Brief regering : Voortgang Sterk techniekonderwijs
30 079 VMBO
Nr. 116
BRIEF VAN DE VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 mei 2023
Techniek is overal. Ziekenhuizen hebben zorgrobots, woningen zijn voorzien van zonnepanelen
en een chatbot helpt ons teksten te schrijven. Techniek speelt een belangrijke rol
in de uitdagingen en transities waar Nederland voor staat. We stappen over op duurzame
energie en maken protheses met een 3D-printer. Kortom, technische vakmensen zijn nu
belangrijker dan ooit. Maar een blik op de statistieken laat een ontluisterend tekort
zien. In het tweede kwartaal van 2022 zijn er maar liefst 86.250 openstaande vacatures
in de techniek.1 Om het tij te keren investeert het Kabinet sinds 2018 jaarlijks circa € 100 miljoen
in de versterking van het technisch onderwijs.2 Dit is een aanpak van de lange adem. Het geld is structureel en wordt verdeeld via
het programma Sterk Techniekonderwijs (STO). Met deze brief wil ik uw Kamer informeren
over de huidige stand van zaken binnen STO en zet ik mijn plannen uiteen voor de verdere
voortzetting van het subsidieprogramma.
STO gaat door: subsidie met jaar verlengd, horizon op 2029
Het doel van STO is het neerzetten van een duurzaam, dekkend en hoogwaardig techniekaanbod.
In de jaren 2020 tot en met 2023 worden de beschikbare middelen verdeeld via een subsidieprogramma
met ondersteuning vanuit de rijksoverheid. Binnen dit programma werken vmbo-scholen
samen met het lokale bedrijfsleven en het middelbaar beroepsonderwijs in 78 techniekregio’s.
In mijn brief van 22 december 20223 heb ik aangegeven het subsidieprogramma te continueren. Dit doe ik in de eerste plaats
door de looptijd van het programma te verlengen tot eind 2024. De subsidieregeling
pas ik hierop aan. In deze verlenging blijven uitvoering, regio’s en systematiek gelijk.
De komende tijd ontwerp ik bovendien een nieuwe subsidieregeling voor de periode 2025
tot 2029. De nieuwe fase van STO moet vanaf 2025 de aanpak van het programma verbreden
en bestendigen.
Resultaten tweede monitor: positieve effecten STO
In de huidige transitiefase wordt de voortgang van STO gemonitord door een consortium
van onderzoeksbureaus in opdracht van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek
(NRO). In oktober 2021 heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd over de resultaten
uit de eerste voortgangsrapportage.4 Het eerste jaar was een jaar van voorbereiding. Op 12 april jl. heeft het consortium
mij de tweede tussentijdse monitor gestuurd. Deze vindt u in de bijlage bij deze brief.
De meeste resultaten uit de tweede voortgangsrapportage betreffen schooljaar 2021–2022.
De monitor constateert dat STO kan bijdragen aan meer techniekleerlingen, meer techniekdocenten
en meer verbinding tussen scholen. Over de hele linie wordt meer kennis gedeeld en
verbinding gezocht. STO laat zijn potentie zien, maar kan wel nog beter worden benut.
Een hard effect van STO is volgens de onderzoekers nu nog lastig te bepalen, maar
over de breedte toont het techniekonderwijs een positieve ontwikkeling. De onderzoekers
concluderen al wel dat het aandeel vmbo-leerlingen met een hard-technisch profiel5 stijgt van 19 procent in 2021 naar 20,3 procent in 2023. In vergelijking met de periode
direct voor STO stijgt het aantal techniekdocenten met 2,5 procent en het aantal fte
zelfs met 7,5 procent. Mede hierdoor daalt het aantal leerlingen per docent met 20 procent.
De techniekdocent heeft meer tijd en aandacht per leerling. In tijden van krapte én
lerarentekort is dit goed nieuws.
Gerichte aandacht blijft nodig; verlenging huidige regeling STO
De inzet van het technisch onderwijsbeleid op het stimuleren van samenwerking mét
en tussen scholen is en blijft een proces van de lange adem. De onderzoekers constateren
een eerste overgang naar een fase van actie en verduurzaming, maar stellen dat extra
tijd voor het voortzetten van STO bijdraagt aan de kwaliteit en toekomstbestendigheid
van de tot nu toe ontwikkelde initiatieven. Dit onderschrijf ik. Tegelijkertijd loopt
de huidige subsidieregeling medio volgend jaar af. De verdeling van de middelen over
de 78 techniekregio’s is voor 2024 bovendien nog niet gemaakt. Dat is – gezien de
urgentie van het vraagstuk en de voorbereidingstijd die scholen nodig hebben om hun
plannen uit te kunnen blijven voeren – geen wenselijke situatie. Daarom besluit ik
het huidige programma te verlengen tot en met 31 december 2024. Ik maak bovendien
een aantal technische wijzigingen in de subsidieregeling. Zo is onder meer verdere
planvorming voor STO mogelijk en sluit de verantwoordingscyclus beter aan op de verlengde
duur. Voor 2024 stel ik een heel jaar extra financiering beschikbaar.6 Het huidige programma duurt daarmee vijf jaar. Regio’s kunnen, op basis van concrete
plannen en een begroting, via DUS-I een verzoek indienen voor financiering in 2024.
Ook komt er ruimte voor scholen om aan planvorming voor de volgende fase te werken.
Eerdere wijzigingen, zoals de verlaging van de cofinanciering van 10 naar 7,5 procent,
laat ik staan.
Nieuw subsidieprogramma gaat STO-systematiek verduurzamen
Zoals hiervoor aangegeven gaat STO ook op de langere termijn door. Ervaring met een
vergelijkbare programma-aanpak, zoals het Deltaplan Techniek dat tussen 2004 en 2010
werd uitgevoerd door het Platform Bèta-Techniek, laat zien dat positief resultaat
kan verdampen wanneer een gerichte aanpak wordt losgelaten.7 Ik vind het daarom belangrijk dat de komende jaren verder wordt gewerkt aan inbedding
van de STO-systematiek in het technisch onderwijs. Over hoe dit eruit kan zien en
welke afwegingen gemaakt kunnen worden heb ik van verschillende partijen – gevraagd
en ongevraagd – advies ontvangen.8 Deze welkome en waardevolle adviezen zend ik uw Kamer toe als bijlage bij mijn brief.
Advies: blijf oormerken en verbreed samenwerking
Een zwaarwegend advies komt van de onafhankelijke beoordelingscommissie Sterk Techniekonderwijs.
De beoordelingscommissie adviseert expliciet om de middelen na de huidige fase de
komende jaren in een nieuwe subsidieregeling te blijven oormerken. Zij ziet dat «de geoormerkte STO-subsidies in de huidige regeling nuttig zijn en belangrijke opbrengsten
opleveren, zoals meer structurele en hechtere samenwerking tussen vo scholen». Ook adviseert de beoordelingscommissie om de inzet van het programma te verbreden.
Vanuit de harde techniekprofielen op het vmbo is met STO een sterke basis neergezet.
Het zou mooi zijn als, buiten het technisch-vmbo, alle leerlingen in het funderend
onderwijs op deze sterke basis kunnen meeliften. Dit beeld deel ik. In de nog in te
richten nieuwe regeling voor de periode 2025 tot 2029 wil ik dit daarom als expliciete
opdracht aan de regio’s meegeven. De samenwerking met het primair onderwijs, de niet-technische
profielen in het vmbo en het mbo moet daarom verder worden versterkt. Deze ambitie
komt niet alleen voort uit de verschillende adviezen, ook het tweede monitoringsrapport
onderschrijft dit.
Techniek is overal; sluit STO aan op maatschappelijke opgaves
Naast de hiervoor genoemde punten zijn mij nog een aantal waardevolle adviezen meegegeven
die ik in deze brief aan uw Kamer wil aanstippen. Verschillende partijen adviseren
mij mogelijkheden te creëren om de inzet van STO-middelen te verbreden naar andere
techniek-initiatieven binnen het vmbo.9 Ook dit zie ik als kansrijk. Techniek is tegenwoordig immers overal. Tegelijkertijd
blijft de behoefte aan harde technische vaardigheden groot. Hiertussen zoeken we de
juiste balans. Verder wordt mij geadviseerd STO thematisch beter aan te sluiten op
grote maatschappelijke opgaves als duurzaamheid of de energietransitie en om expliciet
in te zetten op het bieden van gelijke kansen aan vrouwen en jongeren met een migratieachtergrond.10 Ook hiertoe zie ik mogelijkheden die het onderzoeken waard zijn. Tot slot stellen
de adviezen dat de verantwoordingslast voor regio’s idealiter omlaag gaat11 en wordt het belang van het ondersteuningsteam en de separate begeleidingscommissie
onderstreept. Daarop kan ik aangeven dat waar het kan ik de lasten voor scholen zoveel
mogelijk wil beperken, maar dat het van belang blijft dat over de besteding van subsidiemiddelen
voldoende verantwoording wordt afgelegd. Een goede ondersteuning in de uitvoering
is bovendien cruciaal voor het onderwijsveld.
Toekomst vormgegeven in samenwerking met onderwijsveld
De komende periode ga ik verder aan de slag met deze adviezen en het vormgeven van
de nieuwe subsidieregeling voor het programma STO voor de periode 2025 tot 2029. Het
financiële kader hiervoor valt binnen de voor technisch onderwijs gereserveerde middelen
op de OCW-begroting. De verdere uitwerking van de subsidieregeling doe ik samen met
het onderwijsveld en het ondersteuningsteam voor Sterk Techniekonderwijs. Hierbij
zal ik ook de monitor en voortschrijdend inzicht gebruiken. De voorgenoemde adviezen
zullen het uitgangspunt vormen in dit proces. Ik ben voornemens de nieuwe regeling
uiterlijk 1 maart 2024 te publiceren. Zo krijgen regio’s de tijd om te werken aan
hun planvorming.
Tot slot; waardevolle praktijkervaringen voor leerlingen in beroepsgericht vmbo
Het programma Sterk Techniekonderwijs is van grote waarde voor het opdoen van essentiële
praktijkervaring in het beroepsgericht onderwijs. Mijn ambitie is dat elke leerling
in het funderend onderwijs in Nederland in aanraking komt met deze waardevolle praktijk.
Dat is waar ik echt enthousiast van word. En het enthousiasme van STO is aanstekelijk!
Of het nu gaat om te leren hoe veilig om te gaan met drones, een stage te lopen op
een écht binnenvaartschip, een winkelinterieur te ontwerpen met een digitaal moodboard,
te kunnen weerstandlassen met gerecycled metaal, of om de zamboni te mogen bedienen
op de lokale ijsbaan: Sterk Techniekonderwijs is hét onderwijs voor de vmbo-leerling.
Sterk Techniekonderwijs wordt gegeven op school, bij een bedrijf en in de regio samen,
met de leerling voorop.
En daarmee gaan we de komende jaren door.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs