Brief regering : Ontwikkeling uurtarieven kinderopvangsector en gebruik kinderopvangtoeslag
31 322 Kinderopvang
Nr. 487 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 april 2023
Kinderopvang is belangrijk voor kinderen, omdat dit bijdraagt aan een goede start
van hun leven. Ook is het belangrijk voor alle ouders die hun werk en zorg voor de
kinderen daardoor kunnen combineren. Kinderopvang moet daarom van goede kwaliteit,
toegankelijk en betaalbaar zijn.
Eind vorig jaar heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de uitzonderlijke en onvoorziene
hogere inflatie in 2022 voor het kabinet reden is geweest om voor 2023 af te wijken
van de reguliere systematiek en de maximum uurprijs extra te verhogen. Zo worden ouders
tegemoetgekomen voor de hogere inflatie over 2022.1Tijdens het debat over de Najaarsnota hebben Kamerleden Klaver (GroenLinks) en Kuiken
(Partij van de Arbeid) een motie ingediend2 om de maximum uurprijzen voor de kinderopvang extra te verhogen. Deze verhoging ziet
op het gedeelte van de indexatie dat betrekking heeft op de loon- en prijsontwikkeling
in 2023 op basis van de cijfers uit de meest recente Macro Economische Verkenning
van het CPB. Deze motie is donderdag 15 december 2022 aangenomen. Het kabinet heeft
de maximum uurprijzen voor 2023 in totaal met 1,74% extra verhoogd voor alle vormen
van kinderopvang, ten opzichte van de indexering die met het gewijzigde Besluit kinderopvangtoeslag
is doorgevoerd.3 De maximum uurprijzen voor de dagopvang en de buitenschoolse opvang zijn in totaal
geïndexeerd met 7,32% (deze zijn € 9,12 en € 7,85) en de maximum uurprijs voor de
gastouderopvang met 5,06% (deze is € 6,85). Dit is gebeurd met terugwerkende kracht
tot en met 1 januari 2023.
In de beantwoording van Kamervragen van het lid Van den Hil (VVD)4 heb ik uw Kamer toegezegd een overzicht te sturen van de tariefontwikkeling in de
kinderopvangsector, op basis van de microdata van Dienst Toeslagen. Dat doe ik middels
deze Kamerbrief. Tevens informeer ik uw Kamer over het gebruik van kinderopvangtoeslag
in de jaren 2015–2021 naar aanleiding van het onlangs gepubliceerde onderzoek hiernaar
door het CBS.
Zoals is toegelicht in de beantwoording van de Kamervragen is de ontwikkeling van
de tarieven in de kinderopvangsector voor mij een belangrijk aandachtspunt, omdat
het van invloed kan zijn op de toegankelijkheid. Het risico bestaat dat tarieven steeds
vaker boven de maximum uurprijzen komen te liggen. Mede in het licht van het nieuwe
kinderopvangstelsel vind ik het van belang dit in de gaten te houden.
Tariefontwikkeling kinderopvangsector januari en februari 2023
De maximum uurprijzen voor de kinderopvangtoeslag worden elk jaar geïndexeerd op basis
van een gewogen gemiddelde van de ontwikkeling van de loonvoet van bedrijven (aandeel
80%) en de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (aandeel 20%). Dat gebeurt conform
geldende regelgeving op basis van de ramingen van het CPB. Het is belangrijk dat de
maximum uurprijs aan de hand van deze objectieve criteria wordt vastgesteld en niet
direct de werkelijke uurprijzen in de kinderopvang volgt. Dit om te voorkomen dat
een prikkel ontstaat waarbij hogere tarieven enkel zouden leiden tot hogere winsten
en kosten hiervan worden afgewenteld op de belastingbetaler.
Zoals aangegeven kunnen de tarieven in de sector van invloed zijn op de toegankelijkheid.
De hoogte van de uurtarieven monitor ik middels de microdata van Dienst Toeslagen
welke worden verwerkt in de kwartaalrapportages.5 Deze rapportages worden opgesteld op basis van de uurtarieven van alle ouders in
Nederland die kinderopvangtoeslag aanvragen. Hierdoor wordt meer inzicht verkregen
in de ontwikkeling van de uurtarieven in de sector op basis van de uurtarieven die
ouders doorgeven. Kanttekening hierbij is dat niet alle ouders een tariefwijziging
direct doorgeven in hun toeslagenportaal. Als het uurtarief van de kinderopvang hoger
ligt dat de maximum uurprijs, kunnen ouders minder snel geneigd zijn dit door te geven
in het toeslagenportaal. Hierdoor kan in eerste instantie een onderschatting van de
werkelijke tariefstijging ontstaan. Het beeld wordt gedurende het jaar steeds vollediger,
omdat meer ouders dan het nieuwe uurtarief doorgeven, onder andere naar aanleiding
van attenderingen door Dienst Toeslagen. Om een completer beeld te krijgen heb ik
in deze analyse ook gekeken naar het Uurprijsonderzoek Kinderopvang dat op 20 april
2023 is uitgebracht door de Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK)
in samenwerking met het Waarborgfonds & Kenniscentrum Kinderopvang.6
Naar aanleiding van de toezegging is in de volgende tabel het eerste beeld weergegeven
van de gemiddelde uurtarieven in de sector. Het eerste beeld is op basis van de microdata
van Dienst Toeslagen voor de maanden januari en februari 2023. Ter vergelijking zijn
de gemiddelde uurtarieven voor het eerste kwartaal uit 2022 opgenomen, evenals de
maximum uurprijzen voor 2022 en 2023. Het eerste beeld dat uit de tabel naar voren
komt is dat de uurtarieven in 2023 in de sector nog steeds gemiddeld hoger liggen
dan de maximum uurprijzen. Wel is het verschil tussen de uurtarieven in sector en
de maximum uurprijzen kleiner dan in het eerste kwartaal van 2022. Dit kan komen doordat
de extra verhoging van de maximum uurprijzen voor 2023 in december 2022 is aangekondigd.
De meeste kinderopvangorganisaties hadden toen al hun uurtarieven voor 2023 bekend
gemaakt. Het is mogelijk dat kinderopvangorganisaties naar aanleiding van de extra
verhoging in 2023 tussentijds hun uurtarieven verhogen. Dit is toegestaan als de kinderopvangorganisatie
een inhoudelijke onderbouwing geeft en deze voorlegt aan de oudercommissie. De oudercommissie
heeft wettelijk adviesrecht op prijswijzigingen.
Opvangsoort
Maximum uurprijs 2022
Gemiddeld uurtarief Q1 2022
Maximum uurprijs 2023
Gemiddeld uurtarief januari 2023
Gemiddeld uurtarief februari 2023
Dagopvang
€ 8,50
€ 8,79
€ 9,12
€ 9,27
€ 9,30
Buitenschoolse opvang
€ 7,31
€ 7,90
€ 7,85
€ 8,26
€ 8,28
Gastouderopvang (0 tot 4 jaar)
€ 6,52
€ 6,55
€ 6,85
€ 6,81
€ 6,83
Gastouderopvang (4 tot 12 jaar)
€ 6,52
€ 6,59
€ 6,85
€ 6,87
€ 6,89
Voor de gehele gastouderopvang (0 tot 12 jaar) is het gemiddelde afgerond op centen:
€ 6,82 in januari en € 6,84 in februari. Het bedrag zit dichter in de buurt van het
tarief voor gastouderopvang 0–4 jarigen doordat 77% van het urengebruik van gastouderopvang
betrekking heeft op 0–4 jarigen (en voor die groep liggen de uurtarieven gemiddeld lager).
Het beeld op basis van de data van Dienst Toeslagen komt overeen met het Uurprijsonderzoek
Kinderopvang van BOinK en het Waarborgfonds. Daaruit blijkt dat de gemiddelde uurtarieven
in de sector voor dagopvang en buitenschoolse opvang hoger liggen dan in bovenstaande
tabel (€ 9,59 voor dagopvang en € 8,52 voor buitenschoolse opvang).
In het Uurprijsonderzoek is niet naar gastouderopvang gekeken. Wel blijkt uit het
onderzoek dat het aandeel kinderopvangorganisaties dat een tarief vraagt boven de
maximum uurprijs, licht is afgenomen. Middels de kwartaalrapportages kinderopvang
blijf ik de ontwikkeling van de uurtarieven en het gebruik van kinderopvang monitoren.
Vooralsnog blijkt uit de cijfers dat het gebruik blijft toenemen (zie ook de passage
over het CBS onderzoek).
Monitoring effecten van de stijgende tarieven in de kinderopvang op de werkende populatie
Drie keer per jaar worden kwartaalrapportages kinderopvang gepubliceerd. Naast de
eerder genoemde tariefontwikkelingen wordt in de kwartaalrapportages ook gekeken naar
de arbeidsparticipatie. Hiervoor worden de cijfers over de netto arbeidsparticipatie
van (jonge) moeders/vaders gebruikt. Ook het aantal gewerkte uren van ouders wordt
meegenomen in de rapportage. Op deze manier wordt uitvoering gegeven aan de aangenomen
motie van het lid Kwint (SP).7
In de rapportage over het eerste kwartaal van 2023 zal een eerste indicatie te zien
zijn hoe de arbeidsparticipatie zich ontwikkelt ten opzichte van de uurtarieven in
de sector.
Onderzoek CBS over gebruik kinderopvangtoeslag 2015–2021
Ik vind het belangrijk dat kinderopvang toegankelijk is voor alle werkende ouders.
De tarieven kunnen van invloed zijn op de toegankelijkheid, zeker als zij steeds vaker
boven de maximum uurprijs liggen. Daarom heb ik het CBS opdracht gegeven om de ontwikkeling
van de toegankelijkheid voor verschillende inkomenscategorieën te onderzoeken. Dit
is een vervolgonderzoek op het onderzoek naar het gebruik in de periode 2015–2019
(uitbreiding met 2020 en 2021). Om de toegankelijkheid kwantificeerbaar te maken kijkt
het CBS naar het recht op en het gebruik van kinderopvangtoeslag.8 Deze gegevens worden geleverd door Dienst Toeslagen.
De meest recente beschikbare gegevens die Dienst Toeslagen kan leveren en die een
goed beeld geven van de toegankelijkheid lopen tot en met toeslagjaar 2021. Voor dit
toeslagjaar is namelijk reeds een groot gedeelte van de kinderopvangtoeslag definitief
toegekend. Voor 2022 is dat nog niet het geval. Daarom is gekeken naar de ontwikkeling
over de periode 2015 tot en met 2021. Het CBS heeft het recht op en het gebruik van
kinderopvangtoeslag uitgesplitst naar besteedbaar huishoudinkomen, gezinssamenstelling
en deeltijdfactor.
Figuur 1. Gebruik kinderopvangtoeslag (in %) van huishoudens met recht op kinderopvangtoeslag
en minimaal één kind tussen de 0 en 13 jaar, uitgesplitst naar besteedbaar huishoudensinkomen.
2015–2021
Uit de data (zie Figuur 1) blijkt dat het gebruik van kinderopvangtoeslag over het
algemeen gelijk is gebleven in 2020 en 2021. Het gebruik onder huishoudens met een
lager besteedbaar huishoudinkomen9 is onder huishoudens met kinderen tot 9 jaar en éénoudergezinnen gestegen. Tegelijkertijd
schommelt het gebruik voor een aantal subgroepen, waaronder gezinnen met oudere kinderen
(9+) en een hoger huishoudinkomen, en onder huishoudens met een hogere deeltijdfactor.10
Figuur 2. Huishoudens met recht op kinderopvangtoeslag en minimaal één kind tussen
de 0 en 13 jaar, uitgesplitst naar besteedbaar huishoudensinkomen. 2015–2021.
Uit de cijfers in Figuur 2 blijkt dat het aantal huishoudens met recht op kinderopvangtoeslag
is gestegen of nagenoeg gelijk is gebleven. Wel toont de data een lichte, tijdelijke
daling in 2020 onder de laagste 40% inkomens. Deze daling komt waarschijnlijk door
Covid-19. Aan het begin van de pandemie voldeden minder huishoudens aan de voorwaarden
om aanspraak te maken op kinderopvangtoeslag, zoals het hebben van werk of het volgen
van een opleiding.
Het recht op en het gebruik van kinderopvangslag blijf ik monitoren. Dat is belangrijk,
omdat kinderopvangtoeslag het mogelijk maakt om arbeid en zorg voor kinderen te combineren.
Ik zal het CBS volgend jaar vragen om het onderzoek te herhalen om ook het recht op
en het gebruik van kinderopvangtoeslag in 2022 te meten. De kwartaalrapportage over
het eerste kwartaal van 2023 zal in het tweede kwartaal op de website van rijksoverheid
gepubliceerd worden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.