Brief regering : Zeer-zorgwekkende stoffen op luchthavens
31 936 Luchtvaartbeleid
30 175
Luchtkwaliteit
Nr. 1051
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 maart 2023
In antwoord op Kamervragen van het lid van Raan is de Kamer toegezegd1 te laten onderzoeken welke emissies van zeer-zorgwekkende stoffen (ZZS) door luchtvaart
plaatsvinden, wat die emissies voor invloed hebben op de luchtkwaliteit, en of en
zo ja welke beleidsmaatregelen het meest geschikt zijn om de ZZS-emissies terug te
dringen. De eerste stap van die toezegging is afgerond, en hierbij wordt de Kamer
een notitie aangeboden (zie bijlage) die door TNO is opgesteld en waarin de ZZS-emissies
door luchtvaart zijn berekend.
De ZZS-emissies door luchtvaart zijn in kaart gebracht op de luchthavens Amsterdam
Airport Schiphol, Rotterdam The Hague Airport, Eindhoven Airport, Maastricht Aachen
Airport en Groningen Airport Eelde. Er komen acht ZZS vrij door kerosineverbranding.
Deze ZZS zijn allemaal fracties van vluchtig organische stoffen (VOS). VOS is een
restproduct dat meer vrijkomt naargelang de verbranding minder perfect plaatsvindt.
Met andere woorden: hoe lager het motorvermogen van het vliegtuig, hoe meer VOS relatief
(per kilogram brandstof) vrijkomt.
Berekeningen die in dit onderzoek zijn gebruikt sluiten aan bij de door de Emissieregistratie
gehanteerde methodiek. Zoals daarin wordt aangegeven, kent deze methodiek grote onzekerheden.
De gepresenteerde getallen laten daarom een conservatieve ofwel worst case berekening
zien. Desalniettemin geeft het een indruk van de ZZS-emissies op luchthavens. Zoals
aan de Kamer gemeld, wordt op dit moment gewerkt aan een geavanceerd rekenvoorschrift
om vliegtuigemissies te berekenen. Dit model komt naar verwachting later dit jaar
beschikbaar. Het Ministerie van IenW laat de emissies en de daaruit volgende concentraties
aan de hand van dit model opnieuw berekenen, met actuele uitgangspunten. De sector
heeft de laatste jaren bijvoorbeeld ingezet op éénmotorig taxiën, wat leidt tot minder
ZZS-emissies, omdat het motor vermogen van die ene motor hoger ligt. Het nieuwe rekenvoorschrift
zal rekening houden met dit soort uitgangspunten.
TNO vergelijkt in haar onderzoek de massastromen (het aantal gram stof dat per uur
wordt uitgestoten) met de grensmassastromen zoals die gelden voor industriële inrichtingen.
De cijfers voor de luchthavens zijn hoger dan de grensmassastromen. Ik kan me voorstellen
dat mensen zich daar zorgen over maken. Het motiveert mij in elk geval om de vervolgstappen
te zetten zoals ik eerder noemde. Toch wil ik de grensmassastromen van de luchtvaart graag in perspectief plaatsen. De grensmassastroom is een drempelwaarde waarboven een emissie naar de lucht als relevant beschouwd
wordt. De massastromen door luchtvaart zijn voor zeven van de acht stoffen hoger dan
de industriële grensmassastromen. Zouden de regels voor industrie van toepassing zijn,
dan zouden de emissies van deze stoffen dus relevant worden geacht. Daarbij moet wel
bedacht worden, dat industriële inrichtingen schoorstenen hebben, die zich op een
vaste plek bevinden. Wanneer een grensmassastroom uit een schoorsteen wordt overschreden,
dan is dat van directe invloed op de luchtkwaliteit rondom die schoorsteen. Luchtvaartmotoren
verplaatsen zich continu en vormen een zogenaamde mobiele bron. De grensmassastromen zeggen daarom niet zo veel over de luchtkwaliteit. Vanwege de route die een
vliegtuig aflegt, is een vliegtuigmotor het beste te vergelijken met een pad met allemaal
kleine schoorstenen. Daarom wordt in opdracht van het Ministerie van IenW op dit moment
door NLR onderzocht tot welke concentraties van ZZS in de lucht de emissies door luchtvaart
leiden. Dit onderzoek is naar verwachting eind juli klaar. Het streven is om dit onderzoek,
voorzien van een beleidsreactie, in het derde kwartaal van dit jaar aan de Kamer aan
te bieden.
Beleidsverkenning
Hieronder worden de beleidsrichtingen die het ministerie op dit moment verkent en
uitwerkt verder toegelicht. De Luchtvaartnota 2020–2050 stelt dat wordt toegewerkt
naar een verbetering van de leefomgeving, waarbij handhaafbare normen worden geïntroduceerd
voor de luchtverontreiniging. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de doelstelling
van het Schone Lucht Akkoord. Dat ambieert een gezondheidswinst van 50% in 2030 ten
opzichte van het 2016.
Op dit moment wordt een aantal zaken onderzocht, naast de al genoemde concentratieberekeningen
voor ZZS op de luchthavens van nationale betekenis.
Zo wordt ten eerste onderzoek gedaan naar wat de ontwikkeling van de vliegtuigemissies
in de afgelopen jaren is geweest, en op welke manier vlootvernieuwing de komende jaren
van invloed zal zijn op deze ontwikkeling. Bij de overweging van de hoogte van handhaafbare
normen is het van belang om te weten op welke manier de autonome ontwikkeling van
de emissies geschiedt.
Ten tweede worden voor verschillende stoffen de bijdrage van luchtvaart op de luchtkwaliteit
op en rondom de luchthavens van nationale betekenis onderzocht. Dat is van belang
om het doelbereik van maatregelen te kunnen inschatten.
Ten derde volgt onderzoek naar welke emissies de grondgebonden activiteiten op de
luchthavens van nationale betekenis opleveren. Dat helpt bij het wegen van de invloed
van praktische maatregelen ter reductie van de emissies.
Het Ministerie van IenW benut al deze onderzoeken bij de bestudering van maatregelen
zoals TNO die adviseert, en maatregelen die de Kamer eerder zelf ook heeft voorgesteld.
Drie maatregelen worden in het bijzonder toegelicht: emissiegrenswaarden, een minimalisatie-
en informatieverplichting, en praktische maatregelen. Of en op welke manier deze maatregelen
ook daadwerkelijk uitgevoerd moeten worden, is onderdeel van de verkenning en kan
naar verwachting in het derde kwartaal van dit jaar worden gemeld. Hieronder wordt
specifieker ingegaan op de drie soorten maatregelen.
Minimalisatie- en informatieverplichting
In Nederland geldt voor type-c-inrichtingen2 ZZS-emissiebeleid in de vorm van een verplichting om de uitstoot van ZZS te vermijden,
en als dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te minimaliseren. Deze zogenoemde minimalisatie-
en informatieplicht staat opgenomen in artikel 2.4 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Echter, deze minimalisatieplicht is niet van toepassing op mobiele bronnen, zoals
weg- spoor, water- en luchtverkeer. Kenmerkend aan de minimalisatieverplichting is
dat de sector het voortouw en de verantwoordelijkheid heeft om de emissies te beperken.
De bevoegde gezagen handhaven op grond van een rapportageverplichting. Het Ministerie
van IenW bestudeert op dit moment of het nuttig en uitvoerbaar is om het ZZS-emissiebeleid
(minimalisatiebeleid en informatieverplichting) ook te laten gelden voor de ZZS-emissies
op luchtverkeer op luchthavens.
Emissiegrenswaarden
De Wet luchtvaart biedt de mogelijkheid om in luchthaven(verkeer)besluiten regels
of grenswaarden op te nemen die noodzakelijk zijn met het oog op de lokale luchtverontreiniging.
De mogelijkheid wordt bezien om emissiegrenswaarden op te nemen voor fijnstof (PM2,5), stikstofoxiden (NOx) en VOS. Omdat alle acht ZZS uit het TNO-rapport fracties van VOS zijn, houdt een
grenswaarde aan de VOS-emissies dus ook een grenswaarde aan de acht ZZS in die groep
in. Emissiegrenswaarden aan ZZS per luchthaven kunnen aanvullend zijn aan een minimalisatieplicht
– dit is gelijk aan wat voor puntbronnen in de industrie geldt. Deze stoffen zijn
aangemerkt als Zeer Zorgwekkend, dat wil zeggen ze voldoen aan de gevaarseigenschappen3 waarvoor de REACH-verordening4 de mogelijkheid biedt om ze in Europa te verbieden om op de markt te brengen.
Praktische maatregelen
TNO noemt in haar notitie een aantal praktische maatregelen om de emissies van ZZS
terug te dringen, en om de brandstofsamenstelling zodanig te wijzigen dat minder ZZS
worden uitgestoten. Veel van deze maatregelen worden al in enig kader genomen, zoals
in het Akkoord Duurzame Luchtvaart, in het huidige luchthaven(verkeer)besluit, of
op grond van Europese wetgeving. Voor elk van de maatregelen wordt verkend of, en
zo ja, op welke manier zij het beste kunnen worden toegepast.
Ik vind het belangrijk om zo snel mogelijk verder te gaan met de verkenning naar de
concentraties en de eventuele maatregelen om ZZS-emissies tegen te gaan. De Kamer
wordt opnieuw geïnformeerd wanneer de concentratieberekeningen zijn uitgevoerd. Daarbij
zal ook worden ingegaan op de beleidsverkenning die wordt uitgevoerd. Naar verwachting
zal dat in het derde kwartaal van dit jaar zijn.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Indieners
-
Indiener
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat