Brief regering : Literatuurverkenning RIVM poly-acrylamide
30 015 Bodembeleid
Nr. 114
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 mei 2023
Het RIVM heeft in samenwerking met Deltares een literatuurverkenning gepubliceerd
naar de mogelijke afbraak van poly-acrylamide en de mogelijke vorming van acrylamide
in diepe plassen. Het rapport is bijgevoegd. Deze literatuurverkenning is in mijn
opdracht uitgevoerd en in een brief1 aan Uw Kamer d.d. 16 november 2021 aangekondigd.
Een niet-gepubliceerde versie van het rapport is vroegtijdig bij verschillende media
terechtgekomen. Ik betreur de onrust die dat mogelijk veroorzaakt heeft bij omwonenden
van diepe plassen. Ook had ik uw Kamer graag het rapport toegestuurd voordat media
er over berichtten. Inmiddels hebben de leden Hagen (D66) en Van Esch (PvdD) vragen
over het rapport gesteld.2 De antwoorden op deze vragen stuur ik u separaat en zijn als bijlagen opgenomen bij
deze brief.
In de literatuurverkenning heeft de vraag centraal gestaan of het aannemelijk is dat
er onder zuurstofarme omstandigheden bij de toepassing van «ontwaterde grond» een
relevante hoeveelheid acrylamide kan worden gevormd en of hier nog kennisleemtes over
zijn. Dat is relevant omdat poly-acrylamiden breed worden toegepast bij de ontwatering
van grond en baggerspecie en het mogelijke afbraakproduct acrylamide een zeer zorgwekkende
stof is en waarvan het niet goed zou zijn als deze in substantiële mate in het milieu
vrijkomt als gevolg van menselijk handelen.
Acrylamide is een stof die veel voorkomt, ook als dit niets met de afbraak van poly-acrylamide
te maken heeft. Het komt bijvoorbeeld in meetbare hoeveelheden voor in alledaagse
zetmeelrijke voedingswaren die bij bereiding worden verhit boven 120oC, denk daarbij aan friet, brood en koffie. Dit is ook de reden dat in Europees verband
maatregelen zijn getroffen om acrylamide gehaltes in deze producten te verlagen.3
Hoofdpunten uit de literatuurverkenning
Het RIVM en Deltares hebben een verkenning gedaan op basis van reeds bestaande studies.
Het RIVM geeft aan onvoldoende (betrouwbare) studies te hebben gevonden waarin de
afbraak van poly-acrylamide en vorming van acrylamide onder de omstandigheden die
voorkomen in diepe plassen zijn onderzocht. De literatuurstudie heeft aldus geen nieuwe
informatie opgeleverd die maakt dat alle onzekerheid kan worden weggenomen. Het rapport
geeft advies over welke stappen vervolgens kunnen worden genomen om de kennisleemten
op te vullen en hoe zorgvuldig met de toepassing kan worden omgegaan.
Beleidsreactie
Het is van belang om de conclusies en aanbevelingen van RIVM en Deltares te duiden
in het licht van eerdere onderzoeken. Dat in poly-acrylamide een klein percentage
vrij residu acrylamide aanwezig kan zijn, is een bekend inzicht en als zodanig ook
eerder – op 31 maart 2020 – met uw Kamer gedeeld.4 In Europees verband is strenge EU-regelgeving afgesproken ten aanzien van acrylamide.
Het percentage mag nooit hoger zijn dan 0,1% (op gewichtsbasis) van het poly-acrylamide
in een te gebruiken product. Dat geldt ook voor poly-acrylamide flocculanten die in
Nederland gebruikt worden. In de meeste gevallen liggen de concentraties acrylamide
in poly-acrylamide aanzienlijk lager dan 0,1%.
Bureau Arcadis heeft in 2021 in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en
Waterstaat een uitgebreide review (literatuur-, laboratorium- en veldonderzoek) gedaan
naar granuliet (dat wordt ontwaterd met een poly-acrylamide flocculant). In haar rapportage
(16 april 20215) is aangegeven: «In geen enkel monster van grond, grondwater of oppervlaktewater
is acrylamide aangetoond boven de detectielimiet. Ook in de toekomst is de vorming
van acrylamide uit poly-acrylamide niet waarschijnlijk. Poly-acrylamide breekt slechts
zeer langzaam af, en in het geval van afbraak, vooral naar kortere ketens poly-acrylamide.
In het natuurlijke systeem verloopt de afbraak van acrylamide aanzienlijk sneller
dan de mogelijke vorming uit poly-acrylamide, hoogstwaarschijnlijk is dit de reden
dat geen acrylamide kon worden teruggevonden.»
Ook in de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van
13 oktober 2021 is geconcludeerd dat de kans op aanwezigheid van schadelijke hoeveelheden
acrylamide uiterst klein is en dat acrylamide in de praktijk niet is aangetoond.6 De Raad stelt: «Volgens het deskundigenbericht blijkt uit literatuur dat het transport
van poly-acrylamide in oppervlaktewater, grondwater en bodem beperkt is vanwege de
adsorptie aan minerale deeltjes. Deze binding is onomkeerbaar en desorptie treedt
nauwelijks op waardoor de risico’s voor in het water levende organismen beperkt lijken
te zijn. Verder blijkt over het algemeen uit het onderzoek over anionische poly-acrylamide
dat sprake is van een lage afbraaksnelheid, zonder dat daarbij acrylamide ontstaat
als tussenproduct, en dat acrylamide zeer snel afbreekt in het milieu. Weliswaar is
in een beperkt aantal onderzoeken wel acrylamide aangetroffen na blootstelling aan
uv-licht en hoge temperaturen, maar de bijdrage lijkt verwaarloosbaar.»
Eerder heb ik gemerkt dat het verondiepen van diepe plassen tot grote zorgen bij omwonenden
kan leiden. Uiteraard neem ik deze zorgen serieus. De inwoners van Nederland hebben
recht op een gezonde leefomgeving en moeten ervan op aan kunnen dat de overheid al
het mogelijke doet om die zoveel mogelijk te borgen.
Het is op zichzelf niet onbegrijpelijk dat er naar aanleiding van de berichtgeving
bij mensen extra zorgen kunnen zijn ontstaan.
Het RIVM heeft tijdens de literatuurverkenning geen aanvullende wetenschappelijke
informatie gevonden, die eerdere bevindingen7, ter discussie stelt. Het onderzoek heeft op de geconstateerde kennisleemte geen
uitsluitsel kunnen geven; het rapport geeft echter ook geen nieuwe inzichten om anders
naar risico’s voor mens en natuur te kijken dan voor deze studie het geval was. Er
is derhalve ten aanzien van het diepe plassen beleid thans geen reden om beleidsmatig
anders te handelen dan tot op heden is gedaan.
Om de onzekerheid t.a.v. de lange termijn risico’s van mogelijke vorming van acrylamide
vanuit flocculanten weg te nemen, ben ik voornemens om in reactie op de conclusies
en aanbevelingen van RIVM en Deltares en in nauwe samenwerking en afstemming met de
verschillende betrokken partijen, de volgende stappen te zetten teneinde de kennisleemten
aan te pakken:
1. Er zal in de praktijk worden gemonitord of er acrylamide in diepe plassen te vinden
is. Dit betekent dat we over langere tijd gaan meten in verschillende diepe plassen
waar grond of bagger dat is ontwaterd met flocculanten, is toegepast. Daartoe wordt
op korte termijn in overleg met de betrokken partijen een plan van aanpak opgesteld.
2. Indien de resultaten van de monitoring daar aanleiding toe geven zal ik het RIVM vragen
om op Europees niveau te verkennen of er gezamenlijk fundamenteel internationaal onderzoek
kan komen naar het vrijkomen van initieel residu acrylamide in poly-acrylamide. Dit
is belangrijk voor een gelijk speelveld voor ondernemers bij eventuele aanvullende
milieu of gezondheidseisen aan poly-acrylamiden.
3. Ik vind het belangrijk dat de toepassing van stoffen, zoals poly-acrylamiden, die
niet van nature voorkomen zoveel mogelijk wordt beperkt in diepe plassen. Daarom zal,
als vervolg op eerder onderzoek door STOWA met betrekking tot zuiveringsslib8, een verkenning worden gedaan naar groenere (biobased) alternatieven voor poly-acrylamiden
voor het ontwateren van verschillende soorten grond en bagger. Als deze beschikbaar
zijn, zal ik bekijken hoe ik het gebruik hiervan kan stimuleren.
Dit najaar zal ik u informeren over de voortgang van de genoemde acties.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.