Brief regering : Uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Ceder c.s. over een onafhankelijke nationaal onderzoek naar het slavernijverleden (Kamerstuk 30950, nr. 272)
36 284 Slavernijverleden
Nr. 31
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juni 2023
Met deze brief bied ik u de publicatie «Staat en Slavernijverleden: Het koloniale
slavernijverleden en zijn doorwerkingen» aan. Met deze publicatie geeft het kabinet
uitvoering aan de motie van het lid Ceder c.s. uit juli 2021.
Deze motie verzocht de regering om: «de uitkomsten van een onafhankelijk nationaal
onderzoek naar het slavernijverleden te presenteren en inzichtelijk te maken wat er
heeft plaatsgevonden ten tijde van de slavernij, namens wie en hoe met als uiteindelijk
doel te komen tot een proces dat de maatschappelijke eenheid binnen het Konikrijk
der Nederlanden versterkt»1
Regiegroep
Het onderzoek is uitgevoerd door een Regiegroep met vertegenwoordiging vanuit de wetenschappelijke
instituten Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), Internationaal
Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), Universiteit van Curaçao (UoC), en het
Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee).2
Bij de uitvoering zijn een veertigtal auteurs uit Nederland, het Caribisch Deel van
het Koninkrijk, en Suriname betrokken geweest. Ik wil de Regiegroep en deze auteurs
danken voor de totstandkoming van deze veelzijdige en belanghebbende studie. Daarnaast
heeft een klankbordgroep de Regiegroep op gezette tijden van onafhankelijk advies
en expertise voorzien. Ik wil de leden van de klankbordgroep van harte danken voor
hun inzet.
Met de publicatie van «Staat en Slavernij» levert de Regiegroep een belangrijke bijdrage
aan het inzicht in het Nederlandse slavernijverleden, en de rol die de Staat en diens
voorgangers daarin hebben gespeeld. Hiermee bouwen zij tevens voort op het werk van
de vele wetenschappers, auteurs en anderen die zich de afgelopen decennia hebben ingezet
voor meer kennis en inzicht ten aanzien van dit verleden.
Betrokkenheid Staat en Voorgangers
Op 19 december jl. heeft het kabinet excuses aangeboden voor de betrokkenheid van
historische, bestuurlijke voorgangers van de Staat bij de slavernij (Kamerstuk 36 284, nr. 1). De bevindingen uit «Staat en Slavernij» onderstrepen nogmaals en met kracht de
rol en betrokkenheid van de Staat en diens voorgangers bij het slavernijverleden.
Daaruit komt een confronterend en zeer pijnlijk beeld naar voren over die betrokkenheid.
Het onderzoek onderstreept daarmee het belang van de excuses die regering heeft aangeboden
voor de bestuurlijke verantwoordelijkheid van diens voorgangers.
Daarom past het dat dit onderzoek wordt gepubliceerd op de drempel van het Herdenkingsjaar
Slavernijverleden, waarin we met elkaar stilstaan bij de betekenis van dit verleden
voor onze hedendaagse samenleving.
Doorwerking en maatschappelijke bewustwording
Staat en Slavernijverleden onderzoekt niet alleen de historische betrokkenheid van
de Staat en voorgangers bij het slavernijverleden, maar gaat ook in op het actuele
debat over de doorwerking daarvan in het heden. Belangrijke constatering van het onderzoek
is dat deze breed wordt ervaren onder nazaten en dat het daarmee van belang is om
meer inzicht te krijgen in de wijze(n) waarop deze doorwerking plaatsvindt.
De excuses van 19 december jl. zijn slechts een beginpunt in een proces van maatschappelijke
heling en verwerking. Dat begint met een beter inzicht in de doorwerking van het slavernijverleden
heden ten dage. De agenda met adviezen voor vervolgonderzoek die de Regiegroep later
dit jaar aanlevert is dan ook van groot belang voor het vervolgonderzoek naar dit
onderwerp. Deze agenda zal ik te zijner tijd ook met uw Kamer delen.
Tegelijkertijd draagt dit onderzoek ook bij aan een breder maatschappelijk proces
van bewustwording in de gehele samenleving ten aanzien van het slavernijverleden.
Als zodanig biedt de publicatie een handvat om breder met elkaar in gesprek te gaan
voor de betekenis van dit gedeelde verleden.
Vervolgonderzoek
Ter onderbouwing van de excuses heeft het kabinet op 19 december jl. toegezegd om
als onderdeel van het pakket van maatregelen van € 200 miljoen, middelen vrij te maken
voor een breder, meerjarig vervolgonderzoek. Tijdens het debat van 25 januari jl.
heb ik uw Kamer mondeling toegezegd dat er in dit onderzoek aandacht zal komen voor
het vraagstuk van doorwerking. De resultaten van het vandaag gepresenteerde onderzoek,
en de agenda die de regiegroep later dit jaar publiceert, vormen hiervoor belangrijke
bouwblokken.
Het kabinet gaat dit najaar met nazaten en wetenschappers in gesprek over de verdere
invulling van dit vervolgonderzoek. Uitgangspunt hiervoor is dat nazaten actief betrokken
zijn bij de verdere invulling, organisatie en uitvoering van deze beoogde onderzoeksagenda. Ik zal u eind dit jaar in de bredere
voortgangsbrief over het slavernijverleden die ik uw Kamer heb toegezegd, informeren
over de verdere invulling van dit traject.3
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
Indieners
-
Indiener
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties