Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de stand van zaken Fit for 55-pakket
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3647
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag,
Conform het verzoek van uw vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat van 17 september
2021 vindt u hierbij mijn negende periodieke brief omtrent de stand van zaken van
het krachtenveld en het verloop van de onderhandelingen over het Fit for 55-pakket.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Stand van zaken Fit for 55-pakket
Het Zweedse voorzitterschap toont de ambitie om zo veel mogelijk onderdelen van het
Fit for 55-pakket (Ff55) die zich nog in de triloogfase bevinden af te ronden voor het eind
van het Zweedse voorzitterschap in juni.
Nederland zet met gelijkgezinde landen in op een zo snel mogelijke afronding van de
onderhandelingen met behoud van het ambitieniveau.
Uw Kamer is in de vorige stand van zaken brief (dd. 8 februari 2023)1 geïnformeerd over de voorlopige akkoorden die zijn bereikt op ETS algemeen (inclusief
zeevaart en ETS2), ETS luchtvaart, SCF en CBAM.2 Sinds de vorige stand van zaken brief hebben de Raad en het EP hun definitieve fiat
gegeven aan de in trilogen bereikte akkoorden over ETS MSR3, ESR, LULUCF, en de CO2-standaarden voor auto’s en bestelwagens. In deze brief besteed ik bijzondere aandacht
aan de CO2-standaarden voor auto’s en bestelwagens, omdat de bekrachtiging daarvan in de Raad
bepaald geen formaliteit was.
Voor de EED4 is inmiddels een akkoord bereikt. Voor AFIR, FuelEU Maritime, en RED5 is een voorlopig akkoord bereikt in de trilogen. Het Europese Parlement (EP) en de
Raad moeten deze voorlopige akkoorden nog formeel goedkeuren. Daarmee zal de wetgeving
definitief worden, waarna nationale en Europese implementatie van de regelgeving kan
starten. Over deze wetsvoorstellen zal in principe niet meer apart in de volgende
brieven worden bericht.
Refuel Aviation bevindt zich in de triloogfase. Voor het decarbonisatiepakket, de
methaanverordening, en de EPBD moeten de trilogen nog van start gaan.6
Hieronder vindt u per Raad en per dossier een kort overzicht van de laatste stand
van zaken. Aangezien de onderhandeling van het grootste deel van Ff55 zo goed als
is afgerond, komt het accent te liggen op de implementatie. Daarmee komt ook de uitfasering
van deze periodieke Kamerbrief in zicht. In deze brief wordt hieronder tevens ingegaan
op moties en toezeggingen met betrekking tot Ff55.
Energieraad
Op 29 maart jl. is een voorlopig politiek akkoord bereikt in de trilogen over de herziening
van de richtlijn voor hernieuwbare energie (REDIII). Het compromis moet nog door de
Raad en het EP goedgekeurd worden. Het kabinet is nog in afwachting van de definitieve
wetsteksten. Hieronder volgt een korte appreciatie, voor zover bekend, over het voorlopige
akkoord. Op een aantal punten is het voorlopig akkoord ten opzichte van de Algemene
Oriëntatie (AO) dichter naar de Nederlandse inzet verschoven.
Met het bereikte akkoord wordt het overkoepelend EU-doel voor het aandeel hernieuwbare
energie opgehoogd tot 42,5% in 2030. Dat bindende doel kan worden aangevuld met een
indicatieve top-up van 2,5% die kan worden ingevuld door vrijwillige hogere bijdragen
van lidstaten of aanvullende EU-maatregelen.
Voor de inzet van hernieuwbare waterstof en afgeleide hernieuwbare brandstoffen (RFNBOs,
renewable fuels of non-biological origin) in de industrie worden bindende nationale doelen van 42% in 2030 en 60% in 2035
vastgelegd. Tot het einde van de onderhandelingen waren lidstaten verdeeld over het
meetellen van koolstofarme waterstof, waterstof uit bijvoorbeeld kerncentrales, bij
de doelen voor RFNBOs. Bij wijze van compromis is in de laatste fase van de onderhandelingen
afgesproken dat lidstaten op twee voorwaarden hun doelen voor RFNBOs in de industrie
met 20% mogen verlagen. Zij moeten ten eerste voldoen aan de van hen verwachte nationale
bijdrage aan het overkoepelend EU-doel voor hernieuwbare energie. Ten tweede mag hun
aandeel waterstof uit fossiele brandstoffen hoogstens 23% in 2030 en 20% in 2035 bedragen.
De inzet van het kabinet, dat lidstaten alleen onder strenge voorwaarden en in beperkte
mate gebruik kunnen maken om waterstof uit kernenergie mee mogen tellen bij RFNBOs
is gerealiseerd.
Voor transport is in het voorlopig compromis een gecombineerd bindend doel voor geavanceerde
biobrandstoffen en RFNBOs ter hoogte van 5,5% opgenomen met een minimumverplichting
van 1% voor RFNBOs. Daarmee is het voorlopig akkoord dichter naar de Nederlandse inzet
geschoven.
Het voorzitterschap heeft het REPowerEU-voorstel voor versnelde vergunningverleningsprocedures
voor hernieuwbare energie betrokken bij de trilogen over de RED. Mede door de inzet
van het kabinet zijn aanpassingen in het voorstel gedaan die helpen energieprojecten
te versnellen.
Ten slotte heb ik in het Commissiedebat Fit-for-55 van 7 april (Kamerstuk 22 112, nr. 3408) vorig jaar toegezegd dat ik in de Europese context zou kijken hoe kan worden voorkomen
dat eetbare gewassen grootschalig worden ingezet voor de productie van biobrandstof.
Tijdens de onderhandelingen voor de REDIII heeft Nederland ingezet op een maximum
voor het gebruik van dergelijke gewassen. De AO bevat dan ook een maximuminzet van
7% voor biobrandstoffen van voedsel- en voedergewassen voor de transportsector per
land. Daarnaast mag dit aandeel maximaal 1% hoger liggen dan het aandeel in 2020.
Eerder was in het Klimaatakkoord al afgesproken dat nationaal maximaal 1,4% ingezet
mag worden en dat is wat Nederland zal aanhouden. Aangezien de Raad en het EP zich
hebben aangesloten bij de tekstvoorstellen van de Commissie voor dit artikel, zal
de finale tekst van de REDIII hier naar verwachting bij aansluiten.
EED
Op 9 maart jl. is de triloog afgerond en werd een akkoord bereikt tussen de Europese
Commissie, de Raad en het EP. De lidstaten, waaronder Nederland, hebben in het Coreper
ingestemd met dit akkoord. Het kabinet is positief over het akkoord, aangezien de
Nederlandse wensen tot aanpassing in het akkoord met het EP zijn behouden. Energiebesparing
is een cruciale eerste stap voor het verbeteren van de betaalbaarheid, onafhankelijkheid
en duurzaamheid van onze energie. Het is een ambitieuze herschikking van de bestaande
richtlijn die de Europese Unie dichterbij onze klimaatdoelen brengt en een sterke
focus op energiebesparing legt. Het kabinet zal starten met de implementatie zodra
de richtlijn formeel gepubliceerd wordt. Lidstaten hebben hier twee jaar de tijd voor.
Daarnaast gaat het kabinet aan de slag met nationale invulling van de opgave. Specifiek
zal, zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 3 februari jl. (Kamerstukken 31 209 en 32 813, nr. 241), het kabinet komende maanden het hoofddoel uit de EED vertalen naar nationale doelen
voor energiebesparing en sectorale streefwaarden.
Er is een hoofddoel afgesproken van 11,7% reductie van het energiegebruik in de Europese
Unie in 20307. Dit doel is op EU-niveau bindend voor finaal energiegebruik en indicatief voor primair
energiegebruik8. De nationale bijdrages voor primair en finaal energiegebruik zijn indicatief. Dit
doel is lager dan de inzet van het EP (14,5%) met bindende doelen voor primair en
finaal energieverbruik en hoger dan het oorspronkelijk AO van de Raad met 9% bindend
finaal energieverbruik. Als lidstaten hun nationale bijdrage niet halen, kan de Commissie
maatregelen aanbevelen om de benodigde energiebesparing wel te halen. Ook heeft het
kabinet ervoor gepleit dat het bindende EU-doel is gericht op finaal energieverbruik
en de nationale bijdrages indicatief zijn. Dit is behouden in het akkoord. Op verschillende
subdoelen zijn de Nederlandse prioriteiten overgenomen of behouden gebleven, waardoor
deze beter aansluiten op de Nederlandse praktijk. Aangezien er een aantal wijzingen
zijn overgenomen waar Nederland zich hard voor maakte en ook omwille van het belang
van voortvarende implementatie van de wetgeving, heeft het kabinet ingestemd met het
conceptakkoord van 11,7%, maar wel benadrukt dat er risico’s zijn met betrekking tot
de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van een hoger percentage dan de oorspronkelijke
AO.
Zo worden lidstaten verplicht jaarlijks het energiegebruik van publieke instellingen
met 1,9% te verminderen en 3% van het gebouwoppervlak van publieke instellingen te
renoveren tot Bijna Energieneutraal Gebouw (BENG). Het kabinet is positief over de
voorbeeldrol van de publieke sector en de doelstelling om de renovatie van maatschappelijk
vastgoed aan te jagen. Lidstaten mogen zelf bepalen welke gebouwen hieronder vallen
met inachtneming van kosteneffectiviteit en uitvoerbaarheid. Ook blijft de een alternatieve
renovatie-aanpak, die leidt tot hetzelfde of een beter resultaat via gebouwmaatregelen
op natuurlijke momenten van verbouwing of renovatie, behouden, evenals het rapporteren
op sectorniveau. Het kabinet is hier positief over.
Daarnaast worden lidstaten verplicht tussen 2024 en 2030 jaarlijks gemiddeld 1,49%
te besparen op het finale energiegebruik door middel van beleidsmaatregelen. Hier
heeft het kabinet gepleit voor het originele Commissievoorstel van 1,5%, dus is het
positief dat dit percentage (zo goed als) behouden is gebleven. Aangezien in Nederland
primair op CO2-reductie gestuurd wordt, heeft het kabinet gepleit voor het meetellen van de besparing
door klimaatmaatregelen zolang dit meetbaar en aantoonbaar is. Hetzelfde geldt voor
het meetellen van besparing door de uitrol van hybride warmtepompen. Beide punten
zijn opgenomen in het akkoord.
Ook moeten bedrijven vanaf 85TJ een energiemanagementsysteem te installeren en bedrijven
vanaf 10TJ een energieaudit uitvoeren. Het kabinet heeft gepleit voor een verplichte
implementatie van alle maatregelen uit de audit die zich in vijf jaar of minder terugverdienen,
omdat dit nationaal reeds verplicht is. Dit is in het akkoord vertaald naar een verplichting
voor bedrijven om op basis van de audit een actieplan op te stellen en te publiceren
over uitvoering van de energiebesparingsmaatregelen. Daarnaast mag in de nationale
besparingsverplichting alle besparing meetellen uit deze audit voor maatregelen met
een terugverdientijd van vijf jaar of minder.
Ten slotte worden duurzaamheidscriteria gesteld aan efficiënte warmtenetten. In het
originele Commissievoorstel zijn deze uitgedrukt in termen van input, dus welke energiebronnen
gebruikt worden om de warmte op te wekken. Het kabinet heeft gepleit voor een alternatieve
definitie dat lidstaten dit ook kunnen uitdrukken in termen van CO2-emissies, omdat dit beter aansluit bij de Nederlandse praktijk. Dit voorstel is overgenomen
in het akkoord.
Decarbonisatiepakket
Tijdens de Energieraad van 22 maart jl. is een AO bereikt over het waterstof- en aardgadecarbonisatiepakket.
Deze herziening van de EU gasrichtlijn en -verordening richt zich 1) op waterstofinfrastructuur
en -markten; 2) op de toegang tot bestaande (aard)gasinfrastructuur en markten voor
hernieuwbare en koolstofarme gassen en leveringszekerheid; 3) op netwerkplanning en
4) op de bescherming van, en participatie door eindgebruikers. Het pakket faciliteert
onder andere een voortvarende ontwikkeling van de Europese waterstofmarkt door juridische
kaders te bieden voor infrastructuur voor (grensoverschrijdend) transport, opslag
en import/export. Duidelijkheid over deze regels is belangrijk voor de totstandkoming
van concrete investeringsbeslissingen. Daarom heeft Nederland het voorzitterschap
opgeroepen om het momentum te behouden en spoedig te starten met de trilogen. Uw Kamer
zal verder geïnformeerd worden over deze uitkomst via de Kamerbrief met het verslag
van de Energieraad van 28 maart jl.
Methaanverordening
De situatie ten opzichte van de vorige kamerbrief is grotendeels ongewijzigd. In de
trilogen zal Nederland de vinger aan de pols houden om te zorgen dat methaanemissies
worden teruggedrongen met oog voor de uitvoerbaarheid van de verordening. Voor zover
bekend is de stemming over de uitgangspositie van het EP in de trilogen vooralsnog
niet gepland.
EPBD
Op 14 maart jl. heeft het EP plenair gestemd over een geamendeerd voorstel, zodat
nu de trilogen kunnen starten. Dit zal waarschijnlijk in april gebeuren. Het is de
ambitie van het Zweeds voorzitterschap om de trilogen voor de zomer af te ronden.
De Nederlandse inzet is onveranderd. Nederland onderkent dat ambitieuze afspraken
noodzakelijk zijn om de klimaatdoelen te halen, maar vraagt om flexibiliteit op lidstaatniveau
om maat gesneden maatregelen te ontwikkelen om die doelen te halen. Met name bij de
minimale energieprestatie eisen voor de bestaande bouw (MEPS) is meer flexibiliteit
nodig dan is voorgesteld door de Commissie en aangescherpt door het EP. Daarnaast
is het kabinet geen voorstander van de harmonisering van het energielabel. Nederland
zal op dit punt pleiten om de AO van de Raad over te nemen in de definitieve tekst.
Voor wat betreft het krachtenveld geldt dat het standpunt van het EP over het algemeen
ambitieuzer is dan het oorspronkelijke Commissievoorstel, waarbij er door het EP ook
een aantal gedetailleerde bepalingen aan het voorstel zijn toegevoegd. Ook voor wat
betreft de positie van de Raad geldt dat er weliswaar een AO is aangenomen, maar dat
er tussen de lidstaten nog verschillen bestaan over de gewenste uitkomst van de triloog.
Daarom ziet het kabinet ruimte om tijdens de triloog de Nederlandse standpunten nogmaals
te bepleiten.
Toezeggingen Net Zero Industry Act (NZIA)
In het CD Energieraad van 23 maart jl. heb ik toegezegd om terug te komen op de Net Zero Industry Act (NZIA). Dit wetsvoorstel is op 16 maart jl. gepubliceerd. Met de NZIA wil de Commissie
de EU-productiecapaciteit van strategische net-zero technologieën opbouwen tot ten
minste 40% van de jaarlijkse behoefte in 2030. De NZIA beoogt deze opschaling te faciliteren
door: 1) vergunningverlening te versnellen voor net-zero technologieprojecten; 2) CO2-opslag capaciteit in de EU te verhogen; 3) de vraag naar deze technologieën te stimuleren;4) nieuwe
voorstellen op het gebied van vaardigheden en opleidingen in schone technologiesectoren
in de EU. Het kabinet is bezig de voorstellen te bestuderen en komt door middel van
het BNC-fiche met een appreciatie.
In hetzelfde debat heb ik toegezegd om informatie te delen over de gesprekken met
Frankrijk over nucleaire energie. Daarop kom ik terug na de regeringsconsultaties
die op 11–12 april zullen plaatsvinden.
Transportraad
CO2-normen lichte voertuigen
Op 27 oktober 2022 bereikten de Raad en het EP een politiek akkoord op het EU-voorstel
dat per 2035 alle nieuw verkochte personenauto’s en bestelwagens emissieloos moeten
zijn. De formele bekrachtiging van het akkoord werd uitgesteld door protest uit Duitsland.
Duitsland gaf namelijk aan alleen in te kunnen stemmen als de Commissie meer duidelijkheid
zou geven over voertuigen die op CO2-neutrale brandstoffen kunnen rijden. Na intensieve onderhandelingen tussen de Commissie
en Duitsland is op 28 maart jl. alsnog een Raadsakkoord bereikt. Daarbij blijft het
akkoord van 27 oktober 2022 tussen de Raad en het EP ongewijzigd, maar de Commissie
heeft toegezegd om na 2035 mogelijk ruimte te bieden voor auto’s en bestelwagens die
alleen op CO2-neutrale brandstoffen rijden. De Commissie zal daartoe een voorstel doen om binnen
de voertuigregistratie vanaf 2035 een nieuwe categorie toe te voegen voor dergelijke
voertuigen. Het kabinet is tevreden dat er een oplossing gevonden is om de patstelling
te doorbreken en is van mening dat het akkoord een belangrijk signaal is aan de sector
om verder te verduurzamen.
Fuel EU Maritime
Op 23 maart jl. hebben de Raad en het EP een voorlopig akkoord bereikt over dit voorstel.
Hierin zijn de reductiepercentages voor de broeikasgasintensiteit voor de periode
tot 2035 van 13% naar 14,5% verhoogd en tot en met 2050 van van 75% naar 80% verhoogd.
Daarnaast is er een subdoel voor het gebruik van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische
oorsprong (RFNBOs) of gelijkwaardige brandstoffen in 2034 van 2% van de gebruikte
energie, als er op basis van monitoring in 2030 blijkt dat er niet meer dan 1% RFNBO
wordt gebruikt. Het kabinet heeft zich ingezet om de ambities van FuelEU Maritime
te verhogen. De verhoging van de reductiepercentages en het stimuleren van RFNBO’s
zijn in lijn met deze inzet.
Walstroom wordt vanaf 2030 verplicht voor container- en passagiersschepen binnen de
scope in de binnen AFIR bepaalde zeehavens en na 2035 binnen andere zeehavens waar
walstroomvoorzieningen zijn. Ook dit verplichten is een belangrijke inzet van het
kabinet geweest.
Refuel Aviation
Het voorstel bevindt zich momenteel in de triloogfase. In deze fase blijft het kabinet
benadrukken dat het van groot belang is om de Europese bijmengverplichting voor luchtvaart
in te voeren. Daarbij wordt er gepleit voor een snelle totstandkoming van een akkoord,
zodat er tijdig gestart kan worden met de implementatie.
In lijn met de vorige zeswekelijkse brief staat de flexibiliteit rondom de toelaatbaarheid
van specifiek «low carbon» grondstoffen voor de productie van duurzame brandstoffen
in deze fase van de onderhandelingen nog ter discussie.
Het EP zet in op geharmoniseerde en meer ambitieuze doelen (specifiek voor het sub-mandaat
synthetische kerosine) voor de hele Unie richting 2034. Dit sluit aan bij de wens
van het kabinet om de bijmengpercentages te verhogen en aan te laten sluiten bij de
nationale doelen die het kabinet heeft gesteld in de Luchtvaartnota. Het Zweedse voorzitterschap
heeft tentatief voor eind april een triloog op de planning gezet.
AFIR
Op 27 maart jl. hebben de onderhandelaars van de Raad en het EP een voorlopig politiek
akkoord bereikt over dit voorstel. In dit akkoord is afgesproken om een hoge(re) laadcapaciteit
per personenauto en lichte bedrijfswagen te realiseren tot de ingroeigrens (15%) bereikt
is. Het installeren van een hoge capaciteit per voertuig moet als aanjager voor de
ingroei van elektrische voertuigen dienen.
Daarnaast is opgenomen dat lidstaten vanaf 2025 gradueel een basisnetwerk voor zware
bedrijfsvoertuigen uitrollen op het Trans-Europees Netwerk voor Transport (TEN-T).
Per 2030 moet deze infrastructuur het gehele TEN-T netwerk omvatten. Voor zware bedrijfsvoertuigen
is een herzieningsclausule opgenomen gericht op de marktontwikkeling van elektrische
vrachtwagens (en het eventueel aanpassen van de doelstellingen naar gelang deze markt
zich snel of juist langzaam ontwikkelt). Tevens dienen lidstaten een waterstoftankinfrastructuur
langs het TEN-T kernnetwerk (elke 200 km) en in de stedelijke knooppunten uit te rollen
per 2031. Walstroom wordt vanaf 2030 in iedere TEN-T haven verplicht. Het kabinet
wacht op de definitieve wetteksten voor de finale beoordeling. Het is in ieder geval
positief dat er nu een akkoord is toegewerkt wordt naar een uitrol van een dekkende
infrastructuur van tank- en laadinfrastructuur.
ECOFIN
Energy Taxation Directive (ETD)
Onder het Zweedse voorzitterschap zijn de onderhandelingen over de herziening van
de Richtlijn energiebelastingen voortgezet. Besluitvorming over de ETD is niet voorzien
tijdens het Zweeds voorzitterschap, wel zal er mogelijk een beleidsdialoog plaatsvinden
tijdens de Ecofin van juni. Indien dat het geval is, zal uw Kamer daarover via de
gebruikelijke kanalen worden geïnformeerd. Het kabinet blijft inzetten op het vasthouden
aan ambitie bij de uitfasering van vrijstellingen en het verhogen van de minimumtarieven.
Daarnaast zal de samenloop met andere Ff55 dossiers, zoals het ETS, blijven worden
gevolgd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie