Brief regering : Werkagenda Waardengedreven Digitalisering: voortgang lijn 1 digitale inclusie
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 973 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 februari 2023
Het kabinet vindt het van belang dat iedereen kan profiteren van de kansen die digitalisering
biedt. Het kabinet zet zich daarom in voor een digitale samenleving waarin iedereen
mee kan doen. Daarom is digitale inclusie een belangrijk onderdeel van de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren1. Meer in het bijzonder gaat het daarbij om lijn 1: Iedereen kan meedoen in het digitale tijdperk. Over de voortgang op digitale inclusie zal ik regulier rapporteren via de voortgangsrapportage
op de Werkagenda Waardengedreven Digitalisering.
In deze brief informeer ik u over de uitvoering van de volgende moties en toezeggingen:
– motie van het lid Kathman over digitale vaardigheden in de screening van het UWV
– toezegging aan Van Weerdenburg over het monitoronderzoek digitale vaardigheden van
de Universiteit van Amsterdam
– motie van het lid Ceder 16 over het digitaal toegankelijk maken van meest noodzakelijke
apps
– motie van de leden Strolenberg en De Kort over digitale toegankelijkheid en inkoop
– toezegging om te berichten over uitvoering stappenplan digitale toegankelijkheid (motie
van het lid Bisschop c.s. (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 49))
– motie van de leden Raemakers en Sahla over begrijpelijke (beeld)taal
– toezegging aan Eerste Kamer over gebruik van beelden
Met deze brief ontvangt u ook een aantal rapporten in het kader van digitale inclusie.
Iedereen kan mee doen in het digitale tijdperk
Vergroten van digivaardigheden en kennis: Door ontwikkelen van platforms
Motie Kathmann digitale vaardigheden in UWV screening
De Tweede Kamer heeft met motie van het lid Kathmann2gevraagd of het UWV digitale vaardigheden standaard in de screening mee wil nemen.
Adviseurs van UWV zijn standaard alert op de digitale vaardigheden van cliënten en
stellen in een zo vroeg mogelijk stadium vast in hoeverre een cliënt niet-digivaardig
is. Dit kan bijvoorbeeld tijdens het eerste telefonisch contact met UWV dat plaatsvindt
als een cliënt moeite heeft met de digitale aanvraag, wanneer een cliënt de inloopspreekuren
bezoekt op een Werkplein of wanneer de adviseur tijdens een afspraak merkt dat de
cliënt niet-digivaardig is. Als UWV vaststelt dat een cliënt niet-digivaardig is,
wordt de dienstverlening hierop aangepast. Tot slot houdt UWV de digitale dienstverlening
zo laagdrempelig en toegankelijk mogelijk. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het taalgebruik
dat UWV hanteert en het gebruik van filmpjes.
Vergroten van digivaardigheden en kennis: monitor digitale competenties
Lid Van Weerdenburg (PVV) heeft in het Commissiedebat Kunstmatige Intelligentie gevraagd
naar het monitoronderzoek van de Universiteit van Amsterdam3. De Universiteit van Amsterdam (UvA) heeft met subsidie van het Ministerie van BZK
een methodiek ontwikkeld om onderzoek te doen naar de digitale vaardigheden van Nederlanders
tussen de 16 en 93 jaar. De UvA heeft inmiddels met deze methodiek onderzoek gedaan
onder 1500 Nederlanders. Dit onderzoek meet onder andere kritische informatievaardigheden,
creatieve vaardigheden en vaardigheden op online gezondheid. De tussentijdse rapportage
van mei 2022 is als bijlage gevoegd bij deze brief. Het beeld uit het onderzoek is:
over alle leeftijdsgroepen hebben Nederlanders moeite met het herkennen van Artificial
Intelligence (AI). 42% weet niet dat AI wordt gebruikt op websites voor nieuws en
entertainment. Ouderen hebben meer moeite met kritische informatievaardigheden. 40%
van de deelnemers ouder dan 50 denkt bijvoorbeeld dat iedereen dezelfde informatie
krijgt als ze online naar dezelfde dingen zoeken en 28% denkt dat het eerste zoekresultaat
altijd de beste informatiebron is. Bij deelnemers jonger dan 51 is dit respectievelijk
13% en 9%. Ook weet 14% van de oudere groep niet dat sommige mensen geld verdienen
aan het verspreiden van nepnieuws. Van de jongere groep weet 11% dit niet. Het onderzoek
loopt door tot eind 2023. In 2024 wordt de eindrapportage opgeleverd.
Monitor digitale competenties
In 2023 wordt, zoals aangekondigd in de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren,
gestart met de ontwikkeling van een monitor digitale competenties. Deze monitor is
een aanvulling op bestaande onderzoeken van Eurostat en CBS op digitale basisvaardigheden
en het bovenstaande onderzoek van de UvA. De monitor heeft als doel om periodiek te
meten hoe digitaal vaardig Nederland is. Hierbij wordt niet alleen naar basisvaardigheden
en knoppenkennis gekeken, maar juist ook naar de meer gevorderde kritische digitale
vaardigheden. Dit zijn de basisvaardigheden van de toekomst. De monitor gaat dit in
kaart brengen voor verschillende doelgroepen, zodat daarmee gerichter interventies
ontwikkeld kunnen worden voor de groepen die achterblijven. De monitor wordt ontwikkeld
in samenwerking met andere ministeries, zoals het Ministerie van OCW.
Toegankelijke, hoogwaardige en proactieve dienstverlening
Digitale Toegankelijkheid
Het aantal websites en apps dat onder de wettelijke verplichting digitale toegankelijkheid
valt, is moeilijk te duiden aangezien dit constant in beweging is. Naar schatting
zijn er momenteel tussen de 5000 en 6000 websites en zo’n 500 apps. Deze schatting
valt iets lager uit dan in 2021. Dit komt omdat overheidsorganisaties bij het doornemen
van hun websites en apps ook oude websites tegenkomen die niet meer gebruikt worden.
Deze oude websites worden offline gehaald.
Op 26 januari waren er in totaal 3822 toegankelijkheidsverklaringen gepubliceerd.
Hiervan waren 3667 voor een website en 155 voor een app. Dit is een vooruitgang ten
opzichte van vorig jaar (2986 verklaringen voor websites en 144 voor apps). Bij 1479
van de overheidswebsites en bij 64 apps zijn concrete verbetermaatregelen genomen,
345 overheidswebsites en 14 apps hebben status A en voldoen volledig aan alle toegankelijkheidseisen.
De eerste maatregelen voor het toegankelijker maken zijn genomen bij 1034 overheidswebsites
en 26 apps. Daarnaast zijn er bij 805 overheidswebsites en 51 apps geen verbetermaatregelen
genomen. In totaal voldoen 2858 overheidswebsites en 104 apps aan de wettelijke verplichting.
Alhoewel er vooruitgang is geboekt in het aantal toegankelijkheidsverklaringen dat
is gepubliceerd, zijn er naar schatting nog bijna 2.000 overheidswebsites en 360 apps
waarvan geen toegankelijkheidsverklaring bekend is. Het ontbreken van een toegankelijkheidsverklaring
zegt niet direct iets over de toegankelijkheid van een website of app. Ik ga door
met het benaderen van deze overheidsorganisaties, zodat ook zij toegankelijkheidsverklaringen
publiceren en voldoen aan de wettelijke verplichting. Met het Stappenplan Digitale
Toegankelijkheid4 heb ik u eerder uiteengezet hoe ik hier werk van maak. De uitvoering van het stappenplan
komt verderop aan bod.
Motie Ceder 16 meest noodzakelijke apps
Op 30 juni 2022 stemde de Tweede Kamer in met de motie van het Kamerlid Ceder (ChristenUnie).5 In deze motie is gevraagd om de meest noodzakelijke overheidsapps volledig toegankelijk
te maken. In overleg met het Gebruikersnetwerk Digitale Inclusie is een lijst met
16 meest noodzakelijke overheidsapps opgesteld. Vervolgens zijn vanuit DigiToegankelijk,
het toezichts- en ondersteuningsprogramma, de eigenaren van deze apps benaderd en
gewezen op de digitale toegankelijkheid van hun apps. Op dit moment zijn twee apps
(Coronamelder app en de Afvalapp) van de 16 meest noodzakelijke apps digitaal toegankelijk
en hebben status A. 12 van de apps hebben status B, 1 app heeft status C en 1 app
status D. Daarmee voldoen eind 2022 15 van de meest noodzakelijke 16 apps aan de wettelijke
verplichting om een toegankelijkheidsverklaring gepubliceerd te hebben met waar nodig
een verbeterplan.
Zoals aangegeven in de Werkagenda werken we eraan dat in 2023 alle 16 meest noodzakelijke
apps digitaal toegankelijker zijn en voldoen aan de wettelijke verplichting op digitale
toegankelijkheid. Ondertussen wordt er ook gewerkt aan het digitaal toegankelijker
maken van alle overheidswebsites en -apps.
Motie Strolenberg en De Kort Digitale toegankelijkheid en inkoop
In het commissiedebat digitaliserende overheid op 5 oktober (Kamerstuk 26 643, nr. 929) heeft Tweede Kamerlid Dekker-Abdulaziz (D66) gevraagd hoe we inkoopvoorwaarden kunnen
gebruiken, zodat onze leveranciers straks ook voldoen aan toegankelijkheidseisen.
Deze vraag sluit aan op de later ingediende motie van Kamerleden Strolenberg en De
Kort (beiden VVD) waarin de regering wordt opgeroepen «zo spoedig mogelijk in haar
aanbestedingen voor nieuwe websites en apps van de overheid de toegankelijkheidseisen,
genoemd in het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid, op te nemen».6 In reactie op deze Kamervraag en deze door mij overgenomen motie is het van belang
te weten dat digitale toegankelijkheid wettelijk verplicht is en zo al als een verplichte
standaard op de lijst open standaarden van het Forum Standaardisatie staat. Binnen
de Rijksoverheid worden de digitale toegankelijkheidseisen al veelvuldig toegepast,
en heeft het vergroten van het bewustzijn rondom digitale toegankelijkheid bij de
inkoop van ICT prioriteit.
Na overleg met leden van de ARBIT werkgroep van de interdepartementale Commissie Bedrijfsjuridisch
Advies (CBA) bleek dat de algemene inkoopvoorwaarden om verschillende redenen niet
de juiste plek is voor het opnemen van specifieke eisen. Dit heeft ook niet tot gevolg
dat de betreffende producten en diensten voldoen aan die bepaalde eisen, temeer omdat
het al een wettelijke verplichting is. Het gaat om de bewustwording rondom digitale
toegankelijkheid, zodat het expliciet wordt uitgevraagd en meegenomen in een concrete
aanbesteding en vervolgens ook actief gecontroleerd wordt of de betreffende websites
en apps daadwerkelijk digitaal toegankelijk zijn en blijven. Ter ondersteuning kan
bijvoorbeeld wel gekeken worden naar het opnemen van een optionele bepaling in de
modelovereenkomsten bij de algemene inkoopvoorwaarden, waardoor de inkoper extra geattendeerd
wordt op het opnemen van de toepasselijke (verplichte) open standaarden.
Om het bewustzijn bij alle partijen verder te vergroten is het onderwerp «toegankelijkheidseisen
opnemen in aanbestedingen» opgenomen in het programmaplan voor 2023 van het onlangs
opgerichte toezichts- en ondersteuningsprogramma DigiToegankelijk. Dit programma biedt
praktische ondersteuning aan overheden en aan leveranciers bij de verbetering van
de toegankelijkheid van websites en apps en bereidt het toezicht voor op de naleving
van de wettelijke toegankelijkheidsverplichting.»
Stappenplan Digitale Toegankelijkheid
In het eerste kwartaal van 2022 heb ik een stappenplan digitale toegankelijkheid naar
de Tweede Kamer gestuurd. Aan de hand van dit stappenplan heb ik uitvoering gegeven
aan het verbeteren van de digitale toegankelijkheid van websites en apps. In samenwerking
met DigiToegankelijk dat wordt beheerd door Logius, het VNG aanjaagteam en ICTU heb
ik het afgelopen jaar stappen gezet om de digitale toegankelijkheid te bevorderen
en zal ik dit in 2023 ook blijven doen. Het ondersteunen en stimuleren van overheidsorganisaties
op digitale toegankelijkheid staat hierbij voorop.
Daarnaast heb ik extra inzet verricht op toezicht en handhaving. Momenteel ligt de
Wet digitale overheid (Wdo) in de Eerste Kamer waarmee de juridische grondslag op
toezicht wordt geregeld. Om dit toezicht zo goed mogelijk vorm te geven ben ik aan
het verkennen wat de opties voor dit toezicht zijn aan de hand van het Digitoegankelijk
Toezicht- en Ondersteuningsprogramma. Het komende jaar zal ik stappen blijven zetten
om de digitale toegankelijkheid van overheden te bevorderen zodat iedereen gebruik
kan maken van de diensten.
Motie Raemakers begrijpelijke (beeld)taal
De motie van de leden Raemakers en Sahla7 vraagt om berichten vanuit de overheid begrijpelijker te maken met behulp van plaatjes.
In de Eerste Kamer zei mijn voorganger eerder al toe om te onderzoeken of beeldtaal/iconen
leiden tot begrijpelijkere communicatie8. Daar is al veel kennis over en onderzoek naar gedaan bij een aantal gemeenten. Amsterdam
is een gemeente die hier koploper op is, zij hebben een zogeheten «Beeldwijzer» gemaakt
voor hun communicatie9.
In 2019 bracht de gemeente Rotterdam samen met de VNG een whitepaper uit over het maken van beeldbrieven10. Beide instrumenten zijn goede richtlijnen voor het gebruik van beeld en laten zien
dat beeld een brief ook onbegrijpelijker kan maken. Beelden en iconen moeten getest
worden bij de doelgroep voordat geconcludeerd kan worden dat deze communicatie verbeteren.
Ook tijdens de coronacrisis is veel beeldtaal ontworpen voor de verschillende maatregelen.
Uit dit onderzoek in opdracht van de TaalUnie met een aantal gemeenten blijkt ook
dat iconen niet altijd leiden tot begrijpelijkere communicatie11.
In opdracht van het Ministerie van BZK onderzocht Berenschot of een landelijke burgerpanel
op het gebied van begrijpelijkheid werkt. Eén van de conclusies is dat dit niet het
geval is op landelijk niveau. «Het werkt vooral in de directe omgeving van burgers.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan gemeenten, wijken of buurten». Ook vroegen we I&O Research
te onderzoeken op welke wijzen de duidelijkheid van overheidscommunicatie getest kan
worden. In het rapport wat ik u meestuur met deze brief geven zij aan dat dit verschilt
per doelgroep.12. Via Gebruiker Centraal is al veel informatie beschikbaar over het testen van teksten
met burgers en ik moedig overheidsorganisaties aan om hier veel aandacht aan te besteden.
Ook voor beeldtaal geldt dat testen met burgers duidelijk maakt of het de communicatie
verbeterd.
Om gemeenten te stimuleren om beeld in hun communicatie te gebruiken is er de kennisbank
Beeldtaal (https://beeldbank.gebruikercentraal.nl/) van Gebruiker Centraal. In deze kennisbank staan voorbeelden van beelden die gemeenten
en overheidsorganisaties kunnen overnemen. Dit jaar gaat ook een werkgroep beelden/iconen
aan de slag bij Gebruiker Centraal om het aantal goede voorbeelden uit te breiden.
In de termen die we gebruiken kijken we ook naar mogelijke veranderingen. In zijn
brief aan uw Kamer schreef de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat hij
in 2023 stil zal staan hoe afscheid genomen kan worden van het hoger-lager denken13, wij volgen die ontwikkeling en zullen de termen in onze communicatie veranderen
zodra er meer duidelijkheid is.
Ook in 2023 ga ik verder met mijn inzet om digitale inclusie te bevorderen.
In de toekomst zal ik uw Kamer hierover in het kader van de voortgang van de Werkagenda
Waardengedreven Digitaliseren rapporteren. Deze rapportage over de Werkagenda ontvangt
u in het najaar.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen
Indieners
-
Indiener
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.