Brief regering : Uitwerking van de motie van het lid Westerveld c.s. over de bekostiging van samenwerkingsverbanden met te hoge reserves verlagen en uitgeven aan beter passend onderwijs (Kamerstuk 36200-VIII-103) en Derde monitor versnelde afbouw bovenmatige eigen vermogens samenwerkingsverbanden passend onderwijs
36 200 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023
31 497
Passend onderwijs
Nr. 203
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 februari 2023
Op 8 december 2022 heeft uw Kamer de motie van het lid Westerveld c.s.1 aangenomen (Handelingen II 2022/23, nr. 28, item 15). Deze motie verzoekt de regering de bekostiging van samenwerkingsverbanden met te
hoge reserves te verlagen, zodat ze niet nog meer reserves opbouwen en verzoekt dat
het geld dat minder wordt overgemaakt uit te geven aan passend onderwijs en toekomstbestendige
afspraken te maken met de samenwerkingsverbanden. Daarbij is ook het verzoek gedaan
om een brief te ontvangen over de uitwerking van deze motie.
Met deze brief geef ik aan hoe ik deze motie ga uitvoeren en zal ik ook ingaan op
de afbouw van de reserves van de samenwerkingsverbanden en de derde monitor afbouw
bovenmatige eigen vermogens samenwerkingsverbanden passend onderwijs die ik daarover
heb ontvangen.
Op 4 november 2020 heeft u de brief Verbeteraanpak passend onderwijs en route naar inclusiever onderwijs
2 ontvangen. Daarin stonden 25 maatregelen om passend onderwijs te verbeteren. Eén
van de maatregelen uit deze brief was om er voor te zorgen dat geld terecht komt waar
het voor bedoeld is, namelijk bij leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.
Deze maatregel was er op gericht om het bovenmatige eigen vermogen bij de samenwerkingsverbanden
versneld af te bouwen. De samenwerkingsverbanden hebben hiervoor een gezamenlijk plan
opgesteld om dit af te bouwen. Bij de in ontvangst name van dit plan heeft mijn ambtsvoorganger
aangegeven dat als de voortgang van de uitvoering van dit plan achter zou blijven
de consequentie zou zijn dat er een generieke korting zou worden toegepast op het
budget van de samenwerkingsverbanden.
Op 28 maart 2022 heb ik u naar aanleiding van de ontvangst van de tweede monitor van
het gezamenlijke plan een brief gestuurd3. Uit de tweede monitor bleek dat na een goede start waarbij geen aanleiding was voor
het toepassen van een generieke korting de afbouw van reserves niet overal zo snel
ging als verwacht. Ik heb er toen voor gekozen het besluit, om een korting toe te
passen, uit te stellen, omdat er wel een forse stap was gezet in de afbouw van het
bovenmatig eigen vermogen, dat alle samenwerkingsverbanden zich blijvend committeren
aan het gezamenlijke doel en dat er vanuit de betrokken partijen werd aangegeven dat
er sprake was van bijzondere omstandigheden die ertoe leiden dat er iets meer tijd
nodig was voor de afbouw. Dat heeft voor mij toen zwaarder gewogen dan het feit dat
de afbouw achterbleef bij de gezamenlijke doelstelling. Wel heb ik er op aangedrongen
dat ik verbetering verwacht van de samenwerkingsverbanden en hen opgeroepen het geld
te besteden voor leerlingen.
Op 16 september 2022 heb ik van het Netwerk Leidinggevenden Passend Onderwijs, de
Sectorraad samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs, de PO-Raad en de VO-raad de
derde monitor ontvangen. Deze monitor, die als bijlage is toegevoegd aan deze brief,
laat een vergelijkbaar beeld zien als de vorige monitor. De samenwerkingsverbanden
zijn nog steeds bezig met het afbouwen van de reserves en hoewel er in 2022 naar verwachting
meer wordt afgebouwd dan in het oorspronkelijke plan gaat de voortgang op de afbouw,
als gevolg van de lagere gerealiseerde afbouw in 2021 niet zo snel als eerder afgesproken.
Uit de monitor blijkt dat de samenwerkingsverbanden in 2021 ongeveer € 29 miljoen
aan bovenmatig eigen vermogen hebben afgebouwd. Dat is meer dan in 2020, maar blijft
wel sterk achter bij de doelstelling van € 62 miljoen.
De afbouw blijft daarmee achter bij het originele plan. De verwachting is dat eind
2023 78% van de reserves is afgebouwd, terwijl een algehele afbouw het doel was.
De motie van het lid Westerveld roept op om het geld daadwerkelijk aan waar het voor
is bedoeld te besteden. In dit geval dat leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte
onderwijs kunnen volgen. Doordat de bovenmatige reserves niet volgens het gezamenlijke
plan worden afgebouwd, is dit onvoldoende het geval.
Het onderwijs en ook de samenwerkingsverbanden worden gefinancierd met publieke middelen.
Daarbij moeten elke keer keuzes gemaakt worden tussen relevante publieke doelen bij
de besteding van relatief schaarse middelen. Dat verdedig ik graag. Maar juist omdat
deze worden opgebracht door alle belastingbetalers sta ik ook voor een doelmatige
en effectieve besteding van deze middelen.
Om hun taak goed te kunnen vervullen is enige reserve uiteraard relevant voor samenwerkingsverbanden.
Waar deze echter bovenmatig is, hebben we niet voor niets met elkaar afgesproken deze
in te zetten. Daarom hecht ik eraan deze afspraak ook na te komen.
In de monitor worden enkele verklaringen gegeven waarom de gerealiseerde afbouw achterblijft
op het oorspronkelijke plan. Onder andere dat ik op een laat moment in het jaar extra
budget heb verstrekt aan samenwerkingsverbanden, waar in het begin van het jaar soms
geen rekening mee gehouden kan worden. Zoals de verhoging van het budget in 2022 in
verband met de wijzigingen in de regelgeving omtrent btw-heffing bij ter beschikking
stellen van personeel. Ook al kan ik niet eerder communiceren over extra geld, omdat
dit het budgetrecht van het parlement raakt, begrijp ik heel goed dat dit het begroten
voor samenwerkingsverbanden lastig maakt. Een tweetal samenwerkingsverbanden heeft
ook aangegeven de middelen terug te geven. Ik waardeer dit gebaar van de samenwerkingsverbanden
en hun erkenning voor het doel van de publieke middelen.
Echter, deze en andere aangedragen verklaringen vind ik, alles afwegende, minder zwaar
wegen dan het publieke belang, benadrukt door de motie Westerveld c.s.4, om de middelen te besteden aan leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte. Daarom
kies ik er nu dan ook voor om de oude afspraak na te komen en daar waar de reserves
nog te hoog zijn te komen tot een korting op de budgetten van de samenwerkingsverbanden.
Dit is een eerste stap in de uitvoering van de bovengenoemde motie. In aanloop naar
de Voorjaarsnota 2023 zal ik, met het kabinet en partijen uit het veld, verkennen
hoe wij een doelmatige bestemming kunnen vinden voor deze middelen. Ik vraag partijen
om voor 1 maart met voorstellen te komen, zodat we die desgewenst kunnen betrekken
bij het debat passend met uw Kamer over passend onderwijs. Zoals ik in de brief over
hoogbegaafdheid heb aangeven wil ik daarbij ook de mogelijkheid verkennen of en hoe
we met deze middelen kunnen aansluiten bij het amendement van de leden Paul en Van
Meenen.5
De korting zal technisch vorm krijgen langs de volgende weg. Ik pas een generieke
korting toe op het budget van alle samenwerkingsverbanden. Samenwerkingsverbanden
die geen bovenmatig eigen vermogen hebben worden daarbij gelijktijdig gecompenseerd
voor deze korting. Daarbij baseer ik mij op de stand per 31 december 2022. Deze gegevens
zijn vanaf juli 2023 voor mij beschikbaar. Een soortgelijke korting ben ik voornemens,
indien nodig, ook de komende jaren toepassen, in afwachting van de inwerkingtreding
van het wetsvoorstel handhaving reserves6. Ik zal de samenwerkingsverbanden over deze korting met een aparte brief over informeren.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs