Brief regering : Reactie op twee vragen, gesteld tijdens het Commissiedebat Personen- en familierecht van 22 maart 202, op het terrein van interlandelijke adoptie
31 265 Adoptie
Nr. 115
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2023
Tijdens het Commissiedebat Personen- en familierecht op 22 maart 2023 heb ik uitgebreid
met uw Kamer gesproken over de laatste ontwikkelingen op het terrein van interlandelijke
adoptie. Ik heb uw Kamer toegezegd voorafgaand aan het aangekondigde 2-minutendebat
een brief te sturen waarin ik een reactie geef op twee gestelde vragen:
1. Een reflectie op het aantal kinderen dat in de Verenigde Staten in de pleegzorg zit
en hoe deze cijfers zich verhouden tot mijn besluit de samenwerkingsrelatie met de
Verenigde Staten voor interlandelijke adoptie af te bouwen;
2. Een nadere toelichting op de selectieprocedure die is doorlopen voor de vorming van
de Centrale bemiddelingsorganisatie voor interlandelijke adoptie.
Met deze brief geef ik hier gevolg aan.
1. Pleegzorgcijfers in de Verenigde Staten
Het lid Mutluer (PvdA) heeft verzocht om een reflectie op het aantal kinderen dat
in de pleegzorg zit in de Verenigde Staten, waarvan voor een groot deel geen geschikt
adoptiegezin beschikbaar is. Het lid Mutluer vraagt hoe het afbouwen van de adoptierelatie
met de Verenigde Staten zich verhoudt tot deze cijfers.
Met betrekking tot de cijfers kan ik u het volgende laten weten. In 2021 hebben er
in de VS 1785 inkomende adopties plaatsgevonden en zijn er 28 kinderen naar het buitenland
toe geadopteerd. Dit betreft de landen Canada, Ierland, Zwitserland en Nederland (www.travel.state.gov). In 2022 zijn er vanuit de VS naar Nederland zes kinderen geadopteerd.
In 2021 verbleven er in de Verenigde Staten 391.000 kinderen in het (publieke)pleegzorg
systeem. 114.000 kinderen daarvan zijn in afwachting van een adoptie en 54.200 kinderen
zijn daadwerkelijk binnenlands geadopteerd (www.acf.hhs.gov). Niet alle kinderen in pleegzorg zijn adoptabel. De genoemde cijfers van het lid
Mutluer tijdens het commissie debat over pleegzorg gaan over pleegzorg en adoptie
in het publieke systeem. Kinderen die in aanmerking komen voor interlandelijke adoptie
naar Nederland, komen, een uitzondering daargelaten, vanuit het private adoptiesysteem.
In het private adoptiesysteem melden biologische ouders zich voor de geboorte bij
private organisaties die bevoegd zijn te bemiddelen voor nationale en interlandelijke
adoptie. Deze bureaus hebben zowel Amerikaanse als internationale profielen van aspirant-adoptiefouders
in hun bestand. Het is niet de verwachting dat de kinderen, van ouders die zich melden
bij de private adoptiebureaus, in het publieke pleegzorgsysteem terecht komen nu Nederland
de adoptierelatie afbouwt. De Amerikaanse instanties hebben tijdens het werkbezoek
van de Centrale autoriteit in 2021 aangegeven dat zij zich extra zullen moeten inspannen
om deze kinderen in een Amerikaans gezin te kunnen plaatsen, maar dat dit niet onmogelijk
is. Dat past in het subsidiariteitbeginsel zoals ik dat voor mij zie. Daarnaast geldt
dat voor ieder land waar Nederland de adoptierelatie mee afbouwt er kinderen niet
meer door Nederlandse adoptiefouders kunnen worden geadopteerd. Het is aan landen
van herkomst zelf om de opvang voor kinderen, zowel het systeem voor interlandelijke
adoptie als het bredere jeugdzorg systeem, te organiseren. Hierin heb ik als Minister
geen rol.
De landen van herkomst zijn aan zorgvuldig vastgestelde criteria getoetst. Criteria
die zijn voorgelegd aan de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming
en een nadere invulling geven aan het belang van het kind.
Selectieprocedure centrale bemiddelingsorganisatie.
Het lid Ellian (VVD) vroeg mij een nadere toelichting te geven op de selectieprocedure
voor de centrale bemiddelingsorganisatie voor interlandelijke adoptie. Het lid plaatste
vraagtekens bij de keuze voor stichting Wereldkinderen en het verloop van dit proces;
of dit wel open en eerlijk is verlopen. Hierna licht ik mijn keuze en de procedure
nader toe.
Procedure
Vanuit het aanbestedingsrecht is er veel ervaring met het doorlopen van een zorgvuldige
en transparantie procedure voor gunning. Daarom is ervoor gekozen om onderdelen hiervan
voor deze procedure toe te passen.
De eerste stap was het opstellen van een programma van eisen, dat in navolging van
het rapport van de Commissie Joustra de aangescherpte eisen omvat die gesteld worden
aan de nieuwe bemiddelende organisatie. Inclusief de eis, zoals tijdens een debat
op 16 juni 2022 aan uw Kamer is toegezegd (Kamerstuk 31 265, nr. 107), dat er geen verwevenheid mag zijn met projecten in landen van herkomst. Dit programma
is op 15 juli 2022 geplaatst in de Staatscourant, vergezeld met een openbare uitnodiging
om een voorstel in te dienen voor de vorming van de centrale bemiddelingsorganisatie.1
Twee partijen hebben hierop gereageerd, waaronder Stichting Wereldkinderen, en op
uiterlijk 1 september 2022 een voorstel ingediend. Deze voorstellen zijn zorgvuldig
beoordeeld door een beoordelingsteam vanuit het ministerie aan de hand een wegingskader.
Dit wegingskader, dat vooraf ook is gedeeld met beide partijen, bevat zes centrale
thema’s, die voortkomen uit het programma van eisen. Deze thema’s zijn toegelicht
en voorzien van een minimaal en maximaal te behalen puntenscore. Het gaat om de volgende
thema’s: de visie op interlandelijke adoptie, de kwaliteit van de dienstverlening,
de verbinding in de keten, de organisatie, de medewerkers en het financieel kader.
Het beoordelingsteam heeft de ingediende voorstellen bestudeerd en getoetst aan dit
wegingskader. Daarnaast is met beide partijen een gesprek gevoerd. Dit vormde de basis
voor de beoordeling. Het voorstel van stichting Wereldkinderen voldeed aan de gestelde
minima, heeft de hoogste waardering gekregen, en is daarmee geselecteerd.
Uitkomst procedure
Stichting Wereldkinderen heeft in hun voorstel het uitgangspunt opgenomen om een zichtbare
breuk met het verleden te maken en een nieuwe stichting in te richten onder leiding
van een externe kwartiermaker. Stichting Wereldkinderen levert een inhoudelijk bijdrage
tot aan de oprichting, vanuit de inhoud van het ingediende voorstel, maar zal zelf
de stichting niet oprichten. Noch bestuurlijk noch via de Raad van toezicht zullen
banden bestaan tussen de nieuwe stichting en stichting Wereldkinderen. Of te wel,
stichting Wereldkinderen zal met de uitkomst van deze procedure geen doorstart maken
en net als de andere huidige vergunninghouders de werkzaamheden gaan afbouwen en overdragen
naar deze nieuwe stichting. Tot slot wil ik naar aanleiding van een specifieke vraag
van het lid Ellian aangeven dat deze nieuwe stichting, zoals in het programma van
eisen ook is opgenomen, naast de bemiddelende werkzaamheden geen andere projecten
zal ontplooien in landen van herkomst.
Vervolg
De kwartiermaker heb ik aangesteld. Het betreft een externe interim-manager die, zoals
het lid Ellian tijdens het Commisiedebat opmerkte, ook op verzoek van stichting Wereldkinderen
aan het geselecteerde voorstel heeft meegeschreven. Deze keuze garandeert dat er goed
langs de lijnen van het geselecteerde voorstel, en dus conform de aangescherpte eisen
aan de bemiddelingsorganisatie, gewerkt wordt aan de opbouw. Parallel hieraan doorloop
ik een formele procedure voor het oprichten van een stichting, inclusief een voorhangprocedure
bij uw Kamer en de Eerste Kamer.2 Ik ben ervan overtuigd dat op deze manier de beoogde kwaliteitsslag en extra waarborgen
in het systeem kunnen worden gerealiseerd.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming