Brief regering : Fiche: Verordening Europese statistieken over bevolking en huisvesting
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3636 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 maart 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Verordening emissienormen nieuwe zware bedrijfsvoertuigen (Kamerstuk 22 112, nr. 3634)
Fiche: Richtlijn lood en diisocyanaten (Kamerstuk 22 112, nr. 3635)
Fiche: Verordening Europese statistieken over bevolking en huisvesting
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
Fiche: Verordening Europese statistieken over bevolking en huisvesting
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende Europese
statistieken over bevolking en huisvesting, tot wijziging van verordening (EG) nr. 862/2007
en tot intrekking van de verordeningen (EG) nr. 763/2008 en (EU) nr. 1260/2013
b) Datum ontvangst Commissiedocument
20 januari 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM (2023) 31
d) EUR-lex
https://eur-lex.Europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM:2023:31:FIN
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD (2023) 11 https://eur-lex.Europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=SWD:2023:0011:FIN
SEC (2023) 38 https://eur-lex.Europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=pi_com:SEC(2023)38
f) Behandelingstraject Raad
Raad Algemene Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
h) Rechtsbasis
Artikel 338, lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Het voorstel maakt onderdeel uit van het programma van de Europese Commissie (hierna:
Commissie) voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT)1 en is gericht op stroomlijning en integratie van bestaande verordeningen en verbetering
van de samenhang en de vergelijkbaarheid van de Europese bevolkingsstatistieken. In
het Commissievoorstel worden twee bestaande verordeningen volledig2 en een andere bestaande verordening deels3 geïntegreerd in één enkel nieuw rechtskader.
Het eerste doel van het voorstel is om een gemeenschappelijk rechtskader vast te stellen
voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken over bevolking
en huisvesting. Deze statistieken vormen de basis voor alle sociale statistieken en
worden onder meer gebruikt om samenhangende indicatoren en trends te berekenen. Deze
statistieken zijn nodig voor de beleidsvorming en analyses ten aanzien van verschillende
activiteiten van de Europese Unie en de lidstaten, zoals bijvoorbeeld het economisch,
sociaal en cohesiebeleid, inclusief de bevolkingsprognoses die ook worden gebruikt
in het kader van het Europees semester. Eveneens vormen de bevolkingsstatistieken
de grondslag voor het berekenen van de gekwalificeerde meerderheid bij besluitvorming
in de Raad4.
Het tweede doel van het voorstel is om de twee bestaande verordeningen (EG) 763/20085 en (EU) 1260/20136 op het terrein van Europese statistieken over bevolking, huisvesting en demografie
in te trekken, gezien deze in de nieuwe verordening worden geïntegreerd.
Het derde doel is de bestaande verordening (EG) 862/20077 op onderdelen met betrekking tot de statistieken over internationale migratie, inwoners
en de verwerving van staatsburgerschap te wijzigen. De desbetreffende statistieken
worden in verordening (EG) 862/2007 geschrapt en in het onderhavige voorstel geïntegreerd.
Als vierde doel wordt geregeld dat de nationale autoriteiten die verantwoordelijk
zijn voor het beheer van administratieve gegevensbronnen op het gebied van justitie
en binnenlandse zaken8, het hergebruik van de in deze systemen aanwezige gegevens aan de nationale statistische
autoriteiten toe te staan voor de productie van Europese statistieken. Het betreft
gegevens ten aanzien van asiel en administratieve en gerechtelijke procedures in verband
met immigratiewetgeving. Voor de operationele uitvoering moeten samenwerkingsovereenkomsten
tussen de desbetreffende nationale autoriteiten en de nationale statistische instantie
worden gesloten.
Tevens bevat de verordening bepalingen ten aanzien van kwaliteitseisen alsmede voorschriften
betreffende de gegevensbronnen en de methoden waarop de lidstaten de gegevens kunnen
verzamelen. Vervolgens wordt uitsluitend voor statistische doeleinden het delen van
gegevens tussen de bevoegde nationale statistische instanties van de lidstaten en
de Commissie (Eurostat) geregeld. Op verzoek moet de Commissie (Eurostat) voor statistische
doeleinden toegang krijgen tot de relevante gegevens en metagegevens uit databanken
en interoperabiliteitssystemen die worden beheerd door organen en agentschappen van
de Unie, zoals bijvoorbeeld het centrale register voor rapportage en statistieken
(CRRS).
De verordening bevat eveneens bepalingen ten aanzien van de uitvoering van proef-
en haalbaarheidsstudies. De Commissie kan op basis van cofinanciering een financiële
bijdrage uit de begroting van de Unie aan de nationale statistische instanties van
de lidstaten verlenen, zoals bijvoorbeeld voor de ontwikkeling en uitvoering van nieuwe
of verbeterde gegevensbronnen, methodologieën en deelname aan proef- en haalbaarheidsstudies.
De verordening regelt eveneens de mogelijkheid voor de lidstaten om voor maximaal
twee jaar in aanmerking te kunnen komen voor een afwijkingsbepaling, indien voor de
toepassing van de verordening grote aanpassingen van het nationaal statistisch systeem
van een lidstaat nodig zijn. Bovendien krijgt de Commissie de bevoegdheid om voor
onbepaalde tijd gedelegeerde handelingen vast te stellen en om door middel van de
onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen vast te stellen.
b) Impact assessment Commissie
Volgens de Commissie vertoont het huidige rechtskader lacunes en zwakke punten, bijvoorbeeld
de harmonisatie van de statistische definitie van de bevolking, die onduidelijk is
en leidt tot een gebrek aan samenhang en vergelijkbaarheid.
De beschikbaarheid van de frequentie van de statistieken over de bevolking wordt door
de Commissie als ontoereikend gezien, en het huidige rechtskader biedt geen flexibiliteit
voor de Commissie om de statistieken aan te passen aan nieuwe beleidsprioriteiten,
zoals bijvoorbeeld steeds dynamischere migratiebewegingen. Vervolgens vindt de Commissie
dat het bestaande rechtskader een belemmering vormt waardoor het niet mogelijk is
voor lidstaten om over te gaan naar een intensiever gebruik van administratieve gegevens
en andere nieuwe bronnen.
De Commissie heeft in totaal zeven verschillende opties overwogen. De Commissie verwacht
dat met het onderhavige voorstel waarin twee bestaande verordeningen volledig9 en een bestaande verordening deels10 worden geïntegreerd in één enkel nieuw rechtskader, beter kan worden ingespeeld op
de behoeften van de gebruikers. De effectbeoordeling wijst uit dat de meeste voordelen
van alle overwogen beleidsopties niet konden worden gekwantificeerd. Uit de effectbeoordeling
is echter kwalitatief gebleken dat geen van de opties duidelijk kosteneffectiever
is dan de andere. Daarentegen bieden zij toenemende voordelen direct voor gebruikers
van statistieken en indirect voor de gehele samenleving tegen stijgende kosten vooral
voor de nationale statistische instituten, als producenten van de statistieken. De
effectbeoordeling wijst verder uit dat het delen van gegevens met behulp van moderne
technologieën op lange-termijn doeltreffendere en efficiëntere oplossingen biedt voor
statistische kwaliteitsborging.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Bevolkingsstatistieken vormen de basis voor het bredere stelsel van sociale statistieken
en zijn nodig voor het analyseren van de onderlinge samenhang tussen de omvang en
samenstelling van de bevolking alsmede de veranderingen daarin (geboorte, sterfte,
migratie). Deze statistieken zijn zowel op nationaal als regionaal niveau nodig om
beleid te kunnen maken en te evalueren met betrekking tot de maatschappelijke gevolgen
van de demografische ontwikkelingen op de Nederlandse samenleving bijvoorbeeld op
het gebied van stedelijke ontwikkeling (wonen), arbeidsmarkt, zorg en onderwijs. Meer
beleidsmatig spelen rond bevolkingsontwikkelingen, migratie, woningtekort en vergrijzing
veel zaken waarvoor informatievoorziening over bevolking, huishoudens en huisvesting
van belang is, zoals onder meer de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen11, de Verkenning Bevolking 205012 en de periodieke ramingen van huishoudensgroei en woningtekort. Het kan wenselijk
zijn de statistieken zodanig vorm te geven dat zij ook deze beleidsafwegingen kunnen
onderbouwen en ondersteunen.
Op dit moment verstrekt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) reeds gegevens
aan de Commissie (Eurostat) op basis van verordening (EG) 763/2008, verordening (EU)
1260/2013 en verordening (EG) 862/2007 voor de samenstelling van Europese statistieken
over bevolking, huisvesting, demografie, internationale migratie, inwoners en de verwerving
van staatsburgerschap. In Nederland is de productie van bevolkingsstatistieken efficiënt
en kosteneffectief ingericht. De statistieken zijn gebaseerd op informatie die het
CBS ontvangt uit de gemeentelijke basisregistratie personen (BRP13), overige registraties en informatie die reeds bij het CBS beschikbaar is. Hierdoor
kunnen de desbetreffende statistieken op basis van bestaande administratieve bronnen
worden samengesteld. Daardoor worden uitgebreide en kostbare enquêtes voorkomen. Het
is voor het kabinet van essentieel belang dat het CBS bij de uitvoering van EU-regelgeving
gebruik kan blijven maken van de bestaande productieprocessen.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet erkent het belang van het verzamelen van geharmoniseerde statistieken
over bevolking en huisvesting op EU-niveau ten behoeve van beleidsafwegingen. Het
kabinet erkent tevens dat hier nog uitdagingen bij bestaan, soms ook op nationaal
niveau. Geharmoniseerde statistieken zijn van belang voor de beleidsvorming en het
evalueren van de voortgang van het beleid voor de taken van de Unie, zoals bijvoorbeeld
demografische veranderingen, economische, sociale en territoriale cohesie. Het kabinet
staat echter kritisch tegenover verdere harmonisatie van deze statistieken en kan
deze zonder goede onderbouwing van de noodzaak niet zonder meer ondersteunen, temeer
omdat de gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden, onvoldoende worden
afgebakend in het voorstel. De kritiek van het kabinet ziet op drie aspecten van het
voorstel. Ten eerste beoogt de Commissie de definities aan te passen, waardoor Nederland
niet langer gebruik kan maken van het BRP en moet worden teruggevallen op het gebruik
van enquêtes. Dit leidt tot veel extra administratieve lasten en kosten zonder dat
het een duidelijke meerwaarde oplevert. Ten tweede is het niet bekend hoe de Commissie
uitvoering wil geven aan de verordening, met name omdat dit primair gebeurt via de
gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. De beschrijving van en het aantal daadwerkelijk
te verzamelen gegevens (variabelen) is daarmee op dit moment onbekend. Voor deze mogelijk
additionele en ad-hoc statistieken leeft dezelfde zorg als bij de definitie van het
voorstel. Wanneer de door de Commissie gevraagde gegevens niet uit de reeds beschikbare
administratieve databronnen gehaald kunnen worden, moeten deze worden ingewonnen op
basis van enquêtes.
Ten derde is het kabinet kritisch op het voorstel om de frequentie van het opvragen
van statistieken door Eurostat te verhogen. Het kabinet vindt het van belang dat de
extra levering van statistieken daadwerkelijk noodzakelijk is voor het behalen van
de beleidsdoelen en zet daar op dit moment nog vraagtekens bij.
Met betrekking tot de herziening van de definitie is het kabinet van mening dat de
staande Nederlandse productie van bevolkingsstatistieken door het CBS, o.a. op basis
van de BRP, toereikend is voor de beleidsvorming en het evalueren van de voortgang
van het beleid voor de taken van de Europese Unie. Deze statistieken zijn van hoge
kwaliteit. Daarmee voldoet de definitie die is neergelegd in de huidige Verordening
en beoordeelt het kabinet het voorliggende voorstel negatief op dit punt. Het voorliggende
voorstel brengt zoals hierboven aangegeven het risico met zich mee dat er van de bestaande
nationale praktijk zou moeten worden afgeweken en er op grote schaal teruggevallen
moet worden op het gebruik van enquêtes. Dit zou tot hogere kosten voor de rijksoverheid
en een hogere enquêtedruk voor burgers leiden. Voor het kabinet is het daarom cruciaal
dat het CBS voor de productie van de statistieken die onder het toepassingsgebied
van deze verordening zijn opgenomen, ook in de toekomst gebruik kan blijven maken
van de BRP en de overige bestaande registraties die het CBS reeds tot zijn beschikking
heeft. Als gevolg hiervan staat het kabinet negatief tegenover dit aspect binnen het
huidige voorstel, aangezien de toegevoegde waarde ontbreekt. Het CBS produceert immers
al bevolkingsstatistieken van hoge kwaliteit efficiënt en kosteneffectief. Het kabinet
zal zich daarom in de onderhandelingen ervoor inzetten dat de definitie voor de productie
van statistieken over de bevolking in de uiteindelijke verordening wordt aangepast
en dat kan worden gewaarborgd dat deze verordening kan worden uitgevoerd met inachtneming
van de omstandigheden en de huidige werkwijzen.
Ten opzichte van de voorgestelde gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden
is het kabinet zeer kritisch over de wijze waarop de Commissie hier invulling aan
wenst te geven. Deze bieden volgens het kabinet onvoldoende waarborg aan de nationale
statistische instituten van de lidstaten, omdat het voorstel nog te veel onduidelijkheden
en open einden bevat. Bovendien laat het voorstel te veel ruimte aan de Commissie
bij het vaststellen van de toekomstige verplichtingen. De reikwijdte van de toekomstige
verplichtingen voor de lidstaten is niet bekend en niet duidelijk afgebakend, zoals
het aantal en de beschrijving van enquêtevariabelen alsmede de mate van detaillering.
Dit is het gevolg van de onvoldoende geclausuleerde bevoegdheidsdelegatie die de Commissie
zichzelf toekent bij het vaststellen van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Het
kabinet is van mening dat deze bevoegdheid zowel wat de inhoud als de duur betreft
moet worden ingekaderd. Het kabinet is in het licht van het voorgaande ook zeer kritisch
over de bevoegdheid die in het voorstel is opgenomen voor de Commissie om door middel
van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ad-hoc statistieken te laten produceren.
Zonder duidelijkheid over toekomstige verplichtingen, leidt dit tot onzekerheid bij
de lidstaten in termen van financiële consequenties en administratieve lasten.
Deze kunnen voor Nederland substantieel hoger uitvallen in het geval dat de door de
Commissie gevraagde informatie niet uit bestaande registers gehaald kan worden, maar
moet worden ingewonnen op basis van enquêtes.
Het kabinet zal daarom in de onderhandelingen kritisch zijn ten aanzien van de reikwijdte
van de toekenning van bevoegdheden om nadere regelgeving vast te stellen. Het kabinet
zal bij de behandeling van het voorstel hierbij per geval een afweging maken op basis
van het gegeven juridisch kader, de Nederlandse belangen, beleidsmatige standpunten,
het voorziene krachtenveld en haalbaarheid. Voor een verdere appreciatie hiervan en
toelichting hierop wordt verwezen naar onderdeel 6b van dit document.
Ten opzichte van de huidige juridische kaders constateert het kabinet dat het voorstel
frequentere Europese statistieken over demografie en huisvesting impliceert. Deze
statistieken worden nu jaarlijks en om de tien jaar verstrekt. Er wordt voorgesteld
om daarbovenop tussentijds ieder kwartaal, tweejaarlijks en iedere drie jaar aanvullende
gegevens aan de Commissie (Eurostat) te verstrekken. Dit impliceert additionele leveringsverplichtingen
en extra uitvoeringkosten van de thans vrijwillige verstrekking. Het kabinet kan hier
niet zonder meer mee akkoord gaan. Voor het kabinet is van belang dat er sprake is
van gedegen Europese bevolkingsstatistieken wanneer deze noodzakelijk zijn voor de
beleidsdoelen, maar tegelijkertijd acht het kabinet de proportionaliteit van de gegevensverzamelingen
van groot belang en dat daarbij sprake is van zo min mogelijk aanvullende uitvoeringskosten
en administratieve lasten.
Voor de ontwikkeling en productie van Europese statistieken is het belangrijk om het
gebruik van bestaande informatie en reeds verzamelde gegevens binnen het kader van
deze verordening te optimaliseren. Daartoe moeten de nationale autoriteiten die verantwoordelijk
zijn voor het beheer van administratieve gegevensbronnen het (her-)gebruik van de
aanwezige gegevens aan de nationale statistische autoriteiten toestaan. Op verzoek
krijgt de Commissie (Eurostat) voor statistische doeleinden volgens dit voorstel toegang
tot relevante gegevens en metagegevens uit de databanken en interoperabiliteitssystemen
die worden beheerd door organen en agentschappen van de Unie, zoals bijvoorbeeld het
centrale register voor rapportage en statistieken (CRRS), vastgesteld bij de verordeningen
(EU) 2019/81714 en (EU) 2019/81815.
Het kabinet onderschrijft, met inachtneming van de vigerende EU-wetgeving ten aanzien
van de bescherming van persoonsgegevens in de verordeningen (EU) 2016/67916 en (EU) 2018/172517, het belang dat zowel de nationale statistische instituten als de Commissie (Eurostat),
binnen hun eigen respectievelijke bevoegdheden, voor de toepassing van deze verordening
toegang kunnen krijgen tot reeds verzamelde relevante gegevens en metagegevens en
deze voor statistische doeleinden kunnen (her-)gebruiken.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De inschatting is dat een meerderheid van de lidstaten evenals Nederland zorgen kenbaar
zullen maken tegenover het voorstel in zijn huidige vorm. Daarnaast wordt verwacht
dat door meerdere lidstaten de te ruime bevoegdheidstoekenning voor de vaststelling
van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen kritisch zal worden beschouwd. Daarnaast
wordt verwacht dat meerdere lidstaten, die voor de productie van hun statistieken
afhankelijk zijn van registraties evenals Nederland, dezelfde zorgen en bezwaren zullen
hebben. De inschatting is dat het Europees Parlement positief zal staan tegenover
het initiatief van de Commissie. De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (EMPL)
van het Europees Parlement zal het voorstel gaan behandelen. Op dit moment heeft het
Europees Parlement nog geen formeel standpunt ingenomen, als rapporteur is Sandra
Pereira (GUE/NGL, Portugal) aangesteld.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het kabinet beoordeelt de bevoegdheid positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 338,
lid 1 VWEU. Op grond van dit artikel is de EU bevoegd maatregelen aan te nemen voor
de opstelling van statistieken wanneer dat voor de vervulling van de taken van de
EU nodig is. Dit is volgens het kabinet de juiste rechtsgrondslag. Er is hierbij sprake
van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en lidstaten (artikel 4, lid 1, VWEU).
b) Subsidiariteit
Het subsidiariteitsoordeel is positief. Het doel van de verordening is het aanvullen
en herzien van de bestaande gemeenschappelijke voorschriften over het verzamelen en
opstellen van Europese statistieken over bevolking en huisvesting. Omdat het gaat
over de productie van geharmoniseerde en vergelijkbare statistieken op EU-niveau,
nodig voor de coördinatie, de beleidsvorming en het evalueren van de voortgang van
EU-beleid, kan dit niet op een afdoende wijze door de lidstaten afzonderlijk worden
bereikt en kan dit volgens het kabinet beter op EU-niveau worden verwezenlijkt. Bovendien
kan een wijziging van bestaande EU-regelgeving enkel op EU-niveau plaatsvinden. Optreden
op EU-niveau is daarom gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is negatief. De voorgestelde
wetgeving heeft tot doel een gemeenschappelijk rechtskader vast te stellen voor de
ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken over bevolking en
huisvesting. Het kabinet is het eens met de Commissie dat een verordening het juiste
instrument is, aangezien hierdoor in de gehele EU hetzelfde kader kan gelden, zodat
de productie van kwalitatief hoogwaardige en vergelijkbare statistieken op EU-niveau
kan worden gegarandeerd. Deze leveren in algemene zin een nuttige bijdrage aan de
beleidsvorming en het evalueren van de voortgang van het economisch, sociaal en cohesiebeleid
van de EU. Het voorgestelde optreden is volgens het kabinet echter niet geschikt om
de doelstelling van kosteneffectiviteit en de eerbiediging van de specifieke eigenschappen
van de verzamel- en productiesystemen van de lidstaten te waarborgen. Daarnaast gaat
het voorgestelde optreden volgens het kabinet verder dan noodzakelijk om de kwaliteit
en vergelijkbaarheid van de Europese statistieken over bevolking en huisvesting te
borgen.
Ten eerste zou het voorstel volgens het kabinet onevenredig ingrijpen in de bestaande
infrastructuur in verschillende lidstaten, waaronder Nederland, voor de productie
van Europese statistieken over bevolking en huisvesting. Dit zou het gevolg zijn van
het werken met de nieuwe definitie die de Commissie voorstelt van gewone verblijfplaats
ten opzichte van de bestaande situatie. Het kabinet acht het van essentieel belang
dat de lidstaten voor de verzameling en de productie van Europese statistieken binnen
hun bestaande infrastructuren kunnen bepalen op welke manier de gegevens worden verzameld.
Ten tweede is het kabinet bezorgd over een aanzienlijke verhoging van de uitvoeringskosten,
die verder gaat dan nodig. De Commissie eigent zich volgens het kabinet met de huidige
voorstellen een te ruime bevoegdheid toe om door middel van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen,
zonder een duidelijke afbakening van de reikwijdte, alle op basis van deze verordening
daadwerkelijk te verzamelen gegevens te wijzigen, aan te vullen en nader uit te werken.
Ook is er sprake van een te ruime bevoegdheid ten aanzien van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen
om alle toekomstige voorgestelde gegevensverzamelingen op ad-hoc basis vast te stellen.
Met dit voorstel wordt de bestaande leveringsfrequentie van de statistieken van jaarlijks
en eens om de tien jaar verhoogd. Er wordt voorgesteld om daarbovenop ieder kwartaal,
tweejaarlijks en iedere drie jaar aanvullend gegevens aan de Commissie (Eurostat)
te verstrekken. Daarnaast zijn op basis van het huidige voorstel ook de toekomstig
daadwerkelijk te verzamelen gegevens (variabelen) nog niet bekend. Vanwege het bovenstaande
is het kabinet bezorgd over een aanzienlijke verhoging van de uitvoeringskosten en
een verzwaring van de administratieve lastendruk voor burgers, in het geval dat de
door de Commissie gevraagde informatie niet uit bestaande registers gehaald kan worden,
wat dan wat het kabinet betreft een minder belastende manier is om dezelfde doelen
te verwezenlijken, maar moet worden ingewonnen op basis van enquêtes. Het voorgestelde
optreden gaat volgens het kabinet daarom ook verder dan noodzakelijk om de kwaliteit
en vergelijkbaarheid van de Europese statistieken over bevolking en huisvesting te
borgen.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De Commissie heeft voor de periode 2025–2027 een bedrag van 8,2 miljoen euro gereserveerd
in rubriek 1 «eengemaakte markt, onderzoek en innovatie» en 11,3 miljoen euro in rubriek
7 «administratieve uitgaven» van het meerjarig financieel kader 2021–2027 (MFK) voor
personele middelen en andere administratieve uitgaven. Het voorstel omvat bepalingen
dat de Commissie de lidstaten een financiële bijdrage kan verlenen in de vorm van
een subsidie, volgens de vigerende EU-regels, zoals bijvoorbeeld voor de ontwikkeling
en uitvoering van nieuwe of verbeterde gegevensbronnen alsmede de deelname van de
lidstaten aan representatieve proef- en haalbaarheidsstudies. De bedragen voor co-financiering
die de lidstaten van de Unie kunnen ontvangen zijn thans onbekend omdat de Commissie
hiervoor nog geen middelen in haar begroting heeft opgenomen. Nederland is van mening
dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken
financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een
prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Daarnaast moet de ontwikkeling van de
administratieve uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over het
MFK-akkoord. Het kabinet is kritisch over de stijging van het aantal werknemers.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Het onderhavige voorstel is een kaderverordening en beschrijft op hoofdlijnen de doelstellingen.
De aan de Commissie (Eurostat) te verstrekken informatie is in de kaderverordening
zeer summier beschreven. In de bijlage van de verordening worden slechts de onderwerpen
en de gedetailleerde onderwerpen aangegeven waarover gegevens aan de Commissie (Eurostat)
moeten worden verstrekt. De concrete invulling hiervan moet plaatsvinden in toekomstige
gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.
Het kabinet is negatief over de te verwachten financiële consequenties. Het voorstel
heeft financiële gevolgen voor de rijksoverheid, maar deze kunnen op basis van het
onderhavige voorstel niet worden geraamd, omdat de concretisering, zoals de omvang,
de beschrijving en de mate van detaillering van de daadwerkelijk te verzamelen gegevens
niet in het voorstel zijn opgenomen, maar pas later op basis van toekomstige gedelegeerde
en uitvoeringshandelingen, worden vastgesteld. Daarom is de uiteindelijke omvang (inclusief
ordegrootte) van de extra uitvoeringskosten afhankelijk van de resultaten van de EU-besluitvorming,
in onderlinge samenhang met de omvang en de inhoud van de toekomstige voorstellen
van de Commissie voor gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Het kabinet zal zodra
de voorstellen van de Commissie voor de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen beschikbaar
zijn op basis daarvan nationaal een impact assessment opstellen.
Het opstellen van een dergelijk impact assessment is op dit moment niet mogelijk op
basis van het huidige voorstel. Het impact assessment zal voor zover mogelijk ingaan
op de financiële gevolgen voor Nederland, de gevolgen op het gebied van administratieve
lastendruk en de uitvoering van het voorstel.
In het meest ongunstige scenario moet het CBS voor de uitvoering van zijn EU-verplichtingen
afwijken van het optimaal gebruik van bestaande administratieve databronnen, en terugvallen
op het uitvoeren van zeer kostbare enquêtes. Indien zich een dergelijk onwenselijk
scenario voordoet, zullen de uitvoeringskosten ten opzichte van de bestaande situatie
onevenredig hoog zijn.
Daarnaast worden de thans vrijwillige leveringen over demografie en huisvesting als
nieuwe leveringsverplichtingen in de verordening opgenomen. Deze moeten volgens het
voorstel ieder kwartaal, tweejaarlijks en iedere drie jaar aan de Commissie (Eurostat)
worden verstrekt, en veroorzaken extra uitvoeringskosten voor het CBS. De budgettaire
gevolgen voor de Rijksbegroting moeten worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels voor budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk bedrijfsleven en burger
Dit voorstel leidt als zodanig niet tot extra financiële consequenties en tot een
verzwaring van de regeldruk voor het bedrijfsleven en burgers. Indien de informatie
voortkomend uit de gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen niet uit bestaande registers
gehaald kan worden, maar moet worden ingewonnen op basis van enquêtes kunnen burgers
daarentegen als gevolg van hiervan wel een verzwaring van de administratieve lastendruk
ervaren. Bovendien dient te worden opgemerkt dat deelname aan persoonsenquêtes in
Nederland geschiedt op basis van vrijwilligheid. Daarmee bestaat de kans dat de respons
op de enquêtes ontoereikend zal zijn om aan de gedetailleerde leveringsverplichtingen
aan de Commissie (Eurostat) te kunnen voldoen.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Niet van toepassing.
6. Juridische implicaties
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Niet van toepassing.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
De Commissie stelt voor dat zij de bevoegdheid krijgt om gedelegeerde handelingen
vast te stellen en op basis van de onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen vast
te stellen. Op grond van artikel 5, lid 3, artikel 6, lid 6, en artikel 7, lid 2,
krijgt de Commissie de bevoegdheid om voor onbepaalde tijd gedelegeerde handelingen
vast te stellen. Het toekennen van deze bevoegdheid is volgens het kabinet mogelijk,
omdat deze ertoe strekt niet-essentiële onderdelen, zoals de inhoud van de bijlage
en de daarin vermelde gedetailleerde onderwerpen te wijzigen en aan te vullen met
nieuwe gedetailleerde onderwerpen. Bovendien krijgt de Commissie de bevoegdheid ad-hoc
statistieken voor te schrijven, indien de Commissie deze noodzakelijk acht. Een bevoegdheid
voor de Commissie tot wijziging van het basisinstrument, waartoe ook de bijlage behoort,
kan alleen via delegatie worden verleend.
Het kabinet is van mening dat de bevoegdheidsdelegatie, zoals voor het wijzigen en
het aanvullen van het toepassingsgebied en de inhoud van de verordening, te veel open
einden bevat omdat de door de nationale statistische instituten van de lidstaten daadwerkelijk
te verzamelen gegevens op basis van dit voorstel onbekend zijn. Hierdoor is de bevoegdheidsdelegatie
in de huidige vorm niet voldoende inhoudelijk afgebakend en daarom niet wenselijk.
Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat er in een bandbreedte wordt voorzien waarbinnen
de Commissie de toegekende bevoegdheden moet uitoefenen. Op deze manier kan bijvoorbeeld
beter worden gewaarborgd dat de Commissie bij de concretisering van de informatieverplichtingen
eveneens rekening houdt met de noodzaak van de verplichtingen voor adequate beleidsvorming
en -evaluatie, de administratieve lasten en de uitvoeringskosten. Met betrekking tot
de duur van de bevoegdheidsdelegatie voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen
voor onbepaalde tijd, zal het kabinet ervoor pleiten deze bevoegdheidsdelegatie te
verlenen voor de duur van vijf jaar met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging
waarbij de bevoegdheidsdelegatie naar behoren geëvalueerd kan worden. Volgens het
kabinet eigent de Commissie zich met de bovengenoemde voorstellen te ruime bevoegdheden
toe en kan hier vooralsnog niet mee instemmen.
Daarnaast krijgt de Commissie op grond van artikel 5, lid 5, en artikel 7, lid 5,
de bevoegdheid om conform de onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen vast te stellen.
Het toekennen van deze bevoegdheid is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen
van de verordening betreft. Ook voor deze voorgestelde uitvoeringshandelingen is de
reikwijdte van de toekomstige verplichtingen onvoldoende afgebakend en nog niet bekend.
De huidige voorstellen geven de Commissie volgens het kabinet hier te ruime bevoegdheden,
omdat deze onvoldoende waarborg bieden aan het CBS als nationale instantie die met
de uitvoering van deze verordening is belast. Deze richt zich dan vooral op de hoeveelheid
en de mate van detaillering van de toekomstige informatieverplichtingen die via uitvoeringshandelingen
worden vastgesteld. Hierdoor bestaat er onzekerheid over de mogelijke gevolgen voor
de uitvoeringskosten en administratieve lasten. De ruime bevoegdheid om het aantal
en de daadwerkelijk te verzamelen gegevens, en de voorgestelde ad-hoc gegevensverzamelingen
vast te stellen, beoordeelt het kabinet kritisch en het kan hier vooralsnog niet mee
instemmen.
Met betrekking tot een aantal onderdelen, bijvoorbeeld als het gaat om de beschrijving
van de daadwerkelijk te verzamelen gegevens, vraagt het kabinet zich af of gedelegeerde
handelingen niet meer voor de hand zouden liggen, omdat het daarbij lijkt te gaan
over de vaststelling van nadere, aanvullende regels die voortbouwen op de inhoud van
de basishandeling en niet zozeer op de uitvoering volgens eenvormige voorwaarden.
Het kabinet zal de Commissie om opheldering vragen. Bij de overige handelingen kan
het kabinet zich vinden in de keuze voor uitvoering (i.p.v. delegatie), omdat met
deze handeling wordt gewaarborgd dat de verordening volgens eenvormige voorwaarden
in de lidstaten wordt uitgeoefend.
Daarnaast bevat het voorstel verschillende bevoegdheden voor de Commissie om op grond
van uitvoeringshandelingen lijsten van landen en gebieden (artikel 11), kwaliteitseisen
en -verslag (artikel 12), technische specificaties voor gegevensuitwisseling (artikel 13)
en indien nodig de voor de lidstaten geldende afwijkingsbepalingen (artikel 19) vast
te stellen. Het kabinet kan instemmen met de keuze voor deze uitvoeringsbevoegdheden
omdat deze erop gericht zijn uniforme voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering
van de verordening. Ook is het mogelijk om deze bevoegdheden toe te kennen, omdat
het niet gaat om de vaststelling van essentiële onderdelen. De keuze voor de onderzoeksprocedure
bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen acht het kabinet geschikt omdat het
hier gaat om handelingen van algemene strekking (zie art. 2, lid 2, onder a, van Verordening
182/2011). Toekenning van deze bevoegdheid acht het kabinet wenselijk, omdat de juiste
specifieke statistische expertise kan worden ingezet voor uitvoeren van de bovengenoemde
technische en methodologische onderwerpen.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid.
Deze verordening treedt in werking op de 20e dag volgende op die van haar bekendmaking
in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari
2026. De haalbaarheid voor Nederland is momenteel nog niet in te schatten.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
n.v.t.
e) Constitutionele Toets
n.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
In artikel 4 van de Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek is bepaald dat het
CBS op nationaal niveau belast is met de productie van statistieken ter uitvoering
van bindende rechtshandelingen van de Europese Unie. Het CBS dient de statistische
resultaten in bij de Commissie (Eurostat). Zie voor een omschrijving van de implicaties
voor de uitvoering onder 5b, financiële consequenties.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken