Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het onderzoek 'Drijfveren van onderzoekers en docenten in het hoger onderwijs en onderzoek'
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 1034
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 april 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft mij op 10 maart 2023
verzocht te reageren op het onderzoek «Drijfveren van onderzoekers en docenten in
het hoger onderwijs en onderzoek» (hierna: drijfverenonderzoek) dat het Rathenau Instituut
op 1 september 2022 heeft gepubliceerd. Met deze brief ga ik in op dit verzoek en
adresseer ik de door uw Kamer genoemde conclusies over universiteiten en umc’s.
Het drijfverenonderzoek brengt de drijfveren en tijdsbesteding van onderzoekers en
docenten in het hoger onderwijs en onderzoek in kaart. Ik hecht belang aan dit onderzoek.
Onderzoekers en docenten vormen met studenten het hart van het hoger onderwijs en
onderzoek. Het is mijn ambitie om hun werkomstandigheden te optimaliseren. Daarvoor
is het belangrijk om te weten hoe onderzoekers en docenten hun werk ervaren. Zo kan
het hoger onderwijs- en wetenschapsbeleid op de juiste wijze worden (door)ontwikkeld.
Deze editie van het drijfverenonderzoek is in 2021 uitgevoerd.1 Ik heb met interesse kennisgenomen van de resultaten. Tijdens mijn werkbezoek aan
het Rathenau Instituut in het najaar van 2022 heb ik hierover gesproken met de betrokken
onderzoekers. Ik zie de resultaten als een bevestiging van de weg die ik ben ingeslagen
met mijn beleid. Tegelijkertijd laat het onderzoek zien dat er nog stappen te zetten
zijn in het optimaliseren van de condities waaronder onderzoekers en docenten hun
werk doen. Daar ligt ook een opdracht voor de instellingen. In het vervolg van deze
brief ga ik hier nader op in.
Tijdsbesteding
Uw Kamer vraagt om mijn reactie op tenminste twee conclusies van het drijfverenonderzoek
die onder het thema tijdsbesteding vallen: 1) dat wetenschappers gemiddeld meer tijd
besteden aan onderzoek dan aan andere kerntaken en 2) dat een meerderheid van de respondenten
aangeeft aan dat zij minder tijd aan onderzoek kunnen besteden dan afgesproken. Dit
laatste geldt met name voor de Universitair Docenten (UD’s). Een grote groep respondenten
is meer dan de afgesproken tijd kwijt aan onderwijs-, management- en organisatietaken.
Het drijfverenonderzoek laat tevens zien dat onderzoekers en docenten regelmatig overwerken.
Ik maak op uit het drijfverenonderzoek dat er een grote diversiteit bestaat in de
gewenste tijdsbesteding en ontwikkelambities. De meerderheid van de respondenten aan
de universiteiten wil meer tijd besteden aan onderzoek. Een kwart geeft aan meer tijd
te willen besteden aan onderwijstaken. Gemiddeld willen onderzoekers en docenten ook
graag meer tijd besteden aan maatschappelijke impact. Als het gaat om ontwikkelambities,
wil een grote meerderheid van de onderzoekers en docenten aan universiteiten zich
verder ontwikkelen in onderzoek, maar is er ook een aanzienlijke groep die zich verder
wil ontwikkelen in het overdragen van kennis naar de maatschappij en het geven van
onderwijs.
Voor een duurzaam en sterk hoger onderwijs en wetenschapssysteem zijn betrokken onderzoekers,
onderwijzers en impactmakers nodig. Daarvoor is het belangrijk dat onderzoekers en
docenten hun werk onder de juiste condities kunnen uitvoeren. Hieronder vallen bijvoorbeeld
realistische en haalbare werkafspraken, voldoende ontwikkelmogelijkheden en goed verwachtingenmanagement.
De gevonden diversiteit aan drijfveren vraagt bovendien om ruimte voor divers talent.
Verderop in deze brief ga ik daarom kort in op het programma Erkennen & Waarderen,
dat een diversifiëring van loopbaanpaden en een modernisering van de beoordelingssystematiek
in de wetenschap beoogt.
Er ligt een belangrijke rol voor de werkgevers om deze juiste condities voor hun werknemers
te creëren, monitoren en behouden. Met mijn investeringen in het hoger onderwijs en
de wetenschap steun ik de instellingen hierin.2 Zo zorg ik er met de starters- en stimuleringsbeurzen voor dat UD’s en ander wetenschappelijk
personeel meer ruimte gaan krijgen voor onderzoek. Met mijn financiering van de sectorplannen
beoog ik ook meer rust en ruimte voor onderzoekers en docenten, onder andere door
de inzet van meer vaste contracten.
Diversiteit & inclusie
Wat betreft het thema diversiteit en inclusie vraagt uw Kamer mijn reactie op de bevinding
dat vrouwen aan een universiteit of umc aangeven meer persoonlijke belemmeringen te
ervaren bij het realiseren van hun werkambities dan mannen. Ook toont uw Kamer interesse
in de bevinding dat een aanzienlijk deel van de onderzoekers en docenten die buiten
Nederland zijn geboren (of waarvan een van de ouders van elders komt) aangeeft belemmerd
te worden door de sociaal-culturele achtergrond. Ik betreur deze bevindingen. Voor
mij is dit nogmaals een bevestiging dat de continue inzet op diversiteit, inclusie
en sociale veiligheid in de sector hard nodig is. Universiteiten en umc’s hebben op
instellingsniveau een diversiteitsbeleid. Universiteiten nemen bijvoorbeeld concrete
maatregelen om de instroom en doorstroom van vrouwen in de wetenschap te bevorderen
en een goede balans tussen werk en privéleven te bewerkstelligen.3
Ook op landelijk niveau slaan we de handen ineen. Met het nationaal actieplan voor
meer diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs en onderzoek (2020–2025) werken
we samen met veldpartijen aan een inclusieve, veilige en diverse leer- en werkomgeving
waarin iedereen zich kan ontplooien. Ook andere landelijke programma’s, zoals het
Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld
en het Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme, dragen bij aan een werkomgeving
waarin discriminatie en geweld op basis van onder andere geslacht en sociaal-culture
achtergrond geen ruimte krijgen. De integrale aanpak sociale veiligheid en inclusie
in hoger onderwijs en wetenschap, die ik op korte termijn aan uw Kamer zal sturen,
richt zich, in samenhang met eerdergenoemde programma’s, op een cultuurverandering
die nodig is om een inclusieve, veilige en gelijkwaardige werkomgeving voor alle wetenschappers
te creëren.
Erkennen & Waarderen
In deze editie van het drijfverenonderzoek heeft het Rathenau Instituut ook aandacht
voor het programma Erkennen & Waarderen.4 Dit programma beoogt meer evenwichtige aandacht voor alle kerntaken van wetenschappers:
onderzoek, onderwijs, maatschappelijke impact, leiderschap en patiëntenzorg (voor
umc’s). Ik heb op 30 maart aan uw Kamer een brief gestuurd waarin ik de voortgang
van het landelijk programma beschrijf.5 De resultaten van het drijfverenonderzoek onderstrepen het belang van de Erkennen
& Waarderen-beweging. Respondenten van de universiteiten en umc’s ervaren een bepaalde
mate van disbalans tussen de prestatie-indicatoren die zij zelf belangrijk vinden
en de prestatie-indicatoren waar zij daadwerkelijk op beoordeeld worden. Zo komt het
aantal publicaties en de hoeveelheid verworven externe financiering vaker terug in
de beoordeling, terwijl respondenten dit minder vaak zelf als voor hun belangrijke
prestatie-indicator aanmerken. Een ander voorbeeld is kennisoverdracht voor maatschappelijke
impact. Deze indicator komt minder vaak terug in de beoordeling terwijl een groot
deel van de respondenten dit wel belangrijk vindt in de beoordeling.
Deze resultaten wijzen erop dat de effecten van het programma Erkennen & Waarderen
ten tijde van de uitvoering van het onderzoek nog onvoldoende merkbaar waren op de
werkvloer. Ten tijde van het onderzoek was het initiatief rondom het breder erkennen
en waarderen van wetenschappers pas net ingezet. Het landelijk programma Erkennen
& Waarderen is in 2020 met een verkenning gestart en steun ik financieel voor de periode
van 2022 tot en met 2026. Een dergelijke cultuurverandering kost tijd. Ik vind het
belangrijk om de effecten van het programma te monitoren. Daarom zullen er zogenaamde
cultuurbarometers worden uitgevoerd. Ook heeft uw Kamer verzocht om een onafhankelijke
evaluatie aan het einde van de looptijd van het programma. Binnenkort start ik met
de voorbereidingen daarvoor.
Tot slot
De kwaliteit van het hoger onderwijs en de wetenschap wordt gedragen door de docenten
en onderzoekers. Het drijfverenonderzoek geeft verdere inzichten in hun wensen en
suggesties voor verbeteringen. Het onderzoek bevestigt het belang van de grote investeringen
die ik in onderzoek en wetenschap doe, aangezien deze grotendeels gericht zijn op
het verbeteren van de werkomstandigheden. Er ligt een belangrijke opdracht voor de
instellingen om deze werkomstandigheden wezenlijk te verbeteren. Zo zorgen we ervoor
dat, zoals verwoord in het voorwoord van het drijfverenonderzoek, «er voldoende mensen
op zoek kunnen en willen blijven gaan naar de nodige kennis voor de grotere en kleinere
problemen waar we als samenleving mee moeten omgaan».
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap