Brief regering : Reactie op motie over de Europese Verordening ter bestrijding en voorkoming van seksueel misbruik
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
               34 843
                Seksuele intimidatie en geweld
         
Nr. 1022
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 mei 2023
Encryptie stelt de opsporing voor grote uitdagingen. In opsporingsonderzoeken blijkt
                  het in veel gevallen zeer lastig en soms onmogelijk om gegevens die nodig zijn om
                  criminelen op te sporen te verkrijgen. Ook in gevallen waarin dat volgens de wet is
                  aangewezen. Deze uitdagingen zijn vooral aan de orde bij diensten die gebruik maken
                  van end-to-end encryptie. Tegelijk is sterke encryptie van groot belang voor de beveiliging
                  van communicatie.
               
Het vinden van oplossingen die voldoende recht doen aan alle betrokken belangen is
                  lastig. Dit dilemma werd ook geschetst door het lid Slootweg, die tijdens het tweeminutendebat
                  op 20 april jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 77, Tweeminutendebat Uitvoering motie Van Raan c.s. over end-to-end encryptie in stand
                  houden (Kamerstuk 26 643, nr. 908)) zorgen heeft geuit over het gebrek aan rechtmatige toegang tot communicatie wanneer
                  gebruik wordt gemaakt van interpersoonlijke communicatiediensten zoals Whatsapp of
                  Signal. Dit gebrek belemmert de opsporings- en inlichtingendiensten in hun wettelijke
                  taak de samenleving veilig te maken. Ik deel deze zorgen en vind ik het van belang
                  dat de mogelijkheden van de opsporing om criminaliteit tegen te gaan effectief en
                  adequaat zijn. Om zo te voorkomen dat criminelen vrij spel hebben, onder andere bij
                  het verspreiden van online materiaal van seksueel kindermisbruik. De door het lid
                  Slootweg c.s. (Kamerstuk 26 643, nrs. 1009 en 1010) ingediende moties op dit onderwerp staan echter op gespannen voet met de op 5 juli
                  2022 aangenomen (Handelingen II 2021/22, nr. 100, item 28) motie van het lid Van Raan (Kamerstuk 26 643, nr. 885), waarin de regering wordt verzocht niet akkoord te gaan met (Europese) voorstellen
                  die end-to-end encryptie onmogelijk maken. Mede hierom heb ik de moties van het lid
                  Slootweg moeten ontraden.1
In hetzelfde debat op 20 april diende het lid Van Ginneken c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 1011) een motie in over de Europese Verordening ter bestrijding en voorkoming van seksueel
                  kindermisbruik. Hierin wordt de regering verzocht om:
               
«ervoor te zorgen dat het voorstel geen encryptie bedreigende chatcontrol bevat, zoals
                  client side scanning, en anders de verordening niet goed te keuren»
               
Deze motie heb ik met klem ontraden. Gelet op het belang van de onderwerpen waar het
                  hier om gaat, namelijk het opsporen en bestrijden van online materiaal van seksueel
                  (kinder)misbruik, wil ik mijn redenen hiervoor in deze brief nogmaals aan uw Kamer
                  toelichten.
               
Nederland staat al jarenlang op nummer één als het gaat om het hosten van online materiaal
                  van seksueel kindermisbruik in de Europese Unie.2 Dat is om stil van te worden. Het zorgt er terecht voor dat Nederland op zijn verantwoordelijkheid
                  wordt aangesproken om de bestrijding van dit materiaal zo effectief mogelijk aan te
                  pakken. Die verantwoordelijkheid moeten we ook pakken. Het maakt ons schatplichtig
                  naar alle slachtoffers die op dit materiaal staan afgebeeld, en hun naasten. Interpersoonlijke
                  communicatiediensten worden steeds vaker gebruikt om dit online materiaal, waaronder
                  beelden en video’s, te verspreiden. We hebben het vaak over «online materiaal», «beelden»,
                  of «video’s». Maar achter dit digitale materiaal gaat een verschrikkelijke fysieke
                  waarheid schuil waar we onze ogen niet voor mogen sluiten.
               
De onderwerpen in deze motie raken aan wezenlijke zaken. Er worden daarbij uiteenlopende
                  waarden, die wij in onze democratische rechtsstaat centraal hebben staan, aan de orde
                  gesteld. Met deze motie wordt pijnlijk duidelijk hoe moeilijk het kan zijn om tot
                  een goede balans te komen in de belangenafwegingen die moeten worden gemaakt als fundamentele
                  waarden met elkaar lijken te botsen. In dit geval is er de absolute noodzaak om het
                  bestaan en de verspreiding van online beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik te
                  voorkomen. Maar geldt tegelijkertijd dat we grondrechten, zoals de eerbiediging van
                  de persoonlijke levenssfeer, moeten beschermen.
               
Uw Kamer weet dat op dit moment in Brussel wordt onderhandeld over een voorstel voor
                  een verordening van de Europese Unie die regels bevat om bedrijven onder strenge voorwaarden
                  te verplichten om beeldmateriaal van online seksueel misbruik te detecteren. In Brussel
                  pleit Nederland voor een verordening die voldoet aan de motie van het lid Van Raan
                  c.s., die in juli vorig jaar door uw Kamer is aangenomen en die de regering verzoekt
                  end-to-end encryptie in stand te houden en Europese voorstellen die dat onmogelijk
                  maken niet te steunen.
               
Daarbij zoek ik binnen het kader van die motie en de toezegging aan uw Kamer om deze
                  motie uit te voeren naar de mogelijkheden die er wél zijn om tot regels te komen voor
                  een effectieve bestrijding van seksueel kindermisbruik. Want die regels zijn helaas
                  hard nodig. Daarbij wil ik ervoor zorgen dat Nederland een positieve bijdrage levert
                  aan de aanpak – en niet nagenoeg alleen komt te staan met een vroegtijdige afwijzing
                  van voorstellen in de Verordening waar zich vooralsnog een grote meerderheid van Europese
                  lidstaten achter schaart. Ik wil voorkómen dat Nederland door een vroegtijdige afwijzing
                  van het voorstel geen betekenisvolle invloed kan uitoefenen om het voorstel te verbeteren,
                  mede met het oog op de motie van het lid Van Raan. Immers: als de verordening wordt
                  aangenomen, dan is Nederland daar onverkort aan gebonden.
               
In mijn brief van 31 januari aan uw Kamer wordt client-side scanning expliciet als optie benoemd om kinderpornografisch materiaal te onderkennen.3 Op dit moment lijkt dit de enige manier waarop de maatregelen in de verordening kunnen
                  worden uitgevoerd zonder end-to-end encryptie aan te tasten.
               
Wij kijken grondig naar elk onderdeel van het voorstel, in nauwe samenwerking met
                  alle betrokken ministeries. Het gaat daarbij om een afweging tussen, kort gezegd,
                  de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het voorkomen van de verspreiding
                  van materiaal van seksueel kindermisbruik. Ik zal niet akkoord gaan indien op basis
                  van de verordening, een bedrijf kan worden verplicht op grote schaal tekstberichten
                  en gesprekken te scannen. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer die dat met zich
                  mee brengt acht ik niet proportioneel. Echter, de mogelijkheid om online beeldmateriaal
                  van seksueel kindermisbruik te scannen sluit ik niet uit. Het gaat daarbij om foto’s
                  of video’s van seksueel kindermisbruik. Ik zal mij maximaal inzetten om, binnen de
                  grenzen van de motie van het lid Van Raan c.s., te zoeken naar mogelijkheden om de
                  omloop van dit verwerpelijke materiaal te stoppen.
               
Indien client-side scanning in geen geval kan en tegelijk end-to-end-encryptie in stand moet blijven, dan zijn
                  er geen mogelijkheden meer over – dus oók niet met de komst van de Digital Service
                  Act of andere juridische instrumenten waarover nog wordt onderhandeld – om materiaal
                  van seksueel kindermisbruik te onderkennen op interpersoonlijke communicatiediensten.
                  Het is echter bekend dat juist deze diensten in toenemende mate voor de verspreiding
                  ervan worden misbruikt. Die situatie acht ik, mede gezien ook de onderhandelingspositie
                  in Brussel, zacht gezegd buitengewoon onwenselijk. Daarom heb ik deze motie, met klem,
                  ontraden.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid,
                  D. Yeşilgöz-Zegerius
Indieners
- 
              
                  Indiener
 D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
