Brief regering : Vervolgproces Europese Digitale Identiteit en verhouding Grondwet
36 305 Interpellatie-Leijten over het negeren van een Kamermeerderheid inzake de Nederlandse positie in het Europese debat over de Europese digitale identiteit
Nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 april 2023
Tijdens het interpellatiedebat d.d. 16 februari jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 54, item 6 en 9) heb ik toegezegd u te informeren over het verdere EU-besluitvormingsproces ten aanzien
van het Europese voorstel voor een verordening inzake een Europees kader voor een
digitale identiteit (hierna: het voorstel).1 Dit naar aanleiding van vragen van Uw Kamer over het vervolgproces en welke rol Nederland
daarin heeft. Ik heb eveneens toegezegd schriftelijk te reageren op de vraag of de
regering met haar handelen in het dossier Europese Digitale Identiteit heeft voldaan
aan artikel 81 Grondwet. In deze brief ga ik daarop in, te beginnen met het verdere
EU-besluitvormingsproces ten aanzien van het voorstel.
In het BNC-fiche over het voorstel2 bent u geïnformeerd over de kabinetsinzet ten aanzien van het voorstel. Uw Kamer
is vervolgens periodiek geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen.3 Op 6 december 2022 heeft de Raad van de Europese Unie (hierna: Raad) tijdens de Telecomraad
een algemene oriëntatie bereikt ten aanzien van het voorstel. Hiermee hebben de lidstaten
ingestemd met het bereikte compromis in de Raad van de Europese Unie en heeft het
Voorzitterschap van de Raad het mandaat gekregen voor de onderhandelingen met het
Europees Parlement. Het Europees Parlement heeft recentelijk op 16 maart jl. zijn
positie bepaald. De triloogfase is op 21 maart jl. van start gegaan.
In de triloogfase onderhandelen de Commissie, de Raad en het Europees Parlement gezamenlijk
over het voorstel van de Commissie. De triloogbijeenkomsten worden bijgewoond door
vertegenwoordigers van deze drie betrokken EU-instellingen, die in overeenstemming
met de regels van elke instelling worden gemandateerd om namens die instelling te
onderhandelen om tot een politiek akkoord te komen. Het Voorzitterschap van de Raad,
momenteel is dit Zweden, onderhandelt tijdens de triloog namens de Raad. Het Voorzitterschap
agendeert doorgaans de voortgang tussentijds in de triloogbijeenkomsten in Coreper.
Coreper bereidt tevens de Raden voor.
Zodra de triloog is afgerond en de drie instellingen tot een (voorlopig) politiek
akkoord zijn gekomen, wordt aan Coreper de definitieve compromistekst voorgelegd met
het oog op bekrachtiging door de lidstaten in de Raad. Ik streef ernaar de Kamer voorafgaand
aan besluitvorming in Coreper hierover te informeren. De tijdspanne hiervoor kan zeer
kort zijn. Uw Kamer heeft toegang tot Coreper documenten via het «Delegates portal».
Het Europees Parlement stemt vervolgens over de definitieve compromistekst. Na deze
stemming in het Europees Parlement wordt de handeling weer in Coreper geagendeerd
ter terugkoppeling en met het oog op het vaststellen van de wetgevingshandeling. De
handeling zal doorgaans vervolgens als A-punt (hamerstuk) op de agenda van de Raad
geplaatst worden zodat het voorstel formeel wordt goedgekeurd door de lidstaten tijdens
een Raad. Stemming vindt in dit geval plaats met gekwalificeerde meerderheid.
Uw Kamer zal conform de afspraken over EU-informatievoorziening voorafgaand aan de
stemming in de formele Raad, via de geannoteerde agenda van de Raad, geïnformeerd
worden over het compromisvoorstel dat aan de Raad ter besluitvorming wordt voorgelegd.
Naar verwachting koerst het Zweeds Voorzitterschap op afronding van de triloog onder
hun voorzitterschap dat loopt tot en met juni van dit kalenderjaar.
Tot slot ga ik mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
in op de vraag of het kabinet door in te stemmen met de Raadspositie over het voorstel
heeft voldaan aan artikel 81 Grondwet. Dit artikel ziet op de totstandkoming van Nederlandse
wetten in formele zin. Het artikel bepaalt dat Nederlandse wetten worden vastgesteld
door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk. Deze bepaling is niet van toepassing
op de totstandkoming van EU-wetgeving en de betrokkenheid van het Nederlandse parlement
en de Nederlandse regering daarbij. Van strijd met artikel 81 Grondwet is dan ook
geen sprake.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties