Brief regering : Beantwoording van de vraag van het lid Hagen over het ontraden van de motie van de leden Hagen en Tjeerd de Groot over het instellen van een UPV medicijnen (Kamerstuk 21501-08-894)
21 501-08 Milieuraad
Nr. 897
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN
EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 april 2023
Naar aanleiding van het aannemen van de motie van de leden Hagen en Tjeerd De Groot1, ingediend tijdens het tweeminutendebat Milieuraad van 9 maart jl. (Handelingen II
2022/23, nr. 60, Tweeminuten debat over de milieuraad op 16 maart 2023), heeft het lid Hagen gevraagd
om een brief waarin het ontraden van de motie over het instellen van een UPV medicijnen
wordt toegelicht.
De motie vraagt om de verantwoordelijkheid voor de zuiveringskosten om medicijnresten
uit afvalwater te verwijderen bij de medicijnproducenten te leggen in plaats van bij
de burger.
De Europese Commissie heeft 26 oktober 2022 een voorstel voor een herziening van de
richtlijn stedelijk afvalwater2 gepresenteerd. De Commissie doet daar voorstellen om de bestaande richtlijn uit 1991
te moderniseren. De voorstellen bevatten onder andere aanscherping van zuiveringseisen
voor nutriënten uit afvalwater en eisen voor aanvullende zuivering (4e trap) om microverontreinigingen, zoals resten van geneesmiddelen, te verwijderen
uit het afvalwater. Op dit moment zet een deel van de waterschappen op vrijwillige
basis in op aanvullende zuivering bij rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s) om
medicijnresten en andere microverontreinigingen uit het afvalwater te zuiveren. Het
Ministerie van IenW ondersteunt waterschappen financieel in de realisatie van deze
zuiveringen vanuit de bijdrageregeling «Zuivering medicijnresten» (60 mln).
Op basis van het richtlijnvoorstel gaat een Europese verplichting voor aanvullende
zuivering gelden.
Om meer invulling te geven aan het principe van «de vervuiler betaalt» stelt de Commissie
een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) voor. Producenten van geneesmiddelen
en cosmetica moeten op grond daarvan de kosten voor aanvullende zuivering bij rwzi’s
dragen in plaats van burgers. Het BNC-fiche3 met de kabinetsreactie is 2 december vorig jaar met de Kamer gedeeld.
Zoals ook aangegeven bij het Commissiedebat Milieuraad (Kamerstuk 21 501-08, nr. 895) en het daaropvolgende tweeminutendebat ondersteunt het kabinet in principe een UPV
voor producenten van geneesmiddelen en cosmetica, zoals door de Europese Commissie
voorgesteld. Er zijn al diverse bestaande UPV’s, bijvoorbeeld voor specifieke productgroepen
vast afval zoals batterijen, autowrakken, verpakkingen en kunststoffen. De Kaderrichtlijn
afvalstoffen (richtlijn 2008/98/EG) is dan de overkoepelende rechtsbasis, de specifieke
bepalingen zijn opgenomen in de betreffende richtlijnen. Voor afvalwater is een UPV
echter een nieuwe aanpak en zijn er op dit moment vragen over de praktische uitwerking.
Specifiek voor geneesmiddelen heeft het kabinet zorgen dat de UPV consequenties kan
hebben voor de beschikbaarheid en betaalbaarheid van medicijnen voor patiënten. Producenten
zullen de extra kosten voor de bijdrage aan zuivering bij rwzi’s mogelijk verrekenen
in de geneesmiddelenprijs. Hiermee kunnen de zorgkosten stijgen of komen de kosten
(deels) voor rekening van patiënten. Zonder een UPV komen de kosten voor aanvullende
zuivering via de waterschapsbelasting bij alle burgers terecht. Als prijsstijgingen
als gevolg van nationale prijs- en vergoedingsinstrumenten in het geneesmiddelendomein
niet mogelijk zijn, zullen producenten de kosten uit de eigen marges moeten financieren.
Voor met name generieke geneesmiddelen kan het onrendabel worden deze middelen nog
op de Nederlandse markt aan te bieden. Dit kan ertoe leiden dat deze geneesmiddelen
van de Nederlandse markt zullen verdwijnen en in dat geval komt de beschikbaarheid
van geneesmiddelen verder onder druk te staan.
De motie is in eerste instantie ontraden omdat daaruit niet duidelijk bleek of er
sprake kon zijn van een samenloop met de UPV die in de context van de EU richtlijn
stedelijk afvalwater in aantocht is. Nu de motie aangenomen is, ziet het kabinet deze
allereerst als een steun in de rug voor het principe van de invoering van een UPV
voor medicijnen. Het uitwerken van een UPV vraagt echter veel afstemming en uitwerking.
Het is in de ogen van het kabinet niet zinvol om nationaal een UPV in te stellen voor
één groep producenten terwijl er een Europese verplichting komt die, naast medicijnfabrikanten,
in elk geval ook voor cosmeticaproducenten gaat gelden en waarop een nationaal ingestelde
UPV dan weer aangepast moet worden. Dubbel werk moet worden voorkomen en ook voor
de industrie moet er duidelijkheid zijn.
Naar aanleiding van het aannemen van de motie heeft Nederland tijdens de Milieuraad
in Brussel van 16 maart expliciet steun uitgesproken voor de instelling van een UPV,
met daarbij de oproep om meer uitwerking op EU-niveau, om onbedoelde effecten op de
beschikbaarheid en betaalbaarheid van medicijnen voor patiënten te voorkomen. Op de
Milieuraad was er bij veel andere landen steun voor de UPV en het uitgangspunt van
«de vervuiler betaalt», waarbij meer landen, net als Nederland, aangaven deze zoveel
mogelijk op EU-niveau te willen uitwerken. Ook zijn er enkele landen die de UPV voor
meer sectoren willen laten gelden.
De onderhandelingen over het voorstel in Brussel zijn nog maar net begonnen. Het is
nu nog niet duidelijk hoe de uiteindelijke bepalingen over de UPV en de verplichtingen
(termijnen) over de aanvullende zuiveringsstap bij rwzi’s eruit gaan zien. Dit laatste
is van belang om de kosten in beeld te brengen.
Het Europees Parlement heeft het voorstel nog niet behandeld, maar heeft eerder in
een resolutie de Commissie wel opgeroepen tot het overwegen van een UPV4. De discussie over de precieze uitwerking zal in Brussel dus verder worden vervolgd.
De Nederlandse inzet is om bij de vervolgdiscussies in Brussel in te zetten op een
praktische en uitvoerbare UPV, in overleg met de farmaceutische en cosmetica-industrie.
Op die manier zal ook invulling worden gegeven aan het uitvoeren van de motie.
Het is nu nog niet met zekerheid te zeggen wanneer de onderhandelingen over de richtlijn
afgerond zullen worden. De verwachting is dat dit niet eerder zal zijn dan onder het
Belgisch raadsvoorzitterschap in de 1e helft van 2024.
U zult op regelmatige basis via de brieven ter voorbereiding op het Commissiedebat
en Wetgevingsoverleg Water en het Commissiedebat Milieuraad op de hoogte worden gehouden
van de voortgang in Brussel op dit dossier.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport