Brief regering : Antwoorden op vragen commissie van de V-100 bij het jaarverslag Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022 (thema Lerarentekort)
36 360 VIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022
Nr. 9
                   BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juni 2023
Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
                  de antwoorden op de vragen van de Commissie voor de Rijksuitgaven over het lerarentekort.
               
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Vragen over de aanpak van het lerarentekort
1. Hoe zorgt u ervoor dat scholen van elkaar kunnen leren over hun werkdrukaanpak?
Zowel scholen in het primair als in het voortgezet onderwijs ontvangen geld voor de
                  aanpak van de werkdruk. Scholen in het primair onderwijs ontvangen sinds 2018 werkdrukmiddelen
                  en met het Onderwijsakkoord 2022 (Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 615) is jaarlijks € 300 miljoen euro voor vo-scholen ter beschikking gekomen. Gekozen
                  is voor maatwerk op schoolniveau. Schoolteams kunnen zelf bepalen waar de middelen
                  het beste aan besteed kunnen worden. Via het Platform werkdruk po van Arbeidsmarktplatform
                  primair onderwijs is tijdens de opstartfase een aantal jaren kennis en informatie
                  gedeeld om leraren en schoolleiders te helpen bij de aanpak van de werkdruk. In het
                  vo ondersteunt VOION, het arbeidsmarkt en opleidingsfonds voor het vo, scholen met
                  informatie en goede voorbeelden. Daarnaast wordt de besteding van de werkdrukmiddelen
                  in het po gemonitord en wordt de monitoring in het vo momenteel gestart.
               
2. Weet u of vermindering van de werkdruk leidt tot een verlaging van het lerarentekort
                     op een school en zo ja, hoe stelt u dit vast?
Vermindering van de werkdruk zorgt voor verminderde uitval van leraren en draagt bij
                  aan de aantrekkelijkheid van het beroep. Uit monitoring van de werkdrukaanpak in het
                  po blijkt dat de aanpak werkt en de werkdruk daalt.1 Vermindering van de werkdruk is één van de maatregelen in de aanpak van het lerarentekort.
                  Het totale effect van alle maatregelen in de aanpak van de tekorten op het lerarentekort
                  is opgenomen in de jaarlijkse trendrapportage onderwijsarbeidsmarkt. Voor de monitoring
                  van de werkdrukmiddelen in het vo zijn we met de onderwijspartijen (VO-raad, de AOb,
                  de FNV, de CNV en de FvOv) overeengekomen dat we een meerjarig onderzoek uitzetten
                  via een onafhankelijk onderzoeksbureau. Dit onderzoek loopt van 2023 tot en met 2027
                  en levert een startrapportage, drie tussenrapportages en één eindrapportage op. Met
                  dit onderzoek willen we onder andere zicht krijgen op de werkdruk op school en de
                  inzet van de werkdrukmiddelen. Onderdeel van de monitoring is de opvolging van de
                  cao-afspraken over de inzet van de werkdrukmiddelen door scholen.
               
3. Weet u waarom van de vijf financiële instrumenten voor het arbeidsmarktbeleid (p 81),
                     twee instrumenten (kosten opleidingsscholen en Lerarenbeurs) minder worden benut?
                     Wat betekent dit voor de aanpak van het lerarentekort?
Bij beide instrumenten gaat hem om middelen die door het veld kunnen worden aangevraagd.
                  De tegemoetkoming kosten opleidingsscholen is een regeling voor partnerschappen Samen
                  Opleiden. Er is afgesproken om in 2030 alle studenten aan de lerarenopleidingen op
                  te leiden volgens de principes van Samen Opleiden. De middelen lopen daarvoor geleidelijk
                  op om te zorgen dat er ook budget is voor al deze studenten. De groei in het Samen
                  Opleiden verloopt minder gelijkmatig, waardoor er in 2022 geld over is gebleven. Er
                  wordt door de partnerschappen en het platform hard gewerkt aan de groei van het aantal
                  studenten in Samen Opleiden en de doelstelling van 100% in 2030 is nog steeds binnen
                  bereik. Dit zal binnen de onderwijsregio’s verder invulling krijgen. Voor de lerarenbeurs
                  was een aanzienlijk hoger aantal aanvragen verwacht dan geraamd in 2022. De lerarenbeurs
                  heeft geen direct effect op het lerarentekort aangezien deze beurs alleen kan worden
                  aangevraagd door mensen die al bevoegd als leraar aan het werk zijn. Wel kan de lerarenbeurs
                  bijdragen aan de aantrekkelijkheid van het beroep.
               
4. In hoeverre kunnen mensen die werkzaam zijn in het onderwijs zich in hun vak doorontwikkelen
                     volgens de afspraken van het Onderwijsakkoord (bijvoorbeeld 40 uur extra voor professionalisering),
                     als de werkdruk te hoog blijkt?
Met het Onderwijsakkoord dat in 2022 is gesloten, is budget beschikbaar gekomen voor
                  extra tijd en geld voor leraren om hun professionaliteit, kennis en kunde op peil
                  te houden en te verhogen. In de CAO PO is afgesproken dat het team op de school afspraken
                  maakt over de inzet van deze middelen als onderdeel van het werkverdelingsplan. In
                  de CAO VO is afgesproken dat leraren 16 uur per jaar extra krijgen voor professionalisering.
                  Voor het voortgezet onderwijs kwamen met het Onderwijsakkoord ook middelen beschikbaar
                  voor het verlichten van de werkdruk. In de CAO VO is afgesproken dat de helft van
                  die middelen (€ 150 miljoen) wordt verstrekt ten behoeve van individuele werkdrukverlichting
                  voor onderwijspersoneel en onderwijsondersteunend personeel. Hiertoe is het basisbudget
                  ten behoeve van werkdruk of duurzame inzetbaarheid met 40 uren verhoogd (van 50 naar
                  90 uur per persoon per jaar).2 Hierdoor kan ook extra tijd ontstaan voor bijvoorbeeld deskundigheidsbevordering/
                  professionalisering.
               
5. Hoe garandeert u dat de mensen in het onderwijs ook in de gelegenheid zijn de extra
                     tijd en middelen voor professionalisering te verzilveren?
Over het budget voor professionalisering uit het Onderwijsakkoord zijn afspraken gemaakt
                     in de CAO PO en de CAO VO. Werknemers kunnen op basis van die afspraken en in overleg
                     met hun werkgever de extra tijd voor professionalisering verzilveren. Uit onderzoek
                     weten we dat de tijd die leraren besteden aan professionalisering, redelijk overeenkomt
                     met wat is afgesproken in de cao.3 Onderwijspersoneel in het voortgezet onderwijs kan in overleg met de werkgever ook
                     het extra basisbudget voor werkdruk of duurzame inzetbaarheid gebruiken voor extra
                     tijd voor professionalisering. De besteding van de middelen voor werkdrukverlichting
                     in het vo en de effecten van de middelen worden gemonitord en geëvalueerd. Onderdeel
                     van de monitoring is de wijze van opvolging van de cao-afspraken over de inzet van
                     de werkdrukmiddelen door scholen. De planning is dat begin 2024 de eerste startmeting
                     beschikbaar komt waarin inzichtelijk wordt hoe het proces van besteding is verlopen
                     in de eerste periode. Eind 2024 verschijnt de eerste jaarlijkse tussenrapportage.
                  
In de nieuwe Regeling Kwaliteitsafspraken mbo is 142 miljoen euro gereserveerd voor
                     carrièreperspectief van onderwijspersoneel. In de kwaliteitsplannen die de instellingen
                     opstellen, lichten zij toe op welke manier zij dit budget inzetten voor inschaling
                     onderwijspersoneel, professionalisering onderwijspersoneel, werkdruk onderwijspersoneel
                     en de begeleiding van startend onderwijspersoneel. Naast deze investering in carrièreperspectief
                     is er 30 miljoen euro beschikbaar gesteld voor professionalisering, met focus op docenten
                     basisvaardigheden en burgerschap. De instellingen moeten in hun kwaliteitsplannen
                     een verplichte analyse maken van hun professionalisering op deze gebieden en waar
                     nodig maatregelen treffen. De ondernemingsraden hebben instemmingsrecht op de kwaliteitsplannen
                     en zodoende op deze onderdelen uit de plannen.
                  
6. Kunt u aangeven wat per regio de belangrijkste oorzaken van voor het lerarentekort,
                     welke behoeften zij hebben en hoe gaat u daar in uw beleid mee om?
Er is in alle regio’s een lerarentekort, maar de omvang en oorzaken verschillen. Demografische
                  en sociaaleconomische factoren spelen over het algemeen de belangrijkste rol. Regio’s
                  waar de bevolking groeit en er een krappere arbeidsmarkt is met meer concurrerende
                  banen, hebben over het algemeen hogere tekorten. In het po zien we daarom de grootste
                  tekorten in de grote steden, terwijl de tekorten in zogenaamde «krimpregio’s» (regio’s
                  waar sprake is van bevolkingsdaling) minder ernstig zijn. Voor het vo zien we met
                  name een concentratie aan tekorten in de zogeheten «tekortvakken». Voor deze tekorten
                  is niet één oorzaak te noemen. Onder andere concurrentie met de marktsector (bètavakken)
                  en instroom in de studies (moderne vreemde talen) spelen hierin een rol. Vanwege deze
                  regionale verschillen zetten we in op een regionale aanpak en stimuleren we samenwerking
                  via de vorming van onderwijsregio’s. Binnen deze regio’s gaan de partners met elkaar
                  aan de slag met het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van
                  onderwijspersoneel. Zo leidt samenwerking tot minder concurrentie, meer maatwerk,
                  en meer resultaat.
               
7. Hoe zorgt u ervoor dat scholen voor de lange termijn weten hoeveel middelen er
                     voor het terugdringen van het lerarentekort beschikbaar zijn en dat ze op de korte
                     termijn zo min mogelijk belast worden met het aanvragen van extra (incidentele) middelen?
Onze ambitie is dat er zo snel mogelijk een landelijk dekkend en werkend netwerk van
                  onderwijsregio’s is. Binnen deze regio’s gaan de partners met elkaar aan de slag met
                  het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel.
                  Hiervoor zijn bij de 1e suppletoire begroting structurele middelen gebundeld beschikbaar op artikel 9 van
                  de OCW-begroting. Op deze manier pakken we de huidige versnippering aan, worden scholen
                  minder belast met aanvragen en weten scholen beter hoeveel geld beschikbaar is.
               
8. Bent u bekend met de in het verleden bestaande «derdegraads»-lerarenopleiding/
                     «LO-akte» en hoe denkt u over de herinvoering van deze bevoegdheid als een van de
                     oplossingen voor het lerarentekort.
Het is mij bekend dat er vroeger een mogelijkheid was om een derdegraads bevoegdheid
                  (LO-akte) te halen. Hiermee kon iemand een bevoegdheid halen om les te geven in het
                  vmbo en in het eerste jaar van havo en vwo. Ook waren er routes om via bijscholing
                  een tweede- en eventueel eerstegraads bevoegdheid te halen. Tegenwoordig hebben we
                  een andere opbouw waarbij een mbo-opleiding tot onderwijsassistent en de tweejarige
                  ad-opleidingen in het hbo opleiden tot ondersteunend personeel. Via die weg is het
                  ook mogelijk om je te laten scholen tot leraar. Alleen met een lerarenopleiding in
                  hbo of wo kan zo’n bevoegdheid tot leraar worden behaald. Via onder meer de subsidieregelingen
                  voor het opleiden van ondersteunend personeel en zij-instroom, stimuleren we personeel
                  om leraar te worden en/ of een tweede bevoegdheid te halen. Er zijn geen voornemens
                  om opnieuw de derdegraads bevoegdheden te introduceren. Wel hebben we in het werkplan
                  Samen voor het beste onderwijs met de vertegenwoordigers van de raden, bonden/ beroepsorganisaties
                  en de lerarenopleidingen afgesproken de huidige bevoegdheden te optimaliseren. In
                  dat kader wordt onderzocht of een verkorte route naar een bevoegdheid voor beroepsgerichte
                  vakken voor vakmensen vanuit de praktijk wenselijk en haalbaar is.
               
9. Wat zijn uw gedachten over specialisatiemogelijkheden binnen de bestaande lerarenopleidingen
                     om zo meer potentiële leraren aan te trekken?
Specialisaties kunnen er zeker voor zorgen dat lerarenopleidingen aantrekkelijker
                  worden voor specifieke doelgroepen. We zetten al in op dergelijke specialisaties.
                  Tegelijkertijd waken we ervoor dat een te gedetailleerd niveau van specialisatie een
                  bredere inzet van docenten belemmert. Vanaf 2020 zijn pilots jonge en oudere kind
                  gestart voor vervroeging en verdieping van de specialisaties op de pabo. In oktober
                  2022 is hiervan een evaluatie naar de Tweede Kamer gestuurd. De pabo’s werken de aanbevelingen
                  nu uit. Verder zijn in 2021 en 2022 expertisecentra jonge en oude kind gestart die
                  de pabo’s helpen om de leeftijdsspecialisaties verder te versterken.
               
10. Hoe zorgt u voor samenhang in uw beleid tussen de aanpak van het lerarentekort,
                     de werkdrukvermindering en het bewaken van de onderwijskwaliteit? En hoe zorgt u ervoor
                     dat maatregelen niet tegen elkaar inwerken?
Zoals wij eerder aan de Kamer schreven, vormt het grote tekort aan leraren de achilleshiel
                  van het onderwijs, waar alle andere structurele verbeteringen die we willen realiseren
                  in het onderwijs en de samenleving mee samenhangen. Voor het verbeteren van de basisvaardigheden
                  en de kansengelijkheid zijn voldoende en goede leraren noodzakelijk. Wij doen er daarom
                  alles aan om de tekorten aan te pakken. Zo hebben we de loonkloof tussen het po en
                  vo gedicht, investeren we in de aanpak van de werkdruk en in de ontwikkeling van onderwijspersoneel.
                  Samen met de onderwijsorganisaties4 hebben we het werkplan Samen voor het beste onderwijs opgesteld. Hierin staan afspraken
                  om rond de thema’s opleiden, onderwijstijd, bevoegdheden en de vorming van onderwijsregio’s.
                  Hiermee werken we in samenhang aan een aantrekkelijke sector om in te werken en aan
                  de kwaliteit van onderwijs. Goede leraren en schoolleiders staan immers aan de basis
                  van kwaliteit van onderwijs.
               
Indieners
- 
              
                  Indiener
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs