Brief regering : WUR-rapport 'Analyse extra beschikbaar voedsel bij vervanging van veevoergewassen op akkerland door voedselgewassen'
31 532 Voedingsbeleid
Nr. 282
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2023
Met deze brief informeer ik de Kamer over de analyse die ik in antwoord op de vragen
van de GroenLinks-fractie in het Schriftelijk Overleg over de Landbouw- en Visserijraad
van 12 september 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1459) en de motie van het lid Tjeerd de Groot (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1421) heb laten uitvoeren naar kwetsbaarheden van het mondiaal voedselsysteem in relatie
tot grondgebruik.
Samenvatting onderzoek
De resultaten van dit onderzoek geven aan dat het gebruik van akkerland voor uitsluitend
voedselgewassen die direct voor humane consumptie geschikt zijn (dat wil zeggen zonder
tussenkomst van dieren) meer voedselcalorieën kan opleveren. Het rapport geeft aan
dat dan waarschijnlijk tussen de 33–60% extra calorieën in humaan voedsel mondiaal
beschikbaar zouden kunnen zijn. Dit is een potentieel resultaat. In dit scenario is
in diverse regio’s in de wereld de hoeveelheid extra verkregen voedselcalorieën in
de regio vergelijkbaar of groter dan de huidige netto-import van calorieën in de betreffende
regio en kan het een bijdrage leveren aan vermindering van de ondervoeding in die
regio’s. Een hogere potentiële beschikbaarheid van voedselcalorieën betekent volgens
de onderzoekers overigens niet dat de voedselimport of de mate van ondervoeding automatisch
omlaag gaan. Het kan bijvoorbeeld zijn dat het binnenlands geproduceerde voedsel qua
kostprijs duurder is of blijft dan geïmporteerd voedsel. De import kan meer of minder
betrekking hebben op voedselproducten die niet via binnenlandse productie beschikbaar
komen. Ook de invloed op en van handel binnen en tussen de onderscheiden regio’s is
een relevante factor.
De onderzoekers wijzen op onzekerheden in de gebruikte methode. Het is zeer de vraag
in welke mate een omslag van het gebruik van akkerland voor veevoer naar productie
van gewassen voor direct humane consumptie te realiseren is. Een functieverandering
van een groot deel van het huidige akkerlandareaal heeft grote consequenties voor
zowel producenten als consumenten en voor zowel biofysische, economische als sociaaleconomische
aspecten zoals in het rapport is beschreven.
Naast het wel of niet produceren van veevoer op akkerland spelen veel andere factoren,
zoals bijvoorbeeld de invloed van klimaatverandering op verschuivingen van productiegebieden
of op gewasopbengsten of op voedselprijzen, een rol bij de kwetsbaarheden van voedselsystemen
en het daadwerkelijk kunnen oplossen van de voedselcrisis. Daarnaast geven voedselcalorieën
wel inzicht in de bijdrage aan het verminderen van honger (calorieën), maar nog niet
in de voedingswaarde (nutriënten) en daarmee op de bijdrage aan een evenwichtig en
gezond dieet.
Appreciatie en beleidsinzet
Ik constateer dat het onderzoek, ondanks dat er veel aannames gedaan moesten worden,
onzekerheden in de berekeningen zitten en sommige factoren niet zijn onderzocht, duidelijk
aangeeft dat verandering van landgebruik, als één van de beïnvloedbare factoren, onderdeel
kan zijn van de zoektocht naar meer voedselzekerheid en een robuuster mondiaal voedselsysteem.
Ik voel urgentie om als Nederland bij te dragen aan het versterken van het mondiale
voedselsysteem, omdat ondervoeding momenteel een groot probleem is en dit door klimaatverandering
in de nabije toekomst waarschijnlijk zal verergeren.
Ik ben op verschillende niveaus bezig met het bijdragen aan het versterken van de
mondiale voedselzekerheid. Binnen de uitwerking van de Nationale Eiwittransitie (NES)
wordt, samen met de topsectoren, volop ingezet op de ontwikkeling van een breder aanbod
aan plantaardige eiwitalternatieven. Hierbij trekken we op met de EU en ook met landen
als Duitsland en Frankrijk. Deze ontwikkelingen sluiten aan op het voedselbeleid waarin
onder meer gewerkt wordt om consumenten gezonde en duurzame keuzen te laten maken
en toegewerkt wordt naar een andere verhouding van dierlijk en plantaardig eiwit in
ons dagelijks dieet. Parallel daaraan werk ik aan de verdere verduurzaming van de
veehouderij met onderzoek naar alternatieven voor veevoer, zodat er minder geïmporteerd
hoeft te worden. Als er toch veevoer wordt geïmporteerd, wil ik dat dit veevoer ook
voldoet aan duurzame kwaliteitseisen en geen verdere ontbossing elders in de wereld
teweeg brengt.
Ik zet in op thema’s en onderwerpen die meehelpen de voetafdruk van Nederland in de
wereld te verkleinen, die zoals in 2023 opnieuw blijkt uit de Zevende Nationale SDG
Rapportage – Nederland ontwikkelt duurzaam –1 hoog is. Ook het Landbouwattachénetwerk zet zich actief in voor een duurzame wereldvoedselvoorziening en versterking van
de biodiversiteit in lijn met de LNV visie en de Sustainable Development Goals. Nederlandse kennis en kunde wordt hierbij ingezet om andere landen te helpen zichzelf
te voeden met efficiënte en duurzame landbouwoplossingen die lokaal zijn ingebed,
volhoudbaar zijn en bijdragen aan versterking van de productiviteit van de landbouw
ter plaatse. Bijvoorbeeld in de ontwikkeling van lokale zaaizaadsystemen of het stimuleren
en ondersteunen van agro-ecologische groenteteelt waardoor ook het verdienmodel van
lokale ondernemers voor de productie van gewassen voor humane consumptie toeneemt.
En tot slot wil ik niet onvermeld laten dat deze inzet zich ook vertaalt in de Nederlandse
inzet op mondiale voedselzekerheid, onder andere via de internationale en multilaterale
organisaties, zoals OESO en FAO. De afgelopen jaren hebben laten zien dat meer accent
op veerkracht en vangnetten voor kwetsbare consumenten, robuustheid van lokale voedselproductiesystemen,
ecologische houdbaarheid op mondiale schaal en stabiliteit van voedselmarkten bijdragen
aan het kunnen behalen van de doelen van de VN 2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling
en de SDG’s, waaronder in het bijzonder SDG-2 (zero hunger).
Zonder volledig of uitputtend te willen zijn, zijn dit allemaal bouwstenen in de ingewikkelde
transitie naar een duurzaam en veerkrachtig voedselsysteem, met een goed verdienmodel
en perspectief voor de agrarisch ondernemer. Ik neem de uitkomsten van dit WUR-onderzoek
mee in de verdere vormgeving van mijn beleid.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit