Brief regering : Aanpak studentenwelzijn in het middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
31 524
Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 1067
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2023
De studietijd moet een tijd zijn waarin studenten ontdekken wie ze zijn en wat ze
willen. Een fase waarin ze zowel binnen als buiten het onderwijs waardevolle kennis
en vaardigheden opdoen die ze hun hele leven met zich meedragen. Een periode waarin
ze weerbaarheid en veerkracht ontwikkelen. Leren gaat namelijk niet alleen om het
halen van een diploma, maar ook om socialisatie en persoonsvorming1. Om zich optimaal te kunnen ontwikkelen is het van groot belang dat studenten zich
mentaal gezond voelen en zich in een veilige, open omgeving begeven. Kortom, je moet
goed in je vel zitten.
Om het welzijn van alle studenten te waarborgen en versterken kondig ik via deze brief
de aanpak studentenwelzijn in het middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs
en wetenschappelijk onderwijs aan. In deze brief ga ik als eerste in op de huidige
situatie rondom mentale gezondheid. Vervolgens ga ik in op de resultaten van het onderzoek
naar stress en prestatiedruk Harder, Better, Faster, Stronger?2 dat op 14 juni 2023 is gepubliceerd. Daarnaast informeer ik uw Kamer over de stappen
die worden gezet in het mbo ter verbetering van het welzijn, over de uitwerking van
het kader voor een integrale aanpak studentenwelzijn in het hbo en wo, zoals afgesproken
in het Bestuursakkoord 20223 en over de invulling van een landelijke ondersteuningsstructuur voor het mbo, hbo
en wo4. Vervolgens schets ik onderaan deze brief de activiteiten die uw Kamer het komende
jaar kan verwachten. Tot slot informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van een
aantal moties.
De afgelopen jaren is er door veel onderwijsinstellingen en studenten al ingezet op
het creëren van een fijne en gezonde studieomgeving. Dat kun je niet alleen als student.
De band met je medestudenten en docenten is daarin cruciaal. Een mooi voorbeeld daarvan
kwam ik tegen bij de Hogeschool Utrecht waar docenten in de bachelor Open-ICT werken
als coaches. Docenten en studenten durven zich kwetsbaar op te stellen, vragen aan
elkaar hoe het écht gaat en mentale gezondheid is geen taboe. Studenten krijgen de
vrijheid om zelf te bepalen wat ze willen leren en doen dit in eigen tempo, waarmee
de ervaren studiedruk vermindert en hun motivatie en plezier vergroot. Er is dus niet
alleen aandacht voor de kwalificatie, maar júist ook voor de persoonsvorming en samenwerken
met elkaar en het werkveld. Een fijne, veilige plek om te leren en te ontwikkelen.
Maar we zijn er zeker nog niet. Zo laten veel onderzoeken zien dat het niet goed gesteld
is met de mentale gezondheid5 van studenten. Voor de coronapandemie waren hier al grote zorgen over. Uit regionale
onderzoeken6 bleek dat het welzijn van studenten in het hbo en wo toen al problematisch was. Tijdens
de coronacrisis is het welzijn van veel studenten, in het wo, hbo en mbo7, verder onder druk komen te staan en deze trend heeft zich helaas voortgezet. De
cijfers uit de Monitor mentale gezondheid en middelengebruik studenten hoger onderwijs8 vind ik zeer zorgwekkend. Ruim de helft van de studenten gaf in dit onderzoek aan
veel stress en prestatiedruk te ervaren. Dat begint al vroeg in de studieloopbaan.
Zo ondervindt bijna de helft van de scholieren in het voortgezet onderwijs (nogal)
veel druk door schoolwerk9 en ervaart 63,5% van de hbo- en wo-studenten (erg) veel stress tijdens de studie10. Inmiddels hebben we afscheid genomen van de coronamaatregelen, maar we zien nog
steeds de impact. Eén op de vijf studenten ervaart nog (serieuze) mentale problemen11. Tot op een bepaalde hoogte kunnen stress en prestatiedruk nuttig zijn, zo geven
ook studenten zelf aan. Het is immers een onontkoombaar onderdeel van het leven en
zet hen aan tot handelen. Desalniettemin nemen bij te veel stress en prestatiedruk de negatieve gevolgen de overhand12. Dit zouden we moeten voorkomen, het onderwijs zou juist extra bescherming moeten
bieden tegen een te hoge hoeveelheid stress. Het onderwijs zou geen hogedrukketel,
maar een decompressiekamer moeten zijn. Dat geldt voor elke student, maar in het bijzonder
voor studenten die met extra drempels te maken hebben, zoals studenten met mantelzorgzaken,
internationale studenten of eerste-generatie studenten.
Niet enkel het welzijn van stúdenten is zorgwekkend. Veel Nederlanders hebben te maken
met mentale problemen13. De maatschappij waarin we leven is de afgelopen jaren een stuk complexer geworden
en kent voor veel Nederlanders een grote mate van onzekerheid. Mensen maken zich zorgen
of ze (later) wel een passende baan of woning gaan vinden. Tegelijkertijd zien we
in de samenleving een alsmaar groter wordende focus op prestaties en zelfredzaamheid14. Ook hebben we altijd toegang tot internet en sociale media, waarop het kan lijken
alsof het leven perfect moet zijn en falen niet mag bestaan. De opeenstapeling van
druk en onzekerheid in onze maatschappij geeft velen het gevoel dat ze de persoonlijke
controle over hun leven kwijtraken15. Dit heeft zijn weerslag op de mentale gezondheid, met soms vergaande gevolgen voor
het individu en de maatschappij. Dat gaat mij zeer aan het hart, want iedereen zou
zich prettig en mentaal gezond moeten voelen.
Met het gehele kabinet onderstrepen we daarom de urgentie van het versterken van de
mentale gezondheid breed in de samenleving. We hebben dit thema om die reden expliciet
meegenomen in het coalitieakkoord. Binnen de aanpak Mentale gezondheid: van ons allemaal16 bundelen we de krachten met partijen, binnen én buiten de overheid, om een beweging
te realiseren naar een mentaal gezond Nederland voor iedereen. Dat doen we samen,
want we hebben elkaar nodig.
Meer aandacht voor preventie
Eén van de actielijnen binnen de aanpak Mentale Gezondheid: van ons allemaal is mentaal
gezond onderwijs. Instellingen en studenten in het mbo, hbo en wo maken zich dan ook
hard voor het verbeteren van studentenwelzijn. Er is een omslag gaande in de aanpak.
Voorheen was er met name aandacht voor de begeleiding van studenten die al kampten
met problemen. Inmiddels is er gelukkig ook meer aandacht voor het preventief werken
aan het mentaal welzijn. Zo zijn er in de afgelopen jaren met de middelen uit het
Nationaal Programma Onderwijs (NPO) diverse (studenten)initiatieven ontstaan en ondersteund
die zich richten op het bespreekbaar maken van mentale gezondheid en het versterken
van de sociale cohesie tussen studenten. Ook instellingen communiceren meer en directer
over het belang van mentaal welzijn en zetten in op zichtbaarheid en laagdrempeligheid
om studenten zo goed mogelijk te bereiken. Ik zie dan ook dat het taboe om open te
zijn over mentale problemen afneemt17, iets wat ik van harte toejuich.
Een mooi voorbeeld hiervan zag ik bij de Universiteit Utrecht waar bij de bachelor
Bestuurs- en Organisatiewetenschap «welzijn» een verplicht onderdeel is van binnen
een cursus van het eerste jaar. Studenten leren om stress en druk bij zichzelf te
herkennen, wat hen energie geeft en dit stimuleert zodoende een veerkrachtige, sociale
en professionele houding binnen het onderwijs. Deze vaardigheden nemen ze bovendien
hun verdere loopbaan en leven mee en dragen preventief bij aan het bevorderen van
welzijn. Dit is een goede ontwikkeling. De inspanningen van studenten en instellingen
zijn hoopvol, maar tegelijkertijd zijn er nog een tal van stappen te zetten om het
welzijn te verbeteren.
Studenteninitiatieven
Studenten zitten vaak vol ideeën over wat er beter kan, ook als het gaat om studentenwelzijn.
Er zijn verschillende landelijke en lokale initiatieven die zich richten op het verbeteren
van mentaal welzijn zoals Lieve Mark, Frisse Gedachtes en stichting Time Out. Time
Out organiseert theater voor en met studenten rondom thema’s als middelengebruik en
mentale gezondheid. In Leiden en in Delft bestaan actieve lokale netwerken van studentorganisaties
die samenwerken met onderwijsinstellingen, studentenverenigingen en studentambtenaren
van de gemeente. Op landelijk niveau bestaat sinds kort de StudentenWelzijnsAlliantie.
Deze alliantie is van plan om in meerdere steden in het land zogenaamde Student Mental
Health Hubs op te zetten waarin de krachten en ideeën van studenten worden gebundeld.
De Hubs passen goed bij de integrale benadering van studentenwelzijn die ik voorsta.
Daarom ondersteun ik dit plan, samen met mijn collega Staatssecretaris van Ooijen,
zodat zij dit landelijk verder kunnen uitbreiden.
Onderzoek oorzaken stress en prestatiedruk in het hbo en wo
We monitoren en onderzoeken het welbevinden van studenten. Dit doen we bijvoorbeeld
met de Monitor mentale gezondheid en middelengebruik in het hbo en wo. In het najaar
van 2022 heeft OCW opdracht gegeven aan het Trimbos-instituut, ECIO en RIVM om verdiepend
onderzoek te doen naar de oorzaken van stress en prestatiedruk bij studenten in het
hbo en wo. Ik wil daarnaast laten onderzoeken of er in het mbo andere factoren meespelen
die stress en prestatiedruk veroorzaken en kunnen voorkomen. Ik vind het belangrijk
dat studenten – maar ook leerlingen in het funderend onderwijs – minder druk voelen
om steeds «hoger» te moeten presteren. We moeten af van het ladder-denken, af van
het verticale denken en toe naar het waaier-model, waarbij er geen waarderend onderscheid
wordt gemaakt tussen opleidingssoorten. Een model waar studenten hun opleiding niet
aan de hand van een maatschappelijke norm kiezen, maar aan de hand van hun unieke
talenten, vaardigheden, ambities en wensen. Zo zorg je ook dat studenten beter op
de voor hen geschikte plek terechtkomen.
Uit het onderzoek van het Trimbos, ECIO en RIVM naar stress en prestatiedruk in het
hbo en wo blijkt dat de hoge ervaren stress en prestatiedruk verklaard lijkt te kunnen
worden door een opeenstapeling van onzekerheden. Hoewel deze onzekerheden deels bij
de ontwikkelfase van studenten horen, blijkt dat deze niet enkel kunnen worden geduid
als onderdeel van deze fase. De onzekerheid komt voort uit drie verschillende domeinen:
(1) de omstandigheden en vaardigheden van de individuele student, (2) de omstandigheden
binnen het onderwijs en (3) de maatschappelijke tendensen. Het verschilt per student
hoeveel onzekerheid er is binnen de drie domeinen.
Dat onzekerheid voortkomt uit deze drie domeinen laat zien dat de oorzaken én oplossingen
van onzekerheid en de daaropvolgende stress en prestatiedruk breed zijn en niet enkel
binnen het vervolgonderwijs liggen. Tegelijkertijd liggen er ook kansen om binnen
het onderwijs het welzijn van studenten te verbeteren. De onderzoekers komen met twee
aanbevelingen om de stress en prestatiedruk te verlagen. Ten eerste kan worden ingezet
op het versterken van de zelfregie van studenten, bijvoorbeeld door hen mentale vaardigheden
(persoonlijk leiderschap, herkennen van risicosignalen) aan te leren en hen te laten
zorgdragen voor het eigen leerproces. Ten tweede kan worden ingezet op het reduceren
van onzekerheden waar studenten zelf geen invloed op hebben. Zo kan binnen het onderwijs
worden gedacht aan verbetering van de studeerbaarheid van het curriculum door bijvoorbeeld
vermindering van piekbelasting en aandacht te geven aan binding in het onderwijsontwerp
en informatievoorziening18.
Aanvullend op het onderzoek hebben de onderzoekers een handreiking gemaakt voor studenten,
onderwijsinstellingen en de overheid. De handreiking bevat aanbevelingen voor het
tegengaan en voorkomen van stress en prestatiedruk. Het rapport en de handreiking
heb ik reeds met uw kamer gedeeld19.
Inzet in het middelbaar beroepsonderwijs
Sinds de invoering van het passend onderwijs in het mbo in 2014 is de interne zorgstructuur
en de invoering van zorg- en adviesteams in een stroomversnelling geraakt. Alle mbo-instellingen
hebben zorgcoördinatoren in dienst, waar studenten terecht kunnen wanneer zij extra
ondersteuning nodig hebben, dus ook wanneer zij mentale problemen ervaren. Zo moeten
alle jongeren, ook met een extra ondersteuningsbehoefte, optimale kansen krijgen om
hun vaardigheden en potentie ten volle te kunnen ontplooien. Met de afspraken in de
Werkagenda mbo20 continueren en intensiveren we deze ondersteuning van studenten. Daarin is één van
mijn ambities in de Werkagenda mbo het verbeteren van het welzijn van mbo-studenten.
Zo komen scholen en studenten, na gezamenlijk het gesprek aan te zijn gegaan over
mentaal welzijn, tot een visie, beleid en laagdrempelige voorzieningen voor studenten.
Vooral mbo-studenten staan op jonge leeftijd al voor grote keuzes, wat veel spanning
met zich mee kan brengen. Ik ben ervan overtuigd dat het onderwijs een belangrijke
plek is om te leren hoe je om moet gaan met deze druk, met de onvoorspelbaarheden
in het leven. Voor mij staat het dan ook voorop dat het burgerschapsonderwijs en de
loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB), wat dit kabinet door extra investeringen
gaat verbeteren en versterken, in eerste instantie gericht moeten zijn op het versterken
van de persoonlijke ontwikkeling van de student. Hiermee helpen scholen studenten
life skills, praktische vaardigheden die je nodig hebt om actief deel te nemen aan
de samenleving, (verder) te ontwikkelen wat een student helpt om bijvoorbeeld om te
gaan met keuzestress. Hierdoor kunnen studenten zich ontwikkelen tot weerbare en veerkrachtige
professionals, met waardevolle vaardigheden die ze hun hele leven met zich meedragen.
Veel mbo-scholen zijn daarnaast al aangesloten bij de Gezonde School-aanpak en het
programma Welbevinden op School. Vanuit deze aanpakken worden handvatten geboden om
schoolbreed te werken aan het welzijn van studenten. Zo kunnen scholen hulp krijgen
van GGD-adviseurs om aandacht voor (mentale) gezondheid zo goed mogelijk in te bedden
in de schoolcultuur. De komende tijd richten we ons op het (door)ontwikkelen en vertalen
van wetenschappelijke inzichten over welzijn naar praktische handvatten, waarbij specifieke
aandacht is voor het ontwikkelen van passend materiaal voor het mbo.
Ik vind het positief om te zien dat het mbo in de afgelopen tien jaar al expertise
heeft opgebouwd op het gebied van centrale en decentrale ondersteuning van studenten.
Veel hbo- en wo-instellingen kunnen leren van deze opgebouwde expertise. De mentale
gezondheid van studenten verdient een belangrijke plek in deze ondersteuningsstructuur.
Daarom zorgen we ervoor dat er ook specifiek aandacht, kennis en kunde komt voor het
signaleren van en het gesprek voeren over dreigende en depressieve gevoelens, suïcide
gedachten en vroegtijdig schoolverlaten21, waarin het Programma Studentenwelzijn, waar ik later in deze brief nader op in ga,
ook een belangrijke bijdrage in zal leveren. Ook met het bindend studieadvies (bsa)
worden scholen gestimuleerd om een goede zorg- en begeleidingsstructuur in te richten
in het eerste jaar. Het bsa helpt voorkomen dat mbo-studenten vastlopen op een opleiding
dat niet bij hun capaciteiten past. Zo kan er voorkomen worden dat mbo-niveau-3 of
-4-studenten onnodig vastlopen of studieschulden opbouwen. Ik vind het, zoals aangekondigd
in de Kamerbrief bsa22, belangrijk dat scholen meer werk maken van de aangereikte instrumenten om studenten
goed te begeleiden die een verkeerde studiekeuze hebben gemaakt of onvoldoende voortgang
boeken. Daartoe onderneem ik verschillende acties, bijvoorbeeld op het gebied van
de communicatie en informatievoorziening voor scholen en studenten.
Ik zie dat er nog winst te behalen is in het toerusten van onderwijspersoneel met
informatie en inspiratie. Zo breid ik de kenniscommunity23, die nu nog enkel voor het funderend onderwijs beschikbaar is, met NPO-middelen uit
naar het mbo. Hierdoor worden scholen gevoed met wetenschappelijke kennis over mogelijke
interventies gericht op het welzijn van studenten. Ook zet ik, op verzoek van uw Kamer,
op landelijk niveau in op het ontwikkelen en verspreiden van kennis en kunde in een
ondersteunend Programma Studentenwelzijn. Verder onderzoek naar stress en prestatiedruk
in het mbo zal inzicht geven in factoren die zorgen voor te veel stress en prestatiedruk
bij mbo-studenten en hoe vanuit de sector en overheid de druk kan worden verminderd.
Inzet in het hbo en wo
Op 17 juni 2022 kondigde ik in de Beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap24 de doelen en ambities aan voor het hoger onderwijs en onderzoek. Ik zet deze kabinetsperiode
in op het versterken van de basis van het onderwijsstelsel en het brengen van meer
rust en ruimte voor zowel docenten, onderzoekers als studenten. Alleen dan kunnen
studenten vanuit een solide basis hun eigen pad bewandelen en hun eigen succes vormgeven.
Ik kan mij vinden in een recent pleidooi van de WRR25 om in te zetten op een positieve beleidsagenda gericht op het maximaliseren van persoonlijke
controle en grip op het eigen leven. Een beleidsagenda die is gericht op het realiseren
en behouden van gewenste levensuitkomsten zoals een bloeiend sociaal leven, gezondheid
en een prettige baan.
Ik heb de afgelopen periode aanvullende stappen ondernomen voor het brengen van meer
financiële rust en ruimte. Zo heb ik de basisbeurs opnieuw ingevoerd. Tevens wordt
de aanvullende beurs in de toekomst beschikbaar voor grotere groepen studenten en
heb ik maatregelen genomen om het niet-gebruik van de aanvullende beurs tegen te gaan.
Deze zijn reeds succesvol gebleken. Hiermee bied ik studenten meer zekerheid en hoop
zo ook de ervaren stress te verlagen.
Daarnaast zet ik mij in voor een veilig studieklimaat, dat hoort bij de basis van
goed onderwijs. Veiligheid is een voorwaarde voor welzijn. In mijn brief sociale veiligheid
hoger onderwijs en wetenschap26, die kortgeleden aan uw Kamer is gezonden, kondig ik maatregelen aan om het toezicht
en handhaving van sociale veiligheid beter te borgen. Tevens heb ik in deze brief
een landelijk programma sociale veiligheid aangekondigd waarin een goede aansluiting
bij de aanpak studentenwelzijn als uitgangspunt is opgenomen.
Uit het onderzoek van het Trimbos-instituut, ECIO en RIVM komt naar voren dat de ongelijk
verdeelde studielast door het jaar heen stress en druk veroorzaakt bij studenten.
Middels een pilot «Een slimmer collegejaar» verken ik of het mogelijk is om het collegejaar zo in te richten dat het aantal
weken met onderwijs of tentaminering terug kan worden gebracht. Met minder onderwijsweken
hoop ik dat meer rust en ruimte kan worden gecreëerd gedurende het collegejaar voor
docenten en studenten. Uitgangspunt hierbij is wel dat dit niet ten koste gaat van
de studieresultaten en de onderwijskwaliteit.
Tot slot werk ik aan het wetsvoorstel om het bsa te verbeteren en een betere balans
tussen studievoortgang en welzijn te brengen. Hierover heeft uw Kamer 9 mei een brief
van mij ontvangen27. Het doel van het bsa, namelijk het helpen van studenten met het vinden en volgen
van de juiste studie, wordt nu onvoldoende behaald. In mijn voorstel verlaag ik niet
de lat voor studenten, maar geef ik ze een langere aanlooptijd om te wennen aan hun
studie, door het bsa te maximeren op 30 studiepunten in het eerste jaar en 60 studiepunten
in het tweede jaar. Daarnaast ben ik voornemens een gesprek tussen studenten die het
bsa niet (dreigen te) halen en de instelling, wettelijk te borgen. Ook ben ik met
de studentenorganisaties en koepels in gesprek over hoe we het flankerend beleid om
het bsa heen kunnen versterken. Hiermee draag ik bij aan betere begeleiding en meer
grip krijgen op hun studieloopbaan.
Kader integrale aanpak studentenwelzijn
Aanvullend op bovenstaande acties hebben de Vereniging Hogescholen (VH), Universiteiten
van Nederland (UNL) en studentenorganisaties Interstedelijk Studentenoverleg (ISO)
en Landelijke Studentenvakbond (LSVb) gewerkt aan een kader voor een integrale aanpak
studentenwelzijn. Dit is een uitwerking van de afspraken uit het Bestuursakkoord 2022
hoger onderwijs en wetenschap28. Ik ben verheugd dat onderwijsinstellingen en studenten samenwerken op zo’n belangrijk
onderwerp en ik dank hen voor hun inzet. Het door hen gemaakte landelijke kader wordt
met deze brief meegestuurd. De gezamenlijke ambitie uit het kader werkt toe naar een
ideaalbeeld en vergt een cultuuromslag naar meer preventie en beleid voor een positief
mentaal welzijn. Dit is aanvullend op het beleid voor begeleiding bij problemen. In
het kader wordt de ambitie gesteld dat in 2030 het studieklimaat inclusiever is, er
meer aandacht is voor zelfregie en toerusting in vaardigheden, met meer oog voor diversiteit
en verschillende startposities van studenten. In 2030 zijn de instellingen beter in
staat om (nieuwe) obstakels uit de weg te ruimen en is er meer oog voor persoonsvorming
en sociale ontwikkeling. Deze punten dragen er gezamenlijk aan bij dat studenten beter
in staat zijn om hun eigen pad te bewandelen en meer regie hebben over hun eigen succes.
In de komende jaren werk ik graag samen met instellingen en studenten toe naar dat
ideaalbeeld door in te zetten op vier samenhangende thema’s, te weten: (1) meer preventie,
(2) het vergroten van kennis en kunde bij professionals in het hoger onderwijs, (3)
het versterken van een «sense of belonging» bij studenten en (4) het uitbreiden van
de samenwerking tussen instellingen en externe organisaties zoals gemeenten, GGD-en
en overige organisaties die raken aan studentenwelzijn. Deze thema’s sluiten aan bij
de aanbevelingen die het Trimbos, ECIO en het RIVM doen om studentenwelzijn te verbeteren.
In het kader studentenwelzijn zijn de bovenstaande thema’s nader uitgewerkt en worden
concrete en praktische voorbeelden gegeven van acties die instellingen en studenten
kunnen nemen. Zo is helder voor alle betrokkenen wat er wordt verstaan onder een begrip
als «sense of belonging» en «meer preventie». Daarnaast biedt het kader handvatten
voor onderwijsinstellingen waar ze bijvoorbeeld op kunnen inzetten om de kennis en
kunde over mentaal welzijn en middelengebruik te vergroten. De onderwijsinstellingen
implementeren het kader en ontvangen hiervoor vanuit het Ministerie van OCW € 15 miljoen
per jaar. In 2025 en 2030 volgt er een tussen- en eindevaluatie met aandacht voor
de implementatie van het kader door de instellingen en besteding van middelen. Om
de implementatie te bevorderen en de integraliteit te verstevigen richt ik een ondersteunend
Programma Studentenwelzijn in dat ik hieronder nader toelicht.
Ondersteunend Programma Studentenwelzijn
Het verbeteren van het welzijn van studenten moet samen gebeuren. Niet enkel binnen
de muren van onderwijsinstellingen en binnen onderwijssectoren. Het mbo, hbo en wo
kunnen van elkaar leren en waar het elkaar versterkt (nog) meer samenwerken. Maar
ook is samenwerking met gemeenten en zorgpartijen meer nodig. Er ligt een opgave om
relevante verbindingen te leggen en kennis te verwerven en uit te wisselen binnen
de verschillende onderwijssectoren en met omringende partners. Op deze manier kan
de zorg- en ondersteuningsstructuur voor de studenten worden versterkt.
Om dit mogelijk te maken heb ik een vijfjarige subsidie verstrekt aan het Trimbos-instituut
om een landelijk, ondersteunend Programma Studentenwelzijn op te zetten. Met dank
aan uw Kamer is hiervoor jaarlijks een extra € 1 miljoen gereserveerd29. Dit programma heeft als doel om een kennis- en ondersteuningsstructuur te ontwikkelen
die partijen rondom de student in staat stelt om het studentenwelzijn effectief te
verbeteren. Bij de totstandkoming hiervan zullen in ieder geval studentpsychologen,
geestelijk verzorgers, zorgcoördinatoren, studentenorganisaties, vertegenwoordigers
van studie- en studentenverenigingen en Stichting 113 betrokken worden.
Er ligt een grote opgave voor onderwijsinstellingen om aan de slag te gaan met het
verbeteren van het welzijn van studenten, zoals afgesproken in het landelijk kader
en de Werkagenda mbo. Vanuit onder andere passend onderwijs in het mbo en met NPO-middelen
hebben instellingen al ervaring op kunnen doen. Met dit programma wordt ingezet op
het vergroten van kennis en kunde binnen de onderwijsinstellingen zodat zij optimaal
aan de slag kunnen met de implementatie en uitvoering van deze plannen. Zo worden
studieloopbaanbegeleiders en studentendecanen ondersteund bij het toepassen van een
integrale aanpak om het welzijn te verbeteren. Ook kunnen instellingen in het mbo,
hbo en wo leren van elkaars ervaringen. Daarnaast richt dit programma zich op de brede
integraliteit van studentenwelzijn door het betrekken van partijen buiten het onderwijs.
Gemeenten, instellingen voor verslavingszorg en GGZ hebben immers ook een rol bij
het welzijn van studenten. Een voorbeeld waar dit al gebeurt is het Friesland College
met de School als Werkplaats (zie onderstaand).
Vanuit het ondersteunende Programma Studentenwelzijn worden concrete handvatten opgeleverd
en jaarlijks een werkconferentie georganiseerd om de behoeften vanuit het onderwijs,
studenten en de regio op te halen en te verspreiden. Voor professionals in het hbo
en wo was er al een Landelijk Netwerk. Vanuit het Programma Studentenwelzijn wordt
nu ook een Landelijk Netwerk Studentenwelzijn voor mbo-professionals opgericht. Tot
slot wordt in pilots op onderwijsinstellingen beproefd welke activiteiten daadwerkelijk
bijdragen aan de verbetering van studentenwelzijn. Het programma gaat in 2023 nog
van start en loopt tot en met het voorjaar van 2028. In het najaar zal de eerste brede
werkconferentie worden georganiseerd door het Trimbos-instituut en relevante partners
die raken aan het verbeteren van het studentenwelzijn binnen én buiten de onderwijsinstelling.
School als Werkplaats – Friesland College30
Mbo-studenten kunnen soms wat extra hulp gebruiken om hun opleiding succesvol af te
ronden. De laagdrempelige aanpak «School als Werkplaats» bij het Friesland College
zorgt ervoor dat studenten vroegtijdig ondersteuning krijgen zodat ze zich op school
op hun opleiding kunnen richten. Welzijnswerk en (jeugd)hulpverlening (SAW’ers) en
gemeenten werken hierbij samen met de ondersteuningsmedewerkers vanuit de opleiding.
Door in de buurt te zijn van de studenten, is de SAW’er in staat preventief te werk
te gaan. Doordat de SAW’ers er altijd zijn, ook als er geen problemen zijn, wordt
het vragen om hulp genormaliseerd.
Vooruitblik
Ik zal het welzijn van studenten goed in de gaten blijven houden. Zo verwacht ik eind
dit jaar de resultaten van de tweede meting van de Monitor mentale gezondheid en middelengebruik.
Daarnaast monitor ik het welzijn van studenten ook via de voortgangsrapportages van
het NPO en vanuit de Werkagenda mbo, via onder andere TestJeLeefstijl.nl. In 2025
vindt een tussenevaluatie plaats van de implementatie van het kader voor een integrale
aanpak studentenwelzijn in het hbo en wo. Het doel van de tussenevaluatie is om te
leren wat werkt en waar ruimte ligt voor verbetering.
De mentale gezondheid van onze jongeren gaat mij zeer aan het hart. De komende periode
zet ik mij dan ook samen met collega’s in het kabinet en partners, zowel binnen als
buiten het onderwijs, in om het welzijn van studenten te verbeteren. Met het kader
studentenwelzijn in het hbo en wo, de Gezonde School-aanpak en het Programma Studentenwelzijn
verstevigen we de kennisbasis en zijn we tot een ambitieuze aanpak gekomen. Ik heb
goede hoop dat al deze maatregelen in de komende jaren ervoor zorgen dat studenten
minder mentale druk ervaren en beter worden toegerust om met veerkracht en weerbaarheid
hun leven vorm te geven. En dat ze ook meer ruimte voelen om optimaal aan hun toekomst
te werken. Want pas als dat het geval is, benutten we de kracht van het onderwijs
ten volle.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Moties, toezeggingen en amendementen
Met de uitwerking van het kader studentenwelzijn heb ik uitvoering gegeven aan een
aantal moties en toezeggingen. Daarnaast informeer ik uw Kamer over enkele aanpalende
moties en toezeggingen.
• Met het versturen van deze brief geef ik invulling aan de toezegging om voor de zomer
2023 de Kamer te informeren over het mentaal welzijn van studenten Tevens geef ik
met het versturen van het kader studentenwelzijn invulling aan de toezegging waarin
ik aangaf een kader studentenwelzijn te ontwikkelen. Daarnaast heb ik toegezegd om
stappen te zetten met onderwijsinstellingen en studentenorganisaties om een agenda
op te stellen voor het verbeteren van het studentenwelzijn. Met het afronden van het
kader geef ik invulling aan deze toezegging.
• In het Commissiedebat over de Beleidsbrief hoger onderwijs van 30 juni 2022 heb ik
toegezegd31 om de Kamer te informeren over de middelen studentenwelzijn en de relatie tot de
arbeidsmarkttekorten in de jeugdzorg. Met het Programma Studentenwelzijn waarin er
integraal wordt samengewerkt met onderwijsinstellingen en partijen in de regio (zoals
gemeente, GGZ en verslavingszorg) zorg ik ervoor dat het beleid rondom studentenwelzijn
beter wordt georganiseerd en de druk op de jeugdzorg kan worden verlicht. Hiermee
geef ik invulling aan deze toezegging.
• Tijdens de begrotingsbehandeling van 2022 is het amendement van het lid Van de Graaf
c.s.32 aangenomen waarin extra middelen worden gereserveerd voor het studentenwelzijn in
het ho en het mbo. Met het Programma Studentenwelzijn geef ik uitvoering aan het amendement
door gedurende vijf jaar onderwijsinstellingen landelijk te ondersteunen met het vergroten
van hun kennis en kunde en geef ik tevens uitvoering aan de lijn in het Bestuursakkoord
2022 hoger onderwijs en wetenschap om met VWS de samenwerking in de regio te versterken
om zo de bredere integraliteit rondom het welzijn van studenten beter te organiseren.
• Zelfmoordpreventie- en nazorgbeleid zijn onderdeel van het kader integrale aanpak
studentenwelzijn, en worden meegenomen in de uitvoering van amendement van lid Van
der Graaf c.s.33. Met de onderwijskoepels VH en UNL is afgesproken dat ze in contact treden met onderwijsinstellingen
over het beleid van zelfmoordpreventie en nazorg. Daarnaast is 113 Zelfmoordpreventie
één van de partners van de Gezonde School. Aandacht voor depressieve gevoelens en
suïcide gedachten worden meegenomen in de ondersteuningsstructuur van scholen (afgesproken
in Werkagenda mbo, zie motie 31 524, nr. 520). Daarmee heb ik invulling gegeven aan de motie van het lid De Hoop c.s.34
• In de gesprekken met onderwijskoepels VH en UNL heb ik het belang van toegankelijke
en inclusieve stilteruimtes overgebracht. Ook is dit signaal als voorbeeld opgenomen
in het kader studentenwelzijn dat UNL en de VH samen met studentenorganisaties hebben
uitgewerkt. Daarnaast wordt binnen mbo het gesprek gevoerd met JOBmbo en ben ik voornemens
om de behoefte van studenten aan een toegankelijke en inclusieve stilteruimte te communiceren
naar de MBO Raad.35 Hiermee heb ik invulling gegeven aan de motie.
• In de Werkagenda mbo is er specifiek aandacht voor kennis en kunde, het signaleren
van en het gesprek voeren over vroegtijdigschoolverlaten, dreigende depressieve gevoelens
en suïcidale gedachten. Daarmee heb ik uitvoering gegeven aan de motie van het lid
Van der Graaf c.s.36.
• Met de NVAO heb ik gesprekken gevoerd over het mogelijk aanpassen van het accreditatiekader
ten behoeven van studenten met een functiebeperking. Uit deze gesprekken is gebleken
dat het accreditatiekader an sich geen geschikte plek is om te toetsen of onderwijsinstellingen
voldoende doen voor deze groep studenten. Wel is de NVAO van plan om in het kader
van de instellingstoets kwaliteitszorg (ITK) op verschillende plekken explicieter
aandacht te besteden aan voorzieningen voor studenten met een functiebeperking, namelijk
bij de onderdelen over studeerbaarheid, de toegankelijkheid en de begeleiding, zodat
panels een duidelijk kader hebben om kritisch naar te kijken bij de visitatie. Hiermee
wordt het thema meer geprofileerd en krijgt het een duidelijkere plek. Na het zomerreces
leg ik het gewijzigde accreditatiekader aan uw Kamer voor. Hiermee wil ik uitvoering
geven aan de motie van het lid Westerveld37 over dit thema.
• Tijdens het tweeminutendebat op 20 december 2022 (Handelingen II 2022/23, nr. 37, item 25) heeft het lid Westerveld een motie38 ingediend over de vertegenwoordiging en facilitering van studenten met een functiebeperking.
In deze motie wordt ook verzocht om afspraken te maken met onderwijsinstellingen over
het maken van beleid voor deze groep studenten in samenspraak mét deze groep. In het
kader studentenwelzijn is nogmaals door alle partijen benadrukt dat onderwijsinstellingen
studenten betrekken bij hun beleid en daarbij specifiek oog hebben voor studenten
met een ondersteuningsvraag. Ook wordt er in de motie gerefereerd aan het belang van
een goede binding tussen de student en de onderwijsinstelling. Het thema «sense of
belonging», je thuis voelen op een onderwijsinstelling is een belangrijke preventieve
maatregel voor een goede (mentale) gezondheid en het tegengaan van studie uitval.
Dit is daarom een van de thema’s waar uitgebreid aandacht voor is in het kader studentenwelzijn
en waar onderwijsinstellingen zich nog meer voor gaan inzetten de komende jaren. Binnen
instellingen is een van de manieren voor studenten om inspraak te hebben op de inrichting
van hun opleiding de medezeggenschap. Zowel als direct gekozen lid van de medezeggenschap,
als indirect door input te geven via medezeggenschapsleden. Daarom is het van groot
belang dat studenten, ook die met een functiebeperking, de medezeggenschap kennen
en hun medezeggenschappers weten te vinden. Mede daarom heb ik afgelopen periode een
campagne laten uitvoeren om studenten en medewerkers te motiveren om te gaan stemmen
bij de medezeggenschapsverkiezingen. Daarnaast zet ik me, samen met de koepels van
instellingen, studenten en medezeggenschap ervoor in dat een grotere en diverse groep
studenten zich aanmeldt om in de medezeggenschap te gaan of zich actief bezighoudt
met de vormgeving van hun onderwijs. In de WHW is bovendien opgenomen dat de centrale
medezeggenschapsraad de gelijke behandeling bevordert van o.a. personen met een handicap
of chronische ziekte.
• Met de VH, UNL, LSVb, ISO en STIP heb ik gesprekken gevoerd over het gebruik van aanvullend
onderwijs en de achterliggende motieven van studenten. Onderwijsinstellingen geven
aan met de NPO middelen te hebben ingezet op extra begeleiding van studenten. Samen
met studentenorganisaties en de koepels werk ik aan de verbetering van het flankerend
beleid in het kader van het wetsvoorstel bsa. Ook laat ik sinds dit jaar het gebruik
van aanvullend onderwijs monitoren in de studentenmonitor. Uit recente cijfers van
de studentenmonitor blijkt dat slechts 4% van de studenten gebruik maakt van aanvullend
onderwijs. In de komende jaren zal ik het gebruik van aanvullend onderwijs blijven
monitoren. Hiermee geef ik invulling aan de motie van de leden Kwint en Westerveld39.
• Met de onderwijskoepels is tevens over schaduwonderwijs gesproken. De koepels hebben
in deze gesprekken aangegeven dat er bij instellingen afspraken bestaan bijvoorbeeld
in de vorm van huisregels, waarin reclame niet is toegestaan. Daarbij wordt binnen
instellingen ook het gesprek gevoerd met studieverenigingen die soms gebruik maken
van commerciële aanbieders van studiemateriaal. Door deze signalen van bewustwording
binnen instellingen heb ik niet de indruk dat het nodig is om aanvullende afspraken
te maken. Hiermee geef ik invulling aan de motie van de leden Kwint en Westerveld40.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap