Brief regering : Wetsvoorstel tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs (Kamerstuk 36373)
36 373 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en Wet voortgezet onderwijs 2020 in verband met de inrichting van tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen voor leerplichtige nieuwkomers en het versterken van de regierol van gemeentebesturen bij het aanbod van nieuwkomersonderwijs (Wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs)
Nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2023
Scholen en gemeenten werken dagelijks hard om de grote groep nieuwkomers in ons land
een plek te bieden in het onderwijs. Ik heb met eigen ogen gezien hoe leraren, onderwijsondersteuners
en andere professionals in en om scholen samen met gemeenten onder grote druk en met
grote toewijding hun werk doen. Zij hebben er in afgelopen jaar samen voor gezorgd
dat meer dan 20.000 jongeren uit Oekraïne een plek in het onderwijs hebben gekregen.
Dat er ondanks de toegewijde inzet wachtlijsten zijn ontstaan, omdat klassen overvol
zitten en er geen personeel meer te vinden is, doet iedereen pijn en vraagt om actie.
Het onderwijs heeft de regering gevraagd om op korte termijn te voorzien in flexibele
maar duidelijke kaders die het mogelijk maken om ook onder de huidige omstandigheden
voor alle nieuwkomers te voorzien in een onderwijsplek. Met het vandaag bij uw Kamer
ingediende wetsvoorstel tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs (Kamerstuk
36 373) beoogt de regering aan die wens te voldoen.
Het wetsvoorstel tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs moet leraren,
school- en gemeentebesturen in staat stellen om maatwerk te leveren bij de organisatie
van het onderwijs aan nieuwkomers als de lokale situatie daarom vraagt. Op die manier
wil de regering voorkomen dat leerplichtige nieuwkomers in de komende maanden in grote
getalen zonder onderwijs thuis of in de crisisopvang komen te zitten. Binnen de bestaande
juridische kaders lukt dat op dit moment niet.
Inmiddels zitten naar schatting meer dan 2.000 leerplichtige nieuwkomers in het voortgezet
onderwijs zonder onderwijs thuis.1 En ook in het primair onderwijs zijn er signalen dat de wachtlijsten oplopen. Nieuwkomers
hebben net als alle andere jongeren recht op onderwijs. Zij vallen evengoed onder
de Leerplichtwet. Naar verwachting blijft de toestroom van nieuwkomers de komende
jaren groeien. Het is van het grootste belang dat we er gezamenlijk voor zorgen dat
ook voor deze kinderen altijd een plek in het onderwijs beschikbaar is en dat geen
enkel kind zonder onderwijs thuis zit.
Het wetsvoorstel tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs probeert dan
ook, zoals eerder toegezegd2, op de eerste plaats het (recht op) onderwijs van leerplichtige nieuwkomers te borgen
en te garanderen dat dit recht ook in de toekomst verwezenlijkt kan worden. Daartoe
bevat het wetsvoorstel twee maatregelen. Ten eerste een plicht voor gemeente- en schoolbesturen
om jaarlijks in overleg te treden en gezamenlijk afspraken te maken over het onderwijs
aan nieuwkomers. En ten tweede een bevoegdheid van de Minister om in beginsel het
college van burgemeester en wethouders toestemming te verlenen om in die gemeente
een of meer tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in te laten richten. Daarbij geeft
het wetsvoorstel tevens de kaders waarbinnen die inrichting vorm moet krijgen.
De eisen die aan het onderwijs op een tijdelijke nieuwkomersvoorziening worden gesteld
zullen verder worden uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur. Die algemene
maatregel van bestuur is inmiddels ter advisering aan de Raad van State voorgelegd.
Aangezien er een grote samenhang bestaat tussen het wetsvoorstel en de algemene maatregel
van bestuur treft u in de bijlage een beschrijving van de inhoud van die algemene
maatregel van bestuur. De meeste bepalingen in het conceptbesluit zijn administratief
van aard. Een uitzondering zijn de regels over de onderwijsinhoud. In principe moet
een schoolbestuur in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening een volledig onderwijsprogramma
draaien. Als dat niet mogelijk is vanwege bijvoorbeeld een tekort aan personeel, mag
het een aangepaste onderwijsinhoud hanteren. Leerlingen moeten echter altijd ten minste
12,5 uren (vijf dagdelen) per week onderwijs krijgen, verspreid over ten minste drie
onderwijsdagen. In deze onderwijstijd moeten ten minste tien klokuren per week worden
besteed aan het leren van de Nederlandse taal.
Het streven van de regering is er voortdurend op gericht geweest om het wetsvoorstel
voor de start van het nieuwe schooljaar – op 1 augustus – in werking te laten treden.
De situatie in het nieuwkomersonderwijs vraagt om snel handelen; het is zaak dat de
wachtlijsten in het onderwijs vanaf de start van het nieuwe schooljaar, met behulp
van de maatregelen uit het wetsvoorstel, kunnen worden tegengegaan. Om de inwerkingtreding
van het wetsvoorstel voorafgaand aan het nieuwe schooljaar in beeld te houden, hoop
ik zeer dat u bereid bent de behandeling ervan uiterlijk op 20 juni af te ronden.
Daarmee zou ook de Eerste Kamer de ruimte houden om het wetsvoorstel voor het zomerreces
te behandelen. Ook aan de Eerste Kamer zal ik te zijner tijd een verzoek doen tot
een spoedige behandeling. Mocht het streven om de behandeling van het wetsvoorstel
voor het zomerreces af te ronden niet haalbaar blijken, dan betekent dat dat het wetsvoorstel
na het zomerreces – dus na 11 september – pas in werking kan treden. Op dat moment
is het nieuwe schooljaar in alle schoolregio’s van ons land echter alweer begonnen
en zal er voor sommige nieuwkomers bij de start van het schooljaar nog altijd geen
onderwijsplek beschikbaar zijn. Scholen moeten zich immers ook nog op het wetsvoorstel
kunnen voorbereiden.
Ik hoop zeer op uw bereidheid om het wetsvoorstel met voorrang te behandelen.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Bijlage: Inhoud concept algemene maatregel van bestuur
Het wetsvoorstel bevat een aantal grondslagbepalingen om bij algemene maatregel van
bestuur nadere regels uit te werken. De regering is voornemens om hieraan uitvoering
te geven in het Besluit tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs, waarvan
het concept op dit moment in voorbereiding is. Om die reden is het nog niet mogelijk
het integrale document met uw Kamer te delen. Omdat de inhoud van het conceptbesluit
wel relevant is voor het debat met uw Kamer over de tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen,
zijn de hoofdlijnen van het conceptbesluit hieronder uiteengezet.
Het conceptbesluit bevat nadere regels over het starten en opheffen van een tijdelijke
nieuwkomersvoorziening, over de doorstroom van leerlingen en over de onderwijstijd.
Bovendien bevat het conceptbesluit een wijziging van het Besluit register onderwijsdeelnemers
om het mogelijk te maken dat leerlingen in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening op
de juiste manier worden geregistreerd.
De meeste bepalingen in het conceptbesluit zijn administratief van aard. Zo wordt
in het conceptbesluit geregeld welke gegevens een schoolbestuur moet melden bij de
Dienst Uitvoering Onderwijs. Wat de doorstroom betreft, wordt geregeld dat het schoolbestuur
voor iedere leerling binnen zes weken na inschrijving een doorstroomperspectief vaststelt,
dat een plan bevat hoe een leerling zo snel mogelijk en in ieder geval binnen twee
jaar kan doorstromen naar het reguliere (nieuwkomers)onderwijs. Dit doorstroomperspectief
moet ten minste eenmaal per jaar worden geëvalueerd in overleg met de ouders van de
leerling. Deze regels zijn overigens gemodelleerd naar de regels die ook gelden voor
de tijdelijke onderwijsvoorzieningen voor leerlingen uit Oekraïne. Hoewel het om twee
verschillende onderwijsvormen gaat, verdient het de voorkeur om de regels waar mogelijk
op elkaar aan te sluiten, zodat schoolbesturen en andere organisaties weten wat hen
te doen staat.
Een uitzondering zijn de regels omtrent de onderwijsinhoud. In principe moet een schoolbestuur
in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening een volledig onderwijsprogramma draaien.
Als dat niet mogelijk is vanwege bijvoorbeeld een tekort aan personeel, mag het een
aangepaste onderwijsinhoud hanteren. Leerlingen moeten echter altijd ten minste 12,5
uren (vijf dagdelen) per week onderwijs krijgen, verspreid over ten minste drie onderwijsdagen.
In deze onderwijstijd moeten ten minste tien klokuren per week worden besteed aan
het leren van de Nederlandse taal. Het is mogelijk om in andere (kern)vakken aandacht
te besteden aan de Nederlandse taal. Zo is het vooral in het basisonderwijs al de
gewoonte om tijdens rekenlessen ook Nederlands te leren.
Deze maatregel stelt schoolbesturen in staat om in het ernstigste geval een dubbel
programma aan te bieden door te werken met ochtend- en middaggroepen. Het inkorten
van de onderwijstijd geniet nooit de voorkeur, maar voorkomt dat nieuwkomers helemaal
geen onderwijs krijgen. Daarbij speelt natuurlijk een rol dat een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
alleen mogelijk is in gemeenten waar zich een noodsituatie voordoet en het onderwijs
voor nieuwkomers niet op reguliere wijze te organiseren is. Een schoolbestuur moet
steeds proberen toe te werken naar een onderwijsprogramma op basis van de volledige
onderwijstijd. De wettelijke eisen aan het onderwijsprogramma blijven onverminderd
van toepassing.
Nieuw zijn ook de regels over opheffing. Er zijn twee situaties te onderscheiden.
1) Aan de aanwijzing van een gemeente door de Minister moet op grond van het conceptbesluit
ook een termijn verbonden zijn waarna schoolbesturen geen nieuwe leerlingen meer kunnen
plaatsen in de tijdelijke nieuwkomersvoorziening. Uiterlijk twee maanden voor het
verstrijken van de termijn moet het schoolbestuur een uitfaseringsplan indienen;
2) Als een schoolbestuur een tijdelijke nieuwkomersvoorziening binnen de termijn op
eigen initiatief wil opheffen, meldt het bestuur het voornemen tot opheffing bij de
Dienst Uitvoering Onderwijs. Na de melding mag het geen nieuwe leerlingen meer toelaten
tot de tijdelijke nieuwkomersvoorziening. Aan de melding dient een uitfaseringsplan
te zijn verbonden. Het uitfaseringsplan is van belang voor zowel de leerlingen in
de tijdelijke nieuwkomersvoorziening, die daarna allen zullen moeten doorstromen naar
het reguliere (nieuwkomers)onderwijs, als voor het betrokken onderwijspersoneel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs