Brief regering : Beleidsreactie op het Samenvattend magazine uitvoering Wlz 2021-2022
34 104 Langdurige zorg
Nr. 391
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2023
Hierbij ontvangt u de beleidsreactie op het Samenvattend magazine Wlz 2021–2022 van
de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en onderliggende NZa-rapporten1, zoals het magazine en de rapporten die eerder aan uw Kamer zijn aangeboden.2
De hoofdpunten van deze brief zijn:
In de onderzochte periode hebben de zorgkantoren in de meeste gevallen aan hun zorgplicht
voldaan en was de financiële verantwoording op orde, ondanks knelpunten die steeds
lastiger zijn op te lossen.
Zorgkantoren en zorgaanbieders ervaren meer dan ooit uitdagingen bij de uitvoering
van de Wlz, waardoor het voor een groeiende groep cliënten steeds lastiger is om tijdige
en passende zorg te organiseren.
Behalve de coronapandemie die de toegankelijkheid van de zorg flink op de proef heeft
gesteld spelen ook maatschappelijke ontwikkelingen mee zoals personeelstekorten en
toenemende vraag naar zorg vanwege de vergrijzing.
De financiële verantwoording van de Wlz-uitvoerders is op orde. Dankzij de gezamenlijke
inzet van de Wlz-uitvoerders, de NZa en VWS neemt de rechtmatigheid van de bestedingen
toe.
Voor de grote (toekomstige) uitdagingen in de langdurige zorg staan alle betrokken
partijen gezamenlijk aan de lat. Hiervoor werken we samen om uitvoering te geven aan
het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO), de Toekomstagenda
Gehandicaptenzorg en het Integraal Zorgakkoord (IZA). Ook deel ik de oproep die de
NZa aan alle betrokken partners om samen te zoeken naar oplossingen.
1. Inleiding
De NZa rapporteert conform haar wettelijke taak3 jaarlijks in een zogenoemd «samenvattend rapport» over de rechtmatigheid en doelmatigheid
van de uitvoering van de Wet langdurige zorg (Wlz). Hiertoe kijkt de NZa naar de naleving
door zorgkantoren van hun wettelijke zorgplicht, alsmede de knelpunten en ontwikkelingen
die daarbij spelen. Daarnaast rapporteert de NZa over de zorgkosten en beheerskosten
die Wlz-uitvoerders maken voor de uitvoering van de Wlz. Zo ook in het voorliggende
Samenvattend magazine Wlz 2021–20224, waarbij de NZa zich baseert op verantwoordingsinformatie van zorgkantoren, andere
data die de NZa beschikbaar heeft over zorgkantoren, gesprekken met zorgkantoren en
eerder verschenen deelonderzoeken, zoals de hiervoor genoemde rapporten «Vervolgonderzoek
sleutelfuncties bij Wlz-uitvoerders»5, «De kosten van onze langdurige zorg 2021»6, «Verkenning instroom Wlz»7 en «Verkenning materiële controle Wlz-uitvoerders»8. De NZa heeft haar bevindingen voorzien van verwachtingen en aanbevelingen jegens
zorgkantoren en het Ministerie van VWS. In deze brief ga ik achtereenvolgens in op
het algemene beeld dat naar voren komt uit de genoemde rapporten (par. 2), enkele
bijzondere aandachtspunten (par. 3), financiële aspecten (par. 4) en de vervolgstappen
(par. 5).
2. Algemeen beeld
Zorgplicht in de regel voldaan, knelpunten steeds lastiger op te lossen
De NZa constateert dat ook in 2021 in de meeste gevallen Wlz-cliënten tijdig toegang
tot zorg hebben gekregen (zorgarrangement thuis, overbruggingszorg, deeltijd verblijf
of verblijfszorg in een instelling) en dat zorgkantoren daarmee aan hun zorgplicht9 hebben voldaan. Tegelijk ziet de NZa dat zorgkantoren en zorgaanbieders uitdagingen
ervaren bij de uitvoering van de Wlz en het organiseren van passende zorg voor een
groeiende groep cliënten. Zorgkantoren noemen diverse maatschappelijke ontwikkelingen
als oorzaken van de knelpunten: groeiende personeelstekorten en ziekteverzuim, hoge
werkdruk, toenemende vraag naar zorg vanwege «dubbele vergrijzing» (meer oudere mensen
die ook steeds ouder worden), toenemend tekort aan verpleegzorgplekken en woonvoorzieningen
en druk op de mantelzorg.
Daar kwam de afgelopen jaren bij dat de toegankelijkheid van zorg tijdens de coronapandemie
flink op de proef werd gesteld. Dit heeft volgens de NZa ook blootgelegd dat de organisatie
van Wlz-zorg kwetsbaar is.
Allereerst vind ik het zeer te waarderen dat zorgkantoren en zorgaanbieders zich volop
inzetten om tijdige en passende zorg te bieden aan cliënten en dat dit in de meeste
gevallen ook lukt. Dit toont eens te meer de professionaliteit en betrokkenheid van
de mensen in de zorg. Tegelijk deel ik de analyse dat de Wlz onder druk staat en partijen
tegen knelpunten aanlopen en ik onderschrijf dan ook de oproep van de NZa om tijdig
aan de bel te trekken als zaken in de praktijk niet goed lopen, zodat we gezamenlijk
kunnen zoeken naar een oplossing. Een structurele oplossing op de langere termijn
vergt een transitie in de zorg, zoals we die momenteel gezamenlijk vormgeven via programma’s
als Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO), de Toekomstagenda Gehandicaptenzorg
en het Integraal zorgakkoord (IZA).
Ontwikkeling wachtlijsten
Ook dit jaar besteedt de NZa aandacht aan wachtlijsten. Het Zorginstituut Nederland
verzamelt informatie van zorgkantoren over de wachtlijsten en biedt hiermee inzicht
in hoeveel mensen er wachten, wat de urgentie is en wat de reden is dat mensen wachten.10 Per 1 januari 2021 is er een nieuwe indeling van wachtstatus en wachtclassificaties,
die beter weergeven wat de reden is dat iemand op de wachtlijst staat en met hoeveel
urgentie iemand zorg nodig heeft. Er zijn vier categorieën: urgent plaatsen, actief
plaatsen, wacht op voorkeur en wacht uit voorzorg.11
De NZa zag gedurende de periode 1 september 2021 tot 1 september 2022 de wachtlijsten
binnen de drie sectoren in de langdurige zorg12 oplopen van 18.688 naar 24.135. Van de 24.138 wachtenden op 1 september 2022 hadden
331 mensen de status urgent plaatsen, 4.987 mensen de status actief plaatsen en 18.817
mensen de status wacht op voorkeur. De groep die wacht uit voorzorg (geen opnamewens)
is niet meegenomen in deze cijfers.
De NZa noemt verschillende factoren die bijdragen aan de wachttijden, zoals het oplopen
van personeelstekorten en ziekteverzuim, de uitbreiding per 1 januari 2021 van de
ggz-aanspraak binnen de Wlz met een veel hogere instroom dan was voorzien en een mogelijk
adequatere registratie van de wachtstatus door een software-update bij een deel van
de zorgkantoren.
Zoals eerder ook aangeven in antwoord op Kamervragen13, herken ik de geschetste ontwikkeling van de wachtlijsten en heb ik uw Kamer hier
regelmatig over geïnformeerd. In de jaren 2022 en 2023 is sprake van een min of meer
stabiele situatie van ongeveer 21.000 wachtenden in de sector V&V, ruim 1.800 in de
sector GHZ en ongeveer 700 wachtenden in de GGZ. De inspanningen in voornoemde programma’s
WOZO, IZA, de toekomstagenda gehandicapten zorg en het programma Toekomstbestendige
Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (TAZ) zijn er op gericht de zorg anders te organiseren,
zodat met de krapper wordende arbeidsmarkt voor zorg en welzijn, de groeiende groep
mensen die behoefte heeft aan zorg en ondersteuning kan worden geholpen. Bijvoorbeeld
door de inzet op preventie, het gebruik van digitale toepassingen en betere samenwerking
tussen informele en formele zorg. Overigens ontvangen de meeste cliënten op de wachtlijst
(overbruggings)zorg.
NZa-verkenning in- en doorstroom van ouderen in de Wlz
Op basis van hun zorgplicht moeten zorgkantoren voor alle cliënten met een Wlz-indicatie
in hun regio('s) waarborgen dat tijdig passende zorg beschikbaar is. Daarvoor is het
van belang dat zorgkantoren overzicht hebben van de dynamiek van de zorgvraag en de
zorgpaden die cliënten doorlopen. Inmiddels heeft de NZa, zoals aangekondigd in haar
Samenvattend rapport 2020–2021, zelf ook onderzoek gedaan naar de instroom van (oudere)
cliënten in de Wlz. Uit deze eerste verkenning maakt de NZa op dat ruim de helft van
de cliënten rechtstreeks vanuit de thuissituatie (met wijkverpleging uit de Zvw of
Wlz-zorg thuis) wordt opgenomen in een Wlz-instelling. Daarnaast blijkt een aanzienlijke
instroom naar de intramurale Wlz te verlopen via «zijpaden» en «versnelde opnames»,
bijvoorbeeld rechtstreeks vanuit het ziekenhuis of vanuit de geriatrische revalidatiezorg
(GRZ-instelling). De NZa vermoedt dat veel van deze ouderen nog niet, of nog niet
lang beschikken over een Wlz-indicatie, waardoor ze nog niet (lang) op de wachtlijst
stonden en zodoende niet in beeld waren bij het zorgkantoor en/of een voorkeursaanbieder
binnen de Wlz. Bij deze «onvoorziene» instroom betreft het cliënten die veelal per
direct Wlz-zorg nodig hebben, waarbij het zorgkantoor nauwelijks tijd heeft om alternatieven
voor een opname te bezien.
De NZa vraagt zich af in hoeverre het inregelen van Wlz-zorg onder tijdsdruk nadelen
heeft voor de betreffende cliënten, voor andere cliënten en voor een doelmatige invulling
van het wachtlijstbeheer en de zorgtoewijzing. Het zou in hun ogen wenselijk zijn
als zorgkantoren tijdig op deze situaties kunnen inspelen.
Door het toepassen van de nieuwe wachtlijstregistratie beschikken de zorgkantoren
over veel meer en specifiekere data waarmee men op geaggregeerd niveau wachtlijsten
en trends kan monitoren. De NZa benoemt een aantal zaken waarop het wenselijk is dat
zorgkantoren meer zicht krijgen. De NZa vindt het een goede ontwikkeling dat een aantal
zorgkantoren bezig is met het ontwikkelen van dashboards in aansluiting op hun (nieuwe)
wachtlijstbeheer. Hiermee krijgen zij veel nieuwe inzichten, bijvoorbeeld over de
reis van cliënten door de Wlz vanaf het moment van indicatie, de redenen waarom bepaalde
aanbieders lange wachtlijsten hebben en hoe vaak het voorkomt dat cliënten actief
moeten worden geplaatst vanwege «dreigende crisis thuis». De cijfers kunnen aanleiding
geven om nader onderzoek te doen en knelpunten te signaleren en aan te pakken. De
NZa verwacht dat met inzichten over hoe ouderen in de Wlz instromen de zorgkantoren
beter invulling kunnen geven aan hun zorgplicht.
3. Bijzondere aandachtspunten
Toepassing van streefnormen ten aanzien van wachttijden
Zorgkantoren houden bij het zorgbemiddeling en het wachtlijstbeheer zo veel als mogelijk
rekening met de persoonlijke situatie en behoeften van de cliënt. Dat wordt geregistreerd
door middel van een wachtlijstclassificatie. Dat is aanvullend op de wachtlijststatus.
De NZa geeft aan dat zorgkantoren momenteel een streefnorm gebruiken voor met name
de mensen die de status «urgent plaatsen» hebben. De streefnorm houdt meer rekening
met de persoonlijke situatie en behoefte van deze cliënten en heeft als doel hen binnen
4 weken een aanbod te doen. De streefnorm voor de urgent wachtenden is dus korter
dan de officiële, meer algemeen geldende, door het veld bepaalde Treeknorm van 6 weken.
De NZa begrijpt en steunt de wens van zorgkantoren om streefnormen te hanteren, omdat
deze beter aansluiten op de classificaties en de individuele behoeften van de cliënt.
De NZa vindt het daarbij van belang dat zorgkantoren laten zien dat deze streefnormen
breed gedragen worden door het veld. Zodra dat het geval is, vindt de NZa dat onderzocht
moet worden of en hoe de streefnormen door de veldpartijen geformaliseerd moeten worden.
Ik voer hierover verkennende gesprekken met de NZa en Zorgverzekeraars Nederland (ZN).
Verder stelt de NZa dat de zorgkantoren zowel de registratie door zorgaanbieders van
de wachtstatus van cliënten als de werking van de streefnormen periodiek moeten evalueren.
Langer thuis wonen
De NZa merkt op, zoals hiervoor ook aangegeven, dat het uitgangspunt van het regeringsbeleid
is (bijvoorbeeld via het programma WOZO) dat ook mensen die langdurig intensieve zorg
nodig hebben zo lang mogelijk thuis blijven wonen. De NZa ziet dat zorgkantoren in
toenemende mate bij de zorginkoop sturen op het contracteren van zorgaanbieders die
zorg op basis van extramurale leveringsvormen (VPT/MPT). De NZa verneemt van zorgkantoren
dat zij via wachtlijstbeheer en afspraken met zorgaanbieders monitoren of de zorg
die Wlz-cliënten krijgen nog passend is. De NZa zegt nog geen goed beeld te hebben
van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de Wlz-zorg thuis (overbruggingszorg
of als keuze van de cliënt), in hoeverre het al lukt om met Wlz-zorg thuis cliënten
langer thuis te laten wonen en wat daarvan de mogelijkheden en beperkingen zijn voor
cliënt en mantelzorger. De NZa vindt het van groot belang dat zorgkantoren goed (blijven)
monitoren en de inzichten die zij hierover opdoen, kenbaar maken. Dat onderschrijf
ik. Bij de beweging naar langer thuis wonen vind ik het net als de NZa van belang
dat er passende zorg wordt geleverd en ervaringen worden gedeeld om er samen van te
kunnen leren en te kunnen bijsturen.
Aandachtspunten pgb
Toename in pgb-aanvragen, niet altijd eigen keuze
De NZa ziet een toename van het aantal pgb-aanvragen. In 2020 maakten 48.669 mensen
gebruik van een pgb binnen de Wlz en in 2021 betreft het 50.236 mensen. Ik onderschrijf
de opvatting van de NZa dat het vanuit het oogpunt van passende zorg belangrijk is
dat het pgb een bewuste keuze is van een cliënt en geen noodgedwongen alternatief
vanwege de toenemende wachtlijsten voor zorg in natura.
Meer aandacht nodig voor toekennen, vaststellen en controleren van pgb’s
De toename in het aantal pgb-aanvragen benadrukt volgens de NZa het belang van een
goede inrichting van het pgb-proces door het zorgkantoor. Uit onderzoek van de NZa14 is gebleken dat zorgkantoren de voorgeschreven achtwekentermijn niet altijd halen
en dat zij het toekenningsproces adequater kunnen inrichten. Verder bleek uit dit
onderzoek dat meerdere zorgkantoren standaard het maximale beschikbare budget toekennen,
ook wanneer er minder budget is aangevraagd. Dit leidt mogelijk tot een hoger gebruik
van zorggelden en daarmee tot ondoelmatigheid. De NZa verwacht van zorgkantoren dat
zij een passend budget toekennen, waarbij uit de toekenning een onderbouwd oordeel
van het zorgkantoor naar voren komt over de hoogte van het toe te kennen bedrag. Hierbij
moet zowel een te hoge als een te lage toekenning worden voorkomen.
Ik deel deze wens met de NZa. Daarom stimuleer ik de werkwijze PGB op Maat15, waarmee een aantal zorgkantoren al werkt of experimenteert. Bij Zorg op Maat kent
het zorgkantoor een budget toe dat past bij de zorgvraag; zij kent dus niet automatisch
het budget toe dat is gekoppeld aan een specifiek zorgprofiel.16 Een aantal zorgkantoren is al gestart met deze werkwijze voor nieuwe budgethouders.
Bij de besluitvorming rond de Voorjaarsnota heeft het Kabinet recent besloten dat
PGB op Maat ook gaat gelden voor bestaande budgethouders; zorgkantoren gaan de werkwijze
per 2025 gefaseerd invoeren. Met ZN en de zorgkantoren tref ik voorbereidingen voor
een zorgvuldige overgang.
Verder merkt de NZa op dat zorgkantoren momenteel niet alle controles – op de juiste
besteding van het budget door de budgethouder – vooraf uitvoeren. Een deel van de
controle vindt pas plaats nadat zorg is verleend, gedeclareerd en in opdracht van
het zorgkantoor is uitbetaald. Dit kan tot gevolg hebben dat een budgethouder grote
bedragen moet terugbetalen. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft zich in zijn
uitspraak van 16 februari 202217 uitgelaten over hoe het pgb-stelsel in de Wlz is opgezet en wat dat betekent voor
de werkwijze van de zorgkantoren. De CRvB benadrukt volgens de NZa dat de controle
achteraf door zorgkantoren niet in overeenstemming is met hoe de Wlz dit voorschrijft.
De NZa ziet deze uitspraak als een aansporing voor zorgkantoren om hun werkprocessen
opnieuw in te richten en controle voornamelijk vooraf te organiseren. Dit draagt bij
aan een rechtmatige en doelmatige uitvoering van het pgb. De NZa zal haar toezicht
hierop aanpassen.
Ik bespreek samen met zorgkantoren, ZN, de SVB en de NZa wat ervoor nodig is om de
controle voorafgaand aan de betaling zo goed mogelijk in te richten.De NZa merkt in
dat kader op dat zorgkantoren de uitvoering van het pgb alleen effectief aan de voorkant
kunnen inrichten als zij daarbij de juiste juridische grondslagen hebben. In samenwerking
met de ketenpartijen analyseer ik of de huidige juridische grondslagen volstaan.
Extra Kosten Corona (EKC)
Tijdens de coronacrisis werd de tijdelijke maatregel Extra Kosten Corona (EKC) opgesteld,
zodat budgethouders tijdelijk meerkosten door corona konden aanvragen bij het zorgkantoor.
De NZa constateert dat zorgkantoren zich inspanden om deze maatregel uit te voeren,
waar ik ze voor wil bedanken. Op grond van eigen onderzoek constateert de NZa ook
dat zorgkantoren het toekenningsproces voor EKC (op onderdelen) beter hadden kunnen
inrichten om meer aan te sluiten bij de gemaakte afspraken en algemene governance
vereisten.18 Net als de NZa hoop ik dat deze lessen helpen om voldoende voorbereid te zijn op
eventuele vergelijkbare situaties in de toekomst.
Vervolgonderzoek sleutelfuncties Wlz-uitvoerders
De NZa constateert dat Wlz-uitvoerders de aanbevelingen van de NZa om hun interne
bedrijfsvoering op orde te brengen grotendeels hebben opgevolgd. Vorig jaar oordeelde
de NZa dat de Wlz-uitvoerders de inrichting hun sleutelfuncties (compliance, risicobeheer
en audit) konden verbeteren. Zij kregen ieder een individuele terugkoppeling mee en
de tekortkomingen moesten voor eind 2021 zijn weggenomen. De NZa zal de voortgang
monitoren in de kwartaaloverleggen met de Wlz-uitvoerders. Ik vind het goed om te
vernemen dat het vervolgonderzoek laat zien dat de sleutelfuncties nu grotendeels
adequaat zijn ingericht.
4. Financiën
Rechtmatigheid steeds beter beheerst, Wlz-uitgaven lopen op
De NZa concludeert dat de kosten van de langdurige zorg in 2021 stegen met 8,9% tot
€ 28,415 mln. Dit betreft zorgkosten, subsidies van Zorginstituut Nederland en de
beheerskosten die de Wlz-uitvoerders maken voor de uitvoering van de Wlz. De zorgkosten
en de beheerskosten vallen onder het toezicht van de NZa. De zorgkosten bedroegen
€ 28.197 miljoen, waarvan € 27.787 mln (98,6%) vastgesteld rechtmatig is uitgegeven (ten opzichte
van 97,2% in 2020).19
De belangrijkste onrechtmatigheden (€ 221 mln in 2021 vs. € 269 mln in 2020) zijn
de formele onrechtmatigheden ten aanzien van het pgb (€ 104 mln) en de mondzorgdeclaraties
(€ 95 mln). De beheerskosten voor de uitvoering van de Wlz door Wlz-uitvoerders bedroegen
€ 218 mln in 2021. Dit volledige bedrag is rechtmatig. De onzekerheden zijn in 2021
gedaald naar € 189 mln (2020: € 446 mln) en hebben vooral betrekking op nacalculaties
waarvoor de NZa zorgaanbieders de mogelijkheid bood deze later aan te leveren (€ 108
mln).
De NZa noteert dat de zorgkantoren de afgelopen jaren samen met de NZa en het Ministerie
van VWS veel inzet hebben getoond om de onrechtmatigheden en onzekerheden terug te
dringen. De rechtmatige besteding van deze kosten neemt sindsdien toe, wat bijdraagt
aan het betaalbaar houden van de langdurige zorg.
Toch blijven er onrechtmatige bestedingen die landelijk spelen. De NZa vindt het in
eerste instantie aan zorgkantoren om onrechtmatigheden op te lossen. In de gevallen
waarin een zorgkantoor dit niet kan, bijvoorbeeld bij vorderingen die oninbaar blijken,
vraagt de NZa een het Ministerie van VWS om voor sommige onrechtmatige bestedingen
de wet zodanig aan te passen dat zorgkantoren deze uiteindelijk alsnog rechtmatig
kunnen verantwoorden.
In reactie hierop kan ik melden dat er momenteel een wetsvoorstel in voorbereiding
is dat aansluit bij dit punt van de NZa. Dit betreft het wetsvoorstel Domein-overstijgende
samenwerking (DOS), dat voorziet in vijf maatregelen die kunnen bijdragen aan de uitvoering
van de Wlz. Het betreft onder andere een maatregel ter uitbreiding van de bevoegdheid
van de NZa tot het onder voorwaarden eenmalig in stand laten van onrechtmatige Wlz-uitgaven,
alsmede een maatregel die Wlz-uitvoerders de mogelijkheid biedt om in aantal gevallen
oninbare vorderingen rechtmatig af te boeken. Het wetsvoorstel DOS is recent voor
advies aangeboden aan de Raad van State.20
Onrechtmatigheid pgb
Uit de rapportage van de NZa blijkt dat de zorgkantoren de onrechtmatigheden hebben
gerapporteerd die door de interne auditdienst van de SVB zijn geconstateerd. In 2021
bedroegen deze onrechtmatigheden in totaal € 103,9 mln. Daarnaast voerden de zorgkantoren,
die één of meer regio's hebben aangesloten op het budgethoudersportaal, zelf een controle
uit op de betaalde pgb-declaraties. Hierbij stelden zij in samenwerking met de SVB
vast of uitbetaalde declaraties voldoen aan wet- en regelgeving. De zorgkantoren rapporteren
op basis hiervan een aanvullende onrechtmatigheid van € 4,5 mln voor declaraties via
het budgethoudersportaal. Deze onrechtmatigheden zijn vooral het gevolg van onvolledige
zorgovereenkomsten en onrechtmatigheden bij het uitvoeren van de betalingen door de
SVB. Daarnaast zijn er overige kleine onrechtmatigheden in het pgb met een totaalbedrag
van € 72K. Ik voer met partijen het gesprek over hoe we deze onrechtmatigheden zoveel
mogelijk kunnen oplossen. In het bijzonder merkt de NZa op dat zorgfuncties ontbreken
op declaraties in het budgethoudersportaal. Daardoor is niet eenvoudig kunnen vast
te stellen of ingediende declaraties overeenkomen met de zorgovereenkomsten. Dit leidt
tot een onzekerheid. Dit punt is mij bekend; samen met ZN en de NZa zal ik zoeken
naar een oplossing.
Formele onrechtmatigheid mondzorg
De NZa merkt ook dit jaar op dat declaraties voor mondzorg in de Wlz formeel onrechtmatig
zijn (€ 94,6 mln). Dit betekent dat de mondzorg wel wordt geleverd aan Wlz-cliënten,
maar dat de kosten van cliënten die verblijf en behandeling van dezelfde instelling
ontvangen, door de aanbieders van mondzorg rechtstreeks bij de zorgkantoren worden
gedeclareerd en niet bij de zorginstelling. Deze werkwijze is niet in lijn met de
Wlz (mondzorg moet door of namens de instelling geleverd worden), waardoor de NZa
een formele onrechtmatigheid heeft geconstateerd. Deze werkwijze is in 2017 tot stand
gekomen, mede in het kader van «[Ont]regel de zorg», als vereenvoudiging van het administratieve
uitvoeringsproces. Daarnaast draagt deze declaratiewijze eraan bij dat meer tandartsen
en mondhygiënisten bereid zijn om zorg te blijven verlenen aan Wlz-cliënten. De NZa
paste haar regelgeving aan om vanaf 2021 deze declaratiewijze mogelijk te maken. Ik
vind het desalniettemin van belang dat deze formele rechtmatigheid wordt opgelost
en ben dan ook met de betrokken partijen de oplossingsrichtingen voor een rechtmatige
verantwoording van mondzorgdeclaraties aan het verkennen. Net als voorgaande jaren
zal ik in de tussentijd aan de ketenpartijen vragen om, in afwachting van de oplossing
voor de formele onrechtmatigheid, de huidige werkwijze te handhaven.
NZa-verkenning materiële controle Wlz-uitvoerders
De NZa heeft een verkenning gedaan naar materiële controles door Wlz-uitvoerders en
hoe zij omgaan met de uitkomsten van materiële controles.
Dit betreft controles waarbij de Wlz-uitvoerder nagaat of de door de zorgaanbieder
in rekening gebrachte prestatie geleverd is en of dit de meest aangewezen prestatie
was gezien de gezondheidstoestand van de verzekerde. Doel van materiële controles
is het vinden en herstellen van fouten (zoals hoge declaraties of niet (volledig)
geleverde zorg), niet het opsporen van fraude. Wel kunnen de uitkomsten aanleiding
zijn voor fraudeonderzoek. De NZa concludeert dat Wlz-uitvoerders veel aandacht hebben
voor een gedegen uitvoering van materiële controles op zorg in natura (pgb’s zijn
buiten beschouwing gebleven) en dat de processen rondom materiële controles een vooruitgang
laten zien. De NZa ziet materiële controles als een belangrijke waarborg voor de betaalbaarheid
van de langdurige zorg en zij verklaart zich daarom blij met de aandacht van zorgkantoren.
Ik vind het goed om te horen dat dit onderwerp de aandacht heeft.
Samenwerken aan toekomstbestendige langdurige zorg
De NZa geeft een aantal aandachtspunten mee aan zorgkantoren, waaronder de (regionale)
aanpak van fricties, het aanjagen van regionale samenwerking en het scherp blijven
op de resultaten hiervan voor cliënten. De NZa signaleert dat het de komende jaren
voor de zorgkantoren een grote opdracht blijft om de zorg op de korte en lange termijn
toegankelijk te houden. De NZa constateert dat zorgkantoren deze problemen niet alleen
kunnen oplossen en roept zorgkantoren dan ook op om het tijdig te signaleren en te
agenderen als zij (naar verwachting) niet kunnen voldoen aan hun zorgplicht. Het doen
van deze signaleringen hoort volgens de NZa ook bij een goede invulling van de zorgplicht
door zorgkantoren. De NZa geeft aan daarnaast samen met zorgkantoren, zorgaanbieders
en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) te willen onderzoeken wat er gedaan
kan worden om te zorgen dat cliënten toch de zorg kunnen ontvangen de zij nodig hebben.
Zoals hiervoor ook al aangegeven onderschrijf ik de aandachtspunten van de NZa en
waardeer ik de bereidheid van de NZa om zelf ook een actieve bijdrage te leveren.
Om de grote uitdagingen in de langdurige zorg het hoofd te bieden en de zorg toegankelijk
te houden voor kwetsbare mensen die het nodig hebben staan we gezamenlijk aan de lat.
Ik steun dan ook de oproep van de NZa om knelpunten te signaleren en agenderen, om
zo te komen tot (nog meer) doelmatig beleid en goede samenwerkingsafspraken tussen
alle betrokken partijen. Hieraan geven we verdere uitvoering via eveneens hiervoor
genoemde programma’s als WOZO, IZA en de Toekomstagenda Gehandicaptenzorg, geflankeerd
door het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) en het programma Toekomstbestendige
Arbeidsmarkt Zorg en welzijn (TAZ).
Als aandachtspunt merkt de NZa daarbij op dat de uitvoering van het WOZO-programma
gevolgen heeft voor de taakuitvoering van zorgkantoren. «Thuis waar het kan» veronderstelt
volgens de NZa dat de zorgkantoren hierin op cliëntniveau sturend kunnen zijn, terwijl
in de Wlz de keuzevrijheid voor de cliënt centraal staat. Door de ruimte tussen wetgeving
en beleid acht de NZa de verwachtingen van de overheid en van de zorgkantoren niet
meer in overeenstemming. De NZa vindt het daarom van belang voor de zorgkantoren dat
de overheid dit in overeenstemming met elkaar brengt en een heldere basis van verwachting
voor de taakuitvoering van de zorgkantoren schept. Ook voor het toezicht van de NZa
hierop is dit van belang. Ik zie ook dat dit een spanningsveld kan worden, met name
in de ouderenzorg, omdat het aantal ouderen de komen de jaren groeit. In het WOZO
programma heb ik dit ook geadresseerd. Ik heb daarom het Zorginstituut gevraagd om
te onderzoeken of het mogelijk is om de groep cliënten af te bakenen die zijn aangewezen
op een verblijfsplek in het verpleeghuis. Parallel onderzoek ik wat de mogelijke gevolgen
zijn voor wetgeving, aanspraken en de rol van zorginkopers. Hierop kom ik uitgebreider
terug in de voortgangsbrief WOZO die voor de zomer aan uw Kamer wordt gestuurd.
De NZa vindt het verder belangrijk dat innovaties en oplossingen die ontstaan om fricties
in de ouderenzorg op te lossen ook door de zorgkantoren worden bezien om toegankelijkheidsvraagstukken
voor de cliënten in de GHZ en GGZ het hoofd te bieden. Juist omdat deze cliënten ook
steeds ouder worden en daarbij ook vergelijkbare complexe meervoudige problematiek
in zorgzwaarte speelt. Los hiervan merkt de NZa op dat jongvolwassen cliënten in de
GHZ en GGZ bijvoorbeeld aandacht vragen voor aanpassingen in de invulling van de zorg
die beter passen bij hun zorgbehoefte, zoals bijvoorbeeld meer variëteit in de dagbesteding.
Ik vind het belangrijk om samen met betrokken partijen te bezien welke sociale en
technische innovaties er zijn en of die breder kunnen worden ingezet. Voorts merk
ik dat zorgkantoren nadenken of en hoe bewezen zorgtechnologie verplicht kan worden
ingezet om de toegankelijkheid van de zorg te behouden. Ik kan me daar veel bij voorstellen
en ga daarover graag met betrokken partijen in gesprek.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Indieners
-
Indiener
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.