Brief regering : Beleidsreactie Slachtoffermonitor Seksueel Geweld tegen Kinderen 2017-2021
31 015 Kindermishandeling
Nr. 271
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2023
Hierbij bied ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, de Minister
van Justitie en Veiligheid, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de
Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, de slachtoffermonitor seksueel geweld
tegen kinderen 2017–2021 aan van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel
Geweld tegen Kinderen. In bijgaande brief vindt uw Kamer de beleidsreactie op deze
monitor.
Allereerst geef ik een algemene reactie op de monitor en dan volgen de reacties op
de drie afzonderlijke aanbevelingen uit het rapport.
Algemene reactie
Uit de monitor blijkt dat kinderen/jongeren kwetsbaar zijn om (online) seksueel grensoverschrijdend
gedrag, seksuele intimidatie en seksueel geweld mee te maken en vaak meerdere keren
slachtoffer worden. Deze bevinding vind ik zeer ernstig en verontrustend. Ik onderschrijf
dan ook het belang van het voorkomen van (herhaald slachtofferschap van) seksueel
geweld bij kinderen/jongeren. Het gaat om kinderen/jongeren die hun identiteit aan
het ontdekken zijn en daarbij volop in ontwikkeling. Seksualiteit is hiervan een belangrijk
onderdeel. Ze ontdekken wensen en grenzen op seksueel gebied, bij zichzelf en anderen
en doen hun eerste ervaringen op met relaties. Zoals de Nationaal Rapporteur aangeeft
kunnen de consequenties van negatieve ervaringen en trauma lang doorwerken.
Het voorkomen en tegengaan van seksueel grensoverschrijdend gedrag is een grote maatschappelijke
opgave, waarbij in de aanpak aandacht nodig is voor de achtergrond van deze problematiek,
de kenmerken, hulpbehoeften van slachtoffers en plegers en preventie. Want zoals bleek
uit het rapport «Brede blik op slachtofferschap»1 van Nationaal Rapporteur zijn er verschillende omgevings- en persoonlijke factoren
die vaker voorkomen onder slachtoffers dan niet-slachtoffers. Zo hebben slachtoffers
vaker een licht verstandelijke beperking en vaker dan vergelijkbare Nederlanders al
eerder hulpverlening ontvangen in verband met psychische problemen. Hoewel deze factoren
nooit de reden zijn dat iemand seksueel geweld overkomt, kunnen ze wel bijdragen aan
de kwetsbaarheid van een persoon. Deze factoren zijn dan ook van belang voor preventie
en hulpverlening.
De slachtoffermonitor benadrukt dat we als overheid nog het nodige te doen hebben
in het beschermen van kinderen tegen (online) seksueel grensoverschrijdend gedrag,
seksuele intimidatie en seksueel geweld. Om seksueel geweld te bestrijden en herhaling
te voorkomen is samenwerking nodig op zowel landelijk als regionaal niveau en goede
samenwerking tussen de betrokken organisatie uit sociaal-, zorg- en veiligheidsdomein.
Het vraagt naast inzet op preventie ook laagdrempelige toegang tot hulp en passende,
integrale hulp aan de minderjarige slachtoffers en hun ouders/opvoeders/verzorgers.
Zoals de Nationaal Rapporteur constateert is de aandacht voor het thema seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld de afgelopen jaren gegroeid. Het Nationaal Actieprogramma
Aanpak Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag en Seksueel Geweld en de aanstelling van
de regeringscommissaris zijn dan ook kansen om de aanpak tegen deze wijdverbreide
problematiek een extra impuls te geven.
Ik ben de Nationaal Rapporteur erkentelijk voor deze slachtoffermonitor met daarin
concrete handvatten om preventie en bescherming te verbeteren, welke in lijn zijn
met de Hervormingsagenda Jeugd en het Nationaal Actieprogramma Seksueel Grensoverschrijdend
Gedrag en Seksueel Geweld2.
Reactie op de aanbevelingen
Aanbeveling 1
De Nationaal Rapporteur beveelt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport aan om te zorgen voor een coherent aanbod van effectieve preventieve
interventies en een brede uniforme implementatie.
Samen met de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet
Onderwijs deel ik de zorgen van de Nationaal Rapporteur dat de meeste preventieprogramma’s
en hun effectiviteit niet bekend zijn. Temeer omdat het inzetten van onvoldoende effectieve
interventies geen toegevoegde waarde heeft, of zelfs het tegenovergestelde effect
kan hebben.
Daarnaast onderschrijf fik de aanbeveling van de Nationaal Rapporteur om te zorgen
voor coherentie en uniformiteit.
Het onderwijs is een plek waar jongeren leren over seksualiteit, relaties en hun eigen,
maar ook andermans, wensen en grenzen. Daarbij is het van belang dat seksuele voorlichting
goed aansluit bij de leefwereld van jongeren, voor wie de seksuele ontwikkeling zich
voor een groot deel ook online afspeelt.
Door de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair
en Voortgezet Onderwijs wordt daarom onder andere gewerkt aan het toegankelijk en
bekend maken van effectieve lesmethoden en het ondersteunen van leraren bij het doceren
over seksualiteit, diversiteit en gelijkwaardigheid in zowel in het funderend onderwijs
als het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Daarnaast worden onder de verantwoordelijkheid
van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs de kerndoelen binnen het curriculum
bijgesteld. In eerste plaats de kerndoelen die over basisvaardigheden gaan, vervolgens
de overige kerndoelen, waaronder de kerndoelen die richting geven aan seksualiteit
en diversiteit. Uw Kamer is in november 2022 geïnformeerd over de bredere maatregelen
gericht op vrij en veilig onderwijs.3 Daarin wordt ook specifiek ingegaan op de aanpak van seksueel grensoverschrijdend
gedrag. In het hoger onderwijs wordt hard gewerkt aan een agenda sociale veiligheid.
Veel van dit beleid heeft ook een plek in het Nationaal Actieprogramma Seksueel Grensoverschrijdend
Gedrag en Seksueel Geweld, daar het onderwijs hier ook een cruciale rol in speelt.
Op 13 januari jl. heeft uw Kamer dit Nationaal Actieprogramma ontvangen.
We zien dat aandacht voor preventie vanuit het onderwijs goed verbonden moet zijn
met een bredere preventieve inzet, zowel op landelijk als op lokaal niveau, met de
partners die daarbij betrokken zijn. Zo is voor het onderwijs de Stichting School
& Veiligheid, die scholen ondersteunt bij het bevorderen van een sociaal veilig klimaat,
een belangrijke partij. Recent is een leidraad over het voorkomen van en het handelen
bij seksueel grensoverschrijdend gedrag gepubliceerd en verspreid in het onderwijs
door een groep organisaties. Te weten de PO-Raad, de VO-raad, Stichting School & Veiligheid,
de Vertrouwensinspectie, de Sectorraad Praktijkonderwijs, de Sectorraad GO en het
Ministerie van OCW. Met deze brede coalitie aan partijen is het van belang dat de
coherentie tussen preventieve interventies bewaakt wordt.
Het kabinet draagt financieel bij aan de jongerensite TestJeLeefstijl.nl en het expertisecentrum
seksualiteit Rutgers, dat zich inzet voor verbetering van seksuele gezondheid. Voor
het voortgezet onderwijs (vo) en mbo biedt Rutgers een handreiking voor docenten ter
ondersteuning bij de behandeling van dit thema. Het Expertisepunt Burgerschap, dat
sinds juli 2022 operationeel is en waaraan experts worden verbonden, ontsluit en deelt
handreikingen voor goede seksuele voorlichting en helpt scholen met de invulling van
alle aspecten van de burgerschapsopdracht. Scholen kunnen voor advies en ondersteuning
ook terecht bij de GGD in hun regio.
Scholen kunnen verder gebruikmaken van de Gezonde School-aanpak (een verzameling van
bewezen effectieve interventies). Daarbinnen bestaat een aanpak onbedoelde en ongewenste
zwangerschap, waarmee een vervolg wordt gegeven aan het stimuleringsprogramma Gezonde
relaties en seksualiteit.
Van mbo-instellingen wordt verwacht dat zij aan alle relevante thema’s van burgerschap,
waaronder seksualiteit, aandacht schenken. Instellingen besteden bijvoorbeeld aandacht
aan seksuele ontwikkeling, seksuele integriteit en seksuele diversiteit als onderdeel
van lessen over gezonde leefstijl en bouwen voort op de informatie die jongeren hierover
in het primair en voorgezet onderwijs al hebben gehad.
Online media spelen tegenwoordig een steeds grotere rol in de seksuele ontwikkeling
van jongeren. Online seksualiteit is uiteraard geen probleem, als het in vertrouwen
gebeurt en met respect voor elkaar. Maar er zitten ook risico’s aan. Bijvoorbeeld
dat iemand zonder toestemming beelden van iemand anders verspreidt. Daarom is het
belangrijk dat jongeren weten hoe ze veilig kunnen omgaan met online seksualiteit
en dat hier vanuit het onderwijs aandacht aan wordt besteed. In samenwerking tussen
de Ministeries van OCW, VWS en JenV en Rutgers, Halt, het Expertisebureau Online Kindermisbruik
en School & Veiligheid zijn wegwijzers gemaakt over seksualiteit online, voor het
primair onderwijs en voortgezet onderwijs. In deze wegwijzers staan adviezen, stappenplannen
en meldpunten om ongewenste sexting aan te pakken. Leraren, ouders en schoolteams
die zich zorgen maken over ongewenste verspreiding van seksueel getinte foto’s en
filmpjes onder jongeren, kunnen gebruik maken van de wegwijzer. De aankomende periode
bespreken de Ministeries van JenV, VWS en OCW samen met bovengenoemde partijen het
actualiseren van de wegwijzers en wat een vervolgstap kan zijn op deze wegwijzer in
relatie tot effectiviteit van de in de wegwijzer opgenomen programma’s.
Aanbeveling 2
De Nationaal Rapporteur beveelt de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport en de Minister voor Rechtsbescherming aan om te zorgen voor een hulpaanbod dat
aansluit bij de hulpbehoeften van minderjarige slachtoffers van seksueel geweld.
Samen met de Minister voor Rechtsbescherming onderschrijf ik de aanbeveling dat het
hulpaanbod zo goed als mogelijk moet aansluiten bij de behoeften van slachtoffers
van seksueel geweld tegen kinderen. De hulp aan deze kinderen vraagt veelal specifieke
kennis en vaardigheden. De aanbeveling sluit goed aan bij Hervormingsagenda Jeugd,
die onder andere is gericht op het voorkomen van gesloten plaatsing en opbouwen van
regionale expertise.
Kwetsbare jeugdigen die (hoog)specialistische hulp nodig hebben moeten in het bijzonder
kunnen rekenen op tijdige en passende hulp. In de Hervormingsagenda Jeugd worden maatregelen
afgesproken om de beschikbaarheid van deze vormen van jeugdhulp te verbeteren, onder
andere door versterken van de regionale samenwerking bij inkoop en organisatie van
specialistische vormen van jeugdhulp. Dit draagt ook bij aan opbouw en instandhouding
van regionale expertise. Het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor
jeugdigen» is hiervoor het vertrekpunt. Streven is, dit wetsvoorstel in dit voorjaar
in te dienen bij de Tweede Kamer.
Ook zal vanuit het Nationaal Actieprogramma Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag en
Seksueel Geweld specifiek aandacht zijn voor goede hulpverlening die makkelijk vindbaar
is voor zowel slachtoffers, plegers en naasten. Niet voor alle slachtoffers is (hoog)specialistische
zorg nodig. Het vraagt een passend aanbod om de ondersteuning te bieden die zij nodig
hebben. Gemeenten hebben een rol en verantwoordelijkheid voor het organiseren van
dit hulpaanbod in de regio. Vanuit het actieprogramma wordt ook ingezet op het versterken
van die gemeentelijke rol op dit terrein. Het Nationaal Actieprogramma is in januari
met uw Kamer gedeeld.
Aanbeveling 3
De Nationaal Rapporteur beveelt de Minister van Justitie en Veiligheid aan om een
structurele en duurzame oplossing te realiseren voor het Forensisch Medisch Onderzoek
bij minderjarige slachtoffers van seksueel geweld.
De Minister van Justitie en Veiligheid dankt de Nationaal Rapporteur voor deze aanbeveling
die zij ten volle onderschrijft.
Dit raakt aan een breder probleem ten aanzien van een algemeen tekort aan forensisch
artsen, waar zij samen met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en Volksgezondheid, Welzijn en Sport hard aan werkt.
Uw Kamer is daarover bij meerdere gelegenheden geïnformeerd. Justitie en Veiligheid
heeft met een ingroei in 2023 en 2024 9,5 miljoen structureel beschikbaar om een deel
van de knelpunten aan te pakken. De genoemde Ministers zijn in gesprek over het vervolg,
maar hebben nog niet voldoende ruimte op hun begrotingen kunnen vinden om alle benodigde
maatregelen te realiseren.
Specifiek over de onderzoeken bij minderjarige slachtoffers van seksueel geweld is
uw Kamer op 1 april 2022 schriftelijke geïnformeerd over de noodsituatie die op 1 maart
2022 was ontstaan door het onverwachte vertrek van twee forensische artsen bij het
Nederlands Forensisch Instituut.4 In deze brief is ook melding gemaakt van de gedeeltelijke oplossing die inmiddels
was gevonden door de externe inhuur van forensische artsen. Sindsdien heeft de situatie
zich als volgt ontwikkeld. De overeenkomst met de betreffende externe leverancier,
het Landelijk Onderzoeks- en Expertisebureau FMO (LOEF), is enkele malen verlengd
en in stappen uitgebreid naar zedenslachtoffers in de leeftijdsgroep 13 t/m 15 jaar.
De overeenkomst met LOEF is daarom met een jaar verlengd, tot eind 2023.
Voor de langere termijn, dus de periode 2024 en verder wordt nu bezien wat de mogelijkheden
zijn bij GGD, LOEF, NFI en andere private aanbieders om deze onderzoeken kwalitatief
hoogwaardig en duurzaam uit te voeren. Zodra hierover een beslissing is genomen zal
uw Kamer hierover worden geinformeerd. Aldus wordt thans gehandeld in lijn met deze
aanbeveling van de Nationaal Rapporteur en met de door uw Kamer aangenomen motie van
de leden Van der Staaij en Bikker.5
Tenslotte
Het kabinet blijft zich onverminderd inzetten op het tegengaan van seksueel geweld
tegen kinderen. We hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om (kwetsbare) kinderen
in onze samenleving te beschermen tegen dit geweld.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport