Brief regering : Uitvoering van de moties van het lid Kwint over met de publieke omroep bewerkstelligen dat een vast contract na een jaar de norm wordt (Kamerstuk 36200-VIII-133) en ervoor zorgen dat geen enkel kopstuk van de publieke omroep meer aan de NPO verdient dan de geldende ministersnorm (Kamerstuk 36200-VIII-165)
32 827 Toekomst mediabeleid
Nr. 278
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 maart 2023
Tijdens het afgelopen mediabegrotingsdebat van 28 november 2022 (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 178) zijn in uw Kamer een tweetal moties van het lid Kwint (SP) aangenomen, respectievelijk
over tijdelijke contracten van werknemers binnen de publieke omroep1 en over topinkomens binnen de publieke omroep2. Per brief van 7 december 2022 heeft uw Kamer gevraagd hoe dit kabinet uitvoering
gaat geven aan deze moties. In deze brief geef ik een toelichting op hoe ik van plan
ben uitvoering aan deze moties te geven.
Motie inzake vaste contracten bij de publieke omroep
In deze motie wordt gevraagd om samen met de publieke omroep te bewerkstelligen dat
een vast contract na een jaar de norm wordt, inclusief harde percentages voor zowel
de omroepen als de productiehuizen die aan de omroepen leveren. Ik zal bij de uitwerking
van deze motie ook kijken naar de motie van het lid Mohandis c.s.3 die over hetzelfde thema gaat. In de motie van het lid Mohandis c.s. wordt het kabinet
verzocht in samenspraak met de NPO en de omroepen te verkennen op welke wijze er concrete
afspraken kunnen worden gemaakt om te komen tot een nieuwe en hogere norm voor percentages
programmamakers in vaste dienst van de publieke omroepen.
Het kabinet wil duurzame arbeidsrelaties stimuleren en flexibele contractvormen beter
reguleren, zoals ook is beschreven in de Hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt van 6 juli
20224. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werkt op dit momenteel aan voorstellen
om dit te realiseren.
Hoewel afspraken over tijdelijke contracten van werknemers binnen de publieke omroep
in eerste instantie een aangelegenheid zijn tussen de werkgever (NPO én omroepen)
en de werknemer, zal ik proactief mijn betrokkenheid bij dit onderwerp tonen. In de
huidige CAO voor het Omroeppersoneel 2022–20235 is opgenomen dat omroepen uiterlijk per 1 januari 2024 het percentage werknemers
dat werkzaam is bij een omroep op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde
tijd verhoogd van minimaal 60% naar minimaal 70%. Onderhandelingen over een nieuwe
cao zullen in de loop van dit jaar worden opgestart.
De komende weken voer ik gesprekken hierover met de raad van bestuur van de NPO en
het College van Omroepen. Ik zal hen vragen te laten zien hoe de verhoudingen nu precies
liggen en wat er nu al gedaan wordt. Ik vraag hen ook kritisch hoe zij verbetering
willen aanbrengen rond tijdelijke contracten binnen de publieke omroep. Ook zal ik
in gesprek gaan met de werknemers via de centrale ondernemingsraad van de publieke
omroep en met de vakbonden NVJ en FNV Media & Cultuur. Zij hebben zich al eerder over
dit thema uitgesproken.
Goed werkgeverschap is op dit moment een thema dat ook binnen de publieke omroep terecht
de nodige aandacht heeft. Daarbij hoort niet alleen het zorgen voor een open cultuur
met aandacht voor ontwikkeling en groei van de medewerkers, maar ook het zorgen voor
een gezonde en veilige werkomgeving. Er zijn echter nog steeds veel werknemers afhankelijk
van tijdelijke contracten, dat zorgt voor onzekerheid en onduidelijkheid bij de medewerkers
van de publieke omroep. Dit raakt aan het gevoel van veiligheid op de werkvloer. Daarom
heeft de raad van bestuur van de NPO een onafhankelijke commissie onder voorzitterschap
van dhr. Van Rijn6 ingesteld. Deze commissie zal onderzoek gaan doen naar grensoverschrijdend gedrag
en de mogelijk onderliggende systemische oorzaken daarvan binnen de landelijke publieke
omroep, waaronder de werkomstandigheden en arbeidsrelaties tussen werknemer en werkgever
binnen de publieke omroep. De uitkomsten van dit onderzoek worden rond de zomer van
2023 verwacht.
Over de uitkomsten van mijn gesprekken zal ik uw Kamer rond de zomer informeren. Daarbij
betrek ik dan ook de bevindingen van de commissie Van Rijn. Tevens zal ik een verbinding
leggen met de versterking van de arbeidsmarktpositie binnen de culturele en creatieve
sector. Mijn brief daarover zal voor de zomer verschijnen.
Motie inzake topinkomens bij de publieke omroep
In deze motie wordt verzocht om er zorg voor te dragen dat geen enkel zogenoemd kopstuk
van de publieke omroep direct dan wel indirect, bijvoorbeeld via buitenproducenten,
meer aan de NPO verdient dan de geldende ministersnorm. Voor de uitvoering van deze
motie wil ik gebruik maken van de resultaten van het onderzoek van het Commissariaat
voor de Media (hierna: het Commissariaat) naar de naleving van de Wet normering topinkomens
(hierna: WNT) en het Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep (hierna: BPPO)
binnen de landelijke publieke omroep. Medio vorig jaar heeft het Commissariaat aangekondigd
een breed onderzoek7 bij de NPO en landelijke publieke omroepen te zullen doen naar financiële (omzeilings-)constructies
in het kader van de WNT en het BPPO. Het Commissariaat heeft de verwachting uitgesproken
dat dit onderzoek in het tweede kwartaal van dit jaar zal worden afgerond. Naast de
resultaten van dit onderzoek van het Commissariaat, wil ik gebruik maken van de jaarrekeningen
van de NPO en de landelijke publieke omroepen waarin ze op grond van de WNT een aantal
gegevens, waaronder bezoldigingsgegevens, verplicht openbaar dienen te maken. Daarnaast
zal ik met betrokken partijen gesprekken voeren over de WNT en het BPPO. Ik zal uw
Kamer uiterlijk in de Mediabegrotingsbrief 2024 informeren over de uitkomsten.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Uslu
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap