Brief regering : Reactie op verzoek commissie over aanvullende antwoorden op de op 12 oktober 2022 gestelde vragen inzake de uitspraak van het gerechtshof Den Haag over de sepotbeslissingen van het Openbaar Ministerie inzake de aangifte van knevelarij en beroepsmatige discriminatie en de aangifte van dwang door misbruik van gezag en lasterlijke aanklacht
31 066 Belastingdienst
Nr. 1211 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 april 2023
De vaste commissie voor Financiën heeft op 23 maart 2023 het verzoek gedaan om de
aanvullende vragen naar aanleiding van het verslag van een schriftelijk overleg over
de uitspraak van het gerechtshof Den Haag over de sepotbeslissingen van het Openbaar
Ministerie inzake de aangifte van knevelarij en beroepsmatige discriminatie en de
aangifte van dwang door misbruik van gezag en lasterlijke aanklacht (Kamerstuk 31 066, nr. 1147) te beantwoorden.
In deze aanvullende vragen wordt onder andere gevraagd wanneer de Staatssecretaris
en/of de Minister op de hoogte was van dertien situaties waarin in het verleden sprake
is geweest van wetten die niet zijn nageleefd bij de Belastingdienst en Toeslagen.
Door het lid Omtzigt is in aanvulling hierop in het plenaire debat van 7 maart 2023
gevraagd om ook aan te geven of de ambtelijke top op de hoogte was.
Momenteel wordt gewerkt aan een zo goed mogelijke beantwoording van deze vragen. De
gevraagde termijn is echter voor ons niet haalbaar. De dertien situaties zijn niet
gelijksoortig en zien onderliggend op meer dan dertien verschillende onderwerpen.
Voor bepaalde onderwerpen geldt dat er al informatie openbaar is gemaakt over wie
op welk moment wat wist of heeft gedaan, en voor andere onderwerpen is hier nog niet
eerder naar gekeken. Het kost tijd om per situatie te reconstrueren of er notities
zijn waaruit blijkt dat de bewindspersonen op de hoogte waren van de wetsovertredingen.
Dat geldt zeker voor de ambtelijke top, omdat zij niet alleen aan de hand van notities
werd geïnformeerd over relevante ontwikkelingen. Wij zullen op zorgvuldige wijze kijken
naar wat er redelijkerwijs mogelijk is, maar gelet op de toenmalige staat van de informatiehuishouding
is het onwaarschijnlijk dat bij elke situatie met zekerheid kan worden achterhaald
wanneer de Staatssecretarissen en de ambtelijke top op de hoogte waren. Voor de volledigheid
benadrukken we wel dat voor de genoemde situaties al verschillende herstel- en/of
verbetertrajecten lopen of hebben gelopen.
In onderstaande alinea1 is voor elk van de dertien situaties geschetst of wij verwachten dat er informatie
wordt aangetroffen waaruit blijkt vanaf wanneer de Staatssecretaris en de ambtelijke
top werden geïnformeerd. Bij alle situaties moet een voorbehoud worden gemaakt, omdat
vanwege de staat van de informatiehuishouding geen zekerheid kan worden geboden. Daarnaast
is op dit moment nog niet voor alle situaties nauwkeurig in te schatten hoeveel capaciteit
de verdere analyse en uitvoering daarvan in beslag zal nemen.
Voor de situaties O/GS en minnelijke schuldsanering, Herstelorganisatie Toeslagen,
het daaraan verwante Vaktechnische waarborgen en Onterechte kwalificatie O/GS geldt
dat daar de afgelopen jaren veel onderzoek naar is gedaan en ook met uw Kamer is gedeeld.
De verwachting is dat op basis hiervan mogelijk een reconstructie gegeven kan worden.
Ten aanzien van de situaties Mondeling intrekken van bezwaren, Ten onrechte niet-verminderde
vervolgingskosten, Vergoeden invorderingsrente, Stuiten van verjarende schulden, 21-punten
lijst2, Toeslagpartnerschap en Kindgebonden Budget loopt de inventarisatie. Naar aanleiding
van de eerste bevindingen zal dit binnen de mogelijkheden beantwoord worden. Tenslotte
lopen de inventarisaties naar de situaties AVG en Archiefwet en Strijdig handelen
met de AVG bij de verwerking van persoonsgegevens. Gezien de omvang en tijdverloop
zal het lastig zijn hier echter een gedegen reconstructie van te maken.
Deze vragen alsmede de vergelijkbare recente vragen en opmerkingen van de vaste commissie
voor Financiën van 22 maart 2023 over de reactie op het verzoek van de commissie over
de toegezonden correspondentie in relatie tot kabinetsreactie op rapport «Ongekend
onrecht» (Kamerstuk 35 510, nr. 115) zullen wij, met bovenstaande nuancering, zo spoedig mogelijk maar in ieder geval
voor het ingeplande commissiedebat van 23 mei 2023 beantwoorden.
Wij hopen hiermee uw Kamer voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries
De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. de Vries, staatssecretaris van Financiën -
Mede ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën