Brief regering : Stand van zaken verordening Natuurherstel
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
33 576
Natuurbeleid
Nr. 3655
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 april 2023
In navolging van mijn toezegging tijdens het Commissiedebat van 9 november 2022 (Kamerstuk
33 576, nr. 327) om de Tweede Kamer regelmatig te informeren over de stand van zaken van de onderhandelingen
over de conceptverordening Natuurherstel, stuur ik uw Kamer deze brief. Tevens beantwoord
ik met deze brief, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
de vragen van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 6 april
jl. gericht aan ons beiden.
Na het beleidsdebat over de ontwerpverordening tijdens de Milieuraad van 20 december
jl.1 onder het Tsjechisch voorzitterschap van de EU, heeft het Zweeds voorzitterschap
aangegeven dat het de ambitie heeft een raadspositie in de Milieuraad van 20 juni
a.s aan te nemen. Met dit doel voor ogen heeft het voorzitterschap de frequentie van
het aantal raadswerkgroepen voor de eerste helft van 2023 stevig verhoogd. Inhoudelijk
heeft het voorzitterschap inmiddels compromisvoorstellen gedaan die op een aantal
thema’s wat meer flexibiliteit lijken te bieden aan de lidstaten. Zo wordt voorgesteld
om het algemene verslechteringsverbod te vervangen door een verplichting tot het nemen
van maatregelen, maar als gevolg van de gekozen formulering blijft er de facto sprake
van een resultaatverplichting.
Het verslechteringsverbod zal naar de verwachting van het kabinet een negatieve impact
hebben op de realisatie van andere maatschappelijke opgaven in de fysieke ruimte.
Naast het verslechteringsverbod zet het kabinet, conform het BNC fiche, vooral in
op de prioriteiten ten aanzien van mariene ecosystemen, stedelijk groen, de mate van
vernatting van veengebieden en de lange termijn doelen en consistentie met andere
bestaande EU-wetgeving (de herziene richtlijn hernieuwbare energie), en lopende voorstellen
(NZIA, CRMA), zodat bijvoorbeeld de energietransitie niet wordt gehinderd.
De onderhandelingen zijn zowel in het Raadstraject als in het Europees Parlement (EP)
in volle gang. Het EP streeft ernaar om tijdens de plenaire zitting van juli dit jaar
een standpunt in te nemen. Indien bovenstaande planning wordt gehaald, zal tijdens
het Spaans voorzitterschap de triloog worden gestart en is het aannemelijk dat dit
in december 2023 leidt tot een politiek akkoord tussen de Raad, het EP en de Europese
Commissie.
De inzet van het kabinet op deze verordening is intensief en het kabinet vraagt in
Brussel en Europese hoofdsteden op alle niveaus aandacht voor het Nederlands standpunt
zoals verwoord in het BNC-fiche van 14 oktober jl. Ook worden alternatieve tekstvoorstellen
ingebracht.
Voorts is eind december 2022 een eerste ambtelijke verkenning naar de effecten van
de verordening opgeleverd. Deze doe ik u hierbij toekomen. Deze verkenning is een
eerste vingeroefening naar de impact van de verordening in Nederland en met name het
verslechteringsverbod daarbinnen. Het bevat een juridische duiding van het begrip
«verslechteringverbod» en drie casusbeschrijvingen met een eerste, ruwe analyse van
de impact van het verslechteringsverbod. De casus-uitwerkingen onderschrijven allereerst
dat het verslechteringsverbod een positief effect heeft op de natuur, in lijn met
de impactanalyse van de Europese Commissie. Daar staat echter tegenover dat deze casusuitwerkingen
duidelijk maken dat het verslechteringsverbod naar verwachting soms verstrekkende
gevolgen kan hebben voor andere ruimtelijke belangen in Nederland.
Deze verkenning is de opmaat naar een meer uitgebreide quick scan, die momenteel wordt
uitgevoerd door Arcadis, van de effecten van de verordening die naar verwachting eind
april 2023 wordt opgeleverd. Eind van dit jaar zal de derde – en meest volledige –
effectbeoordeling worden opgeleverd. De inzet van het kabinet is erop gericht om zoveel
en zo snel mogelijk de (tussen)resultaten van de verschillende beoordelingen te kunnen
gebruiken voor de Nederlandse inzet in Brussel.
Vanuit de Tweede Kamer is gevraagd om de recente voorstellen van het Living Planet
Report Nederland te betrekken bij de analyse over de natuurherstelverordening. Het
Living Planet Report is een publicatie over de staat van de Nederlandse natuur opgesteld
door het Wereld Natuur Fonds in samenwerking met Naturalis en diverse Nederlandse
soortenorganisaties2. Het rapport beschrijft hoe de staat van natuur in Nederland zich sinds 1990 heeft
ontwikkeld. Deze vierde editie staat in het teken van natuurherstel. Het bevat een
onafhankelijk opgestelde wetenschappelijke analyse van de staat van de Nederlandse
natuur door de jaren heen en geeft inzicht in effectieve herstelmaatregelen en belangrijke
belemmeringen voor natuurherstel in leefgebieden. Het rapport benadrukt de potentie
van grootschalig natuurherstel voor het oplossen van de diverse crises waar we nu
mee worstelen: klimaat, stikstof en biodiversiteit.
Het rapport laat helaas zien dat het op veel plekken nog niet goed gaat met de Nederlandse
natuur. De druk op de natuur is groot als gevolg van onder andere te veel aan stikstof,
verdroging en versnippering van natuurgebieden. Het rapport laat ook zien dat natuurherstel
werkt en roept op tot grootschalig herstel om ons land mooier, groener en gezonder
te maken voor onszelf en toekomstige generaties. Ik neem de resultaten van het Living
Planet Report serieus. Met uitvoering van de Vogel- en Habitatrichtlijnen zetten Rijk
en provincies volop in om bijzondere soorten waarvoor Nederland een belangrijke verantwoordelijkheid
draagt, te behouden en herstellen. In het NPLG is hiervoor als doel voor 2030 gesteld
om 30 procent te overbruggen van het verschil tussen de huidige staat van instandhouding
en de gunstige staat van instandhouding. Omdat dit alleen niet genoeg is zet dit kabinet
ook in op een transitie naar een Natuurinclusieve samenleving. Natuur wordt met andere
domeinen/sectoren geïntegreerd door het natuurbelang steeds mee te laten wegen in
ons gedrag en besluitvorming. Ook zet ik mij met basiskwaliteit natuur in voor het
behoud en herstel van algemene soorten. Hiermee zetten we in op een breed natuurherstel.
Ik zie het rapport daarom als een bevestiging van de urgentie voor het implementeren
van de genoemde beleidstrajecten.
Voorts heeft uw Kamer gevraagd hoeveel soorten die op grond van de Vogel- en Habitatricthtlijn
beschermde zijn afhankelijk zijn van natuur buiten Natura-2000 gebieden en wat hun
(gunstige) staat van instandhouding is. Hiervoor verwijs ik naar het op 14 oktober
2022 aan de Tweede Kamer verstuurde BNC-fiche over de ontwerpverordening Natuurherstel
(bijlage bij Kamerstukken 22 112 en 33 576, nr. 3530). Slechts enkele beschermde soorten komen uitsluitend binnen Natura 2000-gebieden
voor, het overgrote deel (>90% van de soorten) is dus mede afhankelijk van natuur
buiten Natura 2000-gebieden. De mate waarin soorten afhankelijk zijn van natuur buiten
Natura 2000-gebieden verschilt per soort. Bij ongeveer 40% van de soorten waar Natura 2000-gebieden
voor worden beschermd ligt meer dan de helft van het verspreidingsgebied buiten Natura 2000.
Bij ongeveer de helft van de beschermde habitattypen ligt meer dan 90% binnen Natura 2000-gebieden.
Gegevens over de staat van instandhouding zijn beschikbaar op het Compendium voor
de leefomgeving. 12% van de habitattypen heeft een gunstige staat van instandhouding;
26% van de beschermde soorten van de Habitatrichtlijn heeft een gunstige staat van
instandhouding.
Tot slot heeft de Tweede Kamer gevraagd naar de Nederlandse onderhandelingsinzet in
de Landbouw- en Visserijraden over de zorgen omtrent het verslechteringsverbod en
de vernatting van veengebieden. De natuurherstelverordening stond op de agenda tijdens
de Landbouw- en Visserijraden van november en maart jl.
In beide Raden heeft Nederland de hoofdoelen van de verordening ondersteund, maar
tevens aangegeven dat Nederland, gelet op o.a. de dichtbevolktheid en parallelle maatschappelijk
ambities, grote zorgen heeft bij de wijze en snelheid waarop die hoofdoelen zouden
moeten worden bereikt. Specifiek heeft Nederland onder meer benadrukt dat Nederland
meer flexibiliteit nodig heeft met betrekking tot het, door de Commissie voorgestelde,
verslechteringsverbod op land en zee evenals de dispentatie hierop per project.3
Daarnaast is aangegeven dat het nodig is veengebieden te kunnen vernatten onder het
maainiveau met behoud van toekomstperspectief voor landbouwkundig gebruik waaronder
de melkveehouderij in de veengebieden. Ook is aandacht gevraagd voor de impact van
de mariene hersteldoelen op de visserijsector.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink
Indieners
-
Indiener
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof