Brief regering : Openstelling SDE++ 2023
31 239 Stimulering duurzame energieproductie
Nr. 374
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 februari 2023
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de aankomende openstellingsronde van de
SDE++ in 2023. De SDE++ levert een belangrijke bijdrage aan het kosteneffectief realiseren
van het streven van het kabinet naar ten minste 55% CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990. De vormgeving van categorieën in de SDE++
in 2023 is in belangrijke mate gebaseerd op het advies van het Planbureau voor de
Leefomgeving (hierna: PBL). Dit advies is als bijlage bijgevoegd bij deze brief. Ik
sta in deze brief stil bij de openstelling van de SDE++ in 2023 en geef de stand van
zaken van de uitvoering van een aantal moties.
Openstelling SDE++ 2023
Het openstellingsbudget voor de komende openstellingsronde is € 8 miljard. Bij het
vaststellen van het openstellingsbudget wordt altijd gekeken naar de hoeveelheid projecten
die in ontwikkeling zijn en de beschikbare kasruimte op de begroting en de begrotingsreserve.
Voor de komende ronde is de verwachting dat de marktinkomsten van projecten door de
huidige energie- en CO2-prijzen hoog zijn. Het PBL houdt met deze marktinkomsten rekening in het advies.
Doordat hiervoor in de SDE++ wordt gecorrigeerd, zijn de verwachte uitgaven lager,
waardoor het ook mogelijk is om een openstellingsbudget van € 8 miljard vast te stellen
bij dezelfde beschikbare kasruimte. Dit is, net als in 2022 met € 13 miljard, aanzienlijk
meer dan het openstellingsbudget van € 5 miljard dat in 2020 en 2021 is opengesteld.
Hiermee wordt ook uitvoering gegeven aan de motie Grinwis c.s. over het bij de SDE++
hanteren van actuele en adequate ramingen van de energie- en ETS-prijzen en hiermee
rekening te houden bij het bepalen van het openstellingsbudget (Kamerstuk 32 813, nr. 946). Als het volledige budget aangevraagd en beschikt wordt en vervolgens alle projecten
worden gerealiseerd, dan levert dit naar verwachting grofweg 4 Mton CO2-reductie op in 2030. De extra € 3 miljard euro openstellingsbudget komt overeen met
een CO2-reductie van circa 1,5 Mton CO2 per jaar in 2030. Op basis van de raming komt dit voor 1,3 Mton CO2 per jaar terecht in de industrie (met name CCS) en 0,2 Mton CO2 per jaar in de gebouwde omgeving. Dit zijn inschattingen op basis van de potentiële
pijplijn aan projecten. De middelen voor de openstellingsronde komen uit de begrotingsreserve
voor de SDE++. Voor de besteding van deze middelen geldt als uitgangspunt de motie
van het lid Sienot die de regering verzoekt alle beschikbare SDE-middelen uit te geven
aan de doelen van de SDE++ (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 38). De openstellingronde van de SDE++ vindt plaats van 6 juni t/m 6 juli 2023.
Tabel 1: openstellingsdata en fasegrenzen
Fase
Subsidie-intensiteit
Openstelling
Fase 1
€ 90/ton CO2
6 juni 09:00 uur t/m 12 juni 17:00 uur
Fase 2
€ 180/ton CO2
12 juni 17:00 uur t/m 19 juni 17:00 uur
Fase 3
€ 240/ton CO2
19 juni 17:00 uur t/m 26 juni 17:00 uur
Fase 4
€ 300/ton CO2
26 juni 17:00 uur t/m 3 juli 17:00 uur
Fase 5
€ 400/ton CO2
3 juli 17:00 uur t/m 6 juli 17:00 uur
Hekjes
In de komende openstellingsronde van de SDE++ worden hekjes geïntroduceerd. Een hekje
in de SDE++ zorgt ervoor dat technieken met een hogere subsidie-intensiteit eerder
aan bod komen, doordat daarvoor binnen het hekje budget wordt gereserveerd. Dit zijn
technieken die weliswaar op de korte termijn minder kosteneffectief zijn, maar die
op de langere termijn noodzakelijk zijn voor de energietransitie en waarvan de kosten
kunnen dalen naarmate ze meer worden ingezet. Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd
dat ik voornemens ben om met het plaatsen van hekjes voor elk van de domeinen Lagetemperatuurwarmte,
Hogetemperatuurwarmte en Moleculen een budget te reserveren van € 750 miljoen (Kamerstuk
31 239, nr. 364). Er is geen aanleiding om hiervan af te wijken, waardoor deze hekjes bij de openstelling
van 2023 op deze wijze zullen worden vormgegeven. Tevens zal in de domeinen Lagetemperatuurwarmte,
Hogetemperatuurwarmte en Moleculen de maximale subsidie-intensiteit verhoogd worden
van € 300 per ton CO2 naar € 400 per ton CO2, om de ontwikkeling van projecten in deze domeinen meer ruimte te bieden. De hekjes
zal ik, zoals eerder aangegeven, in 2023 evalueren, net als de SDE++. Dit ten behoeve
van komende openstellingsrondes. De toepassing van hekjes in 2023 is nog onder voorbehoud
van staatssteungoedkeuring van de Europese Commissie.
Categorieën 2023
De basis voor de komende openstellingsronde voor de SDE++ wordt gevormd door de categorieën
die ook al in 2022 voor subsidie in aanmerking kwamen. Zo staat de SDE++ opnieuw open
voor: zon-PV, wind, waterkracht, osmose, biomassa-vergisting, -verbranding en -vergisting,
vergassing, zonthermie, PVT, slibvergisting, compostering, geothermie, aquathermie,
daglichtkas, elektrische boilers, warmtepompen, restwarmte, waterstof, geavanceerde
hernieuwbare brandstoffen, CCS en CCU. Er is één nieuwe categorie: de lucht-water-warmtepomp.
Hierbij wordt warmte uit de buitenlucht als bron gebruikt om een temperatuurlift te
creëren. Deze techniek staat ook open voor toepassing in de glastuinbouw. Met deze
uitbreiding is de toepassing van een warmtepomp in de glastuinbouw in combinatie met
alle logische bronnen om warmte uit te onttrekken (zoals geothermie, aquathermie of
via de daglichtkas) mogelijk. Mochten er desondanks projecten worden ontwikkeld die
niet passen in deze huidige subsidiecategorieën, dan kunnen de initiatiefnemers daarvan
zich bij het PBL melden in de marktconsultatie dit voorjaar ten behoeve van het volgende
advies voor de SDE++ in 2024.
Enkele categorieën worden in 2023 niet langer opengesteld. Allereerst wordt de categorie
voor hybride glasovens niet opnieuw opengesteld, omdat hiervoor helaas geen goedkeuring
is verkregen in het kader van staatssteun door de Europese Commissie. De Europese
Commissie hecht er waarde aan dat bij elektrificatie-opties alleen hernieuwbare elektriciteit
wordt gebruikt om zo de CO2-reductie te waarborgen. Dit kon bij deze categorie onvoldoende worden onderbouwd.
Ik verken voor de komende jaren of de nieuwe EU-staatssteunregels hiervoor meer ruimte
bieden, net als voor andere elektrificatie-opties. Daarnaast wordt ook de categorie
voor ketels op houtpellets voor verwarming van gebouwde omgeving geschrapt. Voor deze
categorie gold al een eis van een minimale temperatuur van 100 graden Celsius, maar
het schrappen van de categorie biedt een extra waarborg voor de hoogwaardige inzet
van biogrondstoffen. Tenslotte heeft het PBL voor twee specifieke categorieën geen
advies uitgebracht omdat er geen interesse voor zou bestaan in de markt. Het gaat
om de categorieën: wind in meer en groen gas bij bestaande rioolwaterzuiveringsinstallaties.
Mochten partijen toch interesse hebben, dan kunnen zij zich in de marktconsultatie
voor het volgende eindadvies melden. In sommige gevallen zijn meer generieke categorieën
ook geschikt.
Door het PBL is ook gekeken naar een aantal andere nieuwe categorieën, waarvan bleek
dat zij een negatieve subsidie-intensiteit hebben. Dat betekent dat dit soort projecten
op basis van de geraamde marktomstandigheden rendabel zijn en geen subsidie nodig
hebben. In overeenstemming met eerdere jaren is besloten om deze categorieën niet
voor subsidie open te stellen. Een aantal andere categorieën stel ik ook niet open
om diverse redenen:
• Voor elektrificatie van bestaande offshore-productieplatformen met aansluiting op
het net-op-zee geldt dat om deze aansluiting mogelijk te maken een wetswijziging nodig
is, die nog niet is gerealiseerd.
• Hoewel de elektrificatie van offshore-productieplatforms middels onshore compressie
met nieuwe compressoren een positieve subsidie-intensiteit heeft, heb ik besloten
ook deze categorie niet open te stellen. Ik ben van mening dat elektrische compressie
op land valt onder een normale bedrijfsvoering. Bovendien is deze categorie met toepassing
van bestaande compressoren momenteel al rendabel.
• Voor groen gas uit restafval geldt dat ik deze net als de soortgelijke categorie waterstof
uit restafval (dat een negatieve subsidie-intensiteit heeft) niet openstel. De onrendabele
top is beperkt, de uitvoerbaarheid en handhaving is uitdagend en er zijn geen initiatieven
bekend in de markt die zich specifiek hierop richten.
• Voor waterstof uit biogrondstoffen geldt dat het duurzaamheidskader biogrondstoffen
de beleidsinzet aangeeft om tot een afgewogen en zo hoogwaardig mogelijke inzet van
biogrondstoffen te komen, om de afgesproken beleidsdoelen te halen. Deze beleidsinzet
is gebaseerd op het principe dat biogrondstoffen hernieuwbare koolstof bevatten en
prioritair daar moeten worden ingezet waar geen andere duurzame alternatieven beschikbaar
zijn. Aangezien waterstof ook door middel van elektrolyse geproduceerd kan worden
is er een alternatief voor de productie van waterstof beschikbaar. Daarbij zorgt dit
ook voor directe concurrentie met andere beleidsdoelen op het gebied van toepassing
van biogrondstoffen, wat het stimuleren onwenselijk maakt.
• Voor waterstofproductie via elektrolyse geldt dat ik alleen de bestaande categorieën
openstel voor projecten met een aansluiting op het elektriciteitsnet en een generieke
categorie voor projecten die gebruikmaken van een directe lijn met een windpark of
een zonnepark. In het PBL-advies is nog een techniek-specifieke onderverdeling van
deze directe lijnen opgenomen. Het openstellen van deze categorieën heeft echter een
te beperkte toegevoegde waarde, mede gelet op de hoge subsidie-intensiteit. Binnen
de SDE++ zou het bedrag automatisch worden afgetopt op het maximale basisbedrag van
€ 400 per ton CO2, waarmee de onrendabele top nog steeds maar voor een beperkt deel zou worden afgedekt.
Overige aandachtspunten
Plafonds hernieuwbare elektriciteit en CCS
Conform de motie van het lid Bontenbal c.s. (Kamerstuk 31 239, nr. 350) wordt er in 2023 geen plafond voor hernieuwbare elektriciteit op land in de SDE++
meer opgenomen. Dit om de benodigde groei van zon en wind richting 2030 en 2050, conform
het nog af te ronden Nationaal Plan Energiesysteem en passend binnen de afspraken
in het coalitieakkoord voldoende te stimuleren. Dit is ook in lijn met het advies
«Bouwen aan de brug, terwijl we eroverheen lopen» van een werkgroep onder leiding
van Greetje Bos en op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken, het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Hierover is uw Kamer eerder
geïnformeerd (Kamerstuk 31 239, nr. 363). Ook vervalt met de introductie van de hekjes, zoals medio vorig jaar aangekondigd
het plafond voor CCS (Kamerstuk 32 813, nr. 1166).
Herindieningen en motie van het lid Grinwis c.s. over verlenging realisatietermijn
Uit het advies van het PBL blijkt dat nog te bouwen projecten in de meeste categorieën
worden geconfronteerd met hogere kosten dan waarvan in het vorige advies is uitgegaan.
Dit leidt tot hogere basisbedragen voor deze categorieën ten opzichte van vorig jaar.
Dit is een teken dat sommige subsidie-ontvangers mogelijk meer subsidie nodig hebben
om hun project te realiseren dan dat zij in een eerdere openstellingsronde beschikt
hebben gekregen. Als het niet meer haalbaar is om het project te realiseren, dan kunnen
subsidie-ontvangers in de komende openstellingsronde ervoor kiezen opnieuw een aanvraag
in de komende openstellingsronde kunnen indienen. Het is wel een voorwaarde dat de
subsidie-ontvanger voor of bij het doen van die aanvraag de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (hierna: RVO) verzoekt om de bestaande beschikking in te trekken met een
toelichtende motivatie. Dit stelt RVO in staat om te beoordelen of het project echt
niet meer te realiseren is. RVO zal vervolgens de nieuwe aanvraag in behandeling nemen,
waarbij het project voor het budget opnieuw concurreert met alle andere aanvragen.
In het geval niet door de aanvrager wordt verzocht om de bestaande beschikking in
te trekken, zal RVO de nieuwe aanvraag op basis van de regeling afwijzen.
Op 22 december jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 39, item 8) is de motie van het lid Grinwis c.s. aangenomen, die de regering verzoekt om een
uiterste inspanning te verrichten voor de realisatie van hernieuwbare energieprojecten
door deze één of twee jaar extra realisatietijd te geven, zonder dit ten koste te
laten gaan van de totale exploitatieduur (Kamerstuk 29 023, nr. 380). Ik ben op dit moment verschillende opties aan het verkennen, waarbij ik nadrukkelijk
ook de sector betrek. Hierdoor kan ik meewegen hoe projecten mogelijk toch kunnen
worden gerealiseerd zonder afbreuk te doen aan de principes en stabiliteit van de
SDE++-regeling. Ik informeer u op korte termijn over de verdere uitvoering van de
motie.
Zon-PV
Voor zon-PV streef ik ernaar om de eis dat een project een additionele teruglevercapaciteit
van maximaal 50% van het piekvermogen mag hebben uit te breiden naar kleinere projecten,
zodat het voor alle projecten geldt (dus ook < 1 MWp). Deze wijziging wordt nog, samen
met RVO en netbeheerders, op uitvoerbaarheid getoetst. Indien de uitvoerbaarheid kan
worden geborgd, zal dit in de regeling worden verwerkt. Dat zou betekenen dat er bij
dezelfde netcapaciteit meer hernieuwbare energieprojecten gerealiseerd kunnen worden.
Netto leidt deze maatregel dan tot een stijging van de potentieel te realiseren hernieuwbare
elektriciteit uit zonnepanelen.
Voor zon-PV geldt dat de meeste categorieën een negatieve subsidie-intensiteit hebben.
Dat betekent dat deze projecten op basis van de ramingen van het PBL geen subsidie
nodig hebben, maar dat wel het geval zou kunnen zijn als de marktopbrengsten van de
elektriciteit lager dan geraamd blijkt. Projecten voor zon-op-dak hebben een lagere
subsidie-intensiteit dan projecten voor zon-op-land en komen in de rangschikking van
technieken daarom eerder aan bod. Dit sluit aan bij de ambitie uit het coalitieakkoord
om gezien de schaarse beschikbare ruimte vooral in te zetten op grootschalige installatie
van zonnepanelen op daken.
E-boiler
De ondergrens voor elektrische boilers wordt verlaagd van 5 MW naar 2 MW om zo meer
ruimte te bieden voor elektrificatieprojecten met een lager vermogen.
Groen gas
Om de productie van groen gas verder te stimuleren maak ik het vanaf 2023 ook mogelijk
voor biogasprojecten met een wkk om over te stappen op de productie van groen gas
nog voor de looptijd van hun huidige beschikking is afgelopen. Zij kunnen hiervoor
een aanvraag indienen binnen de categorieën voor verlengde levensduur, ombouw naar
groen gas.
Vanaf de komende openstellingsronde is er in de SDE++ de mogelijkheid om te corrigeren
voor de waarde van garanties van oorsprong voor hernieuwbaar gas. Het is, in beginsel,
noodzakelijk om binnen de SDE++ te corrigeren voor marktinkomsten, waaronder de prijs
voor garanties van oorsprong. Op dit moment is er vanwege een informatiegebrek nog
geen eenduidige methode voor het PBL om hiervoor een bepaalde waarde vast te stellen.
Zodra het PBL deze waarde kan bepalen, zal daar vanaf dat moment ook voor worden gecorrigeerd,
via de regeling correctiebedragen. Dit zal alleen gelden vanaf de SDE++-openstellingsronde
in 2023. Deze aanpassing is mede ingegeven vanuit mogelijk extra marktinkomsten die
zullen ontstaan door de invoering van een bijmengverplichting voor groen gas, die
op dit moment nader wordt uitgewerkt.
Motie systeemkosten
Op 12 april jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 71, item 13) is de motie van de leden Grinwis en Erkens aangenomen, waarin de regering wordt
verzocht om met het oog op toekomstige SDE-rondes te onderzoeken op welke wijze inprijzing
van systeemkosten in de SDE++-systematiek het beste een plaats kan krijgen (Kamerstuk
31 239, nr. 356). Het idee achter de motie is dat er in de SDE++ onvoldoende rekening wordt gehouden
met maatschappelijke kosten die SDE++-projecten met zich kunnen brengen, zoals bijvoorbeeld
de verzwaring van het elektriciteitsnet of het aanleggen van een warmtenet. 23 december
jl. heb ik aangegeven de toekomstige ondersteuning van zon- en windprojecten nader
te onderzoeken (Kamerstukken 31 239 en 30 196, nr. 369) Ik zal in dit proces ook de rol van systeemkosten en de samenhang met de SDE++ meenemen
en uw Kamer hierover informeren.
Motie natuurinclusiviteit
Op 12 april jl. is de motie van de leden Van Raan en Wassenberg aangenomen, waarin
de regering wordt verzocht om te zorgen voor een meer natuurinclusieve SDE++ (Kamerstuk
31 239, nr. 349). Het PBL heeft in haar advies op mijn verzoek de kosten van natuurvriendelijk ontwerp
en natuurvriendelijke opties in kaart gebracht voor de categorieën voor wind en zon-PV.
Voor de SDE++ is het van belang dat de subsidiebedragen voor het merendeel van de
projecten binnen een categorie passend zijn. Om die reden is het van belang dat de
natuurvriendelijke elementen als voorwaarde in de vergunningen kunnen worden verwerkt,
zodat het voor het merendeel van de projecten verplicht wordt de natuurinclusieve
opties toe te passen en er concreet resultaat behaald wordt. Voor windenergie zijn
opties die bescherming van vogels en vleermuizen en de vermindering van lichthinder
tot doel hebben reeds standaard in de vergunningen verwerkt. Hier wordt een opslag
voor meegerekend in het basisbedrag voor de categorieën windenergie. Uit overleg met
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) en het Interprovinciaal Overleg
(hierna: IPO) blijkt dat er helaas onvoldoende tijd is om voor de ronde van 2023 voor
zon-PV de benodigde aanpassingen te doen in de teksten van de vergunningen die door
gemeenten en provincies aan projecten worden verleend. Ik streef ernaar, samen met
VNG en IPO, dat dit voor de openstellingsronde van de SDE++ in 2024 wel mogelijk is.
Aangehouden motie COP-systemen
Op 20 december jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 23, nr. 37, item 33) is de motie van de leden Grinwis en Bontenbal ingediend, die de regering verzoekt
om meervoudige warmtepompen als aparte categorie op te nemen in de komende openstellingsronde
van de SDE++ en om procesintegratie onderdeel te maken van de categorieën voor warmtepompen
(Kamerstuk 29 826, nr. 163). Het PBL heeft in het advies voor 2023 geen aparte categorie geadviseerd voor meervoudige
warmtepompen. Ik heb daarom ook niet de mogelijkheid om dit op te nemen in de regeling
voor 2023. Ik zal hier expliciet aandacht voor vragen in mijn uitvraag voor de SDE++
2024. Marktpartijen worden uitgenodigd om informatie aan te dragen tijdens de marktconsultatie
georganiseerd door het PBL. Parallel hieraan zal ik hierover ook in gesprek gaan met
de sector.
Verwachte kasuitgaven
De verwachte kasuitgaven van de openstelling van de SDE++ in 2023 zijn opgenomen in
onderstaande tabel. Op basis van de verwachte indiening van projecten in de verschillende
categorieën, en de op basis van de energieprijsverwachtingen uit de Klimaat- en Energieverkenning
2022 van het PBL is een inschatting gemaakt van de verwachte kasuitgaven. De totale
kasuitgaven voor de openstelling van € 8 miljard bedragen op basis van deze aannames
naar verwachting circa € 4,45 miljard. Deze kasuitgaven zijn lager dan het openstellingsbedrag,
omdat het openstellingsbedrag is gebaseerd op de maximale verplichting, dus het bedrag
dat de subsidieontvangers op basis van hun beschikking maximaal kunnen ontvangen.
Dit is bij een lage energieprijs en een maximale productie. De verwachte kasuitgaven
gaan niet uit van het maximaal uit te keren bedrag maar van het bedrag dat RVO daadwerkelijk
verwacht uit te keren. De ervaring heeft geleerd dat niet alle projecten hun maximale
productie realiseren, er zijn ook projecten die uiteindelijk niet doorgaan en de hoge
energieprijzen zorgen ervoor dat de daadwerkelijke uitgaven lager zijn dan het maximale
bedrag in de afgegeven beschikkingen.
Tabel 2: totale verwachte kasuitgaven openstelling SDE++ 2023 in miljarden euro
Cumulatief 2023 t/m 2040
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
2031
2032
2033
2034
2035
2036
2037
2038
2039
2040
4,45
0,00
0,00
0,00
0,01
0,19
0,36
0,38
0,39
0,38
0,37
0,35
0,34
0,33
0,32
0,30
0,29
0,27
0,18
Tot slot
Ik kijk constant naar mogelijke verbeteringen in de vormgeving van de SDE++ om eventuele
ongewenste effecten aan te pakken. Over de samenhang van hogere energie- en CO2-prijzen met de SDE++ en de verkenning van aanpassingen daaromtrent is uw Kamer op
23 november jl. eerder uitgebreid geïnformeerd (Kamerstuk 31 239, nr. 368). Ik informeer uw Kamer later dit jaar nader over de gewenste aanpassingen en de
resultaten van de openstelling van de SDE++ in 2022.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.