Brief regering : Hoofdlijnennotitie Mobiliteitsvisie
31 305 Mobiliteitsbeleid
Nr. 388
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 maart 2023
Deze brief gaat over de bereikbaarheid voor alle Nederlanders. Nu en in de toekomst.
De bereikbaarheid van ons werk, van onze winkels, scholen en zorginstellingen, van
onze natuur, en van onze internationale bestemmingen. Ook gaat deze brief over hoe
belangrijk het is dat vitale goederen, waaronder voedsel en medicijnen, hun bestemming
bereiken, of wij nu de afzender of de ontvanger daarvan zijn.
Bereikbaarheid raakt ons allemaal. Het meedoen in de samenleving en in de economie
kan niet zonder in verbinding te staan met elkaar en met de vitale maatschappelijk-economische
voorzieningen zoals onderwijs, zorg, wonen, werken, winkels en recreatie.
Iedereen in Nederland heeft recht op goede bereikbaarheid. Zowel in de stad, als op
het platteland, én in de grote verstedelijkte gebieden daartussen. Alle vervoermiddelen
zijn daarbij nodig: meer individuele vervoermiddelen, zoals auto en (motor)fiets;
collectieve vervoermiddelen, zoals trein en bus; en daartussen deelsystemen zoals
de deelauto of -fiets. Én het vraagt iets van de keuzes voor de toegankelijkheid van
de voorzieningen zelf.
Een goede bereikbaarheid werkt als de slagader van onze samenleving en economie. Dit
willen we ook in de toekomst zo houden. Daarom werken we aan het mobiliteitsbeleid
voor de toekomst. Met de Hoofdlijnennotitie bij deze brief bieden we u een eerste
uitwerking aan van dit mobiliteitsbeleid.
We schetsen in deze brief de noodzaak en aanleiding van de Hoofdlijnennotitie en gaan
in op de ambities die daaruit spreken. Tegelijk geven we daarmee een reactie op het
31 oktober 2022 verschenen rapport van het Planbureau van de Leefomgeving (PBL), «Toegang
voor iedereen? Een analyse van de (on)bereikbaarheid van voorzieningen en banen in
Nederland» (Bijlage bij Kamerstuk 36 200 A, nr. 9).
De Hoofdlijnennotitie is mede geïnspireerd en bouwt voort op de hoofdboodschap van
het PBL-rapport. We delen de overtuiging dat iedereen in Nederland recht op bereikbaarheid
heeft. Zowel in de stad, als op het platteland, én in de grote verstedelijkte gebieden
daartussen. In hoofdstuk 2 van de Hoofdlijnennotitie staan de eerste stappen in de
uitwerking van dit recht op bereikbaarheid. In deze brief gaan we vooral in op de
uitwerking van de analyse van het PBL in ons beleid.
Noodzaak
Onze uitgangspositie is goed. We beschikken over uitstekende infrastructurele netwerken
en over internationale toegangspoorten waar we met recht trots op mogen zijn. Maar
inmiddels lopen we steeds vaker tegen de grenzen van ons systeem aan. Dat stelt nadere
eisen aan het beheer en onderhoud van onze infranetwerken (zie brief Basiskwaliteit
Netwerken). Het noodzaakt ons ook om na te denken hoe we zorgen voor de naleving van
de normen op gebieden als duurzaamheid, biodiversiteit en luchtkwaliteit. Bovendien
moeten we ons buigen over de bereikbaarheid voor iedereen van vitale functies in ons
land (zie het PBL-rapport).
Dit zijn voorbeelden van de wijze waarop ons huidige mobiliteitsbeleid en de uitvoering
daarvan wordt uitgedaagd. Het zijn tegelijkertijd aansporingen voor een strategische
reflectie op de houdbaarheid van de fundamenten van ons beleid voor de toekomst.
We zien dat de vraag naar mobiliteit toeneemt bij economische groei en bij een groeiende
bevolking die tevens vergrijst. Ook de verwachtingen van de Nederlanders nemen toe.
Zowel vanuit individuele behoeften, zoals het leveren van pakketjes aan huis, als
vanuit maatschappelijke eisen (brede welvaart). Dat maakt de opgave voor beleid scherper,
gegeven de schaarse ruimte en het belang van een duurzame en gezonde leefomgeving.
In de brief over de nationale regie in de ruimtelijke ordening1 is er eerder op gewezen dat de ruimte in Nederland schaars is, terwijl de opgaven
groot zijn. De urgente maatschappelijke opgaven zoals het woningtekort, klimaatadaptatie,
circulariteit, natuurinclusiviteit, de transitie van de landbouw en de verduurzaming
van de energievoorziening hebben allemaal grote ruimtelijke impact. De ruimtelijke
puzzel is complex. Ook mobiliteit heeft ruimte nodig om een bijdrage te blijven leveren
aan een mooier, gezonder, duurzamer, welvarender en aantrekkelijker Nederland. Het
heeft tevens een structurerend effect op de ruimte en het gebruik ervan. Daar willen
we in de toekomst meer op in zetten.
De schaarste laat zich ook voelen in de financiële ruimte (Mobiliteitsfonds) en in
de beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel, bijvoorbeeld in het beheer en onderhoud.
Recente ontwikkelingen, zoals COVID-19, de Oekraïne-oorlog, de droogte van afgelopen
zomer, gebrek aan arbeidskrachten en de energie-afhankelijkheid, maken de kwetsbaarheid
zichtbaar van onze mobiliteit. Denk aan de leveringszekerheid van goederen en de beschikbaarheid
van netwerken en vervoerssystemen.
Dat alles stelt de houdbaarheidsvraag centraal: hoe kan onze bereikbaarheid voor toekomstige
generaties geborgd worden? De ruimte voor mobiliteit zullen we in de toekomst voor
een belangrijk deel moeten verdienen. We zullen in geval van schaarste scherpere keuzes
moeten maken over welke mobiliteit op welke plaats en tijd mogelijk is. Voor die situaties
moeten we werken aan een robuuste basis waarop onderbouwde keuzes gemaakt kunnen worden.
In de voorliggende Hoofdlijnennotitie Mobiliteitsvisie 2050 heeft het kabinet een
aantal principes geformuleerd om invulling aan die basis te geven. In onze aanpak
richten we ons op samenhang, maatwerk, innovaties en het leren van elkaar, waarmee
bijgedragen wordt aan het maken van slimme keuzes.
Status Hoofdlijnennotitie
In de Contourennota die op 21 oktober jl. (Kamerstuk 31 305, nr. 366) aan uw Kamer is toegezonden, hebben wij de aanleiding, uitgangspunten en het proces
aangegeven om te komen tot een Mobiliteitsvisie. Deze contourennota markeert de start
van het proces om te komen tot een Mobiliteitsvisie. Daarbij hebben we toegelicht
dat we voor die visie inhoudelijk starten bij de diverse deelvisies die recentelijk
zijn verschenen of in ontwikkeling zijn.
De Hoofdlijnennotitie Mobiliteitsvisie 2050 die wij nu aanbieden, bouwt voort op de
afspraken over bereikbaarheid in het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) en verbindt de deelvisies voor de deeldomeinen van mobiliteit, zoals Toekomstperspectief
Automobiliteit, Toekomstbeeld Openbaar Vervoer, Toekomstbeeld Fiets, Goederenvervoeragenda,
Luchtvaartnota 2020–2050 en de Visie duurzame energiedragers in mobiliteit. De Hoofdlijnennotitie
vormt de paraplu over deze deelvisies en zet een strategische koers uit in de vorm
van richtinggevende principes voor het toekomstige beleid.
Uw Kamer heeft in de afgelopen debatten de wenselijkheid van een strategische mobiliteitsvisie
aangegeven. U wilt zo aan de voorkant meedenken over de strategische keuzes. Hiervoor
is een strategisch debat geagendeerd op 30 maart (conform CD MIRT 30 juni jl. (Kamerstuk
35 925 A, nr. 81)). Met de Hoofdlijnennotitie geven wij de insteek van het kabinet voor de gevraagde
visie.
Daarnaast is bij zowel het NO MIRT op 28 november jl. (Kamerstuk 36 200 A, nr. 60) als de begrotingsbehandeling op 30 november (Handelingen II 2022/23, nr. 29, item 3) en 1 december jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 30, item 17)met uw Kamer gesproken over een Mobiliteitsvisie en het PBL-rapport over bereikbaarheid.
Daarbij is:
− in de motie van leden De Hoop (PvdA) en Bouchallikh (GL) verzocht om een landelijke
visie voor een basisniveau van bereikbaarheid en het invoeren van normen zoals het
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft aangedragen in haar rapport (Kamerstuk
36 200 XII, nr. 58).
− in de motie van leden Van Ginneken (D66) en Van der Graaf (CU) verzocht om een aanpak
voor de slechtst bereikbare onderwijs-, zorg- en werkgelegenheidsclusters in Nederland
(Kamerstuk 36 200 A, nr. 27).
− opgeroepen om regionale bereikbaarheid en spreiden, mijden en thuiswerken te betrekken
in de visie.
− door het lid Bouchallikh gevraagd naar de link tussen de woningbouwopgave en de bereikbaarheid
van voorzieningen.
− door het lid Van Ginneken gevraagd om een internationale vergelijking naar strategische
vraagstukken rond mobiliteit.
Deze Hoofdlijnennotitie gaat in op de bereikbaarheidsdoelen, mede in relatie tot belangrijke
voorzieningen, en de strategische sturingsprincipes van het beleid. Tevens bevat de
Hoofdlijnennotitie enkele lessen uit de internationale vergelijking die u hierbij
ontvangt (zie rapport MuConsult/Panteia).
De voorliggende Hoofdlijnennotitie is een kabinetsstuk dat door IenW als systeemverantwoordelijke
met de collega-departementen is opgesteld. Dat is gedaan in goed overleg met de medeoverheden
en gehoord hebbend de maatschappelijke partners. Net als bij de Contourennota zijn
zij in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te formuleren op basis van een concept-versie
van de Hoofdlijnennotitie.
Ambitie
In de Hoofdlijnennotitie gaan we allereerst uit van de ambitie dat iedereen het recht
heeft om zich te kunnen verplaatsen, over de weg en met het OV, door de lucht en over
het water. Net zoals iedereen toegang heeft tot elektriciteit, water en riolering.
Het voorzien in de vitale maatschappelijk-economische functies voor de mens staat
daarbij centraal. Net als het voorzien in de leveringszekerheid van goederen en diensten
die nodig zijn voor een goed functionerende maatschappij.
Dat doen we vanuit een breed burgerperspectief. Dat is een belangrijk accent dat we
leggen: iedereen in Nederland telt mee in onze ambitie om verbindingen te leggen.
Bereikbaarheid is een voorwaarde voor een inclusieve samenleving.
Daarbij is oog voor de impact van beleid voor de verschillende doelgroepen en hun
mobiliteitsbehoeften in de samenleving. Dat vraagt bijzondere aandacht voor toegankelijkheid
en betaalbaarheid, maar ook voor alternatieve mogelijkheden om verbinding te kunnen
leggen, zoals digitale verbondenheid.
Onze tweede ambitie is het veel meer centraal stellen van de maatschappelijk-economische
vitale functies. Infrastructuur, mobiliteit en ook bereikbaarheid zijn geen doelen
op zichzelf. In de afgelopen jaren is de aandacht in ons beleid verschoven van een
nadruk op infrastructuur, via nadruk op mobiliteit naar een focus op bereikbaarheid.
Het heeft bijvoorbeeld geleid tot omvorming van het Infrastructuurfonds naar het Mobiliteitsfonds
en van de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse naar de Integrale Mobiliteitsanalyse.
We zetten nu nog een stap verder door de kwaliteit van de bereikbaarheid te beoordelen
in het kader van de bijdrage aan de maatschappelijke-economische vitale functies.
We verbreden daarmee ook het beleidsperspectief. Niet iedere bereikbaarheidsvraag
vraagt om een mobiliteitsoplossing, en niet iedere mobiliteitsvraag vraagt om een
infra-oplossing. Zo is er een grote samenhang met het ruimtelijke ordeningsbeleid
waarmee de nabijheid van maatschappelijk-economische functies en daarmee de mobiliteitsbehoefte
kan worden beïnvloed. We bouwen daarin voort op de bestuurlijke afspraken uit het
BO MIRT van eind 2022 waarin belangrijke investeringskeuzes zijn gemaakt voor het
mobiliteitssysteem dat onder andere voor de toekomstige woningbouw nodig is. Vanuit
het ruimtelijk perspectief hebben we daarbij tevens oog voor de toenemende vervlechting
van traditionele fysieke infrastructuur, energie-infrastructuur en digitale infrastructuur.
Dit is bijvoorbeeld terug te zien in onze zeehavens.
Ook bij beleidskeuzes die we maken voor voorzieningen als zorg, onderwijs, wonen en
werk, willen we de effecten op bereikbaarheid explicieter meenemen in beleidsafwegingen.
Bereikbaarheid is hiermee meer dan voorheen een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van de departementen.
Iedereen heeft recht op bereikbaarheid, maar vanwege schaarste kunnen niet alle bereikbaarheidsbehoeften
op elk moment en op elke plaats worden vervuld. De genoemde ambities helpen ons bij
de afwegingen die we moeten maken hoe we de vitale maatschappelijk-economische functies
willen accommoderen. Bij schaarste zijn we genoodzaakt daar steeds scherper op te
focussen en te sturen. Het beleidskader netwerkkwaliteit luchtvaart dat eind 2022
aan u is toegezonden, is een voorbeeld van de manier waarop we in tijden van schaarste
de kwaliteit van ons netwerk kunnen vaststellen op basis van de maatschappelijk-economische
functies.
Geen blauwdruk
De in de Hoofdlijnennotitie neergelegde ambitie is allesbehalve een blauwdruk van
bereikbaarheid in 2050. Er is nog veel beweging in de complexe ruimtelijke puzzels,
transities en technologische ontwikkelingen. Dat vraagt om een dynamische ontwikkeling
en uitwerking van de mobiliteitsvisie.
We bieden daarom geen blauwdruk maar geven wel richting aan met deze Hoofdlijnennotitie.
Ze bevat strategische sturingsprincipes die bedoeld zijn als aangrijpingspunten voor
de te maken keuzes. Daarbij houden we voldoende ruimte om bij te sturen als de wijzigende
omstandigheden of nieuwe ontwikkelingen daar aanleiding toe geven.
Strategie
Uniek aan Nederland is de polycentrische ruimtelijke structuur met een netwerk van
compacte steden omringd door een omvangrijk sub-urbaan gebied en een landelijk gebied
dat relatief dichtbevolkt is. Die specifieke structuur met uitwaaierende verstedelijking
stelt twee belangrijke eisen aan de strategie:
1. Kwalitatief goede verbindingen tussen steden en omliggende bevolkingskernen
2. Een weloverwogen locatiekeuze en ontsluitingsstrategie van de vitale maatschappelijk-economische
diensten en functies.
Dit bepaalt de wijze waarop we onze ambitie voor de bereikbaarheid van de maatschappelijk-economische
functies willen invullen. Dat doen we langs de volgende vier strategische lijnen:
1. Het formuleren van integrale doelen.
We gaan werken aan meer integrale bereikbaarheidsdoelen, in samenhang met ruimtelijke
ordening en voorzieningenbeleid (als zorg, onderwijs, werk). Dit is ook bedoeld als
invulling van het verzoek van de Tweede Kamer om een bereikbaarheidsnorm van voorzieningen
te verkennen. Vervolgstap daarbij is het uitwerken hoe (met welke indicatoren, streefwaarden,
normen) en op welk niveau (nationaal, gebiedsgericht en/of per doelgroep) die doelen
het best geformuleerd kunnen worden. Op die manier kunnen we beter aangeven wat de
betekenis is van bereikbaarheidskeuzes voor bijvoorbeeld de brede welvaart van mensen.
Het rapport van PBL draagt bij aan het doordenken en uitwerken van integrale bereikbaarheidsdoelen.
Met het centraal stellen van de vitale functies als doel van bereikbaarheid onderkent
het PBL dat de bereikbaarheid wordt beïnvloed door zowel het vervoersbeleid als door
ruimtelijke ordeningsmaatregelen of maatregelen in bijvoorbeeld de zorg, het onderwijs
of de locatie van bedrijfsterreinen. De Hoofdlijnennotitie vraagt daarom om een integraal
perspectief bij de beleidskeuzes die worden gemaakt over ruimtelijke ordening en maatschappelijke
voorzieningen.
2. Het inzetten van de juiste modaliteit op de juiste plaats en tijd.
Hierdoor wordt de kracht van alle modaliteiten en innovaties optimaal benut om de gestelde doelen te bereiken, in zowel het personen- als goederenvervoer.
We gaan meer denken en doen vanuit de gedachte van één mobiliteitssysteem. De verbinding
van de modaliteiten zoals water, weg en spoor, komt centraler te staan. Dat biedt
meer ruimte voor vragen over bijvoorbeeld een optimale verdeling (nu en in de toekomst)
over de modaliteiten, het verbeteren van de aansluiting tussen modaliteiten en de
noodzaak tot flexibilisering, zoals bij collectief vraagafhankelijk vervoer. En dus
meer redeneren vanuit het principe «de juiste modaliteit op de juist plaats en tijd»,
waarbij, naast de auto die voor heel veel mensen belangrijk blijft, nieuwe en publieke
vormen van vervoer worden ingezet. En mensen zelf de ruimte ervaren om een goede keuze
te maken. Daarnaast blijven beheer en onderhoud van bestaande netwerken nodig, en
zal uitbreiding van bestaande of aanleg van nieuwe infrastructuur gewenst zijn vanuit
de maatschappelijke ontwikkelingen en doelen. Denk daarbij aan buisleidingen die zijn
te beschouwen als een gelijkwaardige modaliteit voor het transport van goederen.
Ook kijken we nadrukkelijk naar de kansen voor de mobiliteit van de toekomst. Denk
aan de mogelijkheden die digitalisering, automatisering, en elektrificatie of waterstofaandrijving
bieden. We hebben daarbij ook oog voor de innovaties in de processen. Denk bijvoorbeeld
aan het verbeteren van naadloze overstapmogelijkheden in personenvervoer of het verbeteren
van de mogelijkheden om goederen gecombineerd te vervoeren. We laten ons daarbij inspireren
door internationale voorbeelden (zie de internationale vergelijking).
3. Het toetsen van de ontwikkeling van het integrale mobiliteitssysteem aan de wettelijke
kaders voor veiligheid, gezonde leefomgeving, natuur en duurzaamheid.
De afwegingen over mobiliteit en de ruimtelijke ontwikkeling in een gebied vinden
idealiter steeds in samenhang plaats. Ruimtelijk structurerende uitgangspunten daarbij
zijn de eisen die vanuit water en bodem gesteld worden aan de inrichting van de infranetwerken
en het gebruik ervan.
Voor een houdbaar mobiliteitssysteem zullen we zorgen dat de prestaties van de netwerken
en de modaliteiten op de omgevingseffecten (klimaat, milieu, veiligheid, leefbaarheid)
omhoog gaan. De overheid heeft hierbij een sturende rol via regelgeving, gedragsbeïnvloeding
en het stimuleren van innovaties. Daarbij hebben we oog voor de regionale concentraties
van de omgevingseffecten.
4. Het toepassen van integrale sturingsrelaties en -instrumenten.
Het vervoer van A naar B van goederen en personen laat zich steeds minder vangen in
één geografische schaal of onder één bevoegde autoriteit. Dat vraagt om een samenhangende
benadering.
Vanuit het bredere bereikbaarheidsdenken zetten we meer in op interdepartementale
samenwerking, interbestuurlijke samenwerking en een goede afbakening tussen en verbinding
van wat publiek en privaat is. Het is voor elk van deze «kolommen» van belang dat
ze niet gescheiden zijn, maar onderscheiden én verbonden.
Daarnaast zullen gebiedsgerichte oplossingen meer en meer noodzakelijk zijn, met bijzondere
aandacht voor een naadloze overstap of overslag in knooppunten tussen modaliteiten
en tussen hoofdinfranetwerken en onderliggende infranetwerken. In het MIRT zal meer
nadruk komen op een gebiedsgerichte en gedifferentieerde aanpak. Voor het goederenvervoer
betekent dat een corridorgerichte aanpak.
Ook het gedrag van mensen wordt meegewogen als factor van betekenis. Onze mobiliteit
komt voort uit individuele keuzes. Daarbij wordt in belangrijke mate gekozen voor
het gebruik van private vervoermiddelen, zoals auto, fiets en lopen. In de nationale
distributie domineert de vrachtauto. De voorkeuren van de gebruikers van personen-
en goederenvervoer – burgers en bedrijven – worden dan ook meegewogen. Dat geldt ook
voor omwonenden; denk bijvoorbeeld aan mensen die langs het spoor of bij een luchthaven
wonen.
Met deze strategie willen we toe naar een meer inclusief en integraal mobiliteitssysteem.
Hierbij zijn de verschillende modaliteiten en maatschappelijk-economische functies
beter verbonden en kunnen de gebruikers betere keuzes maken. Op die manier willen
we tot slimmere benutting van onze netwerken komen.
Uitwerking
De uitwerking van de Hoofdlijnennotitie zal plaatsvinden na het strategisch debat
met uw Kamer op 30 maart 2023. Het voornemen is voor de begrotingsbehandeling van
najaar 2023 een actieprogramma te presenteren waarin inzichtelijk gemaakt wordt hoe
de gepresenteerde hoofdlijnen doorwerken in het beleid van IenW en de andere departementen.
Daarbij zal onderscheid gemaakt worden in:
1. Uitwerking van de integrale bereikbaarheidsdoelen. Onder regie van IenW zullen de departementen in overleg met de decentrale bestuurlijke
partners en na consultatie van de maatschappelijke stakeholders aangeven hoe de integrale
doelen worden uitgewerkt en welke varianten daarbij aan de orde zijn. Kernopgave bij
deze uitwerking is de samenhang en de prioritering verder aan te scherpen.
2. Uitwerking van hoofdlijnen op specifieke thema’s. Het voornemen is om daarbij concrete thema’s en projecten te benoemen die de integrale
benadering van het beleid uitdragen en daarbij een belangrijke bijdrage leveren aan
de onder actielijn 1 te operationaliseren integrale bereikbaarheidsdoelen.
Denk aan de uitwerking van een interdepartementale aanpak van bereikbaarheid van vitale
maatschappelijk-economische voorzieningen. Dat doen we als rijk samen met de medeoverheden,
vervoerders en kennisinstituten. Op 6 maart jl. is hierover al een conferentie «Bereikbaarheid
voor iedereen» gehouden op initiatief van IenW en de New Mobility Foundation. Doel
van de conferentie was dit thema te agenderen en te verkennen hoe de toegang van burgers
tot de maatschappelijk-economische voorzieningen en voorzieningen gezamenlijk geborgd
kan worden. De komende tijd werken we hieraan interdepartementaal verder met de genoemde
partijen.
Daarnaast kan gedacht worden aan: de uitwerking van de gebiedsgerichte aanpak; de
ontwikkeling van multimodale hubs (personen en goederen); betaalbaar en innovatief
collectief vervoer (integratie OV, collectief vraagafhankelijk vervoer, etc.); verdergaand
samenhangend perspectief op de hoofdnetwerken en onderliggende netwerken; de modal
shift naar spoor en binnenvaart van goederenvervoer en het versterken van leveringszekerheid
van goederen, met meer accent op de versterking en verduurzaming van binnenvaart;
de rol van buisleidingen bij het transport van nieuwe energiedragers zoals waterstof
die nodig zijn voor de energietransitie; de rol van regionale luchthavens in de ontwikkeling
van elektrisch vliegen, maatschappelijke functies (trauma- en politiehelikopters)
en drones; integraal veiligheidsbeleid; innovaties als elektrificatie, digitalisering
en automatisering; en het stimuleren van actieve mobiliteit: fiets en lopen.
Bij deze uitwerking van de mobiliteitsvisie hebben we aandacht voor de samenhang met
instandhouding, (schaarse) ruimte, verduurzaming en digitalisering. Dat vraagt om
interactie met andere beleidsterreinen (RO, digitale infra, energieinfrastructuur
etc.) en met burgers, bedrijven en maatschappelijk middenveld.
3. Verdere uitwerking van de integrale aanpak in nieuwe (deel)visies op het terrein van mobiliteit (zoals Toekomstperspectief Automobiliteit en de herijking
van het Toekomstbeeld OV en spoorgoederen) of die het terrein van bereikbaarheid en
mobiliteit raken, zoals de Nota Ruimte als nieuwe nationale omgevingsvisie waarin
de verschillende ruimtevragende functies samenkomen. De Mobiliteitsvisie is daarbij
het overkoepelende document: de sturingsprincipes van de Hoofdlijnennotitie zullen
aan de uitwerking in de deelvisies richting geven.
Wij vertrouwen erop hiermee een basis te hebben gelegd voor een strategisch gesprek
met uw Kamer over ons mobiliteitssysteem van de toekomst. Uiteindelijk gaat het erom
dat we onze vitale maatschappelijke-economische voorzieningen, zoals werk, onderwijs,
zorg en recreëren voor iedereen zo goed mogelijk bereikbaar kunnen maken. Nederland
is van oudsher een land van logistiek en beweging, waarin mensen en goederen zich
soepel, veilig en duurzaam kunnen verplaatsen van A naar B. Dat willen we zo houden
en daar zetten we ons voor in.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat