWp geïnstalleerd kan worden (op 2.000 m2 geschikt dak).
Ten tweede geeft de Minister voor VRO gemeenten de mogelijkheid om eigenaren van bestaande
utiliteitsgebouwen met een gebruiksoppervlakte > 250 m2 te verplichten om de (volledige) dakpotentie te benutten voor de opwek van zonne-energie
via een maatwerkvoorschriftbevoegdheid die wordt geintroduceerd in het Besluit bouwwerken
leefomgeving (Bbl). Dit is gespiegeld met hetgeen geregeld is in het Besluit activiteiten
leefomgeving (Bal) voor bedrijven en procesgebonden energie. In eerste instantie kan
een gemeente verplichten tot het opwekken van hernieuwbare energie via zon op dak
tot ten hoogste het energiegebruik van het gebouw of het nieuwbouwniveau.14 De streefdatum voor inwerkingtreding van deze bevoegdheid is medio 2024. Vervolgens
wordt er bij de uitwerking van de herziene EPBD geregeld dat eigenaren van deze gebouwen
(kunnen) worden verplicht om de volledige dakpotentie te benutten. De implementatie
van de herziening van de EPBD richtlijn start naar verwachting begin 2024.
Ten derde gaat het om het aanscherpen van de verplichting voor een minimumwaarde hernieuwbare
energie bij ingrijpende renovaties van gebouwen. Dit zal verder worden vormgegeven
wanneer de definitieve EPBD is vastgesteld, omdat dit nauw verband houdt met eventuele
bepalingen voor zonne-energie en gebouwen in de EPBD.
Ten slotte volgen twee verplichtingen uit de nieuwe RED III. De eerste is een verplichting
voor een minimumniveau van hernieuwbare energie bij vervanging van verwarmingssystemen
in bestaande gebouwen wanneer dit technisch, functioneel en economisch haalbaar is.
De tweede verplichting gaat over de voorbeeldrol voor publieke gebouwen door bijvoorbeeld
daken van publieke en semipublieke gebouwen beschikbaar te stellen aan derden voor
een zonne-energiesysteem. Het kabinet werkt de nieuwe bepalingen in de RED tijdig
uit. Uw Kamer wordt via de reguliere kanalen geïnformeerd over de vertaling in nationale
wet- en regelgeving.
Zon op terreinen en objecten binnen bebouwd gebied (trede 2), in het landelijk gebied
(trede 3) of landbouw- en natuurgronden (trede 4)
Het kabinet zet met de Voorkeursvolgorde Zon in op zoveel mogelijk zon-PV op daken
en gevels en op multifunctioneel gebruik op overige gronden, anders dan landbouw-
en natuurgronden. Alleen als het benutten van de potentie op daken en gevels en deze
terreinen redelijkerwijs niet mogelijk is, of de RES-opgave voor hernieuwbare opwek
onder druk komt te staan, kan gekeken worden naar multifunctioneel zon-PV op landbouw-
en natuurgronden (trede 4).
Het kabinet wil de doorwerking van de Voorkeursvolgorde Zon naar provincies en gemeenten
versterken en meer richting geven aan de volgordelijkheid ervan. BZK heeft een verkenning
laten uitvoeren naar de mogelijkheid van het inzetten van instructieregels voor de
voorkeursvolgorde zon15. Daarnaast heeft Bosch en Van Rijn16 in opdracht van EZK en BZK de effectuering van de Voorkeursvolgorde Zon in de praktijk
in kaart gebracht. Daaruit blijkt dat alle provincies, en ook veel gemeenten, een
vorm van een zonneladder hebben opgenomen in hun beleid, zij het niet op dezelfde
wijze. Hierbij zijn niet exact de treden uit de Voorkeursvolgorde Zon gevolgd. Ook
worden er veel verschillende definities gebruikt rondom het begrip multifunctioneel
ruimtegebruik bij zon-PV en wat daarmee toegestaan wordt.
Uitgangspunt van het Kabinet en medeoverheden is de voorkeursvolgorde Zon en het stimuleren
van zon-PV op trede 1, 2 en 3. Multifunctioneel zon-PV op trede 2 en 3 draagt bij
aan de doelen voor hernieuwbare opwek en kan, mits landschappelijk vormgegeven en
ingepast, maatschappelijke meerwaarde creëren via lokaal eigendom of een bijdrage
aan de gebiedsontwikkeling en een impuls aan landschap, ecologie of natuur.
Kabinet en medeoverheden zijn alle voor het beperken van zon op landbouw- en natuurgronden
en werken samen toe naar regels met de strekking «nee, tenzij» om landbouw- en natuurgronden
zo veel mogelijk te vrijwaren van zon-PV. Er zal een beperkt aantal uitzonderingen
voor zon-PV op landbouw- en natuurgronden, «nee, tenzij», worden geformuleerd, waarbij
de voorwaarden tijdelijkheid en multifunctioneel gebruik in ieder geval zullen gelden.
Deze voorwaarden worden in de komende maanden verder uitgewerkt. Bovenal geldt dat
de treden 1, 2 en 3 zo veel als redelijkerwijs mogelijk is moeten zijn doorlopen,
om aan de uitzonderingen voor trede 4 toe te komen.
Inzet is om de Voorkeursvolgorde Zon, de verplichting tot zon-PV boven nieuwe parkeerplaatsen
en de «nee, tenzij» juridisch te verankeren voor 1 juli 2024. Wij werken toe naar
juridische verankering in provinciale regels met of zonder een Rijksinstructieregel
in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). In september zal daarover worden besloten.
Tevens zal de impact van de «nee, tenzij» op de RES-doelstellingen voor duurzame opwek
middels zon-PV in kaart worden gebracht.
De Minister voor VRO en ik verkennen hoe invulling gegeven kan worden aan de motie
van de leden Boulakjar en Boucke (Kamerstuk 32 813, nr. 1181) om zon-PV boven bestaande parkeerplaatsen te stimuleren of verplichten, met in achtneming
van schaduwwerking en transportcapaciteit op het elektriciteitsnet.
2. Verantwoorde en kwalitatieve ontwikkeling van zon-PV
Circulariteit
Het is van groot belang om de transitie naar een circulaire economie ook in de uitrol
van zon-PV door te maken. Het terughalen van productie van zon-PV naar ons land is
daarbij belangrijk, omdat hier innovatieve kennis is. Circularity-by-design van zon-PV
moet daarbij een vast onderdeel worden. Wanneer de levenscyclus van zon-PV-systemen
meer circulair wordt, kan dit de grondstoffenvoetafdruk verlagen. Daarom zet ik via
innovatieregelingen in op circulariteit.
Vanaf 1 juli wordt de verplichte afvalbeheerbijdrage voor zonnepanelen verhoogd naar
4 cent/kg. Dit leidt ertoe dat stichting OPEN een meer realistisch fonds op kan bouwen
om voor te bereiden op grootschalige recycling van zon-PV wanneer deze in grotere
hoeveelheden verwijderd worden. De zichtbaarheid van de bijdrage voorkomt freeridergedrag.
Meer circulaire zonnepanelen zijn tevens nodig voor een lagere milieubelasting van
de gebouwde omgeving. Milieueffecten die samenhangen met de levenscyclus van bouwmaterialen,
waaronder zon-PV, tellen namelijk steeds zwaarder door als gevolg van het aanscherpen
en verbreden van de milieuprestatie-eis in de bouwregelgeving voor nieuwe gebouwen17. Ik wil voorkomen dat dit in de weg staat van de verdere uitrol van zon-PV op daken
en gevels en van de woningbouwopgave. Daarom bekijk ik met mijn collega-ministers
voor VRO en van IenW hoe de milieuprestatie van zon-PV zich verhoudt tot deze beleidsdoelen
en hoe zon-PV met een lagere milieu-impact de nationale standaard kan worden.
IMVO
Op 6 maart jl. heb ik met 34 organisaties uit de hernieuwbare energiesector het IMVO-convenant
ondertekend voor een maatschappelijk verantwoorde energietransitie. Organisaties die
zich hieraan committeren zullen risico’s voor mens en milieu in de gehele keten identificeren
en stappen nemen om deze te mitigeren. Ik roep de hele zonnesector op om deel te nemen.
Jaarlijks zal ik uw Kamer informeren over de voortgang. Voor Rijksprojecten met zon-PV
ben ik voornemens de eisen standaard op te nemen. Op 15 juni 2021 is uw Kamer geïnformeerd
over een pilot waarin wordt gekeken hoe bedrijven IMVO kunnen toepassen via bijvoorbeeld
de SDE++ (Kamerstuk 26 485, nr. 371). Adviseurs van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) die de regeling uitvoeren
geven in hun contact met aanvragers en beschikkinghouders advies over IMVO. Zoals
eerder toegezegd aan uw Kamer bekijk ik tevens hoe IMVO een betere plek kan krijgen
in de SDE++ vanaf de openstellingsronde in 2024. In de openstellingsbrief ga ik hierop
in.
Financiering
De kosten van zon-PV zijn fors gedaald. Dat vergt een nieuwe afweging van de mate
waarin zon-PV opwek gesubsidieerd wordt door de overheid. In de RES-brief (Kamerstuk
32 813, nr. 1166) heb ik aangegeven dat de SDE++ niet meer passend is om zon en wind op land te blijven
ondersteunen, onder andere vanwege de grote kans op overwinsten (Kamerstuk 31 239, nr. 377). Ik onderzoek opties voor de stimulering van zon en wind op land met een lichtere
mate van ondersteuning, maar wel met voldoende investeringszekerheid om de uitrol
niet te laten stagneren. Ook onderzoek ik hoe ik daarbij rekening kan houden met randvoorwaarden
als draagvlak, circulariteit, natuurinclusiviteit en het voorkomen van netcongestie.
Ik verwacht begin september de resultaten. Alternatieve stimulering verwacht ik op
zijn vroegst in 2025 te kunnen introduceren. Tot die tijd worden zonne- en windenergie
gestimuleerd via de SDE++. In de openstellingsbrief van de SDE++ 2024 zal ik aangeven
onder welke voorwaarden dit zal zijn.
3. Netcapaciteit en systeeminpassing
Zon-PV veroorzaakt door de opwekpieken relatief meer netcongestie dan bijvoorbeeld
wind. Bovendien zal zon-PV bij verdere groei steeds vaker meer elektriciteit opwekken
dan er op dat moment vraag naar is, zodat voor benutting van de opgewekte elektriciteit
parallelle ontwikkeling van opslag, conversie of (flexibele) vraag nodig is. Het blijft
prioriteit van het kabinet om in samenwerking met de netbeheerders en betrokken partijen
het elektriciteitsnet zo snel mogelijk uit te breiden, zodat het net de groei van
de elektriciteitsvraag, en de CO2-vrije invulling daarvan middels onder andere hernieuwbare opwek uit zon en wind zoveel
mogelijk kan faciliteren. Efficiënte benutting van het elektriciteitsnet en andere
energie-infrastructuur (zoals opslag- en conversiefaciliteiten en curtailment) is
daarbij van belang. Om efficiënte benutting van infrastructuur ook in het toekomstige
energiesysteem te borgen beziet het kabinet in het NPE de ontwikkeling van zon-PV
in samenhang met de energievraag en de overige opwekkingsmix, zodat bronnen als zon-PV
en windenergie elkaar aanvullen en de vraag en aanbod in de tijd op elkaar aansluiten.
Daarnaast zet het kabinet samen met de netbeheerders in op het toepassen van slimme
oplossingen zoals het lokaal «energiedelen» en het slim bij elkaar brengen van vraag
en aanbod en het afkoppelen van zon-PV op piekmomenten. Vergroting van netcapaciteit
blijft een grote uitdaging gezien het tekort aan materiaal en technisch geschoold
personeel, ruimtelijke inpassing en de benodigde vergunningen. Tot slot kan kostendaling
de toepassing van zon-PV ook bij lagere transporteerbaarheid van «overschotten» interessant
maken. In de praktijk zou terugleveren op het elektriciteitsnet dan niet per se nodig
zijn op alle momenten.
Landelijk Actieplan Netcongestie
Via het Landelijk Actieplan Netcongestie (LAN) (Kamerstukken 29 023 en 31 239, nr. 385) werk ik met betrokken partijen aan drie hoofddoelen om de netcongestie te verminderen:
1) sneller bouwen en het sneller realiseren van netuitbreidingen, 2) sterker sturen
op betere benutting van het net; en 3) het vergroten van flexibele capaciteit door
industrie en bedrijfsleven. Daarnaast wordt een vierde spoor ingericht om het laagspanningsnet
sneller uit te breiden en slimmer te gebruiken. Ook kleinverbruikers, zoals huishoudens,
moeten worden geprikkeld om het net te gebruiken wanneer daarvoor ruimte is, bijvoorbeeld
door op zonnige dagen zoveel mogelijk opgewekte zonne-energie binnenshuis te gebruiken.
Het streven is om eind dit jaar spoor 4 gereed te hebben. Onlangs heb ik uw Kamer
geïnformeerd over de eerste analyse en oplossingsrichtingen voor laagspanningscongestie
en op de andere acties uit het LAN (Kamerstukken 29 023 en 31 239, nr. 443).
Opslag bij zon-PV
In de Routekaart Energieopslag (Kamerstuk 29 023, nr. 430) heb ik uw Kamer geïnformeerd over thuis- en buurtbatterijen. Thuisbatterijen worden
niet gezien als rendabele investering voor huishoudens en vermindering van netcongestie
is hoogst onzeker. Grootschalige batterijen kunnen zorgen dat meer zonneparken zonder
netverzwaring kunnen worden aangesloten. Het gaat hier in potentie om enorme benodigde
batterijvermogens en hoeveelheden zon-PV (volgens CE Delft 5,5 GW batterijopslag voor
7,5 GWp zonneparken18). Stimulering hiervan is wenselijk omdat het enorme kansen biedt voor de energietransitie.
Het is cruciaal dat de grootschalige batterijen bij zonneparken ook daadwerkelijk
ingezet worden voor uitgestelde levering en CO2-reductie. Deze stimulering van batterijopslag bij zon-PV bleek eerder niet goed binnen
de bestaande SDE++ te passen, onder meer vanwege de hoge subsidie-intensiteit per
ton vermeden CO2. Het kabinet zet in op elektriciteitsopslag door het investeren in batterij-innovaties
en het verplichten van batterijen bij grootschalige zonneparken. Hiertoe is een reservering
van € 416,6 mln. opgenomen in het meerjarenprogramma 2025. Voorwaarde is dat de uitvoering
aansluit bij het streefdoel van een klimaatneutrale elektriciteitssector in 2035.
Uiterlijk eind 2023 informeer ik uw Kamer hierover.
Eigen verbruik huishoudens verhogen
Om netcongestie te verminderen helpt het als huishoudens het eigen verbruik op piekmomenten
verhogen. De afbouw van de salderingsregeling stimuleert huishoudens zoveel mogelijk
elektriciteit te verbruiken op momenten waarop zon-PV veel elektriciteit oplevert.
Dit is financieel interessant omdat het de elektriciteitsprijs per kWh inclusief belastingen
uitspaart, terwijl een kWh die aan het net wordt geleverd door de afbouw van de salderingsregeling
geleidelijk steeds minder oplevert. Het verhogen van het eigen verbruik kan bijvoorbeeld
door de (af)wasmachine te laten draaien of de elektrische auto op te laden als het
zonnig is. Dit staat ook op Rijksoverheid.nl.19 Daarnaast heb ik Milieu Centraal als onafhankelijke organisatie subsidie gegeven
om op hun website uitgebreid informatie en tips voor het eigen verbruik van opgewekte
elektriciteit te delen20. Hiermee doe ik de motie van de leden Bontenbal en Van der Plas af (Kamerstuk 35 594, nr. 47).
4. Rechtvaardige verdeling van baten bij zon-PV
Afbouw salderingsregeling en tegemoetkoming huurders
De salderingsregeling is een succesvolle regeling geweest om investeringen in zon-PV
aantrekkelijk te maken. De kosten voor zon-PV zijn sinds 2004 hard gedaald en de terugverdientijd
van de investering is veel korter geworden. Om de energietransitie op kosteneffectieve
wijze vorm te geven, volgt een afbouw van stimulering zodra technieken rendabel worden.
Op 7 februari jl. heeft uw Kamer ingestemd met het wetsvoorstel voor afbouw van de
regeling (Handelingen II 2022/23, nr. 49, item 14). Tijdens de behandeling hebben
verschillende leden vragen gesteld over de consequenties van de afbouw voor de huursector.
Ik constateer dat één op de drie huiseigenaren zon-PV heeft, terwijl dit in de huursector
slechts één op de zes is. Er komt tijdelijk een subsidie voor corporaties en particuliere
verhuurders in het gereguleerde segment indien de salderingsregeling wordt afgebouwd.
Hiervoor heb ik samen met de Minister voor VRO € 100 mln. vrijgemaakt, waarvan een
gedeelte uit het Klimaatfonds. Hiermee worden de netto investeringskosten voor zon-PV
lager en kunnen verhuurders met een lagere vergoeding van de huurder toe. Daardoor
wordt de instemming door huurders makkelijker. De opgewekte stroom moet naar de huurder
gaan.
Ik heb de investeringsmogelijkheden voor zonnepanelen in de huursector laten onderzoeken.
Ik gebruik de uitkomsten om met de Minister voor VRO en Aedes te kijken naar effectieve
inzet van het geld. Inzet is dat woningcorporaties kunnen investeren en huurders mee
doen en mee profiteren met de energietransitie.
Ondersteuning Midden- en kleinbedrijf (MKB) bij aanschaf zon-PV
Ik heb gedragsonderzoek laten doen naar de motivaties en belemmeringen van MKB-ondernemers
(met eigen dak) om zon-PV te realiseren21. Belangrijke prikkels om dit te doen zijn: rendabiliteit, een geplande renovatie
of nieuw bedrijfspand, verwachtingen van klanten, een duurzaam imago, zelfvoorzienend-
en toekomstbestendigheid. Toch gaat niet elke MKB-ondernemer over tot actie vanwege
de moeite en tijd die het kost om de juiste informatie te vinden en onzekerheid over
de betrouwbaarheid van uitvoerende en adviserende partijen. Ook ervaren ondernemers
gebrek aan maatwerk in de informatie- en energiebesparingsplicht en hebben zij het
gevoel dat de overheid met name negatieve feedback geeft. Tot slot ervaren ze onduidelijkheid
over het lange termijnbeleid als belemmering voor het realiseren van zon-PV. Ik waardeer
de inzet die MKB-ondernemers plegen op het verduurzamen van hun bedrijfspanden. Ik
erken dat beleidswijzigingen soms lastig zijn en dat dit investeringen hiermee on
hold kunnen worden gezet door onzekerheid.
Om MKB-ondernemers te ondersteunen in hun goede voornemens ben ik in gesprek met MKB-NL
en Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) over opties om hen beter te voorzien van
informatie over zon-PV-systemen, installateurs en financiering. Onderdeel van dit
gesprek is dat ik de bekendheid van bestaande certificeringen van installateurs wil
vergroten om daarmee de onzekerheid over uitvoerende partijen als drempel voor zon-PV
installatie te verkleinen. Voor maatwerk rondom de energiebesparingsplicht ben ik
bezig met het herzien van de handreiking voor omgevingsdiensten. Ook wordt er extra
geïnvesteerd in opleidingen, waaronder een communicatietraining. Tot slot organiseer
ik in samenwerking met MKB-NL en RVO bijeenkomsten voor branches om onderling informatie
en kennis te delen als het gaat om de aanschaf van zonnepanelen.
5. Vergroting productiecapaciteit van zon-PV in Nederland en Europa
Zowel op nationaal als op EU-niveau wordt gewerkt aan de stimulering van lokale productie
van zon-PV. Dit gebeurt zowel door stimulering van de aanbodzijde, als ook de vraagzijde.
Hier zijn verschillende redenen voor, waaronder een gemiddelde lagere CO2-voetafdruk van zonnepanelen, -cellen en -wafers bij Europese productie ten opzichte
van productie in Azië en veel innovatieve kennis in Europa, bijvoorbeeld met betrekking
tot circulair ontwerp van zon-PV. Ook de grote afhankelijkheid van productie buiten
Europa (>94%), voornamelijk van China (~90%) speelt een rol. Voor toelichting daarover
verwijs ik u naar de beantwoording van de Kamervragen van de leden Erkens en Van Strien
(Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 2793) en de Kamerbrief over de Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden (Kamerstukken
30 821 en 21 501-02, nr. 181). Lid Erkens heeft op 26 januari jl. een motie (Kamerstuk 35 594, nr. 37) ingediend om te onderzoeken hoe beleid kan stimuleren dat meer zonnepanelen worden
geproduceerd in Nederland en Europa. Hieronder schets ik hoe het kabinet invulling
geeft aan de motie, namelijk via trajecten die ingaan op de aanbod- en vraagzijde
van zon-PV.
Stimulering aanbod
Het Groeifondsvoorstel SolarNL creëert het innovatie-ecosysteem voor lokale ontwikkeling
van nieuwe zon-PV-technologieën en de industrialisatie ervan. Op 30 juni jl. is bekend
gemaakt dat dit voorstel € 135 mln. toegekend heeft gekregen en € 227 mln. voorwaardelijk.
Het heeft als doel drie innovatieve zon-PV technologieën te ontwikkelen en te industrialiseren,
die elk concurrerend zijn op hun respectieve markten: (1) hoog-rendements silicium
heterojunctie «HJT» cellen, (2) flexibele perovskiet folies, en (3) op maat gemaakte
zon-PV producten voor integratie in gebouwen en automotive toepassingen. In elk van
de technologieën en producten wordt een «design-for-circularity»-principe toegepast.
Het voorstel is ingediend door een breed consortiummet coördinatie en ondersteuning
vanuit EZK.
Via de innovatieregelingen onder de Topsector Energie wordt onderzoek naar en het
ontwikkelen van nieuwe zon-PV-technologieën ondersteund. Zo worden via de MOOI-regeling
(Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie) innovatieprojecten ondersteund
die integrale oplossingen ontwikkelen voor de klimaat- en energietransitie. Het ondersteunen
van productiecapaciteit is lastig, vanwege de staatsteunregels die gelden onder de
Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Hierbinnen kan enkel investeringssteun versterkt
worden als dit leidt tot een direct milieuvoordeel (CO2-reductie). Het vervaardigen van zon-PV valt hier niet onder, omdat deze pas reductie
behalen als ze in gebruik zijn. Binnen deze kaders is het wel mogelijk als de productiefaciliteit
zelf tot een CO2-reductie leidt ten opzichte van het gangbare alternatief. Op deze manier kan via
de DEI+-regeling de aanbodzijde van innovatieve Nederlandse zon-PV ondersteund worden.22
Op 16 maart jl. heeft de EC de Net Zero Industry Act (hierna NZIA) gepresenteerd.
In de NZIA zijn strategische netto-nul technologieën gedefinieerd, waaronder zon-PV
en thermische zonne-energie, die door middel van versnelde vergunningverlening een
impuls moeten krijgen om Europese productiecapaciteit te stimuleren. Op 26 april jl.
is het BNC-fiche over de NZIA met de Kamer gedeeld (Kamerstuk 22 112, nr. 3673). Het kabinet verwelkomt de NZIA, aangezien er in Nederland bedrijven actief zijn
om innovatieve apparatuur voor zonnepanelen te produceren. De NZIA kan deze groeiplannen
mogelijk versnellen. Wel ziet het kabinet verbeterpunten rond de samenhang van EU
wet- en regelgeving. In de komende periode wordt in Brussel over de NZIA onderhandeld.
Stimulering vraag
Allereerst worden circulaire zonnepanelen via de nationale regeling groenprojecten
gestimuleerd. Daarnaast zouden lichtgewichtpanelen de Nederlandse lichtgewicht zonnepanelenindustrie
kunnen ondersteunen, als deze in de SDE++ zouden komen (nog in onderzoek). Op EU-niveau
vinden onderhandelingen plaats over een Ecodesign maatregel en een Energielabel. Beiden
kunnen een voordeel voor Nederlandse en Europese panelen opleveren. Nederland zet
zich actief in bij deze onderhandelingen om de beiden instrumenten zo vooruitstrevend
mogelijk te maken. Ook het Carbon Border Adjustment Mechanism kan bijdragen aan de
vraag naar Europese panelen, door ervoor te zorgen dat producenten uit derde landen
een gelijke prijs betalen voor de CO2-uitstoot van bijvoorbeeld metalen, zoals staal en aluminium voor het frame van zonnepanelen.
Als producenten in Europa duurzamer produceren dan in derde landen levert dit een
voordeel op.
Risicovolle Strategische Afhankelijkheden
Stimulering van de Nederlandse en Europese zon-PV industrie kan verschillende publieke
belangen dienen. Zonnepanelen dragen bij aan het verminderen van energieafhankelijkheid.
Over de kabinetsaanpak voor risicovolle strategische afhankelijkheden is uw Kamer
op 12 mei 2023 geïnformeerd (Kamerstukken 30 821 en 21 501-02, nr. 181). EZK voert een analyse uit om te bepalen óf er sprake is van een risicovolle strategische
afhankelijkheid in de keten van zonnepanelen en zo já, of extra overheidsingrijpen,
afgezet tegen onze gestelde ambities noodzakelijk en wenselijk is.
Zonnemobiliteit
Ook zonnemobiliteit (Vehicle Integrated PV, VIPV) is een veelbelovende toepassing. Tijdens het commissiedebat Innovatie van 1 november
jl. heeft uw Kamer mijn EZK-collega gevraagd naar de kansen en knelpunten voor de
solar mobility sector (Kamerstukken 24 446 en 33 009, nr. 82). Mede namens de Minister van EZK geef ik hier invulling aan haar toezegging om uw
Kamer hierover te informeren. Dit antwoord steunt op het onderzoek dat SEO in opdracht
van EZK hiervoor heeft uitgevoerd23.
De Nederlandse solar mobility sector is klein. Met name een paar start-ups richt zich op zon-PV toepassing in wegtransport
(auto’s, vrachtwagentrailers) en de binnenvaart. Zon-PV in voertuigen vergroot de
actieradius en verkleint de afhankelijkheid van laadinfrastructuur. VIPV heeft een meerprijs (zonnepaneelkosten), maar verkleint door de «aan boord» opgewekte
energie de totale energiebehoefte24. Ondanks de beperkte omvang concludeert SEO dat de solar mobility sector kansrijk is. Wereldwijd werken diverse bedrijven aan toepassingen. Tegelijk staat
de sector nog in de kinderschoenen. Nederland heeft een kleine, maar goed gepositioneerde
uitgangspositie. Bedrijven die zon-PV toepassen op vrachtwagentrailers of op de dekluiken
van binnenvaartschepen lopen hierbij technisch en commercieel voorop. De CO2-reductie door solar mobility is echter beperkt.
Knelpunten voor verdere groei zijn zowel generiek als specifiek van aard. Generieke
knelpunten zijn de beschikbaarheid van technisch personeel, grondstoffen, infrastructuur
en innovatie-financiering. EZK en andere departementen werken al aan de eerste drie
knelpunten. Voor innovatie-financiering kunnen bestaande instrumenten (bv. WBSO, Innovatiekrediet,
indirect EIA, MIA/VAMIL) en ondersteunende instanties (Invest-NL, ROMs, Topsector
Energie, beleidsdirecties) worden benut. De sector lijkt de weg naar deze instrumenten
en instanties goed te vinden.
Daarnaast zijn er specifieke knelpunten. Zo gelden bestaande aankoopstimuli (bv. btw-vrijstelling,
ISDE) niet voor zonnepanelen op auto’s. De Subsidieregeling Verduurzaming Binnenvaartschepen
(SRVB) is niet van toepassing op geïntegreerde zonnepanelen op binnenvaartschepen.
Ook zonnepanelen op trailers komen, in tegenstelling tot stationaire toepassingen,
niet direct in aanmerking voor subsidie. Wel zijn er andere regelingen en faciliteiten
die direct of indirect VIPV ondersteunen. Zo kan de Energie Investeringsaftrek (EIA) dit jaar gebruikt worden
voor zonnepanelen op binnenvaartschepen of vrachtwagens en de MIA/VAMIL voor personenauto’s
met geïntegreerde zonnepanelen. Zonnedaken op hybride auto’s kunnen ervoor zorgen
dat de wegenbelasting binnen het halftarief valt, waardoor deze auto’s aantrekkelijker
worden. Innovatiesubsidies zoals de WBSO en het Innovatiekrediet staan ook open voor
de solar mobility sector. Aanvullend instrumentarium specifiek voor de solar mobility sector acht ik daarom niet wenselijk. Wel zeg ik toe dat mijn ministerie graag bereid is
voor specifieke aandachtspunten in contact te treden met betrokken partijen.
6. Veilig werken en veilige installatie van zon-PV
De veiligheid van zonnepanelen installateurs en kwaliteit van installatie moet voldoende
geborgd zijn. De grote vraag van klanten en het tekort aan zonnepanelen installateurs
zet druk op de markt waardoor klanten vaak lang moeten wachten voordat zonnepanelen
worden geïnstalleerd. Aandacht voor de borging van veiligheid in deze sector is, soms
onbewust, nog onvoldoende in deze groeiende markt. Ik volg de inspanningen van de
Nederlandse Arbeidsinspectie en de zonnepanelensector en blijf hierover in gesprek.
Naast veilig werken, is een veilige installatie van zon-PV van belang. Dit beperkt
het brandrisico en zorgt ervoor dat áls er brand is, het gebouw blusbaar blijft. Tegelijk
wordt het hierdoor gemakkelijker om zon-PV en het pand te verzekeren. Toch ontstaat
er soms een brand en door steeds meer installatie van zon-PV op gebouwen zal dit ook
steeds vaker een gebouw zijn dat zon-PV op het dak heeft. In dat geval bestaat het
risico dat zonnepaneeldeeltjes van zon-PV in de wijde omgeving terecht komen. Met
de sector en medeoverheden ben ik in gesprek over deze onderwerpen. Ook loopt er in
opdracht van EZK een onderzoek bij TNO, NIPV en het NEN over de oorzaken van brand
met gebouwgebonden zon-PV en worden data verzameld. Eind dit jaar worden de eerste
resultaten verwacht, waarna ik uw Kamer zal informeren. Daarnaast is er een risico
dat een brand minder goed blusbaar is wanneer zon-PV aaneengesloten op woningen is
geplaatst. Dit was het geval bij een recente brand in Arnhem op 18 juni. De Brandweer
doet hier nu onderzoek naar. De Minister voor VRO informeert uw Kamer dit najaar over
de onderzoeksresultaten en het vervolg.
Over de motie van leden De Jong en Rahimi (Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 44) geef ik u de stand van zaken. Er zijn verschillende zaken te verzekeren: de zon-PV-installatie,
het pand waarop de installatie is aangebracht en hetgeen in het pand is opgeslagen
dan wel het (productie)proces dat in het pand plaatsvindt. Het Verbond van Verzekeraars (VvV) geeft aan
dat bedrijven met zon-PV goed verzekerbaar zijn. Het kan wel zijn dat verzekeraars
eisen stellen, zoals bijvoorbeeld een onafhankelijke beoordeling van de geschiktheid
van een dakconstructie, installatie door een gekwalificeerd bedrijf en een onafhankelijke
inspectie. Het staat verzekeraars vrij eisen te stellen en de premie te bepalen. Wel
ga ik in gesprek met het VvV, de sector en NP RES over onverzekerbaarheid van specifieke
cases. Over het opruimen van zonnepaneeldeeltjes na een brand met een zon-PV-systeem
ben ik in gesprek getreden met onder andere medeoverheden en de sector om te leren
hoe in de praktijk gehandeld wordt en of verder handelen van het Rijk nodig is. Mogelijk
kan extra communicatie over door brand verspreidde zonnepaneeldeeltjes ook bijdragen
aan zorgvuldig handelen en het goed afhandelen van schade. Daarna zal ik bezien of
het inrichten van een garantstellingsfonds nodig is. Dit is namelijk ook afhankelijk
van de polis die bedrijven hebben afgesloten. Het VvV geeft aan dat hier inmiddels
verzekermogelijkheden zijn.
Tot slot
Verantwoorde groei van zon-PV met vraagt om blijvende inzet van overheden, bedrijven
en burgers. De diverse acties die ik in deze brief benoem dragen daaraan bij. De keuzes
van vandaag moeten realistisch zijn en logisch passen in het energiesysteem van morgen.
Door de sterk groeiende inzet van zon-PV in het energiesysteem wil ik uw Kamer volgend
jaar weer informeren over de ontwikkelingen en de daaruit volgende keuzes voor beleid
rondom zonne-energie.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Indieners
-
Indiener
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie