Brief regering : Beleidsreactie op het rapport van het Adviescollege onderzoek stelsel schadevergoeding voor slachtoffers van strafbare feiten
33 552 Slachtofferbeleid
29 279
Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 111
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juni 2023
Compensatie van schade is een belangrijk onderdeel van het recht doen aan slachtoffers
van strafbare feiten. Het zorgt niet alleen voor materieel herstel, maar ook voor
erkenning van hetgeen slachtoffers is aangedaan.
Slachtoffers kunnen in Nederland gebruik maken van een uitgebreid stelsel van schadevergoedingen
en tegemoetkomingen om de door hen geleden schade vergoed te krijgen. Zo kunnen slachtoffers
zich voegen in het strafproces en een vordering tot schadevergoeding indienen. Dit
is een laagdrempelige manier voor slachtoffers om hun schade te verhalen op de dader.
Als de strafrechter de schadevordering toewijst en daarbij de schadevergoedingsmaatregel
oplegt, int de staat het geld bij de dader en hoeft het slachtoffer dit niet zelf
te doen. De voorschotregeling zorgt er daarnaast voor dat als de dader acht maanden
nadat het vonnis onherroepelijk is geworden de schade nog niet (volledig) heeft betaald,
de overheid het resterende bedrag uitkeert aan het slachtoffer.
Ik wijs ook op de belangrijke functie die het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna:
het Schadefonds) vervult. Slachtoffers van een opzettelijk geweldsdelict met ernstig
letsel als gevolg, kunnen van het Schadefonds een financiële tegemoetkoming krijgen.
Sinds 2019 kunnen slachtoffers van geweld in Caribisch Nederland ook een beroep doen
op het Schadefonds.
De afgelopen jaren is het stelsel van schadevergoeding voor slachtoffers organisch
gegroeid en uitgebreid. Dit heeft wel gevolgen voor de betaalbaarheid van het stelsel
op lange termijn en er zijn vragen gerezen over de consistentie van het stelsel. Vanuit
de praktijk zijn er daarnaast signalen dat op een aantal punten ruimte is voor verbetering.
Daarom is eerder een commissie ingesteld onder leiding van de heer J.P.H. Donner (hierna:
de commissie) om te adviseren over een afgewogen, consistent en betaalbaar stelsel voor vergoeding van en tegemoetkoming in schade van slachtoffers van strafbare
feiten en over de rol van de overheid daarin. In april 2021 heb ik uw Kamer het rapport
toegestuurd.1 In deze brief ga ik in op de stappen die ik neem naar aanleiding van dat rapport.
Kern rapport commissie Donner
De commissie heeft drie rechtvaardigingsgronden geformuleerd voor overheidsbeleid
voor slachtoffers die als gevolg van een strafbaar feit schade hebben geleden.
1. Slachtoffers mogen bij toegang of gebruik van algemene voorzieningen geen belemmeringen
ondervinden vanwege hun slachtofferschap van een strafbaar feit.
2. Ondersteuning van slachtoffers als de aard en ernst van een op de persoon gericht
misdrijf en de ernst van de gevolgen daarvan, maken dat van slachtoffers in redelijkheid
niet te verwachten is dat zij zich geheel op eigen kracht herstellen. Dit berust op
de uitgangspunten van solidariteit, erkenning en weer op weg helpen.
3. Ondersteuning van slachtoffers in hun schadeverhaal op de dader via het strafproces.
Dit berust op het algemene uitgangspunt dat de dader aansprakelijk is voor de schade
en op het publieke belang van een goede strafrechtspleging. Dat beleid dient zich
zonder onderscheid te richten op alle slachtoffers binnen het strafproces.
Tevens heeft de commissie aangegeven dat verbeteringen goed kunnen worden uitgevoerd
vanuit het bestaande schadestelsel.
Uitwerking voorstellen
De afgelopen periode zijn de voorstellen van de commissie uitgewerkt in het programma
«Stelsel compensatie slachtoffers van een strafbaar feit» (hierna: programma SCS).
Ik heb hierbij, zoals ook in de «Staat van de uitvoering 2022» wordt geadviseerd,
vanaf het allerprilste begin de uitvoering betrokken.2 Verrijking van deze voorstellen met inzichten en ervaringen vanuit de praktijk is
zeer waardevol gebleken. Samen met de betrokken ketenorganisaties is gekeken naar
wenselijkheid, uitvoerbaarheid en financiële consequenties van de voorstellen.3 Op basis hiervan is vanuit het programma SCS een gedegen advies opgesteld over de
wijze waarop de voorstellen van de commissie verder kunnen worden uitgewerkt en geïmplementeerd.
Ik heb dat advies meegenomen in mijn weging van deze voorstellen.
Wanneer integraal uitvoering zou worden gegeven aan de voorstellen zoals uitgewerkt
in het programma SCS, zou dit vragen om fundamentele inhoudelijke keuzes, maar ook
om budgettaire en politieke keuzes. De globaal geschatte kosten komen uit op ongeveer
70 mln euro structureel per jaar.4 In het coalitieakkoord zijn hiervoor geen middelen beschikbaar gesteld en in het
licht van de huidige budgettaire uitdagingen van het Rijk, zie ik geen mogelijkheden
om opvolging te geven aan alle voorstellen. Dat laat onverlet dat ik wil inzetten
op het oplossen van een aantal specifieke knelpunten die door de commissie zijn benoemd
en tevens in de uitvoeringspraktijk zijn geconstateerd om slachtoffers van strafbare
feiten meer recht te kunnen doen. Op een aantal onderdelen maak ik bewust de keuze
om af te wijken van het advies van de commissie of adresseer ik een aanvullend verbeterpunt.
Hiermee verlaat ik deels het advies van de commissie met betrekking tot consistentie
en betaalbaarheid, omdat ik hier op sommige onderdelen in de weging met de belangen
van slachtoffers een andere afweging in maak. De voorstellen waar ik nu geen uitvoering
aan geef houden wel mijn aandacht.
Hieronder ga ik in op een aantal maatregelen en vervolgstappen die ik naar aanleiding
van het advies van de commissie in deze kabinetsperiode neem. Daarbij is de impact
op de positie van het slachtoffer voor mij steeds leidend. Voorop staat dat concrete
verbeteringen gerealiseerd worden voor slachtoffers bij het verhalen van hun schade,
zodat in de praktijk merkbaar het verschil wordt gemaakt. Daar waar dit budgettaire
consequenties heeft, is in dekking voorzien vanuit mijn beleidsbudget.
Vervolgstappen
1. Schadeverhaal in het strafproces
Voorschotregeling
De commissie heeft geadviseerd om binnen het strafproces geen onderscheid te maken
tussen gewelds- en zedendelicten en overige delicten en de voorschotregeling voor
alle slachtoffers gelijk te trekken. Het voorschot zou dan gebaseerd moeten worden
op het bedrag dat het Centraal Justitieel incassobureau (hierna: het CJIB) gemiddeld
bij de dader int. In de uitwerking hiervan is echter gebleken dat dit een aanzienlijke
verslechtering zou betekenen voor slachtoffers van gewelds- en zedendelicten. Zij
ontvangen nu een ongemaximeerd voorschot, terwijl dat in de voorgestelde situatie
maximaal € 15.000,– zou zijn.
Ik zie geen reden om de huidige voorschotregeling aan te passen conform het advies
van de commissie. Een dergelijke ingrijpende maatregel met een grote versobering voor
deze groep slachtoffers tot gevolg vind ik onwenselijk en past niet in mijn streven
om de positie van slachtoffers te borgen en te versterken. Het onderscheid tussen
gewelds- en zedenslachtoffers en slachtoffers van overige delicten acht ik gerechtvaardigd,
gelet op de grote inbreuk op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van slachtoffers
van gewelds- en zedendelicten. Het gebruik van geweld raakt mensen diep in hun gevoel
van eigenwaarde en integriteit.
Ik zet wel in op uitbreiding van het aantal gewelds- en zedendelicten dat onder de
ongemaximeerde voorschotregeling valt en heb hier middelen voor vrijgemaakt uit mijn
beleidsbudget. Eerder heb ik, zowel uit de praktijk als vanuit uw Kamer, signalen
ontvangen dat een aantal ingrijpende delicten niet onder de ongemaximeerde voorschotregeling
valt. Dat leidt nu soms tot schrijnende situaties. Ik denk bijvoorbeeld aan brandstichting
met ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg. Ik vind het belangrijk dat ook
deze slachtoffers in aanmerking komen voor de ongemaximeerde voorschotregeling. De
komende periode zal ik de precieze details hiervan uitwerken. Ik houd uw Kamer hiervan
op de hoogte via de voortgangsbrieven Slachtofferbeleid.
Vordering benadeelde partij
Ik vind het belangrijk dat slachtoffers hun schadevordering zoveel mogelijk inhoudelijk
kunnen laten behandelen binnen het strafproces. Met de mogelijkheid tot het instellen
van een vordering benadeelde partij heeft de wetgever immers beoogd binnen het strafproces
te voorzien in een eenvoudige en laagdrempelige procedure die ertoe leidt dat slachtoffers
zoveel mogelijk schadeloos worden gesteld. Een knelpunt in de huidige praktijk is
dat de strafrechter de vordering benadeelde partij relatief vaak (gedeeltelijk) niet-ontvankelijk
verklaart wanneer deze te complex is voor behandeling in het strafproces en daarmee
het strafproces onevenredig zou belasten. Het slachtoffer verliest daarmee de mogelijkheid
zijn schade via het strafproces te verhalen. Tweederde van de vorderingen van natuurlijke
personen wordt (gedeeltelijk) niet-ontvankelijk verklaard. Dit betreft ongeveer 20.000
vorderingen per jaar, waarvan ongeveer 8.000 gewelds- en zedenzaken.5 Als de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard moet het slachtoffer zelf naar
de civiele rechter waar een aantal voordelen uit het strafproces niet geldt, zoals
de schadevergoedingsmaatregel en de voorschotregeling. In de praktijk maken de meeste
slachtoffers de gang naar de civiele rechter ook niet, waardoor zij alsnog met hun
schade achterblijven. Slachtoffers van een opzettelijk geweldsdelict met ernstig letsel
als gevolg, kunnen van het Schadefonds wel nog een financiële tegemoetkoming krijgen.
Om de behandeling van de vordering benadeelde partij te verbeteren, heeft de commissie
het volgende geadviseerd:
• het standaardiseren van de behandeling van de vordering benadeelde partij en toepassen
van genormeerde schadebedragen;
• het instellen van een afzonderlijke procedure bij een aparte schadevergoedingskamer
voor complexe (onderdelen van) vorderingen.
Normering en standaardisering
Door normering en standaardisering kunnen naar verwachting 4.600 extra schadevorderingen
inhoudelijk worden beoordeeld in het strafproces.6 De Raad voor de rechtspraak heeft mij laten weten dat de introductie van genormeerde
schadevergoedingsbedragen naar verwachting een positief effect heeft op de rechtseenheid
en de rechtszekerheid voor zowel slachtoffers als verdachten. Ook kan hiermee secundaire
victimisatie van slachtoffers worden voorkomen. Bij de betrokken ketenorganisaties
bestaat veel steun voor normering en standaardisering.
Ik steun daarom (ook financieel) een onderzoek dat de Raad voor de rechtspraak laat
uitvoeren naar de normering van schadebedragen en standaardisering van de behandeling
van de vordering benadeelde partij in het strafproces. Na afloop van dit onderzoek,
naar verwachting eind 2024, zal ik samen met de betrokken organisaties nader bekijken
wat eventuele vervolgstappen kunnen zijn.
Schadevergoedingskamer
Het aantal niet-ontvankelijkverklaringen zou daarnaast kunnen worden teruggedrongen
door de invoering van een afzonderlijke procedure bij een aparte schadevergoedingskamer.
Vorderingen benadeelde partij die (gedeeltelijk) te complex blijken voor behandeling
in het strafproces, kunnen dan in een afgesplitste procedure alsnog inhoudelijk worden
behandeld zonder dat daarbij het strafproces onevenredig wordt belast. Het voorstel
voor een afzonderlijke procedure bij een aparte schadevergoedingskamer is ontleend
aan het wetsvoorstel voor een nieuwe wetboek van Strafvordering, zoals dat voor advies
aan de Raad van State is voorgelegd. De afzonderlijke procedure maakt geen onderdeel
uit van het nieuwe wetboek zoals dat onlangs bij de Tweede Kamer is ingediend. Wel
is daarin alvast een afdeling gereserveerd waarin op een later moment – wanneer daarvoor
financiële middelen beschikbaar zijn – een dergelijke procedure kan worden opgenomen.
Uit WODC-onderzoek blijkt dat naar verwachting tussen de 4.000 en 10.000 vorderingen
van slachtoffers per jaar in aanmerking kunnen komen voor doorverwijzing naar een
aparte schadevergoedingskamer. Hierbij merk ik op dat het hiervoor genoemde normeren
en standaardiseren mogelijk van invloed zal zijn op dit aantal en daarom een belangrijke
eerste stap is. De betrokken organisaties (Raad voor de rechtspraak, Openbaar Ministerie
en Slachtofferhulp Nederland) hebben aangegeven dit voorstel voor een schadevergoedingskamer
onder een aantal randvoorwaarden te steunen.
Ik vind het belangrijk om ook voor de groep slachtoffers met (zeer) complexe schades
te blijven kijken hoe hun positie kan worden verbeterd, zodat ook zij hun schade kunnen
verhalen. Een voorstel tot inrichting van een afzonderlijke procedure bij een schadevergoedingskamer
vergt nog nadere verkenning en uitwerking. De uitvoeringsconsequenties van dit voorstel
voor de ketenorganisaties zijn nog niet helder, deze zijn niet in kaart gebracht binnen
het programma SCS. Er moet een aantal keuzes worden gemaakt, bijvoorbeeld welke strafrechtelijke
of civielrechtelijke kenmerken – of een combinatie van beiden – de procedure bij deze
kamer zou moeten hebben. Wat mij betreft is het uitgangspunt daarbij dat de voordelen
voor slachtoffers in het strafproces, ook in de schadevergoedingskamer onverminderd
van toepassing blijven. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de schadevergoedingsmaatregel,
de voorschotregeling en het niet betalen van griffierechten. Uit een eerste globale
raming – ondersteund door WODC-onderzoek – blijkt bovendien dat de toepassing van
de voorschotregeling bij een schadevergoedingskamer substantiële structurele kosten
met zich meebrengt.7 Hiervoor is vooralsnog geen financiële dekking.
De komende tijd richt ik mij dan ook op een verdere verkenning van een eventuele procedure
bij een schadevergoedingskamer en ga ik daarover nader in gesprek met de betrokken
organisaties.
2. De schadevergoedingsmaatregel
Ik vind het van belang dat het CJIB, dat is belast met de inning van schadevergoedingsmaatregelen,
diverse instrumenten tot beschikking heeft om de kans op betaling van de schadevergoedingsmaatregel
door de dader te optimaliseren.
Pilot conservatoir beslag
Slachtoffers die in aanmerking komen voor de gemaximeerde voorschotregeling maar een
schade hebben van meer dan € 5.000,– (denk hierbij aan slachtoffers van oplichting,
fraude en afpersing) kunnen in de huidige situatie met een restschade achterblijven
wanneer het CJIB schade niet volledig bij de dader kan innen. Daarom verken ik samen
met politie, OM en CJIB de mogelijkheden van een pilot gericht op het intensiveren
van conservatoir beslag bij in ieder geval bepaalde vermogensdelicten. De insteek
is het gericht inzetten van opsporingscapaciteit en het verbeteren van de bewustwording
bij politie en OM over de mogelijkheden die de wet biedt om reeds tijdens het opsporingsonderzoek
conservatoir beslag te leggen op het vermogen van de verdachte. Hierdoor kan worden
voorkomen dat de verdachte zijn vermogen verstopt voordat een schadevergoedingsmaatregel
wordt opgelegd en kan de inning van de schadevergoedingsmaatregel door het CJIB mogelijk
worden verbeterd. Voordat ik een beslissing neem over het uitvoeren van de pilot,
wordt nu eerst een plan van aanpak opgesteld en worden de kosten en baten inzichtelijk
gemaakt.
Inning kosten rechtsbijstand door CJIB
Ik ga verkennen wat de mogelijkheden zijn om het CJIB de toegewezen kosten voor rechtsbijstand
voor het slachtoffer te laten innen. Wanneer de strafrechter de door het slachtoffer
gevorderde kosten van rechtsbijstand toewijst, moet het slachtoffer in de huidige
situatie dit bedrag zelf bij de dader gaan innen. Deze kosten worden namelijk niet
beschouwd als rechtstreekse schade als gevolg van het strafbare feit.8 Hierdoor zijn de schadevergoedingsmaatregel en voorschotregeling niet van toepassing
op de kosten voor rechtsbijstand. Dit voorstel volgt niet uit het advies van de commissie,
maar het CJIB heeft aangegeven dat dit regelmatig voorkomt en kan leiden tot onwenselijke
situaties, bijvoorbeeld als er een contactverbod is opgelegd aan de dader.
Kosteloze rechtsbijstand bij internationale misdrijven
Eerder heeft uw Kamer aandacht gevraagd voor het feit dat slachtoffers van internationale
misdrijven niet in aanmerking komen voor kosteloze rechtsbijstand.9 Op dit moment is er geen wettelijke basis voor het verlenen van kosteloze rechtsbijstand
aan slachtoffers van delicten die in het buitenland zijn gepleegd. Dit knelpunt volgt
niet uit het rapport van de commissie maar heb ik zelf nader onderzocht. Ik kan u
mededelen dat de Raad voor Rechtsbijstand heeft laten weten reeds begunstigend beleid
te voeren voor deze groep slachtoffers. Omdat het gaat om zeer kleine aantallen slachtoffers,
kan dit uit het bestaande budget worden gefinancierd. Ik zal bezien of codificatie
hiervan in de wet noodzakelijk is.
3. Tegemoetkomingen door het Schadefonds Geweldsmisdrijven
Een tegemoetkoming door het Schadefonds is gebaseerd op solidariteit, erkenning en
het weer op weg helpen van slachtoffers van opzettelijk gepleegde geweldsmisdrijven
met ernstig letsel als gevolg. Ik ben, met de commissie, van mening dat het opzetvereiste
en daarmee de reikwijdte van het Schadefonds tot opzettelijk gepleegde geweldsdelicten en dood door schuld in beginsel moet worden gehandhaafd.
Het Schadefonds biedt een financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van de meest
ernstige delicten. Bij opzetdelicten is sprake van een groter moreel verwijt, deze
delicten zijn voor het slachtoffer extra kwetsend. Bij dood door schuld is een uitzondering
gerechtvaardigd door het zeer ernstige gevolg van het delict (overlijden) dat zich
goed laat afbakenen van andere delicten. Op een aantal punten zie ik aanleiding om
de reikwijdte van het Schadefonds uit te breiden of een verkenning daartoe te doen.
Online seksueel geweld
Ernstige vormen van online seksueel geweld vallen onder het bereik van het Schadefonds.
In het wetsvoorstel Wet seksuele misdrijven wordt ingespeeld op de moderne, digitaliserende
samenleving. Uit onderzoek blijkt dat online vormen van seksueel geweld minimaal dezelfde
impact op slachtoffers kunnen hebben als offline seksueel geweld. Met een actueel
wettelijk kader dat aansluit bij de maatschappelijke realiteit worden slachtoffers
beter beschermd en kunnen zij ook bij het Schadefonds terecht voor een financiële
tegemoetkoming.
Opzetcriterium en de Wet seksuele misdrijven
In het kader van het wetsvoorstel Wet seksuele misdrijven (Wsm) zijn door uw Kamer
vragen gesteld over de reikwijdte van het Schadefonds. Dit volgt dus niet uit het
rapport van de commissie Donner. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft bij
nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wsm laten weten dat het nieuwe delict schuldverkrachting
onder het bereik van de Wsg zal worden gebracht.10 De Wsg strekt ertoe in de meest schrijnende gevallen een financiële uitkering te
kunnen geven aan slachtoffers van ernstige misdrijven. Schuldverkrachting betreft
een ernstige aantasting van de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer,
voor wie dit langdurige en ingrijpende gevolgen kan hebben. De gevolgen van dit delict
kunnen worden vergeleken met die van opzetverkrachting. Tegen die achtergrond heeft
de Minister van Justitie en Veiligheid aanleiding gezien om in dit geval een uitzondering
te maken op het opzetvereiste en de reikwijdte van die wet uit te breiden met het
delict schuldverkrachting.
De wijziging van de Wsg heeft financiële gevolgen voor het Schadefonds. De benodigde
middelen kunnen worden gedekt met het bedrag dat eerder in het kader van de uitvoering
van het wetsvoorstel is toegekend.
Slachtoffers in het buitenland
Op grond van de Wsg keert het Schadefonds alleen een tegemoetkoming uit aan personen
die in Nederland slachtoffer zijn geworden van een geweldsdelict. Wanneer een Nederlander
in het buitenland slachtoffer wordt van een geweldsdelict, is hij aangewezen op de
eventuele schaderegelingen van het betreffende land. De commissie heeft aangegeven
dat niet de pleegplaats leidend zou moeten zijn, maar het feit dat een slachtoffer
duurzaam in Nederland woont en werkt. Het slachtoffer moet immers hier met zijn schade
en leed verder. Het Schadefonds heeft dit punt ook gesignaleerd in de «Stand van de
uitvoering» in zijn jaarverslag 2022 en heeft verzocht om een proeftuin te mogen starten.
Ik ben voornemens om de mogelijkheden te verkennen van een proeftuin voor Nederlanders
die in België en Duitsland slachtoffer zijn geworden van een geweldsdelict. Hierbij
betrek ik ook de ervaringen die in dit kader door het Fonds Slachtofferhulp zijn opgedaan
en de relevante EU-regelgeving. Voorwaarde is wel dat er duidelijkheid is over een
juiste wettelijke grondslag voor het uitvoeren van een proeftuin, omdat eerder is
gebleken dat de huidige grondslag voor meerdere uitleg vatbaar is.11
4. Toegang algemene voorzieningen
Verbeteren informatieverstrekking
Het is belangrijk dat slachtoffers van een strafbaar feit goede toegang hebben tot
en gebruik kunnen maken van algemene voorzieningen zoals verzekeringen, sociale voorzieningen
en gezondheidszorg. Dit is een belangrijke voorwaarde voor herstel. De commissie signaleert
dat goede informatie over de mogelijkheden en de instanties waar zij terecht kunnen
daarbij van groot belang is. De rol die Slachtofferhulp Nederland (SHN) vervult in
de toelichting op en doorverwijzing naar algemene voorzieningen is zeer belangrijk
en zal ik versterken, zodat slachtoffers tijdig en adequaat de juiste hulp, zorg en
informatie kunnen vinden. Daarnaast wordt door SHN doelgroepenonderzoek verricht om
specifieke doelgroepen – zoals laaggeletterden – beter te kunnen bereiken en wordt
een training ontwikkeld voor de politie over betere doorverwijzing naar SHN. Ik financier
deze initiatieven uit mijn beleidsbudget.
Uitbreiden lotgenotencontact
Daarnaast zie ik mogelijkheden voor het stimuleren en ontwikkelen van lotgenotencontact.
Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat lotgenotencontact voor slachtoffers
een platform van wederzijdse empathie, onderlinge steun, herkenning en normalisering
biedt.12 Daarom heb ik middelen vrijgemaakt zodat SHN het aanbod van lotgenotengroepen kan
uitbreiden met nieuwe delicten en doelgroepen en ook nieuwe vormen van lotgenotencontact
kan ontwikkelen.
Financieel
Maatregel
Incidentele kosten 2023
Structurele kosten
Voorschotregeling: EGZ-plus
€ 160.000
€ 2 mln.
Onderzoek Standaardisering
€ 200.000
Pilot Conservatoir beslag
€ 280.000
Informatieverstrekking over toegang tot algemene voorzieningen
€ 500.000
€ 200.000
Lotgenotencontact
€ 45.000
€ 250.000
Totaal
€ 1.185.000
Totaal
€ 2.450.000
Uitputting van deze middelen in 2023 is afhankelijk van de aanvangsdatum en doorlooptijd
van de plannen. Bij najaarsnota wordt de stand van zaken bezien.
Ten slotte
We hebben in Nederland een schadestelsel dat daadwerkelijk bijdraagt aan herstel van
schade en erkenning van slachtoffers. Met bovenstaande verbeteringen zet ik concrete
stappen om slachtoffers nog beter te kunnen faciliteren in het verhalen van hun schade.
Het advies van de commissie en de uitwerking daarvan door de betrokken organisaties
heeft bovendien een waardevolle basis gelegd voor toekomstige besluitvorming op dit
thema. De voorstellen van de commissie waaraan nu geen invulling wordt gegeven, verlies
ik niet uit het oog en waar mogelijk zet ik in op verdere uitwerking ervan. Het «slachtoffer
centraal» is daarbij steeds het uitgangspunt.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming