Brief regering : Halfjaarbrief aanpak georganiseerde, ondermijnende criminaliteit
29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit
Nr. 417
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 mei 2023
Georganiseerde criminaliteit is één van de meest urgente problemen in onze samenleving.
Hoeders van onze rechtsstaat, waaronder journalisten en advocaten, worden bedreigd
door criminelen. Dit is een directe bedreiging van de rechtsstaat: deze mensen moeten
vrij hun werk kunnen doen. De impact van georganiseerde criminaliteit reikt ver, ook
op manieren die minder zichtbaar zijn. Als een crimineel een pand gebruikt voor drugsproductie
of wapens opslaat in een vakantiepark, is dat niet meteen buiten te zien, maar het
maakt de buurt wél onveiliger. Dit beperkt zich niet tot de grote steden: in dorpen
worden drugslabs opgerold en in bossen drugsdumpingen gevonden. Georganiseerde criminaliteit
raakt heel Nederland, op veel verschillende manieren. Daarom hebben we de afgelopen
jaren een brede aanpak neergezet om deze vorm(en) van criminaliteit tegen te gaan.
We zien dat de effecten van georganiseerde criminaliteit inslaan in vele sectoren.
We werken dan ook in de volle breedte samen met meerdere sectoren zoals de financiële
sector, de logistieke sector, de zorg of de sport om deze effecten tegen te gaan.
Dat doen we door middel van een brede, krachtige, lerende aanpak, waarbij we de uitvoering
zo goed mogelijk monitoren om de effectiviteit van gezamenlijke inspanningen te volgen
en zo nodig bij te sturen. De strategische prioriteiten vormen hiervoor de basis:
voorkomen, verstoren van het verdienmodel en doorbreken van criminele netwerken, bestraffen
en beschermen.
Met deze halfjaarbrief en de bijgevoegde voortgangsrapportage (bijlage 1), laat ik
zien waar de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit nu staat. In de
brief vindt u daarnaast updates over een aantal moties en toezeggingen binnen de brede
aanpak waar sinds de Najaarsbrief1 nieuwe ontwikkelingen zijn. In bijlage 2 vindt u de in december toegezegde2 beleidsreactie op het rapport «Koers bepalen» van het Wetenschappelijk Onderzoek-
en Documentatiecentrum. In bijlage 3 is een overzicht van de voortgang van wetgevingstrajecten
die betrekking hebben op de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit
opgenomen. Bijlage 4 bevat een toelichting op de uitbreiding van de preventieve aanpak
van jeugdcriminaliteit.
Voortgangsrapportage
Zoals de voortgangsrapportage in beeld brengt, zijn we op de goede weg. De aanpak
is de afgelopen jaren steeds verder versterkt en uitgebreid, om georganiseerde, ondermijnende
criminaliteit van alle kanten de pas af te snijden. Daarbij is het cruciaal dat we
focus houden op de strategische prioriteiten om de versterking van de aanpak door
te zetten.
Voor deze rapportage is op een rij gezet welke middelen en activiteiten op dit moment
bijdragen aan de versterking van de aanpak. Denk aan initiatieven die helpen voorkomen
dat kwetsbare jongeren de criminaliteit worden ingezogen. Of aan activiteiten die
de weerbaarheid vergroten van medewerkers op de mainports en barrières die het moeilijk
maken om drugs te smokkelen. Uiteraard is de bijdrage van partners daarbij breder
dan alleen de inzet vanuit de recente intensiveringen. Het is belangrijk om deze inspanningen
goed in beeld te hebben. Zo kan de aanpak worden gevolgd, bijgestuurd en aangescherpt
waar dat nodig is.
Om de voortgang van onze inspanningen goed te kunnen monitoren, moeten we zicht krijgen
en houden op het maatschappelijke effect ervan. Dat vereist harde data en scherpe
duiding en goede interpretatie van trends en ontwikkelingen, een opgave die even noodzakelijk
als complex is. Georganiseerde, ondermijnende criminaliteit speelt zich immers voor
een groot deel onder de radar af. Het voorkomen of indammen van georganiseerde, ondermijnende
criminaliteit is daardoor niet eenvoudig aan te tonen of meetbaar te maken. Dat maakt
het uitdagend om de impact van onze aanpak vast te stellen en om te bepalen wanneer
we succesvol zijn. Deze voortgangsrapportage wordt de komende jaren verrijkt en aangescherpt,
samen met alle partners. Daarbij zal ook inzicht worden gegeven in de ontwikkeling
van de wetenschappelijke inzichten op het gebied van ondermijning, zoals op 6 april
2023 in het commissiedebat aan uw Kamer is toegezegd (Kamerstuk 29 911, nr. 415). De voortgangsrapportage is een momentopname. Volgende versies gaan meer in op het
al dan niet behalen van de beoogde resultaten en met welke risico’s in de vervolgaanpak
rekening gehouden moeten worden. Met deze verrijking en aanscherping verschuift het
karakter van de rapportage daarmee steeds meer van een beschrijving van de aanpak
naar een beeld van wat die aanpak oplevert en de effecten daarvan in de maatschappij.
Beleidsreactie WODC-rapport «Koers bepalen»
Het rapport «Koers bepalen» is het resultaat van een drie jaar durend actiegericht
onderzoek naar dertien projecten binnen de regionale aanpak van georganiseerde, ondermijnende
criminaliteit. Het rapport biedt waardevolle inzichten in de regionale aanpak. Met
dergelijke onderzoeken kan de aanpak voortdurend worden verbeterd en verscherpt waar
nodig. In het rapport worden naast lessen die vanuit het actiegerichte onderzoek aan
projecten zijn teruggegeven, ook meer fundamentele uitspraken gedaan over de brede
aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. De lessen die we leren uit
de aanpak binnen de dertien projecten zijn gezien de beperkte scope van het onderzoek
zeker niet een-op-een toepasbaar voor de gehele brede aanpak van georganiseerde, ondermijnende
criminaliteit. Daarom neem ik niet alle aanbevelingen over. Bij de aanbieding van
het onderzoek aan de Kamer in december 20223 is een beknopte reactie gegeven op de hoofdlijnen van het rapport. Hierin is de toezegging
gedaan om in een later stadium de bevindingen en aanbevelingen uit het rapport met
de betrokken partners in de aanpak te bespreken en een meer uitvoerige reactie op
te stellen. In bijlage 2 vindt u deze uitgebreide beleidsreactie, die op basis van
de gesprekken met partners is opgesteld.
Moties & toezeggingen
Preventie met Gezag
Het is van groot belang dat we voorkomen dat kleine jongens grote criminelen worden. Dat doen we onder andere door de aanpak
Preventie met Gezag, een lerende aanpak waarbij continu wordt gereflecteerd op wat
wel en ook wat niet werkt. Dit doen we onder andere door goed te kijken naar de ontwikkelingen
in de praktijk en wetenschap en het landelijk beschikbaar maken en flexibel inzetten
van effectief bewezen interventies. Daarvoor wordt dit jaar een groot actieonderzoek
naar jongerenwerk gestart, zoals de regering ook is verzocht in de motie van het lid
Mutluer c.s. over de invulling van het specialistisch jongerenwerk.4
Verder kijken we steeds kritisch naar hoe we de aanpak integraal en vanuit één overheid
kunnen organiseren, onder het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Daarom
wordt er nu door het Rijk verkend of en hoe aanvragen, zoals in het kader van het
Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid en Preventie met Gezag, op rijksregelingen
beter kunnen worden gestroomlijnd, zoals verzocht in motie van de leden Van der Werf
en Boulakjar.5
Preventie gaat altijd hand in hand met het vergroten van de zichtbaarheid van het
gezag voor die groep jongeren die de stap in het criminele circuit al heeft gemaakt.
Dit betekent dat er grenzen moeten worden gesteld aan crimineel risicogedrag door
versterking van justitiële functies in de wijk, laagdrempelige rechtspraak en meer
aanwezigheid van wijkagenten. Net als bij de integrale aanpak behoeft dit een lange
adem, mede omdat de resultaten pas op de langere termijn zichtbaar zullen zijn.
Na toezegging aan de Kamer en op advies van het Strategisch Beraad Ondermijning gaat
de preventieve aanpak in 2023 uitbreiden van 15 naar 27 gemeenten. Hoewel er een flink
bedrag beschikbaar is voor de aanpak, is om het tij te kunnen keren nodig dat middelen
gericht worden ingezet. Dit moet gebeuren in gebieden waar de problematiek het hevigst
is of waar preventief ingrijpen toename van de problematiek kan voorkomen. Daarom
wordt de aanpak eerst uitgebreid met vier aanvullende geprioriteerde gebieden van
het Nationaal Programma Leefbaarheid.6 Later dit jaar wordt de aanpak nog verder uitgebreid met 8, op basis van data, geselecteerde
gemeenten.7,
8
Gegevensdeling
Gegevensdeling is een cruciale voorwaarde om georganiseerde criminaliteit nog beter
en effectiever aan te pakken en daarmee de rechtsstaat te beschermen, mits goed geregeld
en voorzien van voldoende waarborgen. De motie Michon-Derkzen c.s.9 heeft de regering verzocht om te inventariseren welke knelpunten met betrekking tot
gegevensdeling de partners in de aanpak van georganiseerde criminaliteit ervaren,
zodat hiervoor oplossingen kunnen worden gezocht. De inventarisatie heeft op dit moment
ongeveer 200 signalen opgeleverd. Als (nieuwe) knelpunten zich voordoen, kunnen die
nog worden gemeld.
De binnengekomen signalen geven een goed beeld van de diversiteit in de problematiek
en waar de kansen liggen om de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit
effectiever te maken. Het gaat hierbij om knelpunten die ervaren worden. Het is daarbij nog niet duidelijk of er bijvoorbeeld sprake is van een juridische
belemmering, of dat er weliswaar juridische mogelijkheden zijn, maar dat deze om uiteenlopende
redenen niet worden benut.
Uit de inventarisatie komt in ieder geval duidelijk naar voren hoe breed het thema
gegevensdeling bij de partners leeft, en dat zij mogelijkheden zien om de aanpak van
georganiseerde, ondermijnende criminaliteit te versterken. Uit de signalen hebben
we in overleg met de partners een aantal thema’s gedestilleerd, die we met hen met
voorrang oppakken omdat de signalen die daaronder vallen veel impact hebben op de
aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Het gaat om de thema’s: gegevensdeling
bij het tegengaan van drugssmokkel via logistieke knooppunten; gegevensdeling tussen
publieke organisaties en private partijen; gegevensdeling met betrekking tot vroege
signalering in de preventieve aanpak; het delen van fiscale gegevens; en gegevensdeling
tussen partijen in het sociaal domein en partijen in het veiligheidsdomein. De overige
knelpunten houden daarnaast uiteraard onze aandacht en worden in het kader van deze
exercitie in een later stadium ook opgepakt.
De komende maanden worden de signalen op de prioritaire thema’s verder uitgediept
en de relevante partners bij elkaar gebracht om te kijken waar en hoe binnen die thema’s
de grootste verbeteringen voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit kunnen worden
gerealiseerd. Hierbij wordt ten eerste met de betrokken partners uitgezocht waar nu
de redenen zitten om geen gegevens te delen: zijn er juridische belemmeringen, of
is dat niet het geval en zijn er andersoortige oplossingen mogelijk of spelen er andere
aarzelingen? Ten tweede bundelen we bestaande kennis ten behoeve van meer voorlichting
en kijken we waar het nodig is om kennis en expertise uit te breiden door onderzoek
te laten doen. Ten derde brengen we (met de partners) in beeld waar het nodig en mogelijk
zou zijn om met aanvullende of nieuwe wet- en regelgeving juridische belemmeringen
weg te nemen. Het kan namelijk ook voorkomen dat er goede (juridische) gronden zijn
om gegevens niet te delen. Overigens is het na concretisering van de signalen en een
analyse hiervan voorstelbaar dat het wetsvoorstel Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden
(Wgs) een deel van de signalen blijkt te kunnen oplossen. De Wgs ligt op dit moment
voor bij de Eerste Kamer.
Dit onderwerp is, zoals in mijn eerdere Kamerbrief10 aangegeven, nooit «af»: nieuwe uitingsvormen van georganiseerde criminaliteit vragen
weer om andere vormen van samenwerking met bijvoorbeeld andere partners, waar weer
andere vraagstukken omtrent gegevensdeling kunnen gaan spelen. In het coalitieakkoord
is afgesproken dat om criminaliteit goed aan te kunnen pakken, het belangrijk is dat
verschillende partijen (lokaal) beter kunnen samenwerken en gegevens uitwisselen,
met voldoende capaciteit en expertise om de taken beter uit te kunnen voeren. Ook
is daarin afgesproken dat we waar nodig de grondslagen voor die gegevensuitwisseling
in de wet met de juiste waarborgen verankeren, zoals doelbinding en proportionaliteit.
Dit vergt een doorlopend proces waarbij in samenspraak met de relevante partijen concrete
oplossingen kunnen worden gerealiseerd voorzien van voldoende waarborgen. Het is van
groot belang dat we de komende periode bovengenoemde stappen gaan zetten, om met goede
en effectieve gegevensdeling de samenwerking binnen de aanpak van georganiseerde criminaliteit
steeds verder te versterken. In de volgende halfjaarbrief over de aanpak van georganiseerde,
ondermijnende criminaliteit zal ik u berichten over de voortgang.
Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit (NSOC)
Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd over het door de samenwerkende organisaties en
hun gezagen opgestelde actieplan voor de NSOC. In het actieplan staat beschreven wat
vanaf 1 september 2022 de operationele focus is voor de daaropvolgende achttien maanden,
op welke onderwerpen wordt ingezet en wat de beoogde resultaten zijn. Dit plan loopt
tot maart 2024. In de najaarsbrief van 4 november 202211 heb ik uw Kamer ook toegezegd om de uitvoering van het Actieplan te evalueren. De
voorbereidingen hiervoor zijn inmiddels gestart waarbij zowel de uitvoering van het
actieplan als het zichtbaar potentieel van het samenwerkingsverband in de aanpak van
georganiseerde criminaliteit in beeld wordt gebracht. Natuurlijk zal ik uw Kamer informeren
over de uitkomsten en de verdere koers van het samenwerkingsverband.
Interveniëren bij postpakketten
In het commissiedebat Criminaliteitsbestrijding, georganiseerde criminaliteit en ondermijning
van 6 april 2023 is de toezegging gedaan dat de Tweede Kamer geïnformeerd wordt over
de inrichting van teams om snel te interveniëren bij postpakketten voor de aanpak
van drugscriminaliteit.
De rol van Nederland als belangrijk distributiepunt voor vele soorten verdovende middelen
blijft niet beperkt tot de grote Nederlandse (lucht)havens. Er wordt ook veel drugs
vanuit Nederland verstuurd via postpakketten en brieven. Het buitenland merkt hier
de gevolgen van. Ook heeft de douane het toezicht op de post- en pakketstromen inmiddels
fors geïntensiveerd.12
Naar voorbeeld van de Hit and Run Cargo teams op de logistieke knooppunten wordt de
aanpak verder versterkt door het inrichten van een gecombineerd opsporingsteam bestaande
uit medewerkers van de politie, douane en openbaar ministerie. Doel van het team is
het intensiveren van de onderlinge samenwerking, het versterken van de gezamenlijke
informatiepositie en uiteindelijk duurzaam verstoren van de verspreiding van verdovende
middelen. Hiermee volgt het team de uitgangspunten van Hit and Run Cargo.
Het team krijgt de naam Hit And Run Post en zal zich richten op de strafrechtelijke
onderzoeken met een korte doorlooptijd van zo’n 6 tot 8 weken.
Naast de strafrechtelijke onderzoeken is de ambitie dat het Hit And Run Post leidt
tot een beter zicht op de deze vorm van criminaliteit, hetgeen benut zal worden om
tot een effectievere publiek-private en internationale samenwerking te komen. Ik kom
hierop terug bij de opvolging van de motie van de leden Michon-Derkzen en Kuiken.13
Investeringen in de Financial Intelligence Unit-Nederland
In hetzelfde commissiedebat van 6 april 2023 heb ik toegezegd om in te gaan op de
effecten van de investeringen in de Financial Intelligence Unit-Nederland.
Met de extra middelen worden verbeteringen in technologie, kennis, en expertise gerealiseerd.
Daarnaast is de operationele capaciteit reeds uitgebreid tot 90 fte en wordt er toegewerkt
naar ongeveer 115 fte. Hiermee wordt de effectiviteit en efficiëntie van de analyses
van de Financial Intelligence Unit-Nederland verder versterkt. Dit is hard nodig in
het licht van het groeiend aantal ongebruikelijke transacties. Van groot belang is
dat deze investeringen helpen bij het optimaal inzetten van de beschikbare operationele
capaciteit bij het opstellen en analyseren van arbeidsintensieve dossiers zoals het
onderzoeken van omvangrijke criminele netwerken en nieuwe modus operandi.
Poortwachters & melden ongebruikelijke transacties
In het commissiedebat van 6 april 2023 heb ik ook toegezegd om in te gaan op het melden
van ongebruikelijke transacties door poortwachters. Met het melden van ongebruikelijke
transacties door meldingsplichtige instellingen bij de Financial Intelligence Unit-Nederland
wordt de integriteit van ons financiële stelsel gewaarborgd. De veiligheid van de
melder is hierbij van groot belang. Daarvoor zijn verschillende waarborgen in het
leven geroepen, zoals uiteengezet in de bijlage van de Najaarsbrief 202214. Zo kan alleen de Financial Intelligence Unit-Nederland de ongebruikelijke transacties
van meldingsplichtige instellingen ontvangen en analyseren. Daar zijn strenge veiligheidsvoorschriften
en een geheimhoudingsplicht aan verbonden. Een ander voorbeeld hiervan is dat het
Openbaar Ministerie ervoor kan kiezen om bij individuele casussen de gegevens van
de meldende instantie te anonimiseren, indien er aanwijzingen zijn dat de veiligheid
van de meldende instantie in het geding is.
Samen met het Openbaar Ministerie, de Financial Intelligence Unit-Nederland en brancheverenigingen
van meldingsplichtige instellingen is besproken hoe de veiligheid en het gevoel van
veiligheid bij melders verder kan worden vergroot. Daarbij is onder meer overeengekomen
dat de kennis over het meldproces en de waarborgen voor veiligheid worden verbeterd.
Hiervoor wordt een handzame factsheet ontwikkeld en verspreid via de communicatiekanalen
van de betrokken partners.
Transparantie, herleidbaarheid en controle van opsporingsinformatie vormen essentiële
uitgangspunten voor ons rechtstelsel. Het standaard anonimiseren van gegevens in het
strafdossier door het Openbaar Ministerie of het anoniem melden van ongebruikelijke
transacties worden daarom als niet-wenselijk en -noodzakelijk gezien. Samen met de
betrokken partijen wordt besproken welke mogelijkheden er zijn om de veiligheid en
het gevoel van veiligheid onder meldingsplichtige instellingen verder te vergroten.
Over de uitkomsten van deze gesprekken zal ik uw Kamer nader berichten.
Tegelijkertijd wordt er toezicht gehouden op meldingsplichtige organisaties, bijvoorbeeld
op of een poortwachter bewust of onbewust niet meldt. De Wet ter voorkoming van witwassen
en financieren van terrorisme (hierna: de Wwft) bepaalt dat verschillende autoriteiten
toezicht houden op de naleving van de meldplicht door poortwachters. De verantwoordelijke
toezichthouder verschilt per beroepsgroep; onder meer het Bureau Financieel Toezicht,
de Autoriteit Financiële Markten, De Nederlandsche Bank, de Belastingdienst/Bureau
Toezicht Wwft, de Kansspelautoriteit en de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Indien de meldplicht onvoldoende wordt nageleefd, kunnen toezichthouders dwingend
aanwijzingen geven tot het volgen van een bepaalde gedragslijn. Bij niet-naleving
kunnen er bestuurlijke boetes en een last onder dwangsom op worden gelegd. Deze worden
door de toezichthouders, conform de verplichtingen uit de Wwft, gepubliceerd op hun
website.
Indien nodig kan er aangifte worden gedaan bij de officier van justitie, die vervolgens
een strafrechtelijk onderzoek kan instellen. Het niet naleven van de Wwft wordt beschouwd
als een economisch delict waarop een gevangenisstraf van maximaal twee jaar, een taakstraf
of een geldboete staat. Hierbij kunnen ook nog bijkomende straffen worden opgelegd,
zoals het tijdelijk stilleggen van de onderneming waarmee het delict is begaan.
Colorverbod Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s)
In het najaar van 2022 heb ik uw Kamer toegezegd te bezien of het noodzakelijk is
om een nieuwe wettelijke grondslag te creëren, zodat gemeenten het zogenaamde colorverbod (het verbod op het dragen, bezit of vervoeren van hesjes door nog niet definitief
verboden criminele motorbendes) weer op kunnen nemen in hun Algemene plaatselijke
verordening (APV). De Hoge Raad heeft namelijk in december 2021 artikel 2:50a van
de APV van de gemeente Haarlem, die zag op het colorverbod, onverbindend verklaard.15 Het lid Ellian heeft over deze uitspraak eerder Kamervragen gesteld.16 Voor de beantwoording van dit vraagstuk heb ik advies ingewonnen bij het Landelijk
Strategisch Overleg OMG (LSO).17
Volgens het Landelijk Strategisch Overleg OMG’s zijn er momenteel voldoende wettelijke
mogelijkheden om te handhaven op het dragen van colors door verboden OMG’s, vanaf
de eerste verbodenverklaring van een OMG tot aan een definitief verbod. Het Landelijk
Strategisch Overleg OMG’s benadrukt dat recent het instrumentarium is aangevuld, op
grond waarvan kan worden gehandhaafd op nog niet definitief verboden OMG’s.18 Met de wijziging van artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek (verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen) kan de rechter namelijk organisaties die in eerste aanleg zijn verboden een bevel
geven om specifieke activiteiten na te laten, zoals het dragen van colors door OMG´s.
Het Landelijk Strategisch Overleg OMG’s onderstreept dat de bestaande mogelijkheden
effectief moeten worden toegepast. Ook constateert het LSO dat de behoefte aan een
wettelijke grondslag kan wijzigen, afhankelijk van ontwikkelingen in de jurisprudentie
en de toepassing van het recent aangevulde instrumentarium.
Ik neem het advies van het Landelijk Strategisch Overleg OMG’s integraal over, houd
deze ontwikkelingen samen met hen nauwlettend in de gaten en zal zo nodig opnieuw
naar dit vraagstuk kijken.
Corruptie
Uit recentelijke strafrechtelijke onderzoeken is gebleken dat corrupte ambtenaren
meer dan eens te linken zijn aan de georganiseerde criminaliteit. Op dit moment voer
ik gesprekken met de relevante partners en het maatschappelijk middenveld om te zien
hoe de huidige aanpak van ambtelijke corruptie verder kan worden versterkt. Opsporing
is daarbij belangrijk, maar het voorkomen van ambtelijke corruptie door het uitdragen
van een krachtig integriteitsbeleid op ieder niveau van het openbaar bestuur is cruciaal.
Ik ben daarom met de Minister van Binnenlandse Zaken – die verantwoordelijk is voor
het bestuurlijke en ambtelijke integriteitsbeleid – in gesprek hoe het anti-corruptiebeleid
en het integriteitsbeleid elkaar beter kunnen versterken. Recente casussen bij overheidsdiensten
hebben laten zien dat het bewustzijn over het herkennen van de corruptiesignalen bij
organisaties moet worden geborgd en vergroot.
Conform mijn toezegging tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid van 17 november 2022 (Handelingen II 2022/23, nr. 24, items 6 en 11) zal ik nadrukkelijk het risico op corruptie en de noodzaak voor een versterkte aanpak
onder de aandacht van andere departementen brengen. Iedere overheidsorganisatie moet
zich bewust zijn van de aantrekkelijkheid die ze hebben voor criminelen en daar maatregelen
voor nemen. Om een zo volledig mogelijk zicht te krijgen op de risico’s en de stand
van zaken van ambtelijke én niet-ambtelijke corruptie, wordt hier een verkennend onderzoek
naar uitgevoerd. Daarnaast wordt ook verkend in hoeverre meetinstrumenten zoals de
National Risk Assessment Witwassen, waarin aandacht wordt besteed aan corruptie, mogelijkerwijs
hier al dan niet in aangepaste vorm een rol in kunnen spelen.
Tot slot
Met de krachtige brede aanpak, maar ook focus, altijd blijven leren en bijsturen,
zorgen we dat we de georganiseerde criminaliteit van alle kanten insluiten. De aanpak
van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit blijft de komende jaren een niet aflatende
strijd voor de bescherming van onze rechtsstaat en de veiligheid in Nederland.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.