Brief regering : Kabinetsreactie periodieke rapportage 'Werkloosheid werknemers'
26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
Nr. 718
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2023
1. Inleiding
De overheid biedt een vangnet voor werknemers die onvrijwillig werkloos worden. Door
middel van de werkloosheidswet (WW) ondersteunen we mensen om de tijdelijke inkomensdaling
als gevolg van werkloosheid op te kunnen vangen. Daarnaast bieden we ondersteuning
in de zoektocht naar een nieuwe baan. Hiermee bieden we de helpende hand aan degenen
die het nodig hebben.
Met deze brief bied ik u de periodieke rapportage aan voor het thema «Werkloosheid
werknemers». In deze rapportage is het werkloosheidsbeleid voor werknemers beoordeeld
op doeltreffendheid en doelmatigheid. Tevens bied ik u het schriftelijk oordeel over
de rapportage van twee onafhankelijke deskundigen aan.
Inzicht in de kwaliteit van beleid is een groot goed. Om het inzicht in de kwaliteit
van beleid te vergroten hanteert de overheid een evaluatiestelsel waarbij een beleidsterrein
iedere vier tot zeven jaar wordt doorgelicht. Via een synthese-onderzoek worden dan
conclusies getrokken over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het betreffende
beleidsterrein. De vorige evaluatie van het werkloosheidsbeleid voor werknemers dateert
uit 2016.1 Deze nieuwe rapportage bouwt daarop voort.
In deze brief neem ik u allereerst mee in de context en opzet van de rapportage. Vervolgens
licht ik de belangrijkste conclusies van de rapportage toe. Daarna presenteer ik de
zienswijze van het kabinet met betrekking tot de bevindingen.
2. Context en opzet van de periodieke rapportage
2.1 Welk beleid is geëvalueerd?
Deze periodieke rapportage kent als thema «Werkloosheid werknemers».
Hieronder vallen alle uitgaven van artikel 5 van de SZW-begroting, met uitzondering
van de uitgaven voor Caribisch Nederland.2 De afbakening van deze rapportage sluit daarmee grotendeels aan bij de afbakening
van de beleidsdoorlichting van artikel 5 uit 2016.3 Het grootste deel van de uitgaven van artikel 5 volgt uit de WW. De WW staat dan
ook centraal in deze rapportage.
De werkloosheidsbescherming van zelfstandigen is geen onderdeel van deze rapportage.
Deze keuze is gemaakt omdat de verschillen tussen werknemerschap en zelfstandigheid
beter in zijn totaliteit kunnen worden onderzocht dan per deelgebied. Voor dergelijk
onderzoek verwijs ik u naar het IBO zzp4 en het eindrapport van de Commissie Regulering van Werk.5
Een belangrijke toevoeging ten opzichte van de evaluatie van 2016 is dat nu ook de
uitvoering en de doenbaarheid van het WW-beleid expliciet zijn onderzocht. Het beleid
is pas doeltreffend als dat ook in de praktijk zo uitpakt. Het geheel van de UWV-uitvoering
is in 2021 ook eigenstandig doorgelicht.6 Hierbij is de wisselwerking tussen de inhoud van iedere wet (zoals de WW) met de
uitvoering nog niet meegenomen.
Middels het WW-vereenvoudigingstraject dat ik eerder heb aangekondigd7 doe ik momenteel nog aanvullend onderzoek naar de werking van de WW. De uitkomsten
hiervan verwacht ik op korte termijn. Op dit traject ga ik nader in onder het kopje
Kabinetsreactie op de bevindingen.
2.2 Kenmerken van de WW
De WW biedt een tijdelijke uitkering aan verzekerde werknemers bij werkloosheid. Het
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) voert de WW uit. Het aantal WW-uitkeringen
bedroeg eind 2022 150 duizend. De totale WW-uitgaven (de som van uitkeringslasten
en uitvoeringskosten) bedroegen in 2022 € 3,3 miljard. De totale WW-uitgaven fluctueren
sterk onder invloed van de conjunctuur. Zo waren deze uitgaven de afgelopen tien jaar
op zijn hoogst € 8,0 miljard in 2014.
2.3 Structuur van de rapportage
Het beleid binnen het thema «Werkloosheid werknemers» kent twee hoofddoelstellingen.
Dat zijn het bieden van bescherming tegen de financiële gevolgen van werkloosheid
(inkomensbescherming) en het stimuleren om het werk te hervatten (activering). Het
beleid dat binnen het thema valt is in de rapportage onderverdeeld naar deze twee
doelstellingen. Onder het onderdeel «inkomensbescherming» valt uitsluitend de WW.
Dit is namelijk het enige structurele inkomensbeschermingsinstrument binnen dit thema.
Onder het onderdeel «activering» valt onder meer de dienstverlening van UWV gericht
op terugkeer naar werk vanuit de WW, maar bijvoorbeeld ook de uitgaven aan scholing
voor WW-gerechtigden.
3. Bevindingen van de periodieke rapportage
In deze paragraaf presenteer ik de belangrijkste bevindingen van de rapportage. Hierbij
maak ik, net als in de rapportage zelf, onderscheid tussen de inkomensverzekering
enerzijds en de activerende instrumenten anderzijds. Ik begin ieder onderdeel met
de overkoepelende conclusie, waarbij de onderbouwing erna volgt.
3.1 Doeltreffendheid en doelmatigheid van de inkomensverzekering (WW)
Harde conclusies over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de WW zijn niet eenvoudig
te trekken. Voor de doelstelling van inkomensbescherming is namelijk geen criterium
vastgelegd over wat voldoende bescherming is. Desalniettemin is de conclusie van het
rapport dat de WW een behoorlijke mate van inkomensbescherming biedt, zeker in internationaal
perspectief. Voor de meeste mensen is de WW toereikend om de periode tot een nieuwe
baan te overbruggen. Daarnaast volgen uit de rapportage geen evidente doelmatigheidsverbeteringen.
Ondanks het ontbreken van een criterium voor voldoende inkomensbescherming, kan de
werking van het werkloosheidsbeleid op verschillende manieren inzichtelijk worden
gemaakt. De rapportage doet dit langs vier hoofdlijnen.
1. Allereerst zijn de beleidsuitkomsten voor WW-gerechtigden onderzocht. Daarbij gaat
het om indicatoren over bijvoorbeeld de snelheid en kwaliteit van werkhervatting.
De conclusie is dat de beleidsuitkomsten voor WW-gerechtigden gedurende de onderzoeksperiode
zijn verbeterd. Juist groepen met een achterstand tot de arbeidsmarkt hebben relatief
een inhaalslag gemaakt (bijvoorbeeld ouderen). Het is aannemelijk dat de arbeidsmarktkrapte
een belangrijke rol speelt in deze ontwikkelingen.
2. Daarnaast zijn de effecten van de WW-beleidswijzigingen van 2006 en 2015 onderzocht.
Een belangrijk onderdeel van beide wijzigingen was een verkorting van de wettelijke
maximale WW-duur. In 2006 is middels de Wet wijziging WW-stelsel en ontslagrecht de
maximale WW-duur verkort van 5 jaar naar 38 maanden. In 2015 is middels de Wet werk
en zekerheid (Wwz) de maximale WW-duur verder verkort, van 38 naar 24 maanden.8 Daarnaast is met de Wwz de opbouw van WW-rechten gewijzigd, waardoor werknemers minder
snel WW-rechten opbouwen. Bij zowel de beleidswijzigingen van 2006 als 2015 is gewerkt
met een overgangsperiode. Hierdoor duurt het een aantal jaren voordat de wijzigingen
volledig zijn gerealiseerd en kunnen worden onderzocht. Beide wijzigingen zijn inmiddels
(gedeeltelijk) onderzocht. Het effect van de wijziging van 2006 is gemiddeld genomen
positief. Ondanks dat mensen hierdoor gemiddeld minder WW-rechten hadden, verbeterde
hun gemiddelde inkomenspositie. Deze wijziging was daarmee zowel doeltreffend als
doelmatig. De wijziging van 2015 is nog niet volledig onderzocht, omdat de verkorting
van de maximale duur tot voor kort nog niet volledig was gerealiseerd. Het onderzoek
dat er is laat enig positief effect op de werkhervatting zien. Op het totale inkomen
is nog geen positief of negatief effect waarneembaar.
3. Verder heeft het Centraal Plan Bureau (hierna: CPB) ten behoeve van de periodieke
rapportage de impact van de WW op de financiële stabiliteit van huishoudens onderzocht.
Daarbij is middels een modelsimulatie gekeken naar hoelang huishoudens hun vaste en
noodzakelijke uitgaven kunnen blijven doen bij een scenario van werkloosheid van de
hoofdkostwinner zonder werkhervatting. In zo’n situatie teren veel huishoudens in
op hun financiële buffers en niet iedereen houdt dat even lang vol. De uitkomst van
de simulatie is dat 5 procent van de huishoudens in de uitgangssituatie (dat wil zeggen
zonder werkloosheid) al onvoldoende middelen heeft om de vaste uitgaven twee jaar
te betalen. In het geval van blijvende werkloosheid van de hoofdkostwinnaar neemt
deze groep onder het huidige beleid toe met 10 procentpunt. Zonder WW zou de toename
bij blijvende werkloosheid 30 procentpunt zijn. In het geval van blijvende werkloosheid
en geen WW-uitkering is de inschatting op basis van het model dus dat 35 procent van
de huishoudens binnen twee jaar door hun reserves heen is. Dit onderstreept de belangrijke
mate waarin de WW inkomensbescherming biedt. Tegelijkertijd laat het zien dat een
groot deel van de huishoudens een flinke inkomensschok kan opvangen. De inschatting
is dat 65 procent van de huishoudens ook zonder WW-uitkering een periode van ten minste
twee jaar kan overbruggen, zij het met een beperkt uitgavenniveau.
4. Als laatste is in de rapportage gekeken naar de neveneffecten van de WW, zoals welzijns-
en gezondheidseffecten. De meeste studies vinden een duidelijk negatief effect van
werkloos zijn op het welzijn en de gezondheid van mensen. Zo komen psychische problemen
gemiddeld ruim twee keer zo vaak voor onder werklozen. Een werkloosheidsverzekering
perkt deze effecten tot op zekere hoogte in. Op deze wijze draagt de WW bij aan een
beter welzijn van werklozen.
Naast de doeltreffendheid en doelmatigheid van de WW-uitkering zelf, is ook de doeltreffendheid
en doelmatigheid van het proces van uitkeringsverstrekking onderzocht. Hieronder vallen
de kosten die UWV maakt voor bijvoorbeeld het vaststellen van het recht op uitkering
en de maandelijkse uitbetaling van de uitkering.
De WW-uitvoering scoort goed op de elementen klantgerichtheid en tijdigheid. Daarnaast
is de doelmatigheidsontwikkeling van de WW-uitvoering over de afgelopen jaren positief.
Deze conclusie volgt uit een analyse van de kostenontwikkeling in relatie tot de kwaliteitsontwikkeling.
Daarentegen scoort de foutgevoeligheid van de WW-uitkeringsverstrekking minder goed. Met behulp van steekproefonderzoek onderzoekt UWV regulier
de rechtmatigheid van de uitkeringsverstrekking. Het rechtmatigheidspercentage van
de WW ligt vanaf 2016 met gemiddeld 98 procent iets onder de rijksbrede norm van 99
procent rechtmatigheid. Ten slotte zijn op de aspecten doenbaarheid en wendbaarheid
geen harde conclusies getrokken.
3.2 Doeltreffendheid en doelmatigheid van de activerende instrumenten
Door een gebrek aan effectiviteitsonderzoek concludeerde de doorlichting uit 2016
dat het moeilijk was om harde conclusies te trekken over de doeltreffendheid en doelmatigheid
van de meeste activerende WW-instrumenten. Sindsdien is er veel onderzoek verricht.
Hierdoor is het nu beter mogelijk om conclusies te trekken over de effectiviteit van
het activeringsbeleid.
De rapportage concludeert dat de meeste activerende instrumenten doeltreffend zijn.
Daarnaast komen uit de analyse geen duidelijke doelmatigheidsverbeteringen naar voren.
Kanttekening hierbij is dat er voor sommige instrumenten aanvullend onderzoek nodig
is om de doeltreffendheid en doelmatigheid goed te kunnen beoordelen.
3.2.1 Persoonlijke dienstverlening
De persoonlijke dienstverlening door het UWV is qua uitgaven verreweg het grootste
activerende instrument. Na een eerdere afschaling is de persoonlijke dienstverlening
vanaf 2016 opnieuw geïntensiveerd. In navolging hierop is het gehele dienstverleningsconcept
de afgelopen jaren experimenteel onderzocht.9
Uit het onderzoek volgt dat de inzet van persoonlijke dienstverlening leidt tot een
grotere baankans en een lager beroep op de WW binnen 24 maanden na instroom. Gemiddeld
genomen leidt de inzet van persoonlijke dienstverlening tot een hogere baankans van
1,7 procentpunt en een afname van het beroep op de WW van 1,9 procentpunt. De positieve
effecten zijn weliswaar redelijk beperkt in omvang, maar door de relatief lage kosten
ruim voldoende om zichzelf terug te verdienen. 24 maanden na instroom worden de maatschappelijke
baten in totaal ingeschat op € 201 miljoen, tegenover kosten van ongeveer € 97 miljoen.
De persoonlijke dienstverlening van UWV is daarmee kosteneffectief.
Het positieve effect van dienstverlening op de baankans is terug te zien bij alle
groepen in de WW, maar is niet voor alle groepen even groot. Het positieve effect
is het meest merkbaar bij WW-gerechtigden met een relatief hoge werkhervattingskans
bij instroom in de WW. Voor de groepen met een lage werkhervattingskans blijkt er
meer nodig dan uitsluitend laagdrempelige interventies.
3.2.2 Overige activerende instrumenten
Een ander relatief groot activerend instrument is het WW-scholingsbudget. Het beschikbare onderzoek10 naar de doeltreffendheid van scholing laat zien dat gerichte scholing effectief is
in het vergroten van de duurzame werkhervatting van mensen met een grotere afstand
tot arbeidsmarkt. Verder toont onderzoek aan dat de werking van scholing afneemt bij
een minder gerichte inzet.
Met betrekking tot de overige onderdelen van het activerend beleid is het oordeel
over de doeltreffendheid en doelmatigheid overwegend positief.
Voor de instrumenten passend werkaanbod en de sollicitatieplicht is meer onderzoek
nodig om duidelijke conclusies te kunnen trekken over de effectiviteit.
4. Kabinetsreactie op de bevindingen
4.1 Inkomensverzekering (WW)
Het kabinet is van mening dat deze rapportage de belangrijke functie van de WW onderstreept.
Voor de meeste mensen biedt de uitkering voldoende vangnet om de periode tussen twee
banen te overbruggen. Zonder WW-uitkering zouden substantieel meer huishoudens in
de financiële problemen komen bij baanverlies, zo blijkt uit het CPB-onderzoek. Daarnaast
wenst het kabinet te benadrukken dat de functie van de WW-uitkering verder strekt
dan uitsluitend het borgen van de financiële stabiliteit van huishoudens. De uitkering
zorgt bijvoorbeeld ook voor positieve welzijnseffecten. Daarnaast vangt het voor de
economie als geheel schokken op door in tijden van laagconjunctuur de bestedingen
van huishoudens deels op peil te houden. Hoewel uit de rapportage geen grote concrete
beleidsaanbevelingen volgen met betrekking tot de WW, ziet het kabinet nog voldoende
ruimte voor verbetering. Het kabinet ziet deze verbetering langs de lijnen van de
aanpak van armoede en schulden, het betrekken van het perspectief van de uitvoering
en uitkeringsgerechtigden bij het beleid en het verbeteren van de arbeidsmarktpositie
van oudere werklozen.
4.1.1 Aanpakken van armoede en schulden
Voor de meeste werknemers biedt de WW voldoende ondersteuning. Er is ook een groep
die ondanks het ontvangen van een WW-uitkering nog steeds te maken kan krijgen met
geldzorgen in het geval van werkloosheid. Geldzorgen kunnen stress, eenzaamheid en
uitsluiting tot gevolg hebben. Om armoede en schulden terug te dringen is het kabinet
in juli 2022 gestart met de aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden.11 Het programma is opgebouwd uit vier programmalijnen: (1) bestaanszekerheid, (2) preventie en meedoen, (3) een overheid die werkt en (4) sneller perspectief.
Het kabinet heeft in juni 2023 de eerste voortgangsrapportage hierover met uw Kamer
gedeeld.12
4.1.2 Aandacht voor de uitvoering
In de rapportage is ook de uitvoering van de WW onderzocht. Hiermee onderstreept het
kabinet het belang dat zij hecht aan de kwaliteit en toekomstbestendigheid van de
publieke dienstverlening. Uit het programma Werk aan Uitvoering13 en de publicatie Staat van de Uitvoering blijkt dat op dit gebied nog veel verbeterpotentieel
is.14 Hier zet het kabinet zich dan ook voor in.
De wet- en regelgeving rondom de WW is complex en niet altijd makkelijk te doorgronden.
Dit brengt uitdagingen met zich mee voor de uitvoering, hetgeen ook in de rapportage
naar voren komt. Deze complexiteit vormt niet alleen een uitdaging voor de uitvoering,
maar ook voor uitkeringsgerechtigden en werkgevers. Op dit moment is er geen compleet
overzicht van de knelpunten die zij als gevolg van deze complexiteit ervaren.
Daarom heeft het kabinet een vereenvoudigingstraject opgestart.15 Doel van het traject is om de WW te optimaliseren en beter te laten aansluiten op
de behoeftes van uitkeringsgerechtigden, werkgevers en de uitvoering. Binnen dit traject
vindt op dit moment als eerste stap een onderzoek plaats naar de knelpunten in de
WW zoals die door deze groepen worden ervaren. Op basis daarvan beoordeelt het kabinet
vervolgens of en hoe de WW aangepast wordt.
Daarnaast zijn in juni 2023 de uitkomsten van het IBO vereenvoudiging sociale zekerheid
met uw Kamer gedeeld.16 Waar mogelijk wordt bij het vervolg van het vereenvoudigingstraject WW de inzichten
en suggesties uit het IBO meegenomen.
4.1.3 Aandacht voor het perspectief van uitkeringsgerechtigden
In navolging van het WRR-rapport «weten is nog geen doen»17 heeft het kabinet ingezet op meer aandacht voor het doenvermogen van burgers. Werkloos
worden is voor veel mensen een ingrijpende gebeurtenis is. Het heeft daardoor grote
invloed op wat mensen kunnen en begrijpen. Daarom dienen we als overheid goed stil
te staan bij wat we van mensen verwachten in deze situatie.
De rapportage concludeert dat een algemeen oordeel over de doenbaarheid van de WW
op dit moment niet is te geven. Het IBO vereenvoudiging sociale zekerheid geeft al
wel enig inzicht in de doenbaarheid van de WW. In combinatie met de resultaten van
het onderzoek naar vereenvoudiging van de WW verwacht het kabinet een goed beeld te
krijgen van de doenbaarheid van de WW. Met behulp van deze inzichten werkt het kabinet
toe naar een sociaal zekerheidsstelsel dat beter werkt voor de doelgroep.
4.1.4 Verbeteren van de arbeidsmarktpositie van oudere werklozen
Uit de rapportage blijkt dat de arbeidsmarktpositie van oudere werklozen de afgelopen
jaren is verbeterd maar dat nog steeds sprake is van een achterstand ten opzichte
van andere groepen. De krappe arbeidsmarkt draagt bij aan deze inhaalslag, alsmede
waarschijnlijk de verbeterde opvattingen van werkgevers over oudere werknemers. Ouderen
worden niet vaker werkloos dan anderen, maar vinden na baanverlies wel nog steeds
minder snel een nieuwe werkplek.
Met de seniorenkansenvisie (hierna: SKV) heeft het kabinet in 2022 zijn visie hierop
uiteengezet.18 Het doel van deze visie is om de arbeidsmarktpositie van 55-plussers verder te verbeteren.
Dit doet het kabinet aan de hand van 3 thema’s: (1) beeldvorming rondom oudere werknemers,
(2) intensieve begeleiding & matching en (3) scholing, duurzame inzetbaarheid en Leven
Lang Ontwikkelen. Het kabinet informeert uw Kamer over de voortgang van de SKV voor
de begrotingsbehandeling SZW 2024.
4.2 Activerende instrumenten
Met betrekking tot de activerende instrumenten is het kabinet tevreden over de stappen
die de afgelopen jaren zijn gezet.
Niet alleen werken we toe naar een steeds doelmatiger activeringsbeleid voor de WW.
Ook weten we de effectiviteit van het beleid steeds beter te onderbouwen.
De effectmeting van de WW-dienstverlening is daarin een belangrijke stap geweest.
Het is goed om te zien dat de inspanningen op het gebied van persoonlijke dienstverlening
hebben geleid tot een doeltreffend instrument. Hoewel de uitkomsten van de effectmeting
over het algemeen positief zijn, bleven de effecten voor mensen met een grotere afstand
tot de arbeidsmarkt achter. Het positieve effect van persoonlijke dienstverlening
is voor deze groep minder groot. Dit is een zorgpunt voor het kabinet. We blijven
daarom met het UWV actief zoeken naar nieuwe manieren om deze mensen naar werk te
helpen. Het dienstverleningsmodel heeft op dit punt blijvend doorontwikkeling nodig
zodat juist de mensen met meer belemmeringen beter geholpen worden.
Het kabinet ziet ook mogelijkheden om de arbeidsmarktpositie van mensen met een grotere
afstand tot de arbeidsmarkt te verbeteren middels de voorgenomen hervorming van de
(regionale) arbeidsmarktinfrastructuur.19 Vanuit de verstevigde regionale samenwerking kan meer passende dienstverlening naar
werk worden geboden voor deze groep. Ook voor mensen zonder WW-uitkering (bijvoorbeeld
mensen die met ontslag worden bedreigd, mensen met een bijstandsuitkering of herintreders
zonder uitkering) wenst het kabinet de arbeidsmarktpositie te verbeteren middels de
voorgenomen hervormingen. Het kabinet werkt, samen met betrokken partijen waaronder
UWV, aan uitwerking en concretisering van deze ambitie. Het kabinet is voornemens
om uw Kamer rond de zomer van 2023 te informeren over de stand van zaken.
Verder concludeert de rapportage dat de effectiviteit van sommige onderdelen van het
activeringsbeleid nog niet goed onderbouwd kan worden. Het grootste beleidsonderdeel
waarvoor dit geldt is de sollicitatieplicht. Om die reden hebben UWV en SZW de afgelopen
tijd gewerkt aan de opzet voor een grootschalig onderzoek om de effectiviteit van
de sollicitatieplicht te meten. De verwachting is dat het onderzoek in het eerste
kwartaal van 2024 start. In het onderzoek wordt de effectiviteit van de huidige sollicitatieplicht,
als invulling van de wettelijke inspanningsplicht, bekeken ten opzichte van (a) een
alternatieve invulling waarbij meer ruimte is voor individuele afspraken en (b) een
alternatieve invulling waarbij er geen (harde) inspanningsverplichting aanwezig is.
Over dit onderzoek is uw Kamer geïnformeerd in de Stand van de uitvoering.20
4.3 Vervolgonderzoek
Vanuit de rapportage en de onafhankelijke deskundigen worden er een aantal mogelijkheden
voor vervolgonderzoek geschetst. Deze zien onder meer op het verder onderzoeken van
de effecten van de Wet werk en zekerheid, het verder onderzoeken van de welzijnseffecten
van de WW en het verder onderzoek doen naar instrumenten die de baankansen voor kwetsbare
groepen21 kunnen vergroten. Het kabinet neemt deze en de andere suggesties voor onderzoek ter
harte en betrekt deze zo veel als mogelijk in de Strategische Evaluatieagenda voor
het thema «Werkloosheid werknemers». Deze onderzoeksagenda is jaarlijks terug te vinden
in de begroting van SZW.
5. Tot slot
Deze periodieke rapportage biedt een goed overzicht van waar we anno 2023 staan met
betrekking tot het werkloosheidsbeleid voor werknemers. Het positieve oordeel van
de onafhankelijke deskundigen bevestigt de kwaliteit van het rapport en ik dank de
betrokken onderzoekers dan ook voor de oplevering van het rapport.
Ik concludeer dat het werkloosheidsbeleid voor werknemers doet wat het moet doen.
Het biedt inkomenszekerheid na baanverlies en ondersteunt werkzoekenden in hun terugkeer
naar werk. Dat laat onverlet dat ik nog voldoende ruimte voor verbetering zie, onder
meer door middel van vereenvoudiging. De resultaten van het onderzoek naar de vereenvoudiging
van de WW en eerste reactie daarop deel ik naar verwachting met u na het zomerreces
van 2023.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Indieners
-
Indiener
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid